SlideShare a Scribd company logo
1 of 100
Download to read offline
Meester Eekhart versus advaita
Meester Eekhart
versus
advaita
Thuiskomen in dezelfde bron
C.B. Zuijderhoudt
samsara
© C.B. Zuijderhoudt, 2008
© Deze uitgave: Samsara uitgeverij bv, 2008
Omslagontwerp: Erik Thé: www.erikthedesign.com
© Foto omslag: René Willaert, hetgroenegezicht.blogspot.com
Lay-out: Studio 28, Hillegom
ISBN: 978-90-77228-54-8 I NUR 728
De geeiteerde teksten van Meester Eekhart
zijn uit het boek: Waar God naamloos is,
een uitgave van uitgeverij Synthese te Den Haag.
ISBN: 978-90-62718-45-0
Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd worden zonder
schriftelijke toestemming van:
Samsara Uitgeverij bv
Herengeacht 341, 1016 AZ Amsterdam
www.samsarabooks.com
Voorwoord
I
n dit werkje heb ik dankbaar gebruik gemaakt van ge­
dachten enwoorden die begenadigde denkers en schrij­
vers al eerder te berde brachten. Alle woorden zijn ooit al
eens gezegd. De kunst bestaat daaruit, om ze op het juiste
moment in de goede volgorde te zetten, waardoor ze be­
tekenis toevoegen aan hergeen op dat moment bedoeld
wordt. Ik ben eerder genoemde denkers en schrijvers dan
ook dankbaarheid verschuldigd voor hun ongevraagde
bijdrage. Niet altijd was ik in staat om de herkomst of
de bron van bepaalde uitspraken weer te geven, waarvoor
mijn welgemeende excuses.
Ik heb veelvuldig mogen citeren uit het prachtige boek­
je over Meester Eekhart van Hasso Schelp: 'Waar God
naamloos is', een uitgave van uitgeverij Synthese, Den
Haag (ISBN: 978-90-6271-845-0), evenals uit de be-
zielde en doorleefde werken van de benedictijn en ad­
vaitist Henri Le Saux.
Soms heeft verwoording geleid tot een heldere ver­
staanbaarheid. Soms waarschijnlijk ook niet. Dat laatste
geval doet zich doorgaans voor in die situaties, waarin
van de eeuwige dingen sprake is, van die dingen die niet
passen in de wetenschappelijke benadering van 1, 2, en
3 alsmede sub a,b, en c. Want de taal der wetenschappers
is niet altijd dezelfde als die van de mysticus, hoe zeer
wetenschappers ook geneigd zijn om mystiek in te lijven
in de academische denkkaders.
De benadering van dit onderwerp, middels uitslui­
tend het denken, kan in het mystieke eenwordingspro­
ces soms zo contraproductief werken, dat ik bewust een
voortdurende afstand heb bewaard naar regels, dogma's,
concepten, instituties en 'wetenschappelijke correct­
heid'. Die afstand loopt als een rode draad door het ge­
schrevene.
Het hier weergegeven mystieke eenwordingsproces, zoals
dat in de advaita plaatsvindt, is regelmatig onderbouwd
met uitspraken van Meester Eekhart , die vetgedrukt zijn,
terwijl de uiteenzettingen vanuit de christelijke mystiek
op hun beurt zijn toegelicht met advaitisch materiaal. Zo
wordt duidelijk dat beide eenzelfde oorsprong hebben die
zich niet laat kaderen in een filosofie of een godsdienst.
Dit leidt tot een opmerkelijk resultaat.
Op de weg naar bevrijding, naar zelfrealisatie, is het lezen
van boeken niet afdoende. Ook niet het lezen van dit
6
boek. Want we zoeken doorgaans een soort bevrijding
voor ons zelf en niet ván ons zelf. Wij zijn daarin onze
eigen blinde vlek. Er is dan ook in de meeste gevallen een
gids, een leraar voor nodig om die blinde vlek te doorzien
en om ons te helpen alle concepten te passeren. Ik had
zo'n leraar: Alexander Smit. En ik ben hem alles verschul­
digd in grote dankbaarheid. Mijn vrouw Inge Gorris en
mijn goede vriend André Doesburg hebben mij bij het
samenstellen van dit boek gesteund met constante be­
moediging en kritische inbreng.
C.B. Zuijderhoudt
Zweisimmen, 2008
7
Inhoud
1 Een schrijnend verlangen 7
Religieuze honger en het zoeken van een weg
naar huis.
2 Een mens moet leeg worden van alle dingen 29
Over thuiskomen, en hoe de advaita vedanta
en de mystiek van Meester Eekhart dat op
praktische wijze haalbaar maken.
3 Tat TvamAsi
De kern van de mystiek: het kennis nemen 45
van de werkelijke identiteit van de mens en
hoe dat uiteindelijk uitmondt in het opgeven
van elke identiteit.
9
4 Niemand ziet God en leeft 61 10 Over God wil ik zwijgen 149
Wat bedoeld wordt met zelfrealisatie of we- Hoe het Zoonschap ons meeneemt in de
dergeboorre, en hoe de opgegeven identiteit oversteek naar de Godheid.
besef van God, dan wel van het Absolute ten
gevolge heeft. 11 Het verstand te boven 161
Hoe Sat, Chit, Ananda samenvallen met
5 Nergens niet 73 de heilige drie-eenheid en hoe dat een ant-
Hoe alomtegenwoordigheid ons meeneemt woord biedt op het menselijk bestemmings-
in non-dualiteit en de basis vormt van het vraagstuk.
Godsbesef.
Geraadpleegde literatuur 177
6 Ongeboren sterft men niet 91
Waarom de nieuwe identiteit van 'de weg,
de waarheid en het leven' de dood transcen-
deert.
7 Ademtocht van eeuwigheid 105
Hoe 'het worden als de kinderen' ons het
Koninkrijk der hemelen binnenleidt.
8 Uw wil geschiede 121
Op welke wijze armoede van geest voert tot
verlies van identiteit en daarmee tot Godsbe-
sef, en hoe het zich uiteindelijk ten toon kan
spreiden als heiligheid.
9 Alleen het IK brandt in de hel 135
Over de rol van zonde, schuld en vergeving
op de weg naar verlichting en hoe die ver-
schilt van die in het reguliere geloof.
11
Een schrijnend verlangen
H
et is zondagmorgen half tien en de kerkklokken
beieren er lustig op los. Van hieruit kan ik precies
het witte kerkje zien met het pleintje ervoor en de keurig
bijgehouden grafZerken eromheen. Een handjevol men­
sen druppelt naar binnen. Het zijn er niet veel, zoals ge­
woonlijk.
Wat is er toch gebeurd met de kerken dat ze tegen­
woordig zo leeg blijven?
Objectief gezien maken die klokken trouwens een rot­
herrie, maar desondanks vind ik het een aangenaam ge­
luid. Die tolerantie heb ik niet als ik de schelle oproep tot
gebed vanuit de minaretten hoor. Dat verschil zal wel ko­
men omdat de klokken refereren aan mijn vroege jeugd,
waarin de zondag met haar kerkgang zo veilig stil was,
en vertrouwd. Nu is er nauwelijks nog iets wat zo oer­
vertrouwd is als die klokken, zo rustgevend, vanzelfspre-
13
kend. Maar in de kerk zélf kom ik nier meer. Waarom
niet? War is er dan toch gebeurd met de Kerk?
War is er toch gebeurd in her westen met de grootste
godsdienst ooit? Laat ik eens bij mijzelf te rade gaan.
Paste haar aanbod mij niet meer toen ik meer volwassen
en kritischer geworden was? Had het soms te maken met
macht of bureaucratie waarvoor ik allergisch ben? Ofhad
ik verwachtingen die- naarmate mijn nieuwsgierigheid
in religieuze zaken groeide - door de kerk die ik bezocht,
nier meer werden waargemaakt? Nieuwsgierigheid, nee,
ik moer dat anders zeggen. Het was geen nieuwsgierig­
heid, maar meer een drang van binnenuit, een verlangen.
Er was een gemis, een onomschreven vaag gemis, waar­
van ik voetstoots aannam dar 'de Kerk' in de invulling
daarvan behoorde te voorzien. Want het had te rnaken
met iets in mijn hart, in mijn diepste wezen en dar is im­
mers kerkelijk territorium. Op de één of andere rnanier
kwam de behoefte van mijn ziel niet overeen met hetgeen
in de Kerk werd uitgedragen en beloofd. En op dar gemis
vond ik geen antwoord in diezelfde Kerk.
Ik keek om mij heen en zag dar ook anderen daarmee
worstelden. Ik zag mensen de vinger leggen op kenne­
lijk zere plekken inzake hun Kerk, die bij hen evenmin
voldeed aan hun verwachtingen en ik onderzocht toen
of dat misschien ook mijn eigen zere plek was. Zo was
er bijvoorbeeld een zekere T heodore Roszak1 die vond
dar: 'Her ongeluk met de westerse wereld altijd de slechte
l. Theodore Roszak: hedendaags schrijver, denker en sociaal criticus.
14
gewoonte was om geloofsbelijdenissen, starre regels en
dogma's te leveren in plaats van een directe beleving van
het Koninkrijk der hemelen; wij proberen in een woor­
denbrij te vangen wat alleen door visionaire oplettend­
heid kan worden gevangen.'
Die kritiek van Roszak was mij uit her hart gegrepen. Te­
rneer omdat ik ten diepste voelde dat, als er iets van heil, of
iets met God, mijn deel zou worden, dat het dan van bin­
nenuit en niet van buitenaf zou moeten plaatsvinden. Kar!
Rahnerl zegt daarover: 'Elke cultuur in her algemeen en
elk individu in het bijzonder, is van nature reeds gericht op
God, of zij zich daar nu van bewust is of niet. Heilsbemid­
deling wil niet zeggen: het heil van buitenaf aandragen,
maar de andere mens helpen een bewustwordingsproces te
ontwikkelen ten aanzien van het inhem reeds aanwezige,
heil.' En hij voegde daaraan roe: 'De Kerk van de volgende
eeuw zal mystiek zijn, of ze zal niet meer zijn.' Intuïtief gaf
ik hem gelijk. Er moest volgens hem niets worden overge­
dragen, maar innerlijk worden opgeroepen. Net zoals So­
crates dat deed in het zogenaamde 'Socratische leren' Dat
Socratische leren, dat ik zo heb leren waarderen omdat
mijn advahaleraar dat buitengewoon effectief in praktijk
bracht. Even een zijstap: wie was Soeraces en wat maakt
dat Socratisch leren zo speciaal?
Soeraces was een Grieks wijsgeer die leefde van 469-399
v. Chr. Socrates' onderricht berustte op de omkering van
de meester-leerling verhouding: hij stelde zélf voortdu-
2. Kar! Rahner: (1904-1984) gezaghebbende Duits rooms-katholieke theoloog.
15
rend vragen die de leerling dan moest proberen te be­
antwoorden. Met deze manier van werken dwong hij de
ander om diens inzichten helder, scherp en op een toets­
bare manier te formuleren. Door het orakel van Delphi
was Soeraces dan ook tot de wijste man van Griekenland
uitgeroepen, omdat hij van zichzelf vond dat hij 'niets
wist'. Het relativeren van zijn eigen kennis leidde tot
een vorm van betrouwbaar denken. Middels het stellen
van cruciale vragen probeerde Soeraces de waarheid bij
zijn gesprekspartner zich te laten openbaren, en hij re­
fereerde daarbij aan de 'vroedvrouwkunst', waarmee hij
doorgaans een parallel trok. Hij was zelf dan ook de zoon
van een vroedvrouw en duidde die parallel door te stellen
dat hij zijn leerling niet van een mening of van kennis
voorzag, doch dat die leerling zijn inzichten of conclusies
weliswaar onder Socrates' leiding, uit zichzelf naar buiten
bracht. Socrates noemde zijn werk dan ook: 'de vroed­
vrouwkunst van de geest.'
Dit 'Socratische leren' maakt bij uitstek gebruik van
onvermoede capaciteiten en vermogens van de leerling
en benut het volledige spectrum van diens creativiteit en
denkkracht. Daarom is het ook zo effectief.
In plaats van deze uitdagende vorm van leren, leverde
de bijbelse catechismus mij theologische omschrijvingen
in een vraag- en antwoordvorm, en dat had als zodanig
maar weinig weg van een Socratische dialoog. Het mij
gepresenteerde geloven bestond dan ook uit consume­
ren, onthouden en reproduceren. Ik kreeg antwoorden
op vragen die ik niet gesteld had, en dat hield bij mij de
diepste twijfels in stand.
16
Ik vermoedde dat het zélf ontdekken en niet het op gezag
aannemen, hetgeloven vervangt door weten. Kierkegaard3
zei ooit: 'Want eerst wanneer ik het ontdek, is het ont­
dekt, eerder niet, al wist de hele wereld het.'
Anker Larsen4 schreef ergens: 'Ga niet door het leven ge­
steund door het geloof van een ander.' Dat resoneerde
binnen in mij; ik moest het kennelijk zelf uitvinden. Toen
begon ik te lezen. Ik las over ultieme innerlijke vrijheid.
Ik las over verlichting, over zelfrealisatie, wedergeboorte
en over de belofte van een nieuw leven. Over het twijfel­
loos in vrede kunnen zijn, hier, nog in ditzelfde bestaan.
Over de ontmoeting met mijn diepste oorzaak; de Gods­
ontmoeting. Intuïtief wist ik dat ik die kant op moest.
En het schrijnende verlangen bij mij van binnen nam
alleen maar toe. Maar waar kon ik als een gewone Hol­
landse jongen uit protestantse kringen in de zestig- of ze­
ventiger jaren van de vorige eeuw, nog een mogelijkheid
vinden die leidde tot de onmiddellijke Godservaring? Bij
de reguliere Kerken vond ik dat niet meer in hun pakket;
zij verkochten ja, maar leverden nee. Op hun toonban­
ken lag uitsluitend gods-dienst; de dienst aan God. En
uit het woord 'godsdienst' spreekt tweeheid en afstand
bij uitstek, terwijl mijn hart hunkerde naar religie: naar
éénheid en onmiddellijkheid. Zo dwaalde ik langs hun
etalages, nam kennis van hun aanbod, maar verliet uit­
eindelijk teleurgesteld hun winkels.
3. S0ren Kierkegaard: (1813-1855) Deens theoloog en filosofisch existen­
tialist.
4. Johannes Anker Larsen: (1874-1957) Deense schrijver, journalist, acteur
en regisseur
17
In mijn zoektocht, rondneuzend bij de kleinere christe­
lijke, spirituele gemeenschappen, leken die eveneens aan­
vankelijk veelbelovend, maar bleken uiteindelijk ook ge­
woon Kerken in het klein te zijn met hetzelfde beperkte
aanbod. Het was voor mij een grote teleurstelling dat het
mij bekende christendom kennelijk niet meer in staat of
bereid was, om aan een willekeurige leek de weg tot Gods
wezen te duiden middels de directe ervaring. Het leek
voor de verschillende Kerken en spirituele gemeenschap­
pen een absolute voorwaarde om zich, met hun dogma­
tiek en rituelen als middel, te moeten positioneren tussen
God en mij. Daarmee ontnamen zij mij het uitzicht op
God zelf en dat was niet wat ik zocht: ik zocht juist on­
middellijkheid en rechtstreeksheid.
Even een pas op de plaats. Het lijkt de moeite waard
om nu eerst eens te kijken over welke Kerk we hier spre­
ken, en welk soort christendom het was waarin ik niet
vond wat ik zocht.
Wat ons in ons geloofsleven en in de Kerk doorgaans
ten dienste staat, is de geloofsbelijdenis, de rituelen en
de Bijbel, waarbij het Nieuwe Testament van de Bijbel
in feite het onderscheid uitmaakt tussen het christen­
dom en het jodendom. Dat Nieuwe Testament bestaat
in hoofdzaak uit de evangeliën van Marcus, Lucas en
Mattheus, die grofweg alle drie hetzelfde verhaal vertel­
len (de synopsis) over het handelen van Jezus van Na­
zareth. Dan is er nog het evangelie naar Johannes, een
verslag van de handelingen van de apostelen, de open­
baringen van Johannes en voorts nog wat corresponden­
tie, waarvan het meeste bestaat uit herderlijke brieven
18
die voornamelijk door Paulus aan de verspreid liggende,
jonge en pas ontstane gemeenten werden geschreven ter
besturing en lering.
Feit is, dat PaulusJezus nooit ontmoet of gekend heeft.
Paulus ontleende zijn visie inzake Jezus' bedoelingen en
intenties uitsluitend aan zijn bekende visioen dat hem
ren deel viel bij Damascus, en dat hij claimde als door
God te zijn ingegeven, net zoals Mohammed dar deed.
De interpretatie van Jezus' boodschap en roeping zoals
wij die kennen, is vrijwel volledig van Paulus' hand en
het is maar helemaal de vraag of die volledig overeenkomt
met hetgeen Jezus werkelijk voorstond. Paulus heeft deze
interpretatie nooit afgestemd met diegenen die wél met
Jezus waren opgetrokken en omdat Paulus een tijdgenoot
van Jezus was, hebben zijn activiteiten en geschriften de
bovengenoemde vier evangeliën, die ruim een halve eeuw
later zijn geschreven, waarschijnlijk sterk beïnvloed. Men
zou dan ook kunnen stellen dat het Nieuwe Testament
en de Kerk, zoals die daaruit na de 3< eeuw is ontstaan,
grotendeels is gestoeld op Paulus' visie en interpretatie.
Een soort Paulinisch christendom dus. En Paulus legt wel
zeer persoonlijke accenten...
De sola fide, de rechtvaardiging-uit-het-geloof-alleen,
en de sterke nadruk op Jezus' kruisdood als zoenoffer voor
onze zonden, alsmede zijn verlossende opstanding, zijn
een typisch Paulinische voorkeur. Hij was daarentegen
hoegenaamd niet geïnteresseerd in de woorden en daden
van Jezus en diens nadruk op de 'Rijk Gods'-verkondi­
ging. Maar Paulus was wel de motor, de initiator van
de nieuwe leer. En zijn overtuiging dat zowel joden als
19
heidenen onvoorwaardelijk toegang dienden te hebben
tot deze nieuwe godsdienst, is door hem zodanig sterk
uitgedragen dat het waarschijnlijk de toenmalige grote
toestroom van nieuwe gelovige christenen verklaart.
Het is dit orthodoxe, Paulinische christendom, dat
heden ten dage aan de Kerken ten grondslag ligt. Bij de
samenstelling van de uiteindelijke canon in de 3e of de 4•
eeuw, en dat is grofweg de Bijbel zoals we die nu kennen,
zijn een aantal werken en geschriften die daarin naar dit
orthodoxe model niet pasten, weggelaten. Dat zijn onder
andere het evangelie van de Hebreeën, de geschriften van
Qumran en een recentelijk bij Nag Hammadi terugge­
vonden verzameling papyrusrollen, waaronder het evan­
gelie vanThomas. Zowel de studie van Alben Schweitzer,
als deze herontdekte geschriften - vooral her evangelie
van Thomas - hebben echter een nieuwe kijk gegeven op
de historische Jezus, waarbij andere accenten dan die van
Paulus domineren. Met name het 'Koninkrijk Gods' was
voor de Nazarener wat wij tegenwoordig een 'speerpunt'
zouden noemen. Alles stond hieraan ten dienste en werd
in dat licht geplaatst. Jezus predikte een verlossingsleer,
een innerlijk Koninkrijk, dat door een andere wijze van
'kijken' en middels genade (Pinksteren) verkregen kon
worden. Dat zag Hij als het doel van zijn komst. Deze ver­
lossingsleer laat zich vergelijken met die welke de mystieke
kern uitmaken van andere wereldfilosofieën, c.q. religies,
zoals die in her boeddhisme en in het hindoeïsme. Men
zou zich dan ook de vraag kunnen stellen of het huidige
christendom de betekenis van de komst van Jezus wel op
de juiste wijze heeft geïnterpreteerd.
20
Het was het eerder omschreven Paulinisch christendom
dat aan mijn diepste verlangen niet kon beantwoorden
en de hierboven genoemde mystieke variant was mij in
mijn jeugd nog niet bekend. Die was - zoals door alle
eeuwen heen - binnen de orthodoxie niet gewenst en on­
der de orthodoxe repressie bleef zij onzichtbaar voor het
gewone'volk, en dus ook voor mij.
Ja, en hoe dan verder? Wat zie ik als ik om mij heen
kijk? We leven tegenwoordig in een comfortabele wereld.
We hebben, behalve uitgebreide bibliotheken, inmiddels
ook een wereldomspannend internet, zodat iedere vorm
van kennis min of meer vanuit de leunstoel bereikbaar is.
En, naarmate deze verstandelijke vorm van kennisname
van de ons omringende wereld toeneemt, neemt die, wel­
ke door ervaring wordt verkregen, af. We lezen ons leven
compleet, desnoods in pictogrammen.
Wij lezen hoe wij waarheid moeten vinden. Wij zoe­
ken die met ons verstand en wij wenden ons hoofd af
wanneer een oud gezegde ons voorlegt dat de vrede die
wij zoeken ons verstand te boven gaat. Maar wij studeren
dan stug door, spannen dat verstand nog wat extra in en
buigen ons over dikke boeken, geschreven door, ter zake
zeer theologisch, gestudeerde grootheden en we bergen
die kennis op in onze grijze cellen. Tevreden hebben wij
dan de waarheid in pacht. Maar we ervaren die niet, want
door het begrijpen wordt immers het ervaren overbodig.
Wij kunnen dan toch verklaren en vergelijken? Ons vet­
stand en de dogmatiek nemen de plaats in van het erva­
ren, en simultaan daaraan geeft religie haar plek prijs aan
theologie en godsdienst.
21
De mysticus Johannes van het Kruis zegt hierover:
'Alles wat men zich door de voorstelling kan verbeelden
en door de rede in dit leven begrijpen en zich denken kan,
is en kan zelfs in de verte geen middel tot eenheid met
God zijn.'
Daar wordt nogal iets beweerd! Maar niemand kijkt
op en iedereen leest rustig door. En naarmate het ver­
stand dus vooruit loopt op de ervaring, vormt ze haar
eigen werkelijkheid. Dat scheelt immers ook een hoop
moeite. We bekijken een video en lezen over Mrika in de
National Geographic en dan is het kennelijk niet meer
nodig om zelf naar Mrika te gaan om te zien hoe het
daar werkelijk is, tOch? Zo ook met het Koninkrijk der
hemelen. Het ervaren van God maakt plaats voor onze
mening over Hem. Dat is ook wel zo rustgevend, want
stel dat de ervaring anders uitpakt dan hetgeen wij naar
tevredenheid aan kennis over Hem hebben verzameld?
Dat zou toch complicaties geven. En doorgaans wint de
vertrouwde intellectuele nestwarmte het dan ook van de
discipline tot waarheidsvinding. Een goede preek op de
zondagmorgen is ook veel veiliger dan bijvoorbeeld het
meemaken van de ervaring die Paulus had bij Damascus.
Daar moet u tOch even niet aan denken, nietwaar? En
voor de dagelijkse hersengymnastiek ligt op ons nacht­
kastje de Bijbel tussen de sudoku en de doorloper; de
meeste mensen kennen tegenwoordig geen andere bena­
dering van God meer dan die van de cognitie en de rite.
Het is dan ook begrijpelijk dat de ideeën over God
hun eigen vormen blijven aannemen. Zij worden immers
niet gecorrigeerd of getoetSt door ervaring. En die antro-
22
pomorfe God houdt daarmee veilig zijn plaats binnen
de theologie. Theologie is een wetenschap die meent te
weten hoe God bestudeerd dient te worden: Godgeleerd­
heid, ...hoe Hij met het verstand valt in te schalen. God
is liefde, God vindt, God wil, God denkt, God zegt, ...ie­
dere zondag van vrijwel iedere kansel kan men dit soort
uitspraken vernemen. God is op zo'n kansel net zo men­
selijk als wijzelf, met wat kleine correcties natuurlijk. En
na afloop zegt het kerkvolk steevast: 'Dat was toch een
duivels goeie preek, nietwaar? Daar was geen speld tus­
sen te krijgen. Wat een niveau! Onze predikant is immers
ook gepromoveerd.'
Maar nooit zag ik op een kansel Gods geest als levend
water in het hart van de prediker opwellen zoals Jezus
beloofde, en over zijn gemeente neerdalen. Nooit hoorde
ik van de kansel uitleg op welke wijze God voortdurend
mijn wereld letterlijktot leven brengt als het zijn zelve, en
nooit heb ik, tussen de collectes door, leren zien dat een
eeuwig leven Nu volop aanwezig is en niet straks als een
vage belofte in een vaag hiernàmaals, dat met een vage
gelijkenis met het huidige bestaan tot de vage hoop leidt
dat, na mijn overlijden, het op dezelfde voet doorgaat.
En wanneer Eeuwig Leven binnen Kerken en biblio­
theken verwordt tot zo'n zelfde vage, uitgestelde abstrac­
tie, en de dogmàs en rituelen die plaats dan opeisen tot
genoegdoening van het redenerend verstand, dan ver­
droogt de sprankelende beleving van Gods onmiddel­
lijke, eeuwige alomtegenwoordigheid. Nee, de dogmàs
en rituelen hoeven van mij niet te worden verworpen of
gewantrouwd, maar als ze een vervanging gaan worden
23
van de onmiddellijke, levende ervaring en gesloten gor­
dijnen gaan vormen tussen de mens en zijn schepper, dan
wordt het tijd om ze met respect terzijde te schuiven.
'Wánt de letter doodt, en de geest maakt Levend', merkte
Paulus terecht op.
John Everard5 drukt het nog wat plastischer uit:
'Wánneer ge steeds maar het woord naar de letter neemt,
eraan Likkende, erop kauwende, wat doet ge dan voor goeds?
Geen wonder dat ge zulke hongerlijders zijt. '
En dan laten we dat accent ook nog even door Tho­
mas van Aquino verwoorden in navolging van Dionysius
de Areopagiet en dan klinkt het als volgt:
'{l&n belang is) niet het Louter Leren over-, maar het er­
varen van God. '
Het is voor het religieus beleven dan ook een zegen dat
er mensen zijn (geweest) die de levende ervaring centaal
stelden en tot leidraad maakten voor hen die hongeren
en dorsten. Vanuit een onrustig verlangen naar wérkelijk
weten, vanuit twijfel aan de genormaliseerde standaard­
exegese en vanuit een soon heimwee naar iets wat niet te
duiden is en blijft schrijnen, begint ooit het echte zoe­
ken. Meester Eekhart zegt daarover:
Een volledig geloof is veel meer dan een aan­
nemen zonder meer. In het geloof beschikken
wij over een waarachtig weten. Waarlijk, het
ontbreekt ons aan niets, behalve aan een waar­
achtig geloof.
5. John Everard: (1575-1640) Engelse mysticus.
24
En precies dat waarachtig weten is waar het om gaat. De
meeste kerken zitten vol met hen die uitsluitend op an­
dermans gezag geloven. En het godsdienstig geloof is, als
het kritiekloos instemmen is met hergeen aangeboden
wordt, slechts een geprojecteerd resultaat zolang het nog
geen zelfdoorleefde ervaring is. Meester Eekhart zegt:
Het moet de mens niet voldoende zijn een ge­
dachte God te hebben, want als de gedachte
verdwijnt, dan verdwijnt ook die God.
Wat Meester Eekhart hier mee zegt, is dat de 'levende
God' niet gevonden kan worden middels uitsluitend het
verstand. Deze mysticus adviseert ons om de onrust in de
ziel niet te laten uitdoven in een rationele, georganiseer­
de geruststelling, want elke vroegtijdige landing is een
noodlanding, en daarmee niet de plaats van bestemming.
Slechts de eigen doorleefde ervaring brengt ons tot het
absolute weten en is daarmee de plaats van bestemming;
dit volgens een oude wijsheid, die luidt: 'Reason may dis­
cuss, but experience knows.'
Een citaat van Anker Larsen in dit verband luidt:
'Van de 'halfheden' komt het nieuwe leven - eens. De héél
en bomvrije gelovigen en de héél en vuurvaste ongelovigen
staan erbuiten. Zij worden steriel en sterven uit. Maar de
halfheden - de paria's - die zullen dragers worden van het
nieuwe leven. '
Met 'de halfheden' bedoelt Larsen de twijfelaars, de echte
zoekers die uitsluitend genoegen'nemen met de eigen,
25
onmiddellijke ervaring. Hij heeft gelijk. Ik was zo'n pa­
ria. En ik draag inmiddels niet het nieuwe leven, maar
het nieuwe leven draagt mij. Een zoektocht van een half
mensenleven over een hele aardbol naar dat nieuwe le­
ven resulteerde dan uiteindelijk in dat wat ik zocht: het
vinden van een rechtstreekse toegang tot de ervaring van
eeuwigheid. Voor deze gewone Hollandse jongen was die
mogelijkheid een geschenk, want het bleek een heftige,
maar vruchtbare weg. Geboren aan het einde van W02,
resulteerde mijn lange zoektocht pas omstreeks de eeuw­
wisseling in het herkennen van mijn wezenlijke natuur
of, zoals het in bijbelse termen heer: de wedergeboorte.
Het levenslange diepe verlangen naar 'thuiskomen' heeft
lang nodig gehad om te worden vervuld. Het zijn er maar
weinigen die dit ten deel valt, dus ik prijs mij bevoor­
recht. In de afgelopen jaren heeft het worrel kunnen
schieten en rijpen.
Die toegang werd mij geboden middels de traditie van
advaita vedanta, evenals het zenboeddhisme, een export­
artikel uit het verre oosten. Een welkom voordeel daarbij
was ook nog eens de toevallige beschikbaarheid van een
authentieke leraar, die het volgende frisse uitgangspunt
hanteerde: 'Startfrom scratch en hanteer Ockhams' rasor. '
Kijk, dat klonk gezond, en zo opende zich voor mij de
weg tot mijn nieuwe leven.
In het vervolg van dit betoog zullen telkens afwis­
selend de christelijk mystieke invalshoek (voornamelijk
Meester Eckhart) en de advaitische component worden
weergegeven. Wat dat zo bijzonder maakt is, dat duide­
lijk wordt hoezeer in essentie beide wegen, de christelijke
26
mystiek en de advaita filosofie, parallel lopen en hetzelfde
doel beogen. Bovendien zal blijken dat ze elkaar niet in
de weg staan, en dat zij samen in bepaalde gevallen zelfs
kunnen leiden tot een dieper beleven van de aanwezige
mogelijkheden, dan ieder apart. De tijdloosheid en cul­
turele onafhankelijkheid van de diepste 'Waarheid' zal
zich daarin dan treffend ontvouwen.
27
Een mens moet leeg worden
van alle dingen
W
at is eigenlijk advaita vedanta? Advaita betekent:
'niet twee'. Non-dualiteit. En vedanta wil zeggen:
het einde van de Vedàs. Even een uitleg in het kort: het
hindoeïsme is een minstens vijfduizend jaar oude gods­
dienst. Of eigenlijk is het niet één godsdienst, maar zijn
het er net zovele als er hindoes zijn, want er heerst een
grote tolerantie binnen het hindoeïsme en ieder heeft
het recht daarin zijn eigen weg te vinden. Bovendien is
het niet alleen godsdienst, maar ook min of meer een
mythologie of een samenvloeiing daarmee, met een keur
aan goden c.q. symbolen. Net als iedere andere wereld­
godsdienst kent het hindoeïsme ook een mystieke kern.
Die is al heel oud, en geworteld in de heilige schriften,
de Veda's. Die mystieke poot is omstreeks de 6• eeuw na
Christus door Shankara opnieuw vormgegeven tot een fi­
losofisch systeem, dat wij nu kennen als advaita vedanta.
29
Zij is wals gezegd de mystieke kern van het hindoeïsme
en is, net als zen en het Tibetaanse dzogchen, een directe
bevrijdingsweg die veelal wordt doorgegeven binnen een
leraar-leerling verhouding. Het is een zeer kernachtige
filosofie, die gezien haar resultaten heden ten dage erg
in de belangstelling staat. Er verschijnen dan ook steeds
meer advaitaleraren hier in het westen.
Ondanks mijn teleurstelling dat het mij bekende
christendom mij het 'thuiskomen' niet kon bieden, was
er in mijn hart toch nog leven in haar wortels. Het nest­
gevoel beklijft lang. Na de start van mijn nieuwe leven
begon ik dan ook te lezen in de tegenwoordig veel beter
bereikbare christelijke mystieke literatuur en ik ontdekte
dat de weg die ik uiteindelijk binnen de advaita traditie
gegaan ben, min of meer gelijkluidend werd omschreven
door wat wij de christelijke mystici noemen. Weliswaar
verpakt in een volstrekt ander jasje, maar toch...
Vooral in de wezensmystiek van Meester Eekhart , een
theoloog en mysticus uit de 13e eeuw van de Rijnlandse
school, ontmoette ik mijn eigen ervaringen en omdat ik
wilde weten waarom dat juist bij hem gebeurde, werd ik
nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Ik raadpleegde zijn
hedendaagse commentatoren. In de weergave en exegese
van Meester Eekhans werk door deze overigens zeer ver­
dienstelijke auteurs, miste ik echter- anders dan bij zen
en advaita - veelal de ondertoon van de eigen ondervin­
ding van het fenomeen dat zij beschreven. Daaruit bleek
mij opnieuw dat de rechtstreekse overdracht tot de er­
varing van de Godontmoeting, de verlichting, zoals die
plaatsvindt bij advaita en ook plaatsvond bij de mystiek
30
van Meester Eckhart, in de loop der tijd verdwenen was
uit het christendom. Zij was vervangen door theoretische
beschouwingen daarover.
Het is met name betreffende dit onderwerp dat zelfs
in het meest pretentieuze boek met de meest ingewik­
kelde en wetenschappelijke terminologie, het toch on­
middellijk traceerbaar is of de schrijver spreekt uit eigen
ervaring, dan wel met geleende kennis werkt. In dat
laatste geval is de schrijver als een blindgeborene die, na
ernstige studie in zijn braillebibliotheek, de regenboog
beschrijft. En precies dáár ligt ook het verschil tussen de
theoloog en de mysticus. Een mysticus gaat niet af op
horen zeggen, maar gaat inductief te werk vanuit zijn ei­
gen ondervinding. Dit in tegenstelling tot de filosofen
en theologen die vertrekken vanuit algemene principes.
De mysticus belijdt echter niet wat hij van buiren geleerd
of bedacht heeft, maar alleen dat, wat hij zelf is tegenge­
komen. Slechts de taal waarin hij zijn belevenissen om­
schrijft en die bij dit onderwerp vaak tekort schiet, heeft
hij ooit van anderen geleerd. En juist omdat de mysticus
het proces zelf heeft ondergaan, heeft hij authenticiteit.
Aurelius Augustinus zegt:
'Wie zonder enige gedachte, zonder enige stoffelijkheid of
begripmatige voorstelling innerlijk erkent wat geen uitwen­
dig aanschouwen in hem heeft binnengeleid, weet, dat dit
waar is (wat ik zeg). Wie dat echter niet heeft Leren kennen,
lacht en spot met mij en ik heb medelijden met hem. Maar
dergelijke Lieden willen eeuwige dingen en goddelijke wer­
ken aanschouwen en daarover oordelen en zij willen in het
31
Licht der eeuwigheid staan, terwijl hun hart nog dartelt in
gisteren en in heden, in tijden in ruimte. '
Om meteen maar een veel voorkomend misverstand uit
de weg te ruimen: mystiek heeft niets te maken met ver­
dienstelijkheid, een hoog moreel niveau of welke vorm
van heiligheid dan ook. Een heilige is niet per definitie
een mysticus, en mystici hebben niet speciaal een goed
karakter of zijn uitzonderlijk sociaal en moreel voorbeel­
dig. En mystiek is zeker niet het koesteren van gemoeds­
aandoeningen of een 'religie van het gevoel', die vaag en
mateloos grenzen uitwist.
Alben Schweitzer zei:
'Mystiek is overal voorhanden waar een menselijk we­
zen de scheiding tussen aards en bovenaards, tussen tijde­
iijk en eeuwig ais overwonnen beschouwt en, schoon nog in
het aardse en tijdelijke verkerend, nochtans zichzelfervaart
ais reeds tot het bovenaardse en eeuwige te zijn ingegaan.'
Anders gezegd: Een mysticus is hij die de eeuwige dingen
beleeft en ondergaat temidden van dit tijdelijke bestaan.
Wie was nu eigenlijk Meester Eckhart?
Meester Eekhart (1260-1327) kwam uit het adellijk
geslacht van Ritter von Hochheim. Hij doorliep zijn snel­
le carrière als volgt: het priorschap van de dominicanen
in Erfurt, een magistertitel in Parijs, inspecteur van de
ordeprovincie Saksen, het vicariaat van Bohemen, hoofd
van de Opper-Duitse ordeprovincie, daarna opnieuw
32
naar Parijs, nu als professor, prior in Straatsburg, tot ten
laatste, professor in Keulen. Daar werd hij uiteindelijk
beschuldigd van ketterij en overleefde dat nier. Toch was
hij tot het laatst roe een roegewijd dienaar van de RK
Kerk en heeft hij zijn leven altijd zonder voorbehoud in
haar dienst gesteld.
Meester Eekhart was een denker, een geleerde, een
briljant redenaar en yooral een prediker voor het gewone
volk. Die combinatie maakt een man met zo'n positie
bijzonder. Zijn streven om het directe beleven van God
binnen ieders bereik te brengen, deed het accent van zijn
preken verschuiven van dogmatiek naar mystiek. Dat ge­
beurde steeds meer naar mate zijn leeftijd vorderde en zijn
toenemende auwriteit op dit vlak dat mogelijk maakte.
Het was toentertijd normaal dat een man als Meester
Eekhart niet in de volkstaal predikte, maar in het Latijn.
Ten behoeve van het gewone volk doorbrak hij echter
deze elitaire gewoonte. Voor hem als prediker was zijn
tijd in Straatsburg daarom een hoogtepunt, maar ook in
zijn latere Parijse periode deed hij datzelfde, maar dan
in het scholastieke perspectief. Het bezorgde hem grote
vreugde. Naarmate hij ouder werd, exploreerde hij in het
vuur van zijn rede- dankzij zijn gevestigde reputatie van
grote deskundigheid- steeds meer de grenzen van wat de
kerkelijke leer toestond. Dit niet uit querulantie, maar
omdat de mystieke invalshoek zich nu eenmaal niet leer­
stellig laat beperken.
Voor de mysticus Meester Eekhart was uiteindelijk al­
leen het doel belangrijk: eenwording met God. Hij bewan­
delde daarbij de kortste en eenvoudigste weg, ook in zijn
33
preken. Wat hem daarbij bijkomstig leek, zoals bijvoor­
beeld het vraagstuk van 'de zonde', werd door hem dan
ook tamelijk snel gepasseerd, terwijl dat in het reguliere,
Paulinische christendom doorgaans tot de kern van de leer
wordt gerekend en in vrijwel alles centraal staat. Zijn focus
richtte zich dus voornamelijk op eenwording met God en
minder op zonde, schuld en verlossing van die schuld.
De geneigdheid tot zonde is geen zonde, maar
willen zondigen, willen toornen is zonde.
Een zondaar is in Meester Eckharts ogen eigenlijk alleen
diegene die opzettelijk het kwaad bedrijft. Zonde op zich
vindt hij nauwelijks meer dan een leermiddel tot het goe­
de. Daarmee verschilt zijn inzicht met hetgeen Augusti­
nus leerde, namelijk dat de mens van nature geneigd is
tot het kwade: de erfzonde. Men is bovendien onmachtig
om die te weerstaan en op grond daarvan behoeft men
een middelaar ter verevening van die schuldenlast, aldus
Augustinus.
Het middelaarschap van de Verlosser speelt bij Meester
Eekhart geen grote rol. Dit kan ook niet, omdat dat mid­
delaaruitgangspunt meer moeilijkheden oplevert, dan dat
het zou bijdragen in de beoogde rechtstreeksbeid tussen
mens en God. Die· rechtstreeksbeid verdraagt geen mid­
delaar, hoewel dat niet in de lijn van de RK Kerk ligt die
een keur aan middelaars, niet in het minst zichzelf, pleegt
te positioneren tussen de gelovige en God.
Ook Kerk en Bijbel hebben bij Meester Eekhart geen
absolute zeggingskracht, hoewel hij er met veel respect
34
en eerbied mee omgaat. Meester Eckharts bijbelse exe­
gese staat altijd ten dienste van zijn uiteindelijk doel:
de eenwording met God, en daarmee bewandelde hij
niet immer de institutioneel voorgeschreven paden. Hij
achtte zich in principe vrij van Kerk en Bijbel, zo blijkt
uit zijn werken, ter wille van, alweer, het enige doel: de
bestemming van de mens. En omdat Meester Eekhart
de eeuwigheid reeds tijdens zijn leven dagelijks onder­
vond, hadden dood en hiernamaals niet zozeer zijn be­
langstelling.
Meester Eckharts werk ademt het gedachtegoed van
het Griekse denken. Van Socrates, Plato, Seneca, Aris­
toteles, Plotinus, Diogenes, Origenes, maar ook van Au­
relius Augustinus, en in het bijzonder valt zijn benade­
ring samen met de opvattingen van Pseudo Dionysius
de Acreopagiet en Scotus Erigena. Hij verwijst dan ook
regelmatig naar een van deze 'meesters' in zijn citaten,
dit ongeacht of die meester nu tot de heidenen gerekend
werd of niet. Meester Eckharts insteek is die der rede.
Maar de rede stuwt opwaarts en neemt God
naar zijn wezen.
Pas de laatste fase, de mystieke vereniging, onttrekt zich
aan rede en beschrijving. Essentieel in de - in dit geval
Rijnlandse- mystiek is de teloorgang van het ik bij het
opgaan in God. Meester Eekhart beperkte zich in zijn
leringen doorgaans tot een klein aanral thema's. Voor het
doel dat hij zich stelde: de onmiddellijke ontmoeting met
God, volstond dat aantal onderwerpen:
35
Wanneer ik preek, spreek ik gewoonlijk op de
eerste plaats over de afgescheidenheid: dat een
mens leeg moet worden van zichzelf en van alle
dingen. Op de tweede plaats dat hij opnieuw
geboren moet worden in het ene goede en dat is
God. Ten derde dat de mens moet weten van de
grote adel welke God in zijn ziel heeft neerge�
legd; daardoor kan hij in het wonderbare leven
van God komen. Op de vierde plaats preek ik
over de louterheid van Gods natuur - onuit­
sprekelijk is de zuiverheid van de goddelijke
natuur.
Een korte toelichting op het bovenstaande: mee a/geschei­
denheid wordt bedoeld het dualisme waaruit men zich
moet losmaken. Het opnieuw geboren worden in God is
het herkennen van je diepste wezen, je ware natuur. Het
weten van de grote adel is het besef van de grandeur van
dit diepste wezen en de louterheid van Gods natuur is het
absolute aspect daaraan. Maar naast deze vier onder­
werpen is een frequent terugkerend accent bij Meester
Eekhart te constateren: hij verwijst telkens naar de twee
eegengestelde richtingen in de geest: het 'doorbreken' en
het 'uitstromen'. Anders gezegd: respectievelijk het toe�
naderen van het schepsel tot God en het voortvloeien van
de schepping uit God. We gaan daar straks nog dieper
op in.
Bij het beschouwen van de teksten van Meester Eek­
hart kan men voor de geldigheid daarvan afstand nemen
van dié aspecten die voortkomen uit de toenmalige tijd-
36
geest en haar (Kerkelijke) voorwaarden. Want de Godser­
varing is mondiaal hetzelfde, ongeacht cultuur, tijdstip of
onderliggende godsdienst c.q. fûosofie. Wanneer men de
grote wereldreligies als transparanten op elkaar zou leg­
gen, dan is de gemeenschappelijke rode draad die dan te
ontdekken valt altijd die van de mystieke beleving: die
van de Godsbeleving. Die is owral hetzelfde en dat kan
ook immers niet anders.
Die Godsbeleving of Godsontmoeting is wezenlijk
iets anders dan het bevredigde of zelfs euforische gevoel
dat u na een goede preek of na een indrukwekkende
eredienst kreeg. Vergist u zich daar niet in. Het woord
'Godsontmoeting' is niet overdrachtelijk bedoeld en is
van een geheel andere orde dan de emoties na genoemde
preek. Het is een gebeurtenis die éénrnalig plaatsvindt
door de 'wedergeboorte' middels de Heilige Geest (in ad­
vaitatermen: bij het verlichtingsmoment) en waarvan de
herkenning daarna altijd weer kan worden 'opgeroepen'
en zelfs continu kan worden geleefd.
Door de invloed van cultuur, volksaard en geschiede­
nis kan het zijn dat de weg die voert tot die heilige ont­
moeting op den duur door de tijd 'gekleurd' raakt. Dat
geschiedt wanneer die verlichtingservaring en de daartoe
gevolgde weg wordt weergegeven, verteld en uitgelegd
aan anderen. Die weg vloeit bij die anderen dan niet meer
door de bedding van de eigen beleving, maar wordt als
het ware ontvangen in een denkmodel, en kristalliseert
daarmee in een vorm. En zo kan het gebeuren dat zo'n
vorm middels dogmatiek en rituelen wordt vastgelegd tot
voorgeschreven structuren. Dat is het erfgoed van de vol-
37
gelingen van de oorspronkelijke begenadigde Godsont­
moeter. Die structuren worden tot leidraad voor hen die
nooit zelf de rechtstreekse ervaring gekend hebben. Zo
ontstaan dan gods-diensten en daaruit weer Kerken.
Zowel de christelijke mystiek als de advaita hebben als
uiteindelijke basis de non-dualiteit: de Ene zonder twee­
de. Bij beide gaat de weg middels directe ondervinding
en niet volgens theoretische modellen, en beide hebben
als voorwaarde bij het gaan van deze weg dat men be­
reid moet zijn zichzelf volledig en onvoorwaardelijk op te
geven. Zoals bij de christelijke mystiek vaak zal worden
verwezen naar het Nieuwe Testament van de Bijbel, zo
geschiedt dat bij advaita veelal naar de heilige boeken,
de Upanishaden. De Upanishaden zijn er niet op gericht
om informatie, ideeën en theoretische kennis te verstrek­
ken, die men zich zou moeten eigen maken en in het ge­
heugen prenten. Hun doel is meer de belanghebbende te
helpen om de vaardigheid te bereiken waarmee concep­
rualisering wordt voorkomen, en waardoor gerichtheid
ontstaat op het nier kenbare.
Binnen de christelijke mystiek is Meester Eekhart
bij uitstek iemand die gebruik maakt van de rede, zoals
gezegd. En hier ligt dan opnieuw een raakvlak met ad­
vaita vedanta, want advaita is een filosofisch systeem dat
eveneens gebruik maakt van logisch nadenken. Men zou
her kunnen rubriceren binnen de wezensmystiek Dat
logisch nadenken is bovendien een benaderingswijze die
lekker ligt in onze westerse maatschappij. Van de beide
keuzen: liefdesmystiek en wezensmystiek valt de laatste
voor ons meer binnen het natuurlijke patroon. Datzelfde
38
onderscheid, weergegeven binnen de yoga, uit zich in de
keuze tussen Bhakti- en Jnana-yoga, waarin Jnana-yoga
de weg van het inzicht is, en Bhakti-yoga die van de liefde,
de toewijding. Ons westerlingen spreekt de Jnana-yoga
doorgaans dan ook meer aan, omdat wij empathisch war
minder vaardig zijn dan verstandelijk, maar dit ter zijde.
Advaita is, meer nog dan de christelijke mystiek, in staat
om diep binnen te dringen in het menselijke zijn en is
daarmee een optimale voorbereiding tot het binnengaan
in de diepte Gods of her Absolute, alsook in het geheim
van de eigen existentie.
Wie leest nu eigenlijk de literatuur van Meester Eek­
hart en waarom? Het antwoord luidt kort: behoudens
enkele wetenschappers zijn dat de waarheidszoekers.
Mensen die een groot religieus verlangen hebben en
geen genoegen nemen met het cognitieve menu dat
heden ten dage door de kerken standaard wordt geser­
veerd en dat van A tot Z aangehoord, uit boeken ge­
leerd, en nagelezen kan worden. Het zijn diegenen die
liever weten dan geloven. Die graag de voeten op de
grond houden en de eigen, directe ervaring zoeken als
onomstotelijke bevestiging van het goddelijke, waarbij
het dan niet uitsluitend beperkt kan blijven tot rituelen
en intellectuele gymnastiek.
Het eerste waaruit de gelukzaligheid bestaat is
dat de ziel God onverhuld aanschouwt. Niet
daardoor ben ik gelukkig dat God in mij is en
dat ik Hem heb, maar daardoor, dat ik zie hoe
nabij God mij is.
39
Dit zien is hier de kwintessens. Is het 'denken' dan hele­
maal niet opportuun voor de zoektocht naar eeuwigheid?
Ja, zeker wel. Het brengt ons tot aan de poort van het
paradijs, maar beslist niet verder, want de uiteindelijke
vrede is er één - zoals reeds eerder opgemerkt - die het
verstand te boven gaat. Daar schiet het denken tekort.
We gaan dat straks nog zien, maar we hebben dat denken
nu vooralsnog even hard nodig. Het verdient bovendien
aanbeveling om met het benaderen van dit onderwerp
het gewone, dagelijkse denken wat aan te passen. Welnu,
een aanzet: ik maak daarvoor onderscheid tussen wat ik
gemakshalve, religieus denken en materialistisch denken
noem. f:Iet is aanvankelijk een ezelsbruggetje, maar het
ma.akt een wereld van verschil.
Bij het 'materialistische' denken is de geest een pro­
duct van de materie, en bij 'religieus' denken is materie
een product van de geest. Het zijn twee fundamenteel
verschillende wijzen van denken. Religieus denken gaat
uit van het ontstaan van de materiële werkelijkheid als
product van de geest, en materialistisch denken hanteert
de geest als bijzonder soort biologisch voortvloeisel uit
de materie. Anders gezegd: religieus denken heeft niet
de kaders en voorwaarden van de schepping (ruimte en
tijd), en materialistisch denken heeft die wel. Immers:
ruimte en tijd vallen binnen datgene wat wij verstaan on­
der de schepping.
Nog één keer toegelicht: met religieus denken gaat
men ervan uit dat de beleefde werkelijkheid ontstaat
door de geest. De wereld krijgt vorm, aanzijn en wer­
kelijkheidsuatie door de geest. Zij wordt als het ware
40
ontworpen, gecomponeerd, door de geest. Bij materia­
listisch denken daarentegen, gaat men er van uit dat er
een onbetwiste, objectieve werkelijkheid bestaat die zich
afspeelt en manifesteert onafhankelijk van de beleving,
c.q. de kenbaarheid daarvan.
Bij de hier te bespreken onderwerpen zal zoveel mo­
gelijk het religieuze denken worden gehanteerd, omdat
alleen dat de mogelijkheid biedt tot het verstaan van de
eeuwigheid. Daarom is het immers ook de taal die Mees­
ter Eekhart spreekt.
Meester Eekhart spreekt over deze twee wijzen van
denken als volgt:
Het ene is naar de tijd gekeerd en brengt het
zinneleven voort, terwijl het andere naar
God gewend en in de eeuwigheid gesteld is.
Beide wijzen van denken kunnen we niet door elkaar
gebruiken om niet in het appels-en-peren verhaal te
vervallen.
Maar omdat we zo gewend zijn om het dagelijkse,
materialistische denken als maatstaf te zien, vormt zich
telkens weer een valkuil wanneer we binnen het aanvan­
kelijk onwennige, religieuze denken er met onze gecon­
ditioneerde logica niet direct uitkomen en dan gemaks­
halve een 'shuffle', een illegaal overstapje, maken naar het
vertrouwde, materialistische denken (de beruchte advai­
ta-shuffle). Het verdient aandacht om daar constant alert
op te zijn wanneer wij de advahafilosofie en de christe­
lijke mystiek naast elkaar zetten.
41
De eerste hindoe leraar wiens spirituele benadering, de
advaita vedanta, in de huidige vorm aan ons gepresen­
teerd werd, was dus zoals gezegd, Shankara. Voor hem is
de ultieme spirituele ervaring die van het Zelf, de 'Ene
zonder tweede', de Atman (bewustzijn) die identiek is
aan Brahman (het Absolute). Deze allerhoogste werke­
lijkheid kan door geen enkel concept adequaat worden
gerepresenteerd. De benadering van die Realiteit gebeurt
in advaita langs de weg van de ontkenning: neti-neti (niet
dit, niet dit). De negatie van alles. Alles wat zich voordoet
is uiteindelijk slechts een ver-schijn-sel. Het 'verschijnt'
en verdwijnt in de geest en kan dus niet het ultieme Ab­
solute zijn. In het Absolute is geen dualiteit en onder­
scheid. De allerhoogste ervaring is die van pure non-du­
aliteit en daar alleen wordt ultieme waarheid gevonden.
De gecreëerde wereld is zowel 'waar' als 'niet waar' in zijn
betrekkelijkheid. Dat wordt geduid als 'Maya' (illusie) en
heeft alleen betekenis op zijn eigen niveau voor iemand
die nog niet het niveau van het Absolute heeft ontdekt;
te weten zichzelf in zijn essentiële waarheid.
Het mysterie van het Zelf kan alleen door openba­
ring of door ervaring worden gekend. Er leidt geen weg
naar toe en niemand 'bereikt' het. Alles wat een mens
kan doen is zichzelf bevrijden door het afstand nemen
van alles dat het Zelf bedekt. Het Zelf dat hij simpel­
weg is. Daarvoor is het aanvankelijk toch nodig om aan
reflectie te doen en om onderzoek te plegen. Binnen de
advaitatraditie begint de leraar dan ook doorgaans met
het stellen van de volgende vraag aan zijn leerling: 'Wat
is het, dat achter de gedachte ligt, achter de adem, achter
42
de spraak, achter het gezicht en achter het gehoor? Wat is
hun bron? Wat zet ze in beweging?'Waarop elk antwoord
grondig onderzocht wordt en uiteindelijk tot ontkenning
blijkt te leiden. Dat is de weg van de negatie.
Een recent groot leraar in advaita is Sri Ramana Ma­
harshi, de heilige van Tiruvannamalai. Zijn methode
verschilt van de eerdergenoemde en is even simpel als
doeltreffend. Hij behelst eigenlijk niet anders dan het
consequent stellen van de vraag: 'Wie ben ik'? Vind uit
wie of wat je werkelijk bent en de rest zal onvermijdelijk
volgen. (vergelijk: Vind eerst het Koninkrijk Gods en de
rest zal u gegeven worden.) Het gaat erom je in iedere
situatie ervan bewust te zijn, wie het is die dit denkt, ziet,
hoort, enz. Wat is diegene eigenlijk? Zoek dat uit en je
zult zien: je vindt niemand. Ramana vond zijn methode
minder riskant dan die van de ontkenning (neti-neti),
omdat bij de laatste de aandacht toch op die zaken is ge­
richt die ontkend zullen moeten worden, waarbij ze ste­
vig in de gedachten kunnen postvatten. En dat is nu juist
niet de bedoeling. Bij leraren als Nisargadatta Maharaj
en Atmananda zien we overigens weer andere nuances in
de benadering. De diverse advaitaleraren leggen zo hun
eigen accent, maar het wezen van advaita is éénduidig en
helder.
In de mysteriescholen waar advaita wordt onderwezen
geldt doorgaans dat, wanneer er een meningsverschil met
de leraar ontstaat {en dat gebeurt vaak in levendige dis­
cussies), dat er alleen maar is om de leerling vooruit te
helpen. Iedere discussie over het Absolute is uitgesloten,
43
want over dat wat het Absolute aangaat, heeft de leraar
per definitie gelijk omdat hij dat zelf realiseerde: only a
jnani canjudge ajnani. (In India wordt een verlichte een
jnani genoemd: 'hij die weet'.)
Hieraan ontlenen dit soort scholen veelal een autO­
ritaire indruk; vooral de zentraditie is heel strikt, maar
toch is een authentieke leraar als gids en autoriteit mijns
inziens keihard nodig.
Laten we inhoudelijk wat dieper gaan.
44
TarTvarnAsi
B
innen de advaita speelt het woord 'ik', het begrip
'ik', een grote rol. Als sleutel en als struikelblok. En
zo ontkomen we er niet aan om in aanvang dit begrip
'ik' grondig ter discussie te stellen en we zullen zien dat
datzelfde 'ik' in de christelijke mystiek ook het meest
bewerkelijke opstakei vormt. We volgen even de eerst­
genoemde methode, de neti-neti van de advaita en zij­
delings kijken we af en toe naar Meester Eckharts visie
daarop.
Nu dan.
Uw eigen ik is u dierbaarder dan dat van een ander.
Ik refereer hier aan ego-isme. In veel geloofsrichtingen
en ethische stelsels wordt het ik dan ook meedogenloos
aangepakt als een kwaad dat je maar beter kwijt kunt
zijn, en ik ontkom er hier nauwelijks aan om daarmee in
te stemmen, zij het vanuit een andere overweging. En zo
45
begin ik dan eveneens met het ondermijnen van het ik
uit het dagelijks leven.
Dat doe ik overigens met weinig rancune naar dat ik
toe, want het ik is niet voor niets ontstaan. Het kan be­
hoorlijk functioneel zijn wanneer u op uw beurt wacht
in de rij bij de bakker. U kunt dat ik dan 'aanspannen'
als een ander voordringt. Nee, dat ik is om andere dan
morele redenen een sta-in-de-weg. Het ik bezorgt u een
verkeerde identificatie.
Want wanneer u zegt: 'Ik ben politicus', dan bedoelt u
eigenlijk dat uw dagelijkse context bestaat uit staatsrech­
telijke modellen en ideologieën.
Wanneer u zegt: 'Ik zit', dan bedoelt u in feite een be­
paalde fYsieke positie van het lichaam, waarbij de billen
een hoofdrol spelen.
Wanneer u zegt: 'Ik ben verdrietig', dan betekent dat,
dat een gemoedsstemming fYsiek of memaal merkbaar is
geworden.
En wanneer u zegt: 'Ik verdom het verder', dan wil dat
zeggen dat de betreffende activiteit wordt gestopt.
Geen van die vier ikken hebben ook maar iets met el­
kaar gemeen. U heeft op die manier duizenden ikken die
allemaal niets met elkaar gemeen hebben, maar een daad­
werkelijke, concrete ik heeft u niet. U heeft een lichaam,
ja. Dit is mijn lichaam. Bezittelijk voornaamwoord. U
bent dat lichaam niet, u heeft het. U heeft een hand, u
bent die hand niet. U heeft een hoofd en hersens, u bent
dat hoofd en die hersens niet. Zelfs in uw brein is er geen
centrum dat, als een soort homunculus, het brein aan­
stuurt, want het brein is, hoe wonderlijk ook, een zelf-
46
regulerend systeem zonder topmanagement dat men tot
'ik' zou kunnen bombarderen. Nee, in dat lichaam huist
geen concreet ik, want dan zou het operatief verwijder­
baar zijn. Na al die cursiefjes moet het wel duidelijk zijn,
dat ik iets anders is dan het lichaam dat u ter beschikking
heeft.
Het woordje 'ik' wordt dan ook eigenlijk meer ge­
bruikt om een ervaring aan op te hangen. Het leven
wordt aan de lopende/ band 'ervaren' en de taalkundige
weergave van die ervaring geschiedt tenslotte het ge­
makkelijkst door middel van het positioneren van een
fictieve ik, waar u de werkwoorden aan plakt. Zo werkt
dat nu eenmaal in onze wereld van volwassenen, en daar
is niks mis mee. Kleine kinderen hebben dat trouwens
nog niet, die positioneren nog geen zelfstandige ik.
Maar nogmaals: een werkelijk ik bestaat niet in con­
creto, ook al heeft u een leven lang gedaan alsof. Het
is mateloos belangrijk om dat nu ten volle te beseffen.
Leest u niet verder, maar neem nu even de tijd om dat
goed tot u te laten doordringen!
Zojuist werd gesteld dat het positioneren van een fic­
tief ik eigenlijk alleen wordt gedaan om een ervaring weer
te geven, en dat speelt zich vierentwintig uur per dag af.
Dat ervaren is daarom natuurlijk cruciaal in dit verhaal.
Laten we het ik eens benaderen met een andere insteek:
die van de term 'bewustzijn'.
Uw bewustzijn is zich bewust van zowel uw lichaam
en uw gevoelens, als van het denken, en wel in de vorm
van ervaringen. Bewustzijn staat in wezen op de een of
andere manier separaat van zowel denken als voelen, en
47
overstijgt ze. Immers: u realiseert zich dat u uw gedach­
ten (met bewustzijn) waarneemt als vanaf een afstand, en
dat doet u met het fysieke bestaan eveneens. In feite bent
u uitsluitend aan het ervaren middels observeren: het ob­
serveren van gedachten en gevoelens. Bewustzijn treedt
dus op als een observeerder, een ervaarder, een soort van
getuige; een getuige zonder commentaar.
Probeert u dat maar eens uit. Staat u nu maar even
stil bij het feit dat u gedachten en gevoelens als het ware
kunt 'zien'. U neemt die van binnen waar. Laten we eens
een proefje doen. Zoek een stil plekje en ga daar zitten,
adem diep in, sluit uw ogen en oren, en houd uw adem
in. Dat laatste is een handigheidje om even het denken
stil te zetten. 'Kijk' dan scherp naar wat u binnen in uw
hoofd ziet, en doe dat gedurende een halve minuut of zo.
Doe dat nu even voordat u verder leest.
U zal waarschijnlijk zeggen: 'Ik zie niks'. Dat klopt.
Het is in uw hoofd donker en stil. Geen beelden, woor­
den of anderszins. Maar dat is toch niet helemaal waar.
Er is wél iets, iets 'ongeschapens', in Meester Eckharts
termen. Er is dat vermogen om, áls zich iets zou voor­
doen, om dat dan te kennen, op te merken. Een gedachte,
een gevoel, wat zich ook maar voordoet. Dat vermogen
tot kennen, tot opmerken, zit als een kat voor een mui­
zengaatje stil te wachten op dat wat zich gaat voordoen,
en het 'in besef ' te pakken als het opduikt. Dat vermogen
tot kennendheid, tot beleven, dat bewustzijn, heeft geen
afmetingen, kleur of gevoel. Het heeft ook geen locatie,
behoudens dat u het in uw hoofd projecteert in die duis­
ternis die u zojuist constateerde. Het is naakt bewustzijn
48
en op dat moment zonder inhoud. Het is het scheppend
vermogen en op dat moment even zonder schepsel. Het
brengt dat wat zich voordoet, tot 'aanzijn'. Doe nu het
proefje nog maar eens. Het is belangrijk om dat goed
te 'zien', want Zien en Zijn worden hier hetzelfde. Dit
scheppend vermogen nu, noemt Meester Eekhart het
'burchtje', of het 'vonkje' in de ziel.
Er is een kracht in de geest die als enige vrij is.
Het is vrij van alle namen en ontbloot en los en
vrij van alle vormen zoals God los en vrij is in
zichzelf. Het is zo volkomen één en een-voudig
als God één en een-voudig (enkelvoudig) is. In
deze kracht bloeit en groeit God met zijn ganse
godheid.
Het bijzondere van bewustzijn is, dat daar niet opnieuw
een mechanisme achter zit dat op zijn beurt het bewust­
zijn 'waarneemt' en zich daarvan bewust is. Nee, bewust­
zijn is tevens het eindstation. Van vroeger herinner ik mij
de 'Droste cacaobus' waarop een verpleegster stond afge­
beeld die in haar hand een dienblad had waarop een ca­
caobus stond met daarop een verpleegster met een dien­
blad en cacaobus, enzovoort (het Droste-effect). Maar zo
is het met bewustzijn niet. Bewustzijn is einde verhaal,
dus werkt het als een perperuurn mobile: uit zichzelf; een
ongelooflijk wonder voor wie daar even bij stil wil staan.
Echter, het bewustzijn is niet aanwijsbaar aanwezig; het
bewustzijn is kennelijk de aanwezigheidzelf, en dat is nu
precies wat u door de dag heen 'ik' noemt.
49
Het is uiterst belangrijk om dit in alle helderheid te zien,
omdat dit inzicht- en let nu op - uiteindelijk uw iden­
tificatie kan doen verschuiven van u als denker of doener
naar u als ervaarder, als bewustzijn zelf. Maar is er eigen­
lijk wel zoiets als een ervaarder? Kunt u dat bewustzijn
dan aanwijzen? Er is ervaren, dat wel. 'Ik denk dus ik
ben', aldus Descartes, hoewel hij daarmee in de valkuil
stapte van een geprojecteerd ik. Maar bestaat er eigenlijk
wel zoiets als een concrete ervaarder, een ik? Terecht heeft
de filosoof William James zichzelf de vraag gesteld: 'Be­
staat bewustzijn?' waarmee hij bewustzijn niet ontkende,
maar wel de deur opende naar de vraag of je iets bestaand
kunt noemen dat feitelijk het bestaan zelf is. Als een soort
zelfreferentie. Alsof je de lengte van een duimstok meet
met diezelfde duimstok.
Dit bewustzijn, deze ziener van alles, kan zelf niet ge­
zien worden, wam het is niet manifest, maar kan wel alles
omvatten en kan derhalve eveneens beschouwd worden als
leegte, als beschikbaarheid. Het is de grenzeloze ongekleur­
de, ongemanifesteerde beschikbaarheid waarin en waardoor
al het gemanifesteerde verschijnt en verdwijnt. Bewustzijn
is grenzeloos. En daar waar geen grenzen zijn, heeft men
geen buren. Dus is bewustzijn niet bepaald door ruimte en
ook niet door tijd. En als tijd en ruimte niet meedoen, dan
bevindt men zich in de eeuwigheid en daar wordt nooit
iets geboren en sterft ook niets. Bewustzijn werd niet gelijk
met het lichaam geschapen, en het sterft ook niet met het
lichaam omdat het engeschapen is en nooit deel uitmaakte
van de tijdstroom. Nogmaals: het is hetzelfde als het onge­
schapen burchtje van Meester Eckhart.
50
Identificatie met bewustzijn zelf betekent derhalve iden­
tiflcatie met niet-iets. Identificatie met het pure bestaan
middels de ervaringen, met het vermogen tot ervaren.
Men kan 'rusten' in dit pure ervaren, in dit bewustzijn.
Dan worden optredende bewustzijnsinhouden niet meer
als apart waargenomen, maar worden ze op den duur zelf
de hele act van waarnemer, het waarnemen en het waar­
genamene tegelijk. Ongedeeld. De separate waarnemer
verdwijnt en er is slechts het ervaren in non-dualisme.
Je hebt dan geen ervaringen meer, nee, je bent die erva­
ringen. Bewustzijn neemt de vorm aan van haar inhoud.
Vandaar: Jij Bent Dat. Tat Tvam Asi.
Want wie Gods woord wil horen, moet volledig
uit zichzelf zijn gegaan. In het eeuwige woord
is het zo dat wie het hoort, dezelfde is als wat
gehoord wordt.
Toch hebben we het verongelijkte gevoel dat 'ik' dan ten­
minste iets moet zijn, want anders vallen we wel in een
enorm gat. We zouden dan tot 'niemand' worden gere­
duceerd.
Nu, dat is in feite ook zo. Want naarmate u gaat in­
zien dat het dagelijkse ervaren van de dingen u meer eigen
is, aan uw wezen meer recht doet en dichter bij uw oor­
sprong huist dan het verzonnen ik dat u geprojecteerd heeft
in uw lichaam, dan kan verplaatsing gaan plaatsvinden
van het ik-gevoel naar dat ervaren zélf en wordt op den
duur het oude, lichamelijke ik als een gebruikte slangen­
huid afgeworpen en vervangen door de nieuwe identiteit.
SI
Namelijk geen ideneiteit, maar een samensmelting met
het leven zelf, in de ervaringen. Leest u dit stukje gerust
nog een keer over. Het is belangrijk.
Wanneer u van het bovenstaande cursieve stuk het
waarheidsgehalte wilt checken, probeer dat dan uit door
uzelf eenvoudig de vraag te stellen welke van beide u het
liefste zou behouden bij een gedwongen keuze: uw besef
van zijn, of uw lichaam.
U zult ongetwijfeld kiezen voor het zijnsbesef omdat
het Ik Ben-besef, bewustzijn, uw oorsprong is. Stelt u
zich deze keuze maar eens concreet voor: U hebt geen
lichaam en dus geen locatie meer, maar u beseft wel de­
gelijk alles wat er zich afspeelt. U bene- zonder lichaam
- grenzeloos onbelemmerd aanwezig. U wordt zodoende
het ervaren zelf. Dat is de ene keus.
De andere optie is dat u wél een lichaam heeft, maar
geen enkel besef van bestaan. Daar rekene toch niemand
voor? En waarom niet? Omdat uw wezen, uw kern, be­
staat uit kennend.heid, bewustzijn, dan wel besef. Exact
dáár ligt dat, bij wat u door de dag heen 'ik' noemt. De
verlichting, maar ook de nieuwtestamentische 'wederge­
boorte' is nu precies die wisseling van ideneificatie van
her ik van lichaam en geest naar Bewustzijn. Verhelde­
rend, niet?
Dit bovenomschreven inzicht klinkt heel simpel, maar
het is een proces dar nogal wat voeten in de aarde heeft.
Er zijn maar weinig mensen die de verschuiving van de
lokalisering van het ik-besef van lichaam naar het ervaren
zelf, daadwerkelijk realiseren. In bijbelse termen: 'Velen
zijn er geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.'
52
Die proces, dit loskomen van de verkeerde identificatie,
heet zelf-realisatie. Men realiseert zich wie of wat men ten
diepste eigenlijk is. In bijbelse taal nogmaals: wederge­
boorte. Na het daadwerkelijke moment van herkenning
van uw eigenlijke wezen- dar is grofweg gezegd: bewust­
zijn, moet dat op den duur waargemaakt, vertaald wor­
den naar het dagelijkse leven en dar is opnieuw: zelf-reali­
satie. U dient er naar te leven om her waar te maken.
Die herkenning van uw eigenlijke, oorspronkelijke
wezen, dit verlichtingsmoment, is niet een intellectueel
begrijpen. U kunt er nier naar toe studeren. Het herken­
ningsmomenr zelf is een mencale mokerslag en het gevolg
is een geestelijke salto mortale. Het is dan ook ongeloof­
lijk ingrijpend. Bovendien is de komst van dit moment
van het plotselinge herkennen van Waarheid volstrekt
onvoorspelbaar.
Ja, men kan zich daar natuurlijk op voorbereiden, net
zoals een vrouw dat kan doen bij een gewenste zwan­
gerschap. Dan gebruikt zij geen anticonceptiemiddelen
meer. Dan leeft zij zo gezond mogelijk, bestudeert haar
cyclus en heeft frequent gemeenschap, maar het zwanger
worden is daarmee niet gegarandeerd.
Zo kan men met de wens tot zelfrealisatie alle litera­
tuur daarover lezen. Men kan zijn leven daar alvast op
inrichten. Men kan mediteren en gedachtediscipline oe­
fenen en vooral het verlangen naar vervulling koesteren.
Maar dan nog: de inspanningen kunnen een leven lang
duren en nochtans niet beloond worden. Of het kan zo­
maar op het meest onverwachte moment plaatsvinden.
In bijbelse taal: genade. Hammarskjöld zegt daarover:
53
'Gevonden rust is niet het resultaat van psychologische pres­
tatie, maar van religieuze genade. '
Maar dit even ter zijde.
Zoals eerder gezegd, is mijns inziens het verlangen naar
zelfrealisatie hier van groot belang. Men kan de komst
van dat moment naruurlijk ook tegenwerken. Een le­
vensstijl die diametraal staat op het verlangen naar iden­
titeitswijziging, zal die ook tegenwerken. De juiste ge­
richtheid ontbreekt dan. Natuurlijk is het 'toeslaan' van
het verlichtingsmoment te duiden als 'genade', want het
is niet afdwingbaar en onvoorzienbaar. Wij kennen nog
niet de fysieke en psychologische randvoorwaarden om
dat te laten gebeuren, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk
dat met een volstrekt onjuist interessepatroon deze diepe
verandering een kans krijgt. En wat ook ernstig in de weg
staat is de overtuiging 'al ver gevorderd te zijn'. Dat is
zelfs een apert voorbehoedmiddel. Men kan niet 'steeds
spiritueler' worden. Alle briljante schrijvers en schrift­
geleerden hebben in deze een grotere handicap dan de
analfabeet.
Er is geen sprake van vordering op die manier. De eni­
ge vordering die men zou kunnen maken is dat men tot
de wanhopige conclusie komt het allemaal absoluut niet
meer te weten: het faillissement van het ik. Dat is échte
progressie zoals die in de school van advaita geldt. Die vi­
sie wordt niet door iedereen gedeeld. Ken Wilber schetst
bijvoorbeeld in zijn boek 'Een beknopte geschiedenis van
alles', een benadering in stappen. In negen fasen, waarin
naast groeiend bewustzijn, ook bijvoorbeeld gedrag, als-
54
mede culturele en sociale rijping als voorwaarden worden
meegenomen. Hij vindt dat mensen, het proces volgend,
naar hun spirituele ervaringen zouden moeten leven,
want het is niet voldoende om ze te etaleren in theore­
tisch geklets en religieuze praat, aldus Wilber. Ook Icha­
zo en Almaas ontwikkelden een soort trapsgewijs systeem
dat een rijping ten gevolge zou hebben, met als kroon op
het werk de 'verlichting', het grote inzicht. Het risico bij
deze benaderingen vind ik het mogelijke ontstaan van
een nieuw ik, alleen in een ander, 'heiliger' jasje. Dat kan
uiterst bedrieglijk uitpakken.
Toch geldt er mijns inziens een soort volgorde, maar
dan globaler: Een ieder die gevolg geeft aan de innerlijke
roep moet noodzakelijkerwijs het pad volgen van kennen
naar niet kennen, en komt uiteindelijk voorbij hetgeen
gekend kan worden, voorbij elke mogelijke manifestatie.
Op deze weg moet hij zichzelf verliezen in dat wat alles
transcendeert. De geest kan dit niet bevatten, maar heeft
geen andere keus dan zich hierin te laten verdwijnen. Dit
proces zou men een 'volgorde' kunnen noemen.
Het is bij zelfrealisatie uiteindelijk toch een ineens
'zien' van de waarheid, zoals gezegd. Doorgaans ligt daar
wel wat voorbereidend werk aan ten grondslag, zeker
waar sprake is van een leerling-leraar verhouding binnen
de mysteriescholen van zen en advaita. In de advaira-tra­
ditie bijvoorbeeld neemt men veelal als uitgangspunt dat
het hele bolwerk van het ik ongeveer gesloopt moet wor­
den, met alle ideeën en vermeende persoonlijke voortref­
felijkheden daarbij. Vooral dat laatste is voor velen toch
een forse drempel.
55
Dat ineens 'zien' (geen zien met de ogen, maar een plotse­
linge waarheidherkenning) vindt zowel mentaal, als in het
gevoelssegment plaats, waarbij het mentale 'zien' slechts
het velletje op de melk is. De veelal onbekende gevoels­
fortificaties van het ik zijn aanzienlijk weerbarstiger dan
de mentale, en het voorbereidend proces, waarbij mijns
inziens een leraar onontbeerlijk is, heeft meer weg van
een slopersbedrijf dan van een opbouwwerkerij. Daarbij
zijn trouwens forse, brute ego's veel gemakkelijker aan te
sturen dan gladde, flemende would-be-heiligen, aldus de
advaitaleraar Alexander Smit.
Om dat zien, om de herkenning van de waarheid te
bereiken, zitten boeddhisten soms een levenlang in een
klooster en heremieten decennia in de woestijn. De pe­
riode tussen het teloorgaan van het oude vertrouwde, li­
chamelijke ik en het vinden van geen nieuwe, wordt in
de christelijke mystiek vaak afgeschilderd als 'de donkere
nacht van de ziel'. De tijd waarin men de persoonlijk­
heid verliest is vaak een desolate, angstige tijd, maar het
is te doen en er is altijd een leraar als men er rijp voor
is, want: 'Zoekt en gij zult vinden'. In eerder genoemde
mysteriescholen wordt overigens het toekomstig scenario
dat na het identiteitsverlies gloort, al lang van tevoren
aangereikt, zodat een desolate periode niet echt voor ie­
dereen hoeft te gelden.
56
Dat wij God niet dwingen tot dat wat wij wil­
len, ligt daaraan dat het ons aan twee dingen
ontbreekt: aan deemoed vanuit de grond van
ons hart en aan een krachtig verlangen. Ik zeg
bij mijn leven: God vermag alle dingen op grond
van zijn goddelijke kracht, maar de mens iets
weigeren die deze beide dingen in zich heeft,
dat vermag Hij niet.
Het spreekt vanzelf dat deemoed hier tevens staat voor
het ontbreken van de eigen vermeende voortreffelijkheid
of spirituele groei. En dan: alles staat en valt mijns in­
ziens inderdaad met het grote verlangen. Aanvankelijk is
dat verlangen een zeuren, een heimwee, een vaag gemis
van binnen. Allengs wordt dat sterker in de loop der ja­
ren. Het groeit met de teleurstellingen. Allerlei vluchtge­
drag en compensaties worden dan ingezet: hard werken,
relaties, kinderen, carrière, gewoon het standaardverhaal
om het maar niet onder ogen te hoeven zien. Maar nooit
is er echt genezing. Het is als een virus dat de mens op­
loopt, en wat zich op een gegeven moment niet meer laat
verwijderen.
Dan wordt het serieus en moeten er keuzes gemaakt
worden, en die keuzes zijn altijd voor de volle 100%;
nooit 99%. Want 'God is een naijverig God', zo heet het
oudtestamentisch. Als het verlangen naar éénwording
niet voortdurend in uw gedachten is, als het niet domi­
nam aanwezig is gedurende de hele dag, dan is het niet
voldoende. Als het zoeken naar waarheid een soort flirten
met het zoeken is, een soort veredelde hobby, of gewoon
een grote interesse, of het slechts ten dienste van uw werk
of uw maarschappelijke status staat, vergeet het dan maar.
Want, hoewel ik niet voor een ander kan spreken, leeft
bij mij toch de stellige overtuiging dar deze kostbare ver-
57
andering, deze zo intense ommekeer, een 'gespreid bed'
verlangt om te kunnen plaatsvinden.
Ik verklaar bij Gods eeuwige waarheid dat God
genoodzaakt is zich naar zijn ganse vermogen
uit te gieten in eenieder die zichzelf tot op de
bodem heeft prijsgegeven.
Het is daarom dat Jezus zegt uw familie te moeten haten
als u hem wilt volgen.'Haten' betekende toentertijd in
dit verband: 'op de tweede plaats stellen'. Bedoeld wordt
dat u prioriteiten dient te stellen, want anders gaat u uw
bestemming missen. De verloochening �an andere inte­
ressen houdt de oriëntatie en de gerichtheid op het enige
dat telt: de gerichtheid op God, op het Absolute, want:
'Elk Rijk dat in zich zelf verdeeld is, moet te gronde gaan'.
Op daadwerkelijke wedergeboorte hebt u naar mijn stel­
lige overtuiging weinig kans als het bij wijze van spreken
niet- op in minst onderhuids- prioriteit nummer één
is gedurende vierentwintig uur per dag.
Zo werkt het ook met bezit. Wanneer uw bezit deel
uitmaakt van uw ik, uw identificatie en uw attentie,
wanneer het dus een binding vormt, dan is het niet
goed. Maar is bezit voor u uitsluitend functioneel en
staat u er volstrekt onverschillig tegenover, dan kan het
geen kwaad. U kunt dan gerust boodschappen blijven
doen in uw Saab of BMW en u hoeft hem niet te verko­
pen. Zolang het bezit maar niet tussen u en het Gods­
verlangen komt te staan, omdat u er uw identificatie aan
verbindt.
58
Het vroege en middeleeuwse christendom heeft erg de
nadruk gelegd op de verloochening van het 'vlees', uw
lichamelijkheid dus. Dit diende hetzelfde doel: het li­
chaam met haar noden en lusten mogen immers de ori­
entatie op God niet in de weg staan, maar zoals boven
vermeld, kan dat ook best anders. Sterker nog, we kun­
nen het omkeren: als het verlangen naar Waarheid, c.q.
God, van binnenuit zo groot wordt dat het u helemaal
in beslag neemt, komt u aan bezit en lichaam vanzelf
niet meer toe. Anders gezegd: wanneer de fixatie op het
Godsverlangen de overhand neemt, zal identificatie met
lichaam en bezit buiten de belangstelling raken en daar­
mee vanzelf aan invloed inboeten.
Daar waar keuzes zijn kunt u immers zelf sturen.
'Sturen? Maar is er dan een vrije wil?' vraagt u. 'Alles ge­
schiedt immers door karma?' Ja en nee. Ramana Mahar­
shi antwoordde eens op de vraag of er zoiets als een vrije
wil bestaat: 'Er is vrije wil, en karma volgt haar op de
voet'. Ik maak daar de volgende kanttekening bij: staan­
de in uw werkelijke natuur is er geen ik en daarmee ook
geen wil. Het leven leeft zich dan vanzelf in pure loutere
aanwezigheid. Maar als er identificatie plaatsvindt, is er
vrije wil, en waar wil is, kunt u sturen in gerichtheid en
oriëntatie.
Voor uw geestelijk bezit geldt hetzelfde als boven­
staande en hier blijft eveneens het doel: voortdurende
oriëntatie op God c.q. het Absolute. Die oriëntatie op
God moet voor u een voortdurende uitnodiging zijn en
geen strijd, geen worsteling, want die kunt u verliezen.
De focus op die oriëntatie kan zo sterk worden dat van-
59
zelf een soort zelfverloochening ontstaat, en dat is op die
wijze dan een natuurlijk gebeuren. In de advaitatraditie
wordt identificatie van het ik met het lichaam, alsmede
met het materieel- en geestelijk bezit, geëlimineerd door
het ik illusoir te verklaren, zoals hierboven al eerder aan­
gegeven. En dat niet zozeer door aangepraat geloof, dan
wel door logisch nadenken en diepgaand en oprecht on­
derzoek zodat acceptatie niet wordt opgedrongen, maar
direct voortkomt vanuit eigen conclusies.
In Lucas 9:24 staat:
'W'llnt ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal
het verliezen, maar ieder die zijn Leven verloren heeft om
Mijnentwil die zal het behouden. '
Daaraan koppelt Jezus dan de belofte van het zien van
het Koninkrijk Gods nog in dit leven. Dat verlies van je­
zelf is de kern van de weg tot dit Koninkrijk. Zonder het
volledige verlies van jezelf is er geen mogelijkheid om Je­
zus te volgen in zijn terugkeer naar de Vader, de bron en
oorzaak van alles. Het 'Wie ben ik?' van Ramana Mahar­
shi is in zekere zin diezelfde uitnodiging tot sterven aan
jezelf, zoals dat ook door het evangelie heen resoneert,
en eigenlijk klinkt het heel controversieel om de dood te
overstijgen door haar te ondergaan. Doorgaans is daar in
de advaita een figuurlijke worsteling met de leraar voor
nodig, waarbij zich dan onwillekeurig de vergelijking met
die van Jacob met de engel opdringt. (Gen 32)
60
Niemand ziet God en leeft
J
a, en dan komen we aan de gebeurtenis van de weder­
geboorte of verlichting. Het moment waarop men in
volstrekte helderheid en klaarheid geconfronteerd wordt
met zijn ware natuur. Wat gebeurt er dan precies ?
Een verwoording:
Het herkenningsmoment zélf van Waarheid was er een
van grote vreugde en verbijstering. Het maakte een im­
mense indruk. Er was een volkomen uit het evenwicht
geraakt zijn, en toch volstrekt stabiel staan in het nieuwe
perspectief. Stabiel als nooit tevoren. Sterker nog: dit was
twijfelloos de uiteindelijke bestemming. Deze gebeurtenis
is onomkeerbaar en is waarschijnlijk het meest indruk­
wekkend en bepalend in het leven. De evidentie van de
verkregen Waarheid was zodanig, dat ik na het emotione­
le moment mijzelf grondig verweet een zeldzame kaffer te
zijn, omdat ik hier een leven lang overheen gekeken had.
61
Wat 'ziet' men dan precies in dat verlichtingsmomenr?
Wat was er zo bijzonder aan?
Wat men exact ziet, is niet in woorden weer te geven.
Mijn pogingen daartoe waren er vele, maar even zovele
malen leken ze mij achterafonjuist en heb ik ze geschrapt.
Dat komt misschien omdat dat, wat het onderging, wat
ik gemakshalve dus 'ik' noem, er op dat moment niet
meer was. Wam niemand 'ziet God en leeft' (Ex 33:20).
Het beste wordt dit moment nog weergegeven in de
Upanishaden. Heel cryptisch staat daar: 'W'lJt is het teken
van Brahman op het niveau van menselijke waarneming?
Het is de uitroep: Ah!W'lJnneer de verlichtingflitst: Ah! wtln­
neer de ogen schitterden: Ah! Dat is alles. Brahman ging
voorbij. Wé zagen niet zijn gezicht, want dat is onmogelijk,
maar we voelden zijn aanwezigheid. '
Op een mysterieuze manier is iemand dan nooit meer
hetzelfde wanneer hij eenmaal de aanraking van Brah­
man heeft gevoeld. Daarom: wanneer 'the lightningjlash­
es' is de geest zich slechts bewust van een grote leegte.
De geest zoekt daarna niet langer het treffen met God
als Aanwezigheid. Alle vormen zijn verdwenen en God
maakt zich meer kenbaar als afwezigheid, dan als aanwe­
zigheid. Hij is in alles, en is voorbij alles. Deze afwezig­
heid blijft als levende aanwezigheid in de herinnering aan
de 'flash oflightning'. Juist in de afwezigheid is er dan een
weten van totale aanwezigheid.
Als ik dat hier zo neerschrijf, lijkt het niets bijzonders,
maar het is een ongelooflijk ingrijpend gebeuren zodra
62
het rot beleefde werkelijkheid wordt. Het moment van
herkenning van mijn wezen zelf, kan nooit lang geduurd
hebben. Het staat mij bij als een moment; ineens is er
dat diepe weten, volstrekt onverwacht en dus: genade.
Als een mega-aha-Erlebnis. Maar daarna was, zonder dat
ik mij beelden herinner, toch een totaal inzicht en to­
taal weten van alles, vervat in één ongedeeld geheel. Het
was onbestaanbaar dat er iets zou kunnen zijn dat mij
niet glashelder was. Het hele bestaan was mij bekend in
een volstrekte transparantie, zonder dat ik daarvan een
waarom of details wist, of hoefde te weten.
Ruimte en tijd waren afwezig of waren niet herken­
baar (dat weet ik niet meer), wam daar stond ik pas later
bij stil. Er was absolute twijfelloosheid en inzicht. Het
is verbijsterend hoe zo'n mega-indruk kan plaatsvinden
in één enkel ogenblik. Het meest indrukwekkend was
nog wel dat ik mijzelf daar niet als entiteit aanwezig er­
voer, maar meer, dat uitsluitend hetgeen zich voordeed,
alles was dat er was. Het zien, het zijn, het weten. Mij
overviel daarna met een grenzeloze zekerheid het weten:
1k was dat alles wat er was.' Men ziet ineens in opperste
helderheid, dat zijn zelfbeleving uit niets anders bestaat
dan uit het ervaren, beleven van dat moment, en daarin
ontbreekt iedere vorm van ik of entiteit.
Mijn wezen als het zijn zelf, manifesteerde zich voor
mij onomstotelijk. Toen het voorbij was, bleef geruime
tijd het gevoel van afwezigheid van mijzelf als aparte
deelnemer bestaan. Er was alleen wat er was.
Door de enorme impact van dit gebeuren kunnen
zich soms direct na deze 'gebeurtenis' fYsieke ongemak-
63
ken voordoen, die bij sommigen een tijd lang aanhouden.
Dan, langzaamaan, veranderden de dingen fundamen­
teel. Er begon op den duur meer en meer een 'religieus'
denken plaats te vinden in plaats van 'materialistisch'
denken. Ik ging alles meer in het perspectief van expressie
van bewustzijn zien. De beleving van wat ik altijd als me­
zelf had ervaren, wijzigde uiteraard drastisch. Het dage­
lijks leven veranderde eveneens: niet zozeer in de dingen
die,ik deed (mijn omgeving viel het nauwelijks op), dan
wel meer dat prioriteiten verschoven en ik anders tegen
het leven en dus ook tegen dood ging aankijken. Er was
een ongelooflijke opluchting. Alsof ik klaar was. Het was
klaar. De last was van mijn schouders. Met name dát.
Voor altijd. Het voelde dan ook letterlijk als een 'verlich­
ting'. Er was geen verlangen meer, geen echte innerlijke
onrust, of zoeken, zoals vroeger. Er was een volstrekt ze­
ker weten.
Er ontwikkelde zich op den duur een veel grotere mate
van relativering door de dag heen. Maar waar verwonde­
ring vroeger al snel verdween wanneer het nieuwe ergens
af was, blijft verwondering nu onverminderd aanwezig
en neemt zelfs toe, met name in de continue confrontatie
met de heiligheid en bijzonderheid van het bestaan zelf.
De gebruikelijke discussie bij zo'n gebeurtenis of er
nu sprake is van éénwording met of zonder onderscheid
van de waarnemer, is een academische. Dat geldt ook
voor de vraag of vergoddelijking plaatsvindt. Want wan­
neer de ervaarder wegvalt, wie zal er dan moeten vereni­
gen of één worden of vergoddelijken? Het is domweg
door het verdwijnen van de persoon waardoor grenzen
64
wegvallen. Ook de vraag of die ervaren eenheid, die to­
taliteit God zelf was, is mijns inziens een rationele over­
weging achteraf, hoewel ik er voor mijzelf diep van over­
tuigd ben dat het veel met elkaar te maken had. Echter,
dat is natuurlijk afhankelijk van het godsbeeld dat men
hanteert.
De ambivalentie van het feit dat de ervaarder weg­
valt en het gebeuren toch ervaren wordt, onderschrijft
dat mijn diepste wezen bestaat uit de ervaring zelve. De
constatering achteraf: 'Ik was alles' wordt in advaita ge­
kenschetst als de basis van liefde, en de constatering: 'Ik
was niets' als die van wijsheid. Dat geeft al aan dat het ik
volstrekt afwezig was tijdens dat proces, dan wel absoluut
niet constateerbaar. En daarmee schaart dit gebeuren zich
in de wetmatigheden van het religieuze denken. Daar be­
staat geen ik als aparte entiteit. De enorme opluchting,
