Inleiding: hoe schrijf ik een zakelijke tekst? Lezer- en doelgericht schrijve...
Lesdag 3 kinderen, jongeren en gezinnen uit balans
1. -K I N D E R E N , J O N G E R E N E N G E Z I N N E N U I T
B A L A N S
-I L S E M A R I E N
Lesdag 3: ouderfactoren die het
gezin als systeem beïnvloeden
2. Laatste eindje vorige les
Bekijk volgend videofragment:
Stel TGI-model op
jo frost, jo frost 2,jo frost 3, jo frost 4
Bekijk interventie: wat gebeurt er in de
hulpverlening?
thema dat gekozen wordt
Welke attitude en methode zie je bij hulpverlener
3. In de praktijk
Risico‟s van residentiële opname?
Negatieve groepsdynamiek
Nieuwe homeostase door gezinsontlasting
Niet voldoende makkelijke overgangen
Hoeveel ruimte, tijd gaat er naar gezinsbegeleiding?
4. In de praktijk
Richten op competenties ipv op probleemreductie
Ouders in de ouderrol blijven bevestigen
Geen overidentificatie met kind vanuit voorziening
Meerzijdige partijdigheid
6. Terminologie
Term multi-problem-gezin = paradoxaal
gezinssysteem: chronisch en complex netwerk van socio-
economische en psychosociale problemen
• PROBLEMEN EIGEN AAN HET
HULPVERLENINGSSYSTEEM
10. Persoonskenmerken van ouders
Apathy-futility-syndrome
Gevoel van futiliteit
Emotionele vervlakking
Interpersoonlijke relaties negatief gekleurd
Gebrek aan competentie (gevoel)
Negativisme
Verbale ontoegankelijkheid
Overdragen van fulititeitsgevoelens op anderen
Passief-agressief uiten van boosheid
11. Gezinskenmerken
Snel wisselend interactiesysteem,
onvoorspelbaarheid
Hiërarchische communicatie
Moeder als knooppunt van interacties
Extreme posities in gezinscohesie en –aanpassing
Opvoeding tussen overbeschermen en afwijzen
12. Model van Hellinckx
Persoonskenmerken
Gezondheid en fysieke gesteldheid
Persoonlijkheid en vitaliteit
opvoedingsgeschiedenis
Gezinscontext
Materiële mogelijkheden
Familiale omgeving
Buurt en kennissenkring
Institutionele omgeving
OPVOEDEN
Pedagogische vraag
Pedagogisch aanbod
Subsysteemkenmerken
Echtelijke relatie
siblingsrelatie
Gezinskenmerken
Gezinsorganisatie
Gezinscultuur
gezinsdynamiek
13. Principes voor hulpverlening aan multi-
problemgezinnen
Tegemoetkomende hulp
Gezinsgerichte hulp
Emancipatorisch
Empowerment
Integrale hulp
Samenwerking en coördinatie
Supervisie
14. Tegemoetkomende hulp
Hulp aan huis
hulpverlener neemt initiatief
Hulpverleningsproces gaande houden
Flexibiliteit van de hulpverlener
22. K I N D E R E N M E T E E N O U D E R M E T E E N
P S Y C H I A T R I S C H E P R O B L E M A T I E K
Kopp-gezinnen
23. Definitie
„kinderen van wie minstens één van de ouders
tenminste één keer opgenomen is geweest in een
psychiatrisch ziekenhuis of in een psychiatrische
afdeling van een algemeen ziekenhuis, of bij wie door
een deskundige een psychiatrisch ziektebeeld is
geconstateerd‟ (Dhondt, Van Doesum & Zonneveld,
1988, p. 11)
24. Risico‟s
getuigenis 1
1/3 ontwikkelt chronische problemen
1/3 gaat tijdelijk door een moeilijke periode
1/3 ontwikkelt geen probleem
26. Beschermende factoren op kindniveau
hogere intelligentie
creativiteit
sociale competentie en gedrevenheid
scepticisme
zelfstandigheid en objectiverend begrijpende
houding t.a.v. de ouder
gemakkelijk temperament
interne „locus of control‟
27. Beschermende factoren op kindniveau
’ gevoel van eigenwaarde en beleving van
competentie
begrip van en inzicht in zichzelf m.b.t. de impact die
de gezinssituatie heeft („selfunderstanding‟)
marginaliteit (d.i. zich buiten gezin kunnen plaatsen)
zichzelf leren troosten
„adopteerbaarheid
28. Risicofactoren op ouderniveau
ernst en chroniciteit van de ouderlijke stoornis
mate waarin de stoornis interfereert met het
(ouderlijk) functioneren
comorbiditeit, meerbepaald met een
persoonlijkheidsstoornis
de moeder die de psychiatrische stoornis
vertoont
psychopathologie bij de partner (andere ouder)
vaderlijk crimineel gedrag
29. Beschermende factoren op ouderniveau
capaciteit om voor het kind te kunnen (blijven)
zorgen, zowel bij de ouder met de psychiatrische
stoornis als bij de andere ouder
30. Risicofactoren op ruimer niveau (gezin en
omgeving)
verstoorde hechtingsrelatie tussen ouder en kind
verstoorde ouder-kindcommunicatie
betrokkenheid van het kind in de waanwereld van de
ouder
ingrijpende veranderingen in het gezinsfunctioneren
(instabiliteit op emotioneel, organisatorisch en financieel
vlak; rolverschuivingen; minder sociale contacten)
relatieproblemen tussen de ouders en scheiding
separatie van de ouder of plaatsing van het kind
lagere socio-economische status van het gezin
groter gezin
31. Beschermende factoren op gezins- en
omgevingsniveau
goede band tussen moeder en kind
stevige relatie met andere ouder
samengaan van („fit‟) een kwaliteit van het kind en een
centrale nood bij (een van) de ouders (op voorwaarde dat
het kind duidelijk besef heeft van zijn kwaliteit en deze
„fit‟ niet leidt tot spanningen in het gezin)
steunende rol door „siblings‟
plaatsing en adoptie van het kind
beschikbaarheid van een empathische
vertrouwenspersoon en beste vriend(in) in de
kindertijd/jeugd en van een intieme partnerrelatie in de
(jong)volwassenheid
gunstig(e) schoolmilieu en -ervaringen
32. Hulpverlening bij Kopp-gezinnen
Als hulpverlener van de ouders:
Opvoeding steeds als thema in begeleiding aanwezig stellen
Ouders betrekken, in ouderrol plaatsen
Ouders ondersteunen tot voldoende transparante
communicatie met kinderen
33. Hulpverlening bij Kopp-gezinnen
Als hulpverlener van de kinderen:
Tempo van het kind respecteren
Ruimte (leren) maken voor gevoelens
Uitbouwen van steunnetwerk getuigenis 2
Helpen voldoende kind-zijn te bewaren