1. O N D E R S T E U N E N O F B E G E L E I D E N V A N
O U D E R S ?
Opvoedingsondersteuning 5

2. Ondersteunen van ouders
 Door ouders te ondersteunen doe je erg veel voor
kinderen
 Wereld bekijken vanuit ogen van ouders
 Besef van ouderlijke verantwoordelijkheid
 Ouder voelt zich kwetsbaar

3. Unieke werkvloer
 Meekijken naar ouder en kind op de werkvloer
 Ouder doet zijn best ook al ontbreekt soms gewenste
resultaat
 Inleven in kind en zo verbindingen herstellen
 Eerst begrip krijgen en dan stilstaan bij andere
meningen

4.  Aansluiten bij veranderingswens van ouders
 Dwingende maatschappelijke ideeën over
ouderschap
 Af en toe de metapositie kunnen innemen als ouder
 Ouderidentiteit is niet de enige

5. Katie-Lee Weille
 Ouderschap is per definitie ambivalent: intieme
relatie: liefde en haat
 Ouder stelt zichzelf teleur, dubbele ervaring
 Oog hebben voor voelen van ouders en niet alleen
voor effecten van ouderschap
 Parallel proces: wat ouders als steun ervaren, geven
ze ook aan hun kinderen

6. Bufferprocessen voor ouders: Van der Pas
 Tegengif bieden : ouders zijn niet oorzaak van alles
bij kind
 Ouderschap is complex, ouders zijn kwetsbaar
 Ouderschap is een co-constructie

7. Vier bufferprocessen
 Solidaire gemeenschap
 Een goede taakverdeling
 Metapositie
 Goede ouderervaringen

8. Een solidaire gemeenschap
 Verschil tussen received en perceived social support
 Gemeenschap van opvoedingsdeskundigen
 Ouders worstelen met dezelfde dilemma’s als de
maatschappij
 Opvoeden doe je voor de toekomst

9. Een goede taakverdeling
 Gaat om complexe interactie tussen ouders en
buitenwereld
 Wie steunt, ook binnen gezin?
 Hoeveel opvoeding mag je uit handen geven?

10. metapositie
 Even uit doe-context stappen
 Steun om even uit dwingende praktijk te stappen

11. Goede ouderervaringen
 Wat leest ouder in ogen van het kind?
 Welke boodschappen geven anderen over
ouderschap?
 Welke andere positieve ervaringen zijn er?

12. (Verplichte) oudercursussen
 Wat zijn effecten van oudercursussen?
 Vele factoren spelen mee
 Kortdurende interventie in complex geheel
 Unidirectioneel beinvloedingsmodel of bidirectioneel
model ?

13. Factoren die beinvloeden
 Type oudercursus
 Persoonlijkheid van begeleider
 Vaardigheden van de begeleider
 Welke ouders nemen deel : motivatie, klasse…

14.  Wat wil ouder leren op de oudercursus? Welke
kennis is al voorhanden?
 Hoe verloopt de cursus?
 Welke lesmethodes worden gebruikt?
 Hoe wordt tenslotte het effect gemeten?

15. Verplichte oudercursussen?
 Unicausale denken
 Wie krijgt de straf?
 Effecten zijn gering
 Motivatie van ouders om deel te nemen?
 Grondbeginsel van hulpverlening?