verlichting, die ontstaat als het ik wegvalt, lijkt me een
van de belangrijkste componenten te zijn in dit proces.
De eenheid of vereniging, dan wel vereenzelviging met
het rotale bestaan wordt daardoor een feit, en ligt dan als
een nieuwe weg voor u. Eén groot feest. Het loodzware
gewicht van dat ik wordt achteraf pas goed beseft.
Het bovenstaande wordt binnen de advaita doorgaans
in een enkele zin weergegeven: 'Ik herkende mijn ware
natuur.'
De oude gewoonte is geheel van de ziel afge­
vallen en is dood. De ziel heeft zich haar ware
wezen toegeëigend en staat in haar eerste on­
schuld.
65
Zo duidt Meester Eekhart de wedergeboorte. Daarmee
opende zich voor mij tevens een nieuwe wijze van ver­
staan en begrijpen. Bijvoorbeeld de teksten van Meester
Eckhart, die vroeger voor mij vol zaten met onbegrijpe­
lijke en soms zelfs belachelijke uitspraken, waren mij nu
op slag volstrekt duidelijk. Waar ik voorheen hoog opzag
tegen de voor mij ingewikkelde uiteenzettingen en breed­
voerige constructies die theologische geleerden ten tonele
voerden ter verklaring van genoemde ogenschijnlijk on­
begrijpelijke passages in Meester Eekhans werk, werken
die nu nog slechts op de lachspieren, want waarheid is.
nooit ingewikkeld. Er staat maar één ding waarheid in de
weg en dat is het ontbreken van de bereidheid om re zeg­
gen: 'Ik weet het niet'. Meester Eekhart is daarin zelf heel
mild en zegt herhaaldelijk dat niet verwacht mag worden
dat zijn woorden (preken) begrepen worden, tenzij men
dit cruciale inzicht bezit.
Wie deze uiteenzetting niet verstaat, bekom­
mere zich er niet om. Want zolang de mens nog
niet op deze waarheid lijkt, zal hij deze uiteen­
zetting niet verstaan. Want het is een onverho­
len waarheid die onmiddellijk uit het hart van
God is voortgekomen.
Zaken die voorheen door mij altijd volstrekt conform
geaccepteerd werden, kwamen in een heel nieuw licht te
staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de rol van Jezus als
verlosser. Jezus van Nazareth als verlosser? Jazeker. Maar
wat mij betreft is die verlossing nu gelegen in de bood-
66
schap die hij bracht en waarvoor hij kwam. De weg tot
het Koninkrijk die hij ons wees blijkt hier, gewoon in
dit leven, haalbaar. Daarin ligt zijn grote verdienste en
dat is zijn boodschap. Hij liet ons zien hoe het besef van
God in de ziel geboren kan worden en hij leerde ons het
Zoonschap zien en worden. Gewoon aan den lijve! Hij
leefde dat vóór, zodat we hem daarin onmiddellijk kon­
den volgen, zodat bevrijding, verlossing, plaats kon vin­
den, hier en nu, niet straks in een vermeend hiernamaals,
nee, nu!
Het is deze Waarheid die hij ons schonk. Deze waar­
heid die vrij maakt. Vrij waarvan? Vrij van onszelf.
Het herkennen van ons wezen, onze oorsprong als het
(bewust)zijn zelve. Die waarheid maakt vrij. Bevrijd ons
van ons ooit veronderstelde, persoonlijke ik. Dat is de
grote verlossing die hij bracht, want die behelst eeuwig­
heid. Het is een bevrijdend inzicht dat Christus nier
gekomen is om de mens tot morele volmaaktheid re
brengen, maar wel tot een verlossing uit zijn egocultus
en uit zijn zorg voor zijn eigen imago. Jezus' leven zegt
mij daarom veel meer dan zijn (kruis)dood, want ik heb
hetgeen hij beloofde mogen omvangen en daar geef ik
graag alle andere constructies voor weg. Weer is de eigen
ervaring hier doorslaggevend. In de Middeleeuwen zou
ik hiervoor zonder twijfel levend zijn verbrand, want dit
is niet de Paulinische versie.
Ook Jezus' wonderdoeningen zie ik nu als van minder
belang dan zijn boodschap. Wonderen geschieden he­
den ten dage nog steeds, hoewel men zich kan afvragen
waarom de naruur uitzonderingen op haar eigen wetren
67
zou toestaan. Voor wat we vandaag onder 'paranormaal'
rangschikken, wordt misschien morgen middels kwan­
tumfysica, of een van haar zusterwetenschappen, een heel
simpele en logische verklaring gevonden. Het rou best
kunnen zijn dat hetgeen wij niet herkennen als een na­
tuurlijke wetmatigheid (omdat onze kennis nog tekort
schiet), heel gemakkelijk tot 'wonder' gepromoveerd
wordt. Zelf ben ik van mening dat de wonderdoenin­
gen van de Nazarener niet nodig waren om zijn autori­
teit en voortreffelijkheid te onderbouwen. Nogmaals: de
boodschap die hij bracht is van een mondiale en tijdloze
importantie en verschilt juist daarin van genoemde won­
deren.
In her verlengde daarvan zijn in de loop der tijd in
de mystiek wonderen, extases en exotisch gedrag een ei­
gen plaats gaan opeisen als kenmerk van het vermeende
heiligingproces. Men kan daar vraagtekens bij plaatsen.
De functie en de voordelen van zulke extremiteiten zijn
mij tot nu toe nog niet helder geworden en ik heb ze
tot heden ook niet gemist. Dit, terwijl ik mij niet geheel
aan de indruk kan onttrekken dat interessantdoenerij, en
wellicht wat hysterie, moeilijk te onderscheiden is van
oprechte belevenissen op dit vlak.
Visioenen in dit verband bestaan door de geschiede­
nis heen vaak uit een soort vermeende aanschouwing
van Maria, Jezus, of God. Bernadette van Lourdes zag
Maria in een visioen. Surdas zag Krishna in een visioen.
Waarom zag Bernadette Krishna niet? Omdat Krishna
niet in haar persoonlijke culturele bepaaldheid bekend
was. Datzelfde geldt voor Surdas ten aanzien van Maria.
68
Het lijkt erop dat alleen die verschijningen, die binnen
het brein al een plaats hebben, plaatsvinden, waarmee
een onafhankelijke aanwezigheid ten minste kan worden
betwijfeld.
William Law6 laat zich daarover als volgt uk
Zoudt ge willen weten hoe het komt dat zovele valse wezens
in de wereld verschenen, die zichzelfen anderen met vals
vuur en vals licht hebben misleid, en beweren ingevingen en
openbaringen te hebben en inzichten in het goddelijk leven en
in het bijzonder wonderen te kunnen verrichten, waartoe ze
speciaal door God waren geroepen ?Dit is het: ze keerden zich
tot God, zonder zich van zichzelfafte keren; ze wilden in God
leven zonder dat zij hun eigen aard in zich gedood hadden. '
Augustinus duidde hetzelfde als volgt:
'Heer, ik wilde Uniet missen, maar ik wilde tegelijk met
U het geschapene bezitten; dat kwam door mijn hebzucht
en daarom verloor ik U, want gij staat niet toe, dat men
tegelijk met U, die de waarheid zijt, het onware geschapene
bezit.'
Nee, de uitzonderlijkheden zijn niet de kern van het
bestaan. Zij leiden af van de aard van het bestaan zelf
en verworden daarmee rot een dwaalspoor. Ook en met
name de 'New Age' beweging, met al haar dubieuze
randverschijnselen, neigt daartoe. Enerzijds, omdat in
deze stroming de fantasie in haar oncontroleerbaarheid
alle ruimte krijgt en zich waarheidsgehalte toe-eigent, en
6. William Law, Engels mysricus (1686- 1761)
69
anderzijds omdat zij vruchtbare grond biedt voor allerlei
selfproclaimed gurt/s, meesters, healers, genezers en ander
ti-ta-rovenaarsvolk, dat aan oprechte zoekers kraaltjes en
spiegeltjes voorhoudt waardoor aandacht verkeerd wordt
gericht en de bevrijdende eenvoud en oorzaak van her be­
staan in al haar grandeur niet wordt opgemerkt. Ook hier
staan de geëtaleerde uitzonderlijkheden vaak ten dienste
van een overspannen ik.
Daarentegen verandert het moment van waarheid,
van verlichting (met een antiek woord: wezensblik), in
eerste instantie weinig aan het karakter, de voorkeuren
en (on)aangenaamheden van degene die dat ondergaat.
De omgeving zal de verandering nauwelijks opvallen,
want men houdt nog steeds van aardbeien en rijsttafelen,
is nog steeds dol op reizen en nog net zo directief als
vroeger. Men heeft nog steeds ruzie met partner en kin­
deren en raakt eveneens nog steeds geïrriteerd door een
parkeerbon. De verandering van gewoonten, karakter en
dat soort zaken komt misschien later en geleidelijk, áls ze
al komt. Er verschijnt geen aureool, en men loopt niet
plotseling met een verzaligde glimlach rond.
Het eenmalige zien van Waarheid is een absoluut we­
ten. Kunnen buitenstaanders de echtheid van die erva­
ring checken? Ja en nee. Ja, omdat na die ervaring- zoals
boven opgemerkt - het volstrekte inzicht in sommige
dingen ineens aanwezig is waar dat vroeger ontbrak (ver­
gelijk: het pinkstergebeuren). Nee, niet direct als het ge­
woonten en uiterlijk van de persoon betreft, zoals boven
aangegeven. Maar dat lijkt mij ook minder belangrijk,
congruentie bewijst zich vanzelf in de tijd.
70
'Satori', zegt professor (en zenkenner) D.T. Suzuki, 'is geen
extase oftrance- zoals in deyoga - maar een algehele geeste­
lijke omwenteling die vroegere intellectuele inzichten omver­
haalt, en dus leidt tot een soort van intellectuele catastrofe.'7
Enomiya-Lasalle zegt daarover, eveneens vanuit de zen­
traditie:
Veze intuïtie is de verlichting (satori) ofhet zien van de
werkelijkheid (kensho). Het is het door ervaring verkregen
inzicht van de absolute eenheid van al het zijnde, waarin er
noch een op zichzelfstaand ik is, noch een entiteit waar dan
ook en daarom ook geen enkele tegenstelling. '
Zoals gezegd: die omslag is éénrnalig en de revenuen
daarvan kunnen ieder moment 'geleefd' worden. Twijfel
aan de geziene waarheid is niet meer mogelijk, maar dat
wil niet zeggen dat (tijdelijk) niet kan worden teruggeval­
len in de oude conditionering. Of sterker nog: men kan
er voor kiezen er weinig of niets mee te doen, en geen af­
stand te nemen van de oude manier van kijken. Want in­
dien strikt doorgevoerd, kan 'het nieuwe leven' de mens
isoleren van zijn omgeving in de samenleving. Soms is
het vlees zwak, en dan kiest men er bijvoorbeeld voor 'om
niet álle familie te haten' en op dat vlak de identificatie in
stand te houden. Precies op dat punt blijft men dan ook
kwetsbaar en niet 'bevrijd' (en men faalt exact daar in
de navolging van Christus). Vaak is de identificatie met
hun functie voor leraren in deze (advaitische) materie de
7. D.T. Suzuki: Inleiding rot het Zen-boeddhisme. Ankh-Hermes, Deventer
1975
71
valkuil, want het zijn sterke benen die de weelde kun­
nen dragen en zo'n identificatie gaat heel subtiel. Echter,
eeuwigheid kan wél ieder moment beleefd worden zodra
het eenmaal gezien is en men er op dat moment voor
kiest, en dat gaat op den duur steeds gemakkelijker. Het
constantvertoeven in je ware natuur, is een ander verhaal;
sommige gerealiseerde mensen kunnen dat voortdurend,
maar die zijn echt dun gezaaid.
72
Nergens niet
H
et voorgaande zal ongetwijfeld vragen oproepen
en uitleg behoeven. Laten we een begin maken en
ter verduidelijking eerst eens kijken naar het begrip: al­
omtegenwoordigheid, omdat het juiste verstaan van dat
begrip, rechtstreeks toegang geeft tot non-dualiteit. Het
inzicht in die non-dualiteit is wezenlijk om te komen tot
Godsbesef.
Het woord 'alomtegenwoordig' betekent zoveel als:
nergens nietaanwezig zijn. Strikt genomen wil dat zeggen:
er is geen plek, niet in de verste verte, ergens in of buiten
het heelal, waarop dat niet van toepassing is. Dat geldt
dan onverminderd ook voor andere sferen of dimensies,
zo die er mochten zijn, inclusief de hel, indien u daarin
gelooft. Het geldt voor de fysieke wereld, de emotionele
wereld, de memale wereld en elke andere wereld die u
maar bedenken kunt.
73
En dan is het ook nog zo dat het niet een kwestie is van
dat alle dingen doordrongen zijn van die tegenwoordig­
heid, die aanwezigheid. Nee, want dat zou betekenen dat
er iets is dat aanvankelijk op zichzelf kan bestaan, om
dan vervolgens doordrongen te worden. En dat laat de
betekenis van dit woord niet toe.
De consequentie van alomtegenwoordigheid is zeer
vérsuekkend; namelijk dat er als eerste waarheid eigenlijk
alleen maar die tegenwoordigheid bestaat en dat daarin,
daarbinnen, alle dingen zich in verscheidenheid manifes­
teren in tijd/ruimte. De moeite waard om even bij stil te
staan. Het doet denken aan de insteek van een filosoof
als Spinoza8• Die neigde in zijn monisme tot de conclusie
dat er slechts één 'substantie' is, God, waarin alles als een
modus bestaat. Ook Schelling9 en Hegel10 wezen in die
richting. Maar 'substantie' staat hier tussen quoten, en
dat is niet voor niets. God of het Absolute is geen 'iets',
dus ook geen substantie.
Wat in God is, dat is God.
Even een zijstapje. Ik noemde de eerste waarheid. 'Waar­
heid', zuiver gedefinieerd, is alleen absoluut waar, als het
overal altijd en voor iedereen wáár is. Daarmee is zelfs het
bestaan van de Mount Everest niet absoluutwaar, want ooit
zal die er niet meer zijn. Gelukkig kunnen we in het dage­
lijks leven wat minder fundamentalistisch zijn en werken
8. Baruch de Spinoza, Nederlands filosoof (1632-1677)
9. Friedrich Wilhelm Joseph Schelling, Duits romantisch filosoof (1775-
1854)
10. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Duits filosoof(1770-1831)
74
we met relatieve waarheden, waar helaas dan ook de nodige
bloedneuzen door ontstaan. Wél kunnen we nu alvast con­
stateren dat absolute waarheid volgens bovenstaande defi­
nitie eigenlijk buiten het geschapene valt. De schepping is
immers eindig. We leren die absolute waarheid verderop
nog kennen in de bespiegelingen over het zijn.
Er zijn er veel die licht en waarheid hebben
gezocht, doch steeds buiten, waar zij niet was.
Want de waarheid is binnen, in de diepste
grond, en niet buiten.
Nu weer terug naar de alomtegenwoordigheid. Die leidt
ons nu min of meer binnen in de religieuze denkwijze.
Doorgaans wordt in de christelijke cultuur het woord 'al­
omtegenwoordig' gebruikt in relatie tot God. Ik gebruik
dat woord God omdat het voor mij staat voor het meest
wezenlijke en al-bepalende, en niet omdat dat voor mij
een entiteit is. Iedere vorm van entiteit loochent trouwens
de alomtegenwoordigheid en doet af aan de grandeur van
wat wij dan gemakshalve God noemen. Immers, een en­
titeit houdt per definitie begrenzing in.
God is één en niet twee. Wie God aanschouwt,
aanschouwt slechts eenheid. Je moet God zon­
der beeld ervaren, onmiddellijk en zonder gelij­
kenis. Wil ik echter God zo onmiddellijk erva­
ren, dan moet ik rechtstreeks God worden, en
Hij moet mij worden. Veel eenvoudige lieden
menen, dat zij God moeten zien als was Hij
75
daar en waren zij hier. Dat is niet juist, God en
ik zijn één.
Het bovenstaande is de consequentie van alomtegenwoor­
digheid. Ongeacht hoe God wordt vormgegeven binnen
uw begripsvermogen betekent alomtegenwoordigheid
van God (of het Absolute) onontkoombaar, dat op de
één of andere manier God dan ook zijn eigen schepping
is. De erg wijsneuzige criticus kan het bovenstaande sim­
pelweg afdoen met het label 'pantheïsme', maar dat zal
weinig aan helderheid bijdragen, 'want dat brengt mij
niet tot zaligheid', zou Meester Eekhart zeggen.
Hoe God in relatie tot de schepping precies verstaan
kan worden komt pas tot klaarheid wanneer het zijn van
de dingen nader is bezien.
In God zijn alle dingen gelijk en zijn God zelf.
Ik heb geen persoonlijke God ervaren. Hoe kom ik er
dan bij om het woord God toch telkens te gebruiken? In
ieder geval niet uit verstandelijke overwegingen, want bij
mijn 'uitstromen' en mijn 'doorbreken' kwam ik nergens
iets tegen dat ik 'God' zou kunnen noemen. Waarom dan
tóch het woord God gebruiken? Wel, ik heb gewoon geen
ander woord voor dat grenzeloze dat overal is en zonder
dat niets ook maar een seconde zou bestaan. Kunnen we
dat God noemen? Eigenlijk niet, want de mensen hebben
God tot een begrip gemaakt en daarmee grenzen gesteld
aan het grenzeloze. Er is dus eigenlijk geen woord voor,
maar kan men Hem/dat grenzeloze dan toch aanbidden?
76
Ja, dat valt gewoon niet ce laten, wat mij betreft. Iemand
die zijn eigen wezen vastgesteld heeft en weet dat het is,
want hij is er mee samen geweest- en zo'n samenzijn is
een woordeloze erkenning, aanbidding - zal het woord
God daarbij gebruiken. 'mznt uiteindelijk is gebed: for­
muleren van godsaanschouwing', aldus Hammarskjöld.
Dat woord God heeft voor mij een lading en betekenis
die valt buiten elke academische haarkloverij en die mij
in haar grandeur regelmatig het rode waarschuwingslicht
van de hoogmoed voorhoudt. Ik associeer het woord God
dan ook met het heiligste wat er bestaat: de voortdurende
oorzaak en manifestatie van het bestaan zelfen zeker niet
met een vermeende persoonlijke God. Want Gods Zijn
is mijn leven. En niet minder dan dat. Het sluit naadloos
aan op Joh. 1:4: 1n het Woord was leven en het leven was
het licht der mensen. '
De Nietzsches onder ons ondersteun ik dan ook van har­
te wanneer het een persoonlijk, een antropomorf gods­
beeld betreft, ook al wordt dat in bepaalde theologische
kringen tegenwoordig wat afgezwakt door de menselijk­
heid van God te reduceren tot het begrip 'intellect'. De
constructie van een persoonlijke God roept vanuit haar
aard vragen op die alleen maar kunnen worden beant­
woord in termen, die binnen het geschapene vallen. Ik
zie dat als een ongerijmdheid. Wellicht vanuit de onjuiste
(driedimensionale) interpretatie van de uitspraak: 'Naar
Zijn beeld en gelijkenis', blijft dat menselijk element in
het godsbeeld een hardnekkig verschijnsel. Ik kom op die
uitspraak nog terug.
77
God is naamloos want van Hem kan niemand
iets zeggen of kennen. Daarom zegt een hei�
dense meester: wat wij van de eerste oorzaak
1 kennen of uitzeggen, zijn we meer zelf dan dat
het de eerste oorzaak zou zijn, want die is boven
ieder zeggen en verstaan verheven. Een mees�
ter zegt: had ik een god die ik kon kennen, dan
zou ik hem nooit meer voor God aanzien. Van­
daar dat Augustinus zegt: 'Het schoonste wat
een mens over God kan zeggen bestaat hierin
dat hij uit wijsheid van innerlijke rijkdom kan
zwijgen.'
Doorslaggevend voor mij om 'God' te zeggen is dus welk
godsbeeld er wordt gehanteerd. Men kan, wanneer men
zich er bijvoorbeeld op laat voorstaan mysticus en noch­
tans atheïst te zijn - hetgeen tegenwoordig nogal eens
voorkomt - wat mij betreft ook een ander woord gebrui­
ken voor dat grote mysterie, waarin het hele bestaan is
gegrond. Het wordt in dat geval gewoon een ander, wat
stoer, populistisch of 'politiek correct' etiket voor precies
hetzelfde. Het zojuist vermelde, ondoorgrondelijke en
onnoembare Mysterie zal niet wakker liggen van de ver­
meende mysticus die beweert de Eenheid zonder genade
en op eigen kracht te hebben 'bereikt'. Het vàlt bij zo'n
claim te vermoeden dat er in dat geval nogal wat ik als ver­
stekeling is meegereisd; het idee de realisatie zelf tot stand
te hebben gebracht staat mijns inziens haaks op het faillis­
sement van het ego, zijnde de kern van de zaak. Ik ben ge­
neigd in relatie tot de God die ik beleef, met de woorden
78
van Meester Eekhart te zeggen: 'Gij zijt mij meer nabij
dan ik mijzelve ben.' In één adem zou ik daaraan willen
toevoegen: 'en behoed mij voor de zelfgenoegzaamheid.'
Niets is zo abstract en tegelijkertijd zo concreet als
God. Ik refereerde eerder reeds aan het zijn, of meer
aan de is�heid van de dingen, want die is-heid, hoewel
geen goed Nederlands woord, legt meer het accent op
het moment zélf. Het haalt de suggestie van het tijdsele�
ment uit het Zijn, waardoor de essentie beter uitkomt.
Die is-heid wordt niet zozeer verstaan, maar meer 'ge�
zien' wanneer we wat diepgaander stilstaan bij het zijn
in het algemeen. Veel theoretisch voorwerk is al gedaan:
de wetenschap van het zijn, de ontologie, heeft haar
wortels in het verre verleden, in het Griekse denken.
Plato stond aan de wieg daarvan en het zal dan ook geen
verbazing wekken dat dit zijn via het neoplatonisme,
middels Origenes en Augustinus tot en met Prof. Dr.
De Vogel, een grote plaats is gaan innemen in het chris­
telijke gedachtegoed.
Maar zoals met zoveel abstracties het geval is, lo­
pen we met een diepgaande kwestie als het zijn op�
nieuw het risico dat wij als denker aan de haal gaan
met scherpzinnige conclusies, academische polemie­
ken en intellectueel geweld, en daar hebben we nu
even niets aan. We kunnen het zijn maar tot op zekere
hoogte benaderen alvorens ons denken tekort schiet.
'De ervaring van God komt in de dimensie van het zijn,
maar het is niet hetfondament, noch het wezen van God. '
(Heidegger)11
11. Martin Heidegger, Duits filosoof (1889-1976)
79
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

More Related Content

What's hot

Allan Kardec Het Evangelie Volgens het Spiritisme
Allan Kardec   Het Evangelie Volgens het SpiritismeAllan Kardec   Het Evangelie Volgens het Spiritisme
Allan Kardec Het Evangelie Volgens het SpiritismeOsvaldo Brascher
 
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)CSR
 
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts foto
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts fotoBachelor scriptie Janine Mutsaerts foto
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts fotoJanine Mutsaerts
 
2009 el-god heeft een brede rug
2009 el-god heeft een brede rug2009 el-god heeft een brede rug
2009 el-god heeft een brede rugMaarten Devos
 
Benedictus XVI WJD
Benedictus XVI WJDBenedictus XVI WJD
Benedictus XVI WJDCSR
 
Boodschap wjd 2011_ben_xvi
Boodschap wjd 2011_ben_xviBoodschap wjd 2011_ben_xvi
Boodschap wjd 2011_ben_xviCSR
 
Johannes Paulus II: encycliek Dives in Misericordia
Johannes Paulus II: encycliek Dives in MisericordiaJohannes Paulus II: encycliek Dives in Misericordia
Johannes Paulus II: encycliek Dives in MisericordiaCSR
 
Spiritualiteit van paus franciscus
Spiritualiteit van paus franciscusSpiritualiteit van paus franciscus
Spiritualiteit van paus franciscusnikolaassintobin
 
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...stichtingrozenkruis
 

What's hot (11)

Allan Kardec Het Evangelie Volgens het Spiritisme
Allan Kardec   Het Evangelie Volgens het SpiritismeAllan Kardec   Het Evangelie Volgens het Spiritisme
Allan Kardec Het Evangelie Volgens het Spiritisme
 
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)
paus Franciscus: Lumen Fidei (het licht van het geloof)
 
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts foto
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts fotoBachelor scriptie Janine Mutsaerts foto
Bachelor scriptie Janine Mutsaerts foto
 
2009 el-god heeft een brede rug
2009 el-god heeft een brede rug2009 el-god heeft een brede rug
2009 el-god heeft een brede rug
 
Benedictus XVI WJD
Benedictus XVI WJDBenedictus XVI WJD
Benedictus XVI WJD
 
Boodschap wjd 2011_ben_xvi
Boodschap wjd 2011_ben_xviBoodschap wjd 2011_ben_xvi
Boodschap wjd 2011_ben_xvi
 
Johannes Paulus II: encycliek Dives in Misericordia
Johannes Paulus II: encycliek Dives in MisericordiaJohannes Paulus II: encycliek Dives in Misericordia
Johannes Paulus II: encycliek Dives in Misericordia
 
Spiritualiteit van paus franciscus
Spiritualiteit van paus franciscusSpiritualiteit van paus franciscus
Spiritualiteit van paus franciscus
 
Noveen Montse Grases
Noveen Montse GrasesNoveen Montse Grases
Noveen Montse Grases
 
Kolakowskispreekbeurtelcker ic
Kolakowskispreekbeurtelcker icKolakowskispreekbeurtelcker ic
Kolakowskispreekbeurtelcker ic
 
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...
Biografie jan van rijckenborgh modern rozenkruiser en hermetisch gnosticus st...
 

Similar to C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Over paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogieOver paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogieJoris Hoerée
 
Bedwelming, boze geesten en bedrog
Bedwelming, boze geesten en bedrogBedwelming, boze geesten en bedrog
Bedwelming, boze geesten en bedrogPaul Lieverse
 
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdw
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdwHc 17- a presentatie spiritualiteit - pdw
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdwAdri Martens
 
Met de blik op Jezus Christus, teksten ter overweging
Met de blik op Jezus  Christus, teksten ter overwegingMet de blik op Jezus  Christus, teksten ter overweging
Met de blik op Jezus Christus, teksten ter overwegingCSR-Religion
 
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichtingMaarten Devos
 
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitaDennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitanonduality01
 
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014Adri Martens
 
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot   Thuiskomen Proef 4 101025sdPot   Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sdmiekpot
 
Nat Syn 10 December 2010 Def
Nat Syn 10 December 2010 DefNat Syn 10 December 2010 Def
Nat Syn 10 December 2010 Defharmenw
 
Thomas Merton Geestelijke Begeleiding
Thomas Merton Geestelijke BegeleidingThomas Merton Geestelijke Begeleiding
Thomas Merton Geestelijke BegeleidingRinie Altena
 
schepping en evolutie - 26-09-2015
schepping en evolutie - 26-09-2015schepping en evolutie - 26-09-2015
schepping en evolutie - 26-09-2015Evert Jan Hempenius
 
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus II
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus IIInleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus II
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus IIAlfred Driessen
 
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007Rinie Altena
 
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith Plantier
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith PlantierBijna-doodervaring_jan2011_Edith Plantier
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith PlantierVU Connected
 
Wim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - InzichtWim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - Inzichtnonduality01
 
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013VVPAssen
 

Similar to C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita (20)

Over paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogieOver paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogie
 
Bedwelming, boze geesten en bedrog
Bedwelming, boze geesten en bedrogBedwelming, boze geesten en bedrog
Bedwelming, boze geesten en bedrog
 
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdw
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdwHc 17- a presentatie spiritualiteit - pdw
Hc 17- a presentatie spiritualiteit - pdw
 
Met de blik op Jezus Christus, teksten ter overweging
Met de blik op Jezus  Christus, teksten ter overwegingMet de blik op Jezus  Christus, teksten ter overweging
Met de blik op Jezus Christus, teksten ter overweging
 
Reflecties op ZO WORDT HET SPEL GESPEELD - 14-03-2014 - WKO-dag
Reflecties op ZO WORDT HET SPEL GESPEELD - 14-03-2014 - WKO-dagReflecties op ZO WORDT HET SPEL GESPEELD - 14-03-2014 - WKO-dag
Reflecties op ZO WORDT HET SPEL GESPEELD - 14-03-2014 - WKO-dag
 
Bij Jezus in de buurt
Bij Jezus in de buurtBij Jezus in de buurt
Bij Jezus in de buurt
 
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting
2011 05-14-trouw-de vleugel-toelichting
 
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitaDennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
 
2009 el-kerk2009-2
2009 el-kerk2009-22009 el-kerk2009-2
2009 el-kerk2009-2
 
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014
Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014
 
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot   Thuiskomen Proef 4 101025sdPot   Thuiskomen Proef 4 101025sd
Pot Thuiskomen Proef 4 101025sd
 
Nat Syn 10 December 2010 Def
Nat Syn 10 December 2010 DefNat Syn 10 December 2010 Def
Nat Syn 10 December 2010 Def
 
Thomas Merton Geestelijke Begeleiding
Thomas Merton Geestelijke BegeleidingThomas Merton Geestelijke Begeleiding
Thomas Merton Geestelijke Begeleiding
 
schepping en evolutie - 26-09-2015
schepping en evolutie - 26-09-2015schepping en evolutie - 26-09-2015
schepping en evolutie - 26-09-2015
 
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus II
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus IIInleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus II
Inleiding op fides et ratio van paus Johannes Paulus II
 
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007
Retraite En Dat Soort Dingen Juni 2007
 
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith Plantier
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith PlantierBijna-doodervaring_jan2011_Edith Plantier
Bijna-doodervaring_jan2011_Edith Plantier
 
Wim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - InzichtWim Zonjee - Inzicht
Wim Zonjee - Inzicht
 
2. Over God
2. Over God2. Over God
2. Over God
 
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013
Overdenking Sybrand Buma, Vrijburg 23 juni 2013
 

More from nonduality01

Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidJeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidnonduality01
 
Jean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik benJean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik bennonduality01
 
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesJed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesnonduality01
 
Joan Tollifson - Niets om je aan vast te houden
Joan Tollifson  - Niets om je aan vast te houdenJoan Tollifson  - Niets om je aan vast te houden
Joan Tollifson - Niets om je aan vast te houdennonduality01
 
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - ZelfonderzoekJan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - Zelfonderzoeknonduality01
 
Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweestJan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden - Terug van nooit weggeweestnonduality01
 
Han van den Boogaard - Dat wat is
Han van den Boogaard  - Dat wat isHan van den Boogaard  - Dat wat is
Han van den Boogaard - Dat wat isnonduality01
 
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
Francis Lucille  - Eeuwigheid nuFrancis Lucille  - Eeuwigheid nu
Francis Lucille - Eeuwigheid nunonduality01
 
Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig  - Verlichting voor beginnersChuck Hillig  - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig - Verlichting voor beginnersnonduality01
 
Bob Rigter - Zen tijd
Bob Rigter -  Zen tijdBob Rigter -  Zen tijd
Bob Rigter - Zen tijdnonduality01
 
Anthony de Mello - Bewustzijn
Anthony de Mello  - BewustzijnAnthony de Mello  - Bewustzijn
Anthony de Mello - Bewustzijnnonduality01
 
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absoluteAlexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absolutenonduality01
 
Adyashanti - Dansende leegte
Adyashanti  - Dansende leegteAdyashanti  - Dansende leegte
Adyashanti - Dansende leegtenonduality01
 
Adyashanti - Ware meditatie
Adyashanti  - Ware meditatieAdyashanti  - Ware meditatie
Adyashanti - Ware meditatienonduality01
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereldnonduality01
 
Adyashanti - De weg van bevrijding
Adyashanti  - De weg van bevrijdingAdyashanti  - De weg van bevrijding
Adyashanti - De weg van bevrijdingnonduality01
 

More from nonduality01 (16)

Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidJeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
 
Jean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik benJean Klein - Ik ben
Jean Klein - Ik ben
 
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesJed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
 
Joan Tollifson - Niets om je aan vast te houden
Joan Tollifson  - Niets om je aan vast te houdenJoan Tollifson  - Niets om je aan vast te houden
Joan Tollifson - Niets om je aan vast te houden
 
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - ZelfonderzoekJan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
 
Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweestJan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest
 
Han van den Boogaard - Dat wat is
Han van den Boogaard  - Dat wat isHan van den Boogaard  - Dat wat is
Han van den Boogaard - Dat wat is
 
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
Francis Lucille  - Eeuwigheid nuFrancis Lucille  - Eeuwigheid nu
Francis Lucille - Eeuwigheid nu
 
Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig  - Verlichting voor beginnersChuck Hillig  - Verlichting voor beginners
Chuck Hillig - Verlichting voor beginners
 
Bob Rigter - Zen tijd
Bob Rigter -  Zen tijdBob Rigter -  Zen tijd
Bob Rigter - Zen tijd
 
Anthony de Mello - Bewustzijn
Anthony de Mello  - BewustzijnAnthony de Mello  - Bewustzijn
Anthony de Mello - Bewustzijn
 
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absoluteAlexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
 
Adyashanti - Dansende leegte
Adyashanti  - Dansende leegteAdyashanti  - Dansende leegte
Adyashanti - Dansende leegte
 
Adyashanti - Ware meditatie
Adyashanti  - Ware meditatieAdyashanti  - Ware meditatie
Adyashanti - Ware meditatie
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereld
 
Adyashanti - De weg van bevrijding
Adyashanti  - De weg van bevrijdingAdyashanti  - De weg van bevrijding
Adyashanti - De weg van bevrijding
 

C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

  • 1.
  • 3. Meester Eekhart versus advaita Thuiskomen in dezelfde bron C.B. Zuijderhoudt samsara
  • 4. © C.B. Zuijderhoudt, 2008 © Deze uitgave: Samsara uitgeverij bv, 2008 Omslagontwerp: Erik Thé: www.erikthedesign.com © Foto omslag: René Willaert, hetgroenegezicht.blogspot.com Lay-out: Studio 28, Hillegom ISBN: 978-90-77228-54-8 I NUR 728 De geeiteerde teksten van Meester Eekhart zijn uit het boek: Waar God naamloos is, een uitgave van uitgeverij Synthese te Den Haag. ISBN: 978-90-62718-45-0 Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke toestemming van: Samsara Uitgeverij bv Herengeacht 341, 1016 AZ Amsterdam www.samsarabooks.com Voorwoord I n dit werkje heb ik dankbaar gebruik gemaakt van ge­ dachten enwoorden die begenadigde denkers en schrij­ vers al eerder te berde brachten. Alle woorden zijn ooit al eens gezegd. De kunst bestaat daaruit, om ze op het juiste moment in de goede volgorde te zetten, waardoor ze be­ tekenis toevoegen aan hergeen op dat moment bedoeld wordt. Ik ben eerder genoemde denkers en schrijvers dan ook dankbaarheid verschuldigd voor hun ongevraagde bijdrage. Niet altijd was ik in staat om de herkomst of de bron van bepaalde uitspraken weer te geven, waarvoor mijn welgemeende excuses. Ik heb veelvuldig mogen citeren uit het prachtige boek­ je over Meester Eekhart van Hasso Schelp: 'Waar God naamloos is', een uitgave van uitgeverij Synthese, Den Haag (ISBN: 978-90-6271-845-0), evenals uit de be-
  • 5. zielde en doorleefde werken van de benedictijn en ad­ vaitist Henri Le Saux. Soms heeft verwoording geleid tot een heldere ver­ staanbaarheid. Soms waarschijnlijk ook niet. Dat laatste geval doet zich doorgaans voor in die situaties, waarin van de eeuwige dingen sprake is, van die dingen die niet passen in de wetenschappelijke benadering van 1, 2, en 3 alsmede sub a,b, en c. Want de taal der wetenschappers is niet altijd dezelfde als die van de mysticus, hoe zeer wetenschappers ook geneigd zijn om mystiek in te lijven in de academische denkkaders. De benadering van dit onderwerp, middels uitslui­ tend het denken, kan in het mystieke eenwordingspro­ ces soms zo contraproductief werken, dat ik bewust een voortdurende afstand heb bewaard naar regels, dogma's, concepten, instituties en 'wetenschappelijke correct­ heid'. Die afstand loopt als een rode draad door het ge­ schrevene. Het hier weergegeven mystieke eenwordingsproces, zoals dat in de advaita plaatsvindt, is regelmatig onderbouwd met uitspraken van Meester Eekhart , die vetgedrukt zijn, terwijl de uiteenzettingen vanuit de christelijke mystiek op hun beurt zijn toegelicht met advaitisch materiaal. Zo wordt duidelijk dat beide eenzelfde oorsprong hebben die zich niet laat kaderen in een filosofie of een godsdienst. Dit leidt tot een opmerkelijk resultaat. Op de weg naar bevrijding, naar zelfrealisatie, is het lezen van boeken niet afdoende. Ook niet het lezen van dit 6 boek. Want we zoeken doorgaans een soort bevrijding voor ons zelf en niet ván ons zelf. Wij zijn daarin onze eigen blinde vlek. Er is dan ook in de meeste gevallen een gids, een leraar voor nodig om die blinde vlek te doorzien en om ons te helpen alle concepten te passeren. Ik had zo'n leraar: Alexander Smit. En ik ben hem alles verschul­ digd in grote dankbaarheid. Mijn vrouw Inge Gorris en mijn goede vriend André Doesburg hebben mij bij het samenstellen van dit boek gesteund met constante be­ moediging en kritische inbreng. C.B. Zuijderhoudt Zweisimmen, 2008 7
  • 6. Inhoud 1 Een schrijnend verlangen 7 Religieuze honger en het zoeken van een weg naar huis. 2 Een mens moet leeg worden van alle dingen 29 Over thuiskomen, en hoe de advaita vedanta en de mystiek van Meester Eekhart dat op praktische wijze haalbaar maken. 3 Tat TvamAsi De kern van de mystiek: het kennis nemen 45 van de werkelijke identiteit van de mens en hoe dat uiteindelijk uitmondt in het opgeven van elke identiteit. 9
  • 7. 4 Niemand ziet God en leeft 61 10 Over God wil ik zwijgen 149 Wat bedoeld wordt met zelfrealisatie of we- Hoe het Zoonschap ons meeneemt in de dergeboorre, en hoe de opgegeven identiteit oversteek naar de Godheid. besef van God, dan wel van het Absolute ten gevolge heeft. 11 Het verstand te boven 161 Hoe Sat, Chit, Ananda samenvallen met 5 Nergens niet 73 de heilige drie-eenheid en hoe dat een ant- Hoe alomtegenwoordigheid ons meeneemt woord biedt op het menselijk bestemmings- in non-dualiteit en de basis vormt van het vraagstuk. Godsbesef. Geraadpleegde literatuur 177 6 Ongeboren sterft men niet 91 Waarom de nieuwe identiteit van 'de weg, de waarheid en het leven' de dood transcen- deert. 7 Ademtocht van eeuwigheid 105 Hoe 'het worden als de kinderen' ons het Koninkrijk der hemelen binnenleidt. 8 Uw wil geschiede 121 Op welke wijze armoede van geest voert tot verlies van identiteit en daarmee tot Godsbe- sef, en hoe het zich uiteindelijk ten toon kan spreiden als heiligheid. 9 Alleen het IK brandt in de hel 135 Over de rol van zonde, schuld en vergeving op de weg naar verlichting en hoe die ver- schilt van die in het reguliere geloof. 11
  • 8. Een schrijnend verlangen H et is zondagmorgen half tien en de kerkklokken beieren er lustig op los. Van hieruit kan ik precies het witte kerkje zien met het pleintje ervoor en de keurig bijgehouden grafZerken eromheen. Een handjevol men­ sen druppelt naar binnen. Het zijn er niet veel, zoals ge­ woonlijk. Wat is er toch gebeurd met de kerken dat ze tegen­ woordig zo leeg blijven? Objectief gezien maken die klokken trouwens een rot­ herrie, maar desondanks vind ik het een aangenaam ge­ luid. Die tolerantie heb ik niet als ik de schelle oproep tot gebed vanuit de minaretten hoor. Dat verschil zal wel ko­ men omdat de klokken refereren aan mijn vroege jeugd, waarin de zondag met haar kerkgang zo veilig stil was, en vertrouwd. Nu is er nauwelijks nog iets wat zo oer­ vertrouwd is als die klokken, zo rustgevend, vanzelfspre- 13
  • 9. kend. Maar in de kerk zélf kom ik nier meer. Waarom niet? War is er dan toch gebeurd met de Kerk? War is er toch gebeurd in her westen met de grootste godsdienst ooit? Laat ik eens bij mijzelf te rade gaan. Paste haar aanbod mij niet meer toen ik meer volwassen en kritischer geworden was? Had het soms te maken met macht of bureaucratie waarvoor ik allergisch ben? Ofhad ik verwachtingen die- naarmate mijn nieuwsgierigheid in religieuze zaken groeide - door de kerk die ik bezocht, nier meer werden waargemaakt? Nieuwsgierigheid, nee, ik moer dat anders zeggen. Het was geen nieuwsgierig­ heid, maar meer een drang van binnenuit, een verlangen. Er was een gemis, een onomschreven vaag gemis, waar­ van ik voetstoots aannam dar 'de Kerk' in de invulling daarvan behoorde te voorzien. Want het had te rnaken met iets in mijn hart, in mijn diepste wezen en dar is im­ mers kerkelijk territorium. Op de één of andere rnanier kwam de behoefte van mijn ziel niet overeen met hetgeen in de Kerk werd uitgedragen en beloofd. En op dar gemis vond ik geen antwoord in diezelfde Kerk. Ik keek om mij heen en zag dar ook anderen daarmee worstelden. Ik zag mensen de vinger leggen op kenne­ lijk zere plekken inzake hun Kerk, die bij hen evenmin voldeed aan hun verwachtingen en ik onderzocht toen of dat misschien ook mijn eigen zere plek was. Zo was er bijvoorbeeld een zekere T heodore Roszak1 die vond dar: 'Her ongeluk met de westerse wereld altijd de slechte l. Theodore Roszak: hedendaags schrijver, denker en sociaal criticus. 14 gewoonte was om geloofsbelijdenissen, starre regels en dogma's te leveren in plaats van een directe beleving van het Koninkrijk der hemelen; wij proberen in een woor­ denbrij te vangen wat alleen door visionaire oplettend­ heid kan worden gevangen.' Die kritiek van Roszak was mij uit her hart gegrepen. Te­ rneer omdat ik ten diepste voelde dat, als er iets van heil, of iets met God, mijn deel zou worden, dat het dan van bin­ nenuit en niet van buitenaf zou moeten plaatsvinden. Kar! Rahnerl zegt daarover: 'Elke cultuur in her algemeen en elk individu in het bijzonder, is van nature reeds gericht op God, of zij zich daar nu van bewust is of niet. Heilsbemid­ deling wil niet zeggen: het heil van buitenaf aandragen, maar de andere mens helpen een bewustwordingsproces te ontwikkelen ten aanzien van het inhem reeds aanwezige, heil.' En hij voegde daaraan roe: 'De Kerk van de volgende eeuw zal mystiek zijn, of ze zal niet meer zijn.' Intuïtief gaf ik hem gelijk. Er moest volgens hem niets worden overge­ dragen, maar innerlijk worden opgeroepen. Net zoals So­ crates dat deed in het zogenaamde 'Socratische leren' Dat Socratische leren, dat ik zo heb leren waarderen omdat mijn advahaleraar dat buitengewoon effectief in praktijk bracht. Even een zijstap: wie was Soeraces en wat maakt dat Socratisch leren zo speciaal? Soeraces was een Grieks wijsgeer die leefde van 469-399 v. Chr. Socrates' onderricht berustte op de omkering van de meester-leerling verhouding: hij stelde zélf voortdu- 2. Kar! Rahner: (1904-1984) gezaghebbende Duits rooms-katholieke theoloog. 15
  • 10. rend vragen die de leerling dan moest proberen te be­ antwoorden. Met deze manier van werken dwong hij de ander om diens inzichten helder, scherp en op een toets­ bare manier te formuleren. Door het orakel van Delphi was Soeraces dan ook tot de wijste man van Griekenland uitgeroepen, omdat hij van zichzelf vond dat hij 'niets wist'. Het relativeren van zijn eigen kennis leidde tot een vorm van betrouwbaar denken. Middels het stellen van cruciale vragen probeerde Soeraces de waarheid bij zijn gesprekspartner zich te laten openbaren, en hij re­ fereerde daarbij aan de 'vroedvrouwkunst', waarmee hij doorgaans een parallel trok. Hij was zelf dan ook de zoon van een vroedvrouw en duidde die parallel door te stellen dat hij zijn leerling niet van een mening of van kennis voorzag, doch dat die leerling zijn inzichten of conclusies weliswaar onder Socrates' leiding, uit zichzelf naar buiten bracht. Socrates noemde zijn werk dan ook: 'de vroed­ vrouwkunst van de geest.' Dit 'Socratische leren' maakt bij uitstek gebruik van onvermoede capaciteiten en vermogens van de leerling en benut het volledige spectrum van diens creativiteit en denkkracht. Daarom is het ook zo effectief. In plaats van deze uitdagende vorm van leren, leverde de bijbelse catechismus mij theologische omschrijvingen in een vraag- en antwoordvorm, en dat had als zodanig maar weinig weg van een Socratische dialoog. Het mij gepresenteerde geloven bestond dan ook uit consume­ ren, onthouden en reproduceren. Ik kreeg antwoorden op vragen die ik niet gesteld had, en dat hield bij mij de diepste twijfels in stand. 16 Ik vermoedde dat het zélf ontdekken en niet het op gezag aannemen, hetgeloven vervangt door weten. Kierkegaard3 zei ooit: 'Want eerst wanneer ik het ontdek, is het ont­ dekt, eerder niet, al wist de hele wereld het.' Anker Larsen4 schreef ergens: 'Ga niet door het leven ge­ steund door het geloof van een ander.' Dat resoneerde binnen in mij; ik moest het kennelijk zelf uitvinden. Toen begon ik te lezen. Ik las over ultieme innerlijke vrijheid. Ik las over verlichting, over zelfrealisatie, wedergeboorte en over de belofte van een nieuw leven. Over het twijfel­ loos in vrede kunnen zijn, hier, nog in ditzelfde bestaan. Over de ontmoeting met mijn diepste oorzaak; de Gods­ ontmoeting. Intuïtief wist ik dat ik die kant op moest. En het schrijnende verlangen bij mij van binnen nam alleen maar toe. Maar waar kon ik als een gewone Hol­ landse jongen uit protestantse kringen in de zestig- of ze­ ventiger jaren van de vorige eeuw, nog een mogelijkheid vinden die leidde tot de onmiddellijke Godservaring? Bij de reguliere Kerken vond ik dat niet meer in hun pakket; zij verkochten ja, maar leverden nee. Op hun toonban­ ken lag uitsluitend gods-dienst; de dienst aan God. En uit het woord 'godsdienst' spreekt tweeheid en afstand bij uitstek, terwijl mijn hart hunkerde naar religie: naar éénheid en onmiddellijkheid. Zo dwaalde ik langs hun etalages, nam kennis van hun aanbod, maar verliet uit­ eindelijk teleurgesteld hun winkels. 3. S0ren Kierkegaard: (1813-1855) Deens theoloog en filosofisch existen­ tialist. 4. Johannes Anker Larsen: (1874-1957) Deense schrijver, journalist, acteur en regisseur 17
  • 11. In mijn zoektocht, rondneuzend bij de kleinere christe­ lijke, spirituele gemeenschappen, leken die eveneens aan­ vankelijk veelbelovend, maar bleken uiteindelijk ook ge­ woon Kerken in het klein te zijn met hetzelfde beperkte aanbod. Het was voor mij een grote teleurstelling dat het mij bekende christendom kennelijk niet meer in staat of bereid was, om aan een willekeurige leek de weg tot Gods wezen te duiden middels de directe ervaring. Het leek voor de verschillende Kerken en spirituele gemeenschap­ pen een absolute voorwaarde om zich, met hun dogma­ tiek en rituelen als middel, te moeten positioneren tussen God en mij. Daarmee ontnamen zij mij het uitzicht op God zelf en dat was niet wat ik zocht: ik zocht juist on­ middellijkheid en rechtstreeksheid. Even een pas op de plaats. Het lijkt de moeite waard om nu eerst eens te kijken over welke Kerk we hier spre­ ken, en welk soort christendom het was waarin ik niet vond wat ik zocht. Wat ons in ons geloofsleven en in de Kerk doorgaans ten dienste staat, is de geloofsbelijdenis, de rituelen en de Bijbel, waarbij het Nieuwe Testament van de Bijbel in feite het onderscheid uitmaakt tussen het christen­ dom en het jodendom. Dat Nieuwe Testament bestaat in hoofdzaak uit de evangeliën van Marcus, Lucas en Mattheus, die grofweg alle drie hetzelfde verhaal vertel­ len (de synopsis) over het handelen van Jezus van Na­ zareth. Dan is er nog het evangelie naar Johannes, een verslag van de handelingen van de apostelen, de open­ baringen van Johannes en voorts nog wat corresponden­ tie, waarvan het meeste bestaat uit herderlijke brieven 18 die voornamelijk door Paulus aan de verspreid liggende, jonge en pas ontstane gemeenten werden geschreven ter besturing en lering. Feit is, dat PaulusJezus nooit ontmoet of gekend heeft. Paulus ontleende zijn visie inzake Jezus' bedoelingen en intenties uitsluitend aan zijn bekende visioen dat hem ren deel viel bij Damascus, en dat hij claimde als door God te zijn ingegeven, net zoals Mohammed dar deed. De interpretatie van Jezus' boodschap en roeping zoals wij die kennen, is vrijwel volledig van Paulus' hand en het is maar helemaal de vraag of die volledig overeenkomt met hetgeen Jezus werkelijk voorstond. Paulus heeft deze interpretatie nooit afgestemd met diegenen die wél met Jezus waren opgetrokken en omdat Paulus een tijdgenoot van Jezus was, hebben zijn activiteiten en geschriften de bovengenoemde vier evangeliën, die ruim een halve eeuw later zijn geschreven, waarschijnlijk sterk beïnvloed. Men zou dan ook kunnen stellen dat het Nieuwe Testament en de Kerk, zoals die daaruit na de 3< eeuw is ontstaan, grotendeels is gestoeld op Paulus' visie en interpretatie. Een soort Paulinisch christendom dus. En Paulus legt wel zeer persoonlijke accenten... De sola fide, de rechtvaardiging-uit-het-geloof-alleen, en de sterke nadruk op Jezus' kruisdood als zoenoffer voor onze zonden, alsmede zijn verlossende opstanding, zijn een typisch Paulinische voorkeur. Hij was daarentegen hoegenaamd niet geïnteresseerd in de woorden en daden van Jezus en diens nadruk op de 'Rijk Gods'-verkondi­ ging. Maar Paulus was wel de motor, de initiator van de nieuwe leer. En zijn overtuiging dat zowel joden als 19
  • 12. heidenen onvoorwaardelijk toegang dienden te hebben tot deze nieuwe godsdienst, is door hem zodanig sterk uitgedragen dat het waarschijnlijk de toenmalige grote toestroom van nieuwe gelovige christenen verklaart. Het is dit orthodoxe, Paulinische christendom, dat heden ten dage aan de Kerken ten grondslag ligt. Bij de samenstelling van de uiteindelijke canon in de 3e of de 4• eeuw, en dat is grofweg de Bijbel zoals we die nu kennen, zijn een aantal werken en geschriften die daarin naar dit orthodoxe model niet pasten, weggelaten. Dat zijn onder andere het evangelie van de Hebreeën, de geschriften van Qumran en een recentelijk bij Nag Hammadi terugge­ vonden verzameling papyrusrollen, waaronder het evan­ gelie vanThomas. Zowel de studie van Alben Schweitzer, als deze herontdekte geschriften - vooral her evangelie van Thomas - hebben echter een nieuwe kijk gegeven op de historische Jezus, waarbij andere accenten dan die van Paulus domineren. Met name het 'Koninkrijk Gods' was voor de Nazarener wat wij tegenwoordig een 'speerpunt' zouden noemen. Alles stond hieraan ten dienste en werd in dat licht geplaatst. Jezus predikte een verlossingsleer, een innerlijk Koninkrijk, dat door een andere wijze van 'kijken' en middels genade (Pinksteren) verkregen kon worden. Dat zag Hij als het doel van zijn komst. Deze ver­ lossingsleer laat zich vergelijken met die welke de mystieke kern uitmaken van andere wereldfilosofieën, c.q. religies, zoals die in her boeddhisme en in het hindoeïsme. Men zou zich dan ook de vraag kunnen stellen of het huidige christendom de betekenis van de komst van Jezus wel op de juiste wijze heeft geïnterpreteerd. 20 Het was het eerder omschreven Paulinisch christendom dat aan mijn diepste verlangen niet kon beantwoorden en de hierboven genoemde mystieke variant was mij in mijn jeugd nog niet bekend. Die was - zoals door alle eeuwen heen - binnen de orthodoxie niet gewenst en on­ der de orthodoxe repressie bleef zij onzichtbaar voor het gewone'volk, en dus ook voor mij. Ja, en hoe dan verder? Wat zie ik als ik om mij heen kijk? We leven tegenwoordig in een comfortabele wereld. We hebben, behalve uitgebreide bibliotheken, inmiddels ook een wereldomspannend internet, zodat iedere vorm van kennis min of meer vanuit de leunstoel bereikbaar is. En, naarmate deze verstandelijke vorm van kennisname van de ons omringende wereld toeneemt, neemt die, wel­ ke door ervaring wordt verkregen, af. We lezen ons leven compleet, desnoods in pictogrammen. Wij lezen hoe wij waarheid moeten vinden. Wij zoe­ ken die met ons verstand en wij wenden ons hoofd af wanneer een oud gezegde ons voorlegt dat de vrede die wij zoeken ons verstand te boven gaat. Maar wij studeren dan stug door, spannen dat verstand nog wat extra in en buigen ons over dikke boeken, geschreven door, ter zake zeer theologisch, gestudeerde grootheden en we bergen die kennis op in onze grijze cellen. Tevreden hebben wij dan de waarheid in pacht. Maar we ervaren die niet, want door het begrijpen wordt immers het ervaren overbodig. Wij kunnen dan toch verklaren en vergelijken? Ons vet­ stand en de dogmatiek nemen de plaats in van het erva­ ren, en simultaan daaraan geeft religie haar plek prijs aan theologie en godsdienst. 21
  • 13. De mysticus Johannes van het Kruis zegt hierover: 'Alles wat men zich door de voorstelling kan verbeelden en door de rede in dit leven begrijpen en zich denken kan, is en kan zelfs in de verte geen middel tot eenheid met God zijn.' Daar wordt nogal iets beweerd! Maar niemand kijkt op en iedereen leest rustig door. En naarmate het ver­ stand dus vooruit loopt op de ervaring, vormt ze haar eigen werkelijkheid. Dat scheelt immers ook een hoop moeite. We bekijken een video en lezen over Mrika in de National Geographic en dan is het kennelijk niet meer nodig om zelf naar Mrika te gaan om te zien hoe het daar werkelijk is, tOch? Zo ook met het Koninkrijk der hemelen. Het ervaren van God maakt plaats voor onze mening over Hem. Dat is ook wel zo rustgevend, want stel dat de ervaring anders uitpakt dan hetgeen wij naar tevredenheid aan kennis over Hem hebben verzameld? Dat zou toch complicaties geven. En doorgaans wint de vertrouwde intellectuele nestwarmte het dan ook van de discipline tot waarheidsvinding. Een goede preek op de zondagmorgen is ook veel veiliger dan bijvoorbeeld het meemaken van de ervaring die Paulus had bij Damascus. Daar moet u tOch even niet aan denken, nietwaar? En voor de dagelijkse hersengymnastiek ligt op ons nacht­ kastje de Bijbel tussen de sudoku en de doorloper; de meeste mensen kennen tegenwoordig geen andere bena­ dering van God meer dan die van de cognitie en de rite. Het is dan ook begrijpelijk dat de ideeën over God hun eigen vormen blijven aannemen. Zij worden immers niet gecorrigeerd of getoetSt door ervaring. En die antro- 22 pomorfe God houdt daarmee veilig zijn plaats binnen de theologie. Theologie is een wetenschap die meent te weten hoe God bestudeerd dient te worden: Godgeleerd­ heid, ...hoe Hij met het verstand valt in te schalen. God is liefde, God vindt, God wil, God denkt, God zegt, ...ie­ dere zondag van vrijwel iedere kansel kan men dit soort uitspraken vernemen. God is op zo'n kansel net zo men­ selijk als wijzelf, met wat kleine correcties natuurlijk. En na afloop zegt het kerkvolk steevast: 'Dat was toch een duivels goeie preek, nietwaar? Daar was geen speld tus­ sen te krijgen. Wat een niveau! Onze predikant is immers ook gepromoveerd.' Maar nooit zag ik op een kansel Gods geest als levend water in het hart van de prediker opwellen zoals Jezus beloofde, en over zijn gemeente neerdalen. Nooit hoorde ik van de kansel uitleg op welke wijze God voortdurend mijn wereld letterlijktot leven brengt als het zijn zelve, en nooit heb ik, tussen de collectes door, leren zien dat een eeuwig leven Nu volop aanwezig is en niet straks als een vage belofte in een vaag hiernàmaals, dat met een vage gelijkenis met het huidige bestaan tot de vage hoop leidt dat, na mijn overlijden, het op dezelfde voet doorgaat. En wanneer Eeuwig Leven binnen Kerken en biblio­ theken verwordt tot zo'n zelfde vage, uitgestelde abstrac­ tie, en de dogmàs en rituelen die plaats dan opeisen tot genoegdoening van het redenerend verstand, dan ver­ droogt de sprankelende beleving van Gods onmiddel­ lijke, eeuwige alomtegenwoordigheid. Nee, de dogmàs en rituelen hoeven van mij niet te worden verworpen of gewantrouwd, maar als ze een vervanging gaan worden 23
  • 14. van de onmiddellijke, levende ervaring en gesloten gor­ dijnen gaan vormen tussen de mens en zijn schepper, dan wordt het tijd om ze met respect terzijde te schuiven. 'Wánt de letter doodt, en de geest maakt Levend', merkte Paulus terecht op. John Everard5 drukt het nog wat plastischer uit: 'Wánneer ge steeds maar het woord naar de letter neemt, eraan Likkende, erop kauwende, wat doet ge dan voor goeds? Geen wonder dat ge zulke hongerlijders zijt. ' En dan laten we dat accent ook nog even door Tho­ mas van Aquino verwoorden in navolging van Dionysius de Areopagiet en dan klinkt het als volgt: '{l&n belang is) niet het Louter Leren over-, maar het er­ varen van God. ' Het is voor het religieus beleven dan ook een zegen dat er mensen zijn (geweest) die de levende ervaring centaal stelden en tot leidraad maakten voor hen die hongeren en dorsten. Vanuit een onrustig verlangen naar wérkelijk weten, vanuit twijfel aan de genormaliseerde standaard­ exegese en vanuit een soon heimwee naar iets wat niet te duiden is en blijft schrijnen, begint ooit het echte zoe­ ken. Meester Eekhart zegt daarover: Een volledig geloof is veel meer dan een aan­ nemen zonder meer. In het geloof beschikken wij over een waarachtig weten. Waarlijk, het ontbreekt ons aan niets, behalve aan een waar­ achtig geloof. 5. John Everard: (1575-1640) Engelse mysticus. 24 En precies dat waarachtig weten is waar het om gaat. De meeste kerken zitten vol met hen die uitsluitend op an­ dermans gezag geloven. En het godsdienstig geloof is, als het kritiekloos instemmen is met hergeen aangeboden wordt, slechts een geprojecteerd resultaat zolang het nog geen zelfdoorleefde ervaring is. Meester Eekhart zegt: Het moet de mens niet voldoende zijn een ge­ dachte God te hebben, want als de gedachte verdwijnt, dan verdwijnt ook die God. Wat Meester Eekhart hier mee zegt, is dat de 'levende God' niet gevonden kan worden middels uitsluitend het verstand. Deze mysticus adviseert ons om de onrust in de ziel niet te laten uitdoven in een rationele, georganiseer­ de geruststelling, want elke vroegtijdige landing is een noodlanding, en daarmee niet de plaats van bestemming. Slechts de eigen doorleefde ervaring brengt ons tot het absolute weten en is daarmee de plaats van bestemming; dit volgens een oude wijsheid, die luidt: 'Reason may dis­ cuss, but experience knows.' Een citaat van Anker Larsen in dit verband luidt: 'Van de 'halfheden' komt het nieuwe leven - eens. De héél en bomvrije gelovigen en de héél en vuurvaste ongelovigen staan erbuiten. Zij worden steriel en sterven uit. Maar de halfheden - de paria's - die zullen dragers worden van het nieuwe leven. ' Met 'de halfheden' bedoelt Larsen de twijfelaars, de echte zoekers die uitsluitend genoegen'nemen met de eigen, 25
  • 15. onmiddellijke ervaring. Hij heeft gelijk. Ik was zo'n pa­ ria. En ik draag inmiddels niet het nieuwe leven, maar het nieuwe leven draagt mij. Een zoektocht van een half mensenleven over een hele aardbol naar dat nieuwe le­ ven resulteerde dan uiteindelijk in dat wat ik zocht: het vinden van een rechtstreekse toegang tot de ervaring van eeuwigheid. Voor deze gewone Hollandse jongen was die mogelijkheid een geschenk, want het bleek een heftige, maar vruchtbare weg. Geboren aan het einde van W02, resulteerde mijn lange zoektocht pas omstreeks de eeuw­ wisseling in het herkennen van mijn wezenlijke natuur of, zoals het in bijbelse termen heer: de wedergeboorte. Het levenslange diepe verlangen naar 'thuiskomen' heeft lang nodig gehad om te worden vervuld. Het zijn er maar weinigen die dit ten deel valt, dus ik prijs mij bevoor­ recht. In de afgelopen jaren heeft het worrel kunnen schieten en rijpen. Die toegang werd mij geboden middels de traditie van advaita vedanta, evenals het zenboeddhisme, een export­ artikel uit het verre oosten. Een welkom voordeel daarbij was ook nog eens de toevallige beschikbaarheid van een authentieke leraar, die het volgende frisse uitgangspunt hanteerde: 'Startfrom scratch en hanteer Ockhams' rasor. ' Kijk, dat klonk gezond, en zo opende zich voor mij de weg tot mijn nieuwe leven. In het vervolg van dit betoog zullen telkens afwis­ selend de christelijk mystieke invalshoek (voornamelijk Meester Eckhart) en de advaitische component worden weergegeven. Wat dat zo bijzonder maakt is, dat duide­ lijk wordt hoezeer in essentie beide wegen, de christelijke 26 mystiek en de advaita filosofie, parallel lopen en hetzelfde doel beogen. Bovendien zal blijken dat ze elkaar niet in de weg staan, en dat zij samen in bepaalde gevallen zelfs kunnen leiden tot een dieper beleven van de aanwezige mogelijkheden, dan ieder apart. De tijdloosheid en cul­ turele onafhankelijkheid van de diepste 'Waarheid' zal zich daarin dan treffend ontvouwen. 27
  • 16. Een mens moet leeg worden van alle dingen W at is eigenlijk advaita vedanta? Advaita betekent: 'niet twee'. Non-dualiteit. En vedanta wil zeggen: het einde van de Vedàs. Even een uitleg in het kort: het hindoeïsme is een minstens vijfduizend jaar oude gods­ dienst. Of eigenlijk is het niet één godsdienst, maar zijn het er net zovele als er hindoes zijn, want er heerst een grote tolerantie binnen het hindoeïsme en ieder heeft het recht daarin zijn eigen weg te vinden. Bovendien is het niet alleen godsdienst, maar ook min of meer een mythologie of een samenvloeiing daarmee, met een keur aan goden c.q. symbolen. Net als iedere andere wereld­ godsdienst kent het hindoeïsme ook een mystieke kern. Die is al heel oud, en geworteld in de heilige schriften, de Veda's. Die mystieke poot is omstreeks de 6• eeuw na Christus door Shankara opnieuw vormgegeven tot een fi­ losofisch systeem, dat wij nu kennen als advaita vedanta. 29
  • 17. Zij is wals gezegd de mystieke kern van het hindoeïsme en is, net als zen en het Tibetaanse dzogchen, een directe bevrijdingsweg die veelal wordt doorgegeven binnen een leraar-leerling verhouding. Het is een zeer kernachtige filosofie, die gezien haar resultaten heden ten dage erg in de belangstelling staat. Er verschijnen dan ook steeds meer advaitaleraren hier in het westen. Ondanks mijn teleurstelling dat het mij bekende christendom mij het 'thuiskomen' niet kon bieden, was er in mijn hart toch nog leven in haar wortels. Het nest­ gevoel beklijft lang. Na de start van mijn nieuwe leven begon ik dan ook te lezen in de tegenwoordig veel beter bereikbare christelijke mystieke literatuur en ik ontdekte dat de weg die ik uiteindelijk binnen de advaita traditie gegaan ben, min of meer gelijkluidend werd omschreven door wat wij de christelijke mystici noemen. Weliswaar verpakt in een volstrekt ander jasje, maar toch... Vooral in de wezensmystiek van Meester Eekhart , een theoloog en mysticus uit de 13e eeuw van de Rijnlandse school, ontmoette ik mijn eigen ervaringen en omdat ik wilde weten waarom dat juist bij hem gebeurde, werd ik nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Ik raadpleegde zijn hedendaagse commentatoren. In de weergave en exegese van Meester Eekhans werk door deze overigens zeer ver­ dienstelijke auteurs, miste ik echter- anders dan bij zen en advaita - veelal de ondertoon van de eigen ondervin­ ding van het fenomeen dat zij beschreven. Daaruit bleek mij opnieuw dat de rechtstreekse overdracht tot de er­ varing van de Godontmoeting, de verlichting, zoals die plaatsvindt bij advaita en ook plaatsvond bij de mystiek 30 van Meester Eckhart, in de loop der tijd verdwenen was uit het christendom. Zij was vervangen door theoretische beschouwingen daarover. Het is met name betreffende dit onderwerp dat zelfs in het meest pretentieuze boek met de meest ingewik­ kelde en wetenschappelijke terminologie, het toch on­ middellijk traceerbaar is of de schrijver spreekt uit eigen ervaring, dan wel met geleende kennis werkt. In dat laatste geval is de schrijver als een blindgeborene die, na ernstige studie in zijn braillebibliotheek, de regenboog beschrijft. En precies dáár ligt ook het verschil tussen de theoloog en de mysticus. Een mysticus gaat niet af op horen zeggen, maar gaat inductief te werk vanuit zijn ei­ gen ondervinding. Dit in tegenstelling tot de filosofen en theologen die vertrekken vanuit algemene principes. De mysticus belijdt echter niet wat hij van buiren geleerd of bedacht heeft, maar alleen dat, wat hij zelf is tegenge­ komen. Slechts de taal waarin hij zijn belevenissen om­ schrijft en die bij dit onderwerp vaak tekort schiet, heeft hij ooit van anderen geleerd. En juist omdat de mysticus het proces zelf heeft ondergaan, heeft hij authenticiteit. Aurelius Augustinus zegt: 'Wie zonder enige gedachte, zonder enige stoffelijkheid of begripmatige voorstelling innerlijk erkent wat geen uitwen­ dig aanschouwen in hem heeft binnengeleid, weet, dat dit waar is (wat ik zeg). Wie dat echter niet heeft Leren kennen, lacht en spot met mij en ik heb medelijden met hem. Maar dergelijke Lieden willen eeuwige dingen en goddelijke wer­ ken aanschouwen en daarover oordelen en zij willen in het 31
  • 18. Licht der eeuwigheid staan, terwijl hun hart nog dartelt in gisteren en in heden, in tijden in ruimte. ' Om meteen maar een veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen: mystiek heeft niets te maken met ver­ dienstelijkheid, een hoog moreel niveau of welke vorm van heiligheid dan ook. Een heilige is niet per definitie een mysticus, en mystici hebben niet speciaal een goed karakter of zijn uitzonderlijk sociaal en moreel voorbeel­ dig. En mystiek is zeker niet het koesteren van gemoeds­ aandoeningen of een 'religie van het gevoel', die vaag en mateloos grenzen uitwist. Alben Schweitzer zei: 'Mystiek is overal voorhanden waar een menselijk we­ zen de scheiding tussen aards en bovenaards, tussen tijde­ iijk en eeuwig ais overwonnen beschouwt en, schoon nog in het aardse en tijdelijke verkerend, nochtans zichzelfervaart ais reeds tot het bovenaardse en eeuwige te zijn ingegaan.' Anders gezegd: Een mysticus is hij die de eeuwige dingen beleeft en ondergaat temidden van dit tijdelijke bestaan. Wie was nu eigenlijk Meester Eckhart? Meester Eekhart (1260-1327) kwam uit het adellijk geslacht van Ritter von Hochheim. Hij doorliep zijn snel­ le carrière als volgt: het priorschap van de dominicanen in Erfurt, een magistertitel in Parijs, inspecteur van de ordeprovincie Saksen, het vicariaat van Bohemen, hoofd van de Opper-Duitse ordeprovincie, daarna opnieuw 32 naar Parijs, nu als professor, prior in Straatsburg, tot ten laatste, professor in Keulen. Daar werd hij uiteindelijk beschuldigd van ketterij en overleefde dat nier. Toch was hij tot het laatst roe een roegewijd dienaar van de RK Kerk en heeft hij zijn leven altijd zonder voorbehoud in haar dienst gesteld. Meester Eekhart was een denker, een geleerde, een briljant redenaar en yooral een prediker voor het gewone volk. Die combinatie maakt een man met zo'n positie bijzonder. Zijn streven om het directe beleven van God binnen ieders bereik te brengen, deed het accent van zijn preken verschuiven van dogmatiek naar mystiek. Dat ge­ beurde steeds meer naar mate zijn leeftijd vorderde en zijn toenemende auwriteit op dit vlak dat mogelijk maakte. Het was toentertijd normaal dat een man als Meester Eekhart niet in de volkstaal predikte, maar in het Latijn. Ten behoeve van het gewone volk doorbrak hij echter deze elitaire gewoonte. Voor hem als prediker was zijn tijd in Straatsburg daarom een hoogtepunt, maar ook in zijn latere Parijse periode deed hij datzelfde, maar dan in het scholastieke perspectief. Het bezorgde hem grote vreugde. Naarmate hij ouder werd, exploreerde hij in het vuur van zijn rede- dankzij zijn gevestigde reputatie van grote deskundigheid- steeds meer de grenzen van wat de kerkelijke leer toestond. Dit niet uit querulantie, maar omdat de mystieke invalshoek zich nu eenmaal niet leer­ stellig laat beperken. Voor de mysticus Meester Eekhart was uiteindelijk al­ leen het doel belangrijk: eenwording met God. Hij bewan­ delde daarbij de kortste en eenvoudigste weg, ook in zijn 33
  • 19. preken. Wat hem daarbij bijkomstig leek, zoals bijvoor­ beeld het vraagstuk van 'de zonde', werd door hem dan ook tamelijk snel gepasseerd, terwijl dat in het reguliere, Paulinische christendom doorgaans tot de kern van de leer wordt gerekend en in vrijwel alles centraal staat. Zijn focus richtte zich dus voornamelijk op eenwording met God en minder op zonde, schuld en verlossing van die schuld. De geneigdheid tot zonde is geen zonde, maar willen zondigen, willen toornen is zonde. Een zondaar is in Meester Eckharts ogen eigenlijk alleen diegene die opzettelijk het kwaad bedrijft. Zonde op zich vindt hij nauwelijks meer dan een leermiddel tot het goe­ de. Daarmee verschilt zijn inzicht met hetgeen Augusti­ nus leerde, namelijk dat de mens van nature geneigd is tot het kwade: de erfzonde. Men is bovendien onmachtig om die te weerstaan en op grond daarvan behoeft men een middelaar ter verevening van die schuldenlast, aldus Augustinus. Het middelaarschap van de Verlosser speelt bij Meester Eekhart geen grote rol. Dit kan ook niet, omdat dat mid­ delaaruitgangspunt meer moeilijkheden oplevert, dan dat het zou bijdragen in de beoogde rechtstreeksbeid tussen mens en God. Die· rechtstreeksbeid verdraagt geen mid­ delaar, hoewel dat niet in de lijn van de RK Kerk ligt die een keur aan middelaars, niet in het minst zichzelf, pleegt te positioneren tussen de gelovige en God. Ook Kerk en Bijbel hebben bij Meester Eekhart geen absolute zeggingskracht, hoewel hij er met veel respect 34 en eerbied mee omgaat. Meester Eckharts bijbelse exe­ gese staat altijd ten dienste van zijn uiteindelijk doel: de eenwording met God, en daarmee bewandelde hij niet immer de institutioneel voorgeschreven paden. Hij achtte zich in principe vrij van Kerk en Bijbel, zo blijkt uit zijn werken, ter wille van, alweer, het enige doel: de bestemming van de mens. En omdat Meester Eekhart de eeuwigheid reeds tijdens zijn leven dagelijks onder­ vond, hadden dood en hiernamaals niet zozeer zijn be­ langstelling. Meester Eckharts werk ademt het gedachtegoed van het Griekse denken. Van Socrates, Plato, Seneca, Aris­ toteles, Plotinus, Diogenes, Origenes, maar ook van Au­ relius Augustinus, en in het bijzonder valt zijn benade­ ring samen met de opvattingen van Pseudo Dionysius de Acreopagiet en Scotus Erigena. Hij verwijst dan ook regelmatig naar een van deze 'meesters' in zijn citaten, dit ongeacht of die meester nu tot de heidenen gerekend werd of niet. Meester Eckharts insteek is die der rede. Maar de rede stuwt opwaarts en neemt God naar zijn wezen. Pas de laatste fase, de mystieke vereniging, onttrekt zich aan rede en beschrijving. Essentieel in de - in dit geval Rijnlandse- mystiek is de teloorgang van het ik bij het opgaan in God. Meester Eekhart beperkte zich in zijn leringen doorgaans tot een klein aanral thema's. Voor het doel dat hij zich stelde: de onmiddellijke ontmoeting met God, volstond dat aantal onderwerpen: 35
  • 20. Wanneer ik preek, spreek ik gewoonlijk op de eerste plaats over de afgescheidenheid: dat een mens leeg moet worden van zichzelf en van alle dingen. Op de tweede plaats dat hij opnieuw geboren moet worden in het ene goede en dat is God. Ten derde dat de mens moet weten van de grote adel welke God in zijn ziel heeft neerge� legd; daardoor kan hij in het wonderbare leven van God komen. Op de vierde plaats preek ik over de louterheid van Gods natuur - onuit­ sprekelijk is de zuiverheid van de goddelijke natuur. Een korte toelichting op het bovenstaande: mee a/geschei­ denheid wordt bedoeld het dualisme waaruit men zich moet losmaken. Het opnieuw geboren worden in God is het herkennen van je diepste wezen, je ware natuur. Het weten van de grote adel is het besef van de grandeur van dit diepste wezen en de louterheid van Gods natuur is het absolute aspect daaraan. Maar naast deze vier onder­ werpen is een frequent terugkerend accent bij Meester Eekhart te constateren: hij verwijst telkens naar de twee eegengestelde richtingen in de geest: het 'doorbreken' en het 'uitstromen'. Anders gezegd: respectievelijk het toe� naderen van het schepsel tot God en het voortvloeien van de schepping uit God. We gaan daar straks nog dieper op in. Bij het beschouwen van de teksten van Meester Eek­ hart kan men voor de geldigheid daarvan afstand nemen van dié aspecten die voortkomen uit de toenmalige tijd- 36 geest en haar (Kerkelijke) voorwaarden. Want de Godser­ varing is mondiaal hetzelfde, ongeacht cultuur, tijdstip of onderliggende godsdienst c.q. fûosofie. Wanneer men de grote wereldreligies als transparanten op elkaar zou leg­ gen, dan is de gemeenschappelijke rode draad die dan te ontdekken valt altijd die van de mystieke beleving: die van de Godsbeleving. Die is owral hetzelfde en dat kan ook immers niet anders. Die Godsbeleving of Godsontmoeting is wezenlijk iets anders dan het bevredigde of zelfs euforische gevoel dat u na een goede preek of na een indrukwekkende eredienst kreeg. Vergist u zich daar niet in. Het woord 'Godsontmoeting' is niet overdrachtelijk bedoeld en is van een geheel andere orde dan de emoties na genoemde preek. Het is een gebeurtenis die éénrnalig plaatsvindt door de 'wedergeboorte' middels de Heilige Geest (in ad­ vaitatermen: bij het verlichtingsmoment) en waarvan de herkenning daarna altijd weer kan worden 'opgeroepen' en zelfs continu kan worden geleefd. Door de invloed van cultuur, volksaard en geschiede­ nis kan het zijn dat de weg die voert tot die heilige ont­ moeting op den duur door de tijd 'gekleurd' raakt. Dat geschiedt wanneer die verlichtingservaring en de daartoe gevolgde weg wordt weergegeven, verteld en uitgelegd aan anderen. Die weg vloeit bij die anderen dan niet meer door de bedding van de eigen beleving, maar wordt als het ware ontvangen in een denkmodel, en kristalliseert daarmee in een vorm. En zo kan het gebeuren dat zo'n vorm middels dogmatiek en rituelen wordt vastgelegd tot voorgeschreven structuren. Dat is het erfgoed van de vol- 37
  • 21. gelingen van de oorspronkelijke begenadigde Godsont­ moeter. Die structuren worden tot leidraad voor hen die nooit zelf de rechtstreekse ervaring gekend hebben. Zo ontstaan dan gods-diensten en daaruit weer Kerken. Zowel de christelijke mystiek als de advaita hebben als uiteindelijke basis de non-dualiteit: de Ene zonder twee­ de. Bij beide gaat de weg middels directe ondervinding en niet volgens theoretische modellen, en beide hebben als voorwaarