1. 1.3. Betrokkenheid
Zowel bij kinderen als volwassenen. Het is het moment wanneer je geen moeite moet doen om je
gedachten erbij te houden, je voelt je sterk aangesproken tot iets, je hebt de ‘leerstof’ op een intense
wijze ervaren en je hebt actief geparticipeerd. Het is het moment waarop iets je blijft bezighouden
en je er zelfs tijdens de pauze over blijft verder praten. Wanneer je met die ‘leerstof’ bezig bent vliegt
de tijd voorbij zonder dat je het beseft.
Betrokkenheid:
- Een kwaliteitskenmerk van activiteit: de manier waarop een situatie ervaren wordt. Het is de
bijzondere toestand waarin een mens zich bevindt en het beperkt zich niet tot bepaalde
situaties ( als je naar een tv programma kijkt of als je feestviert of met wiskunde bezig
bent,…)
- Concentratie en persistentie: de concentratie is het duidelijkst waarneembare signaal van
betrokkenheid (oohbewegingen, lichaamshouding). Als je betrokken bent laat je je niet
gemakkelijk afleiden ( er is persistentie=vasthoudendheid) en dit alles leidt tot een
vertekende tijsbeleving.
- Openheid en intense ervaring: er is een openheid voor prikkels, en je gaat deze gedetailleerd
ontvangen met je zintuigen. Je bent alert en wanneer je zo’n intensiteit van prikkels hebt
ontvangen wil je bij de ervaring blijven stilstaan of erop terugkomen.
- Motivatie, energie en voldoening:je bent geboeid en hierdoor komt energie vrij die als een
stroom door heel het lichaam vloeit. Achteraf is er een gevoel van voldoening.
- Exploratiedrang: Bij betrokkenheid is er een behoefte om greep te krijgen op de realiteit, de
exploratiedrang concretiseert zich bij elke persoon verder naar een specifiek ‘behoefte- of
interessepatroon’.
- Aan de grens van de mogelijkheden: betrokkenheid komt voor in het gebied tussen het ‘al
kunnen en het al begrijpen’ en ‘het nog net niet kunnen en begrijpen’. Er is een goede
afstemming tussen wat de activiteit van hen vraagt en hun competenties. De mogelijkheden
van een persoon worden op deze moment ten volle aangesproken en er is ook nooit sprake
van routinematig handelen. Door al deze aspecten is er dus een noodzaak aan differentiatie
om van betrokkenheid te kunnen spreken.
- Betrokkenheid en schijnbetrokkenheid: betrokkenheid is niet enkel motivatie omwille van
bijvoorbeeld het nieuwe ( nieuwe boekentas,…), wie betrokkenheid ziet als een sfeer van
‘animatie’ en ‘entertainment’ zit op een fout spoor, het is de intense ervaringswijze wat wij
daarmee bedoelen.
- Waar is het observeren van betrokkenheid goed voor?
Betrokkenheid sluit geen werkvorm uit, je kan betrokkenheid ervaren zowel in een
groepswerk als de docent gewoon vooraan les geeft. Betrokkenheid geeft ons de
mogelijkheid om vanuit het perspectief van de leerlingen naar het onderwijsgebeuren te
kijken, zo hebben we een directe feedback. We ontdekken wat er in een les moet bijgestuurd
worden, want weinig betrokkenheid zorgt voor weinig leerkansen.
2. 1.4. Veel gestelde vragen bij deze uitgangspunten
1.4.1 Over leren
- leidt betrokkenheid daadwerkelijk tot betere resultaten?
- Is betrokkenheid geen luxedoel? Mooi als het kan, maar het hoeft toch niet echt…?
- Moet elk leerstofonderdeel dan leuk gebracht worden? Kan je wel elk leerstofonderdeel prettig
maken?
- onderwijs is toch vooral leren, en leren is afzien. Moet onderwijs zich niet vooral richten op het
leren en veel minder op aangenaam leren?
- Is het wel realistisch om betrokkenheid als criterium voorop te stellen?
dit zijn enkele discussiepunten, sommigen zeggen dat het niet belangrijk is en anderen zeggen dat
het juist wel belangrijk is om zwakkere leerlingen te stimuleren en door een interesse op te wekken
de zwakkere leerlingen beter te laten scoren.
1.4.2 Over de zin van aandacht voor het welbevinden
- als we alle vervelende kanten van het onderwijs vormen, ontnemen we de kinderen dan geen
‘karaktervorming’? moet de school eigenlijk alle frustraties wegnemen, want in je leven moet je leren
omgaan met frustraties en dingen leren doen tegen je zin, zonder betrokkenheid.
- Is welbevinden geen strikt individuele aangelegenheid? Wat met de sociale noden?
- Leidt aandacht voor het welbevinden niet noodzakelijk tot verwennerij?
- Is welbevinden wel een constante? Kunnen we het wel vatten bij kinderen?
Er is jaren gepleit om de totale persoonlijkheid van het kind mee te nemen in de vorming die we
aanbieden in het basisonderwijs. Men heeft steeds meer oog voor hoe leerlingen zich voelen, voor
de manier waarop ze een situatie beleven. Het grootste deel van de populatie vindt niet dat
welbevinden verwennerij is maar dat wanneer kinderen zich goed voelen en goed in hun vel zitten,
ze topprestaties leveren. Daarom zal men ook voor zo een omgeving proberen te zorgen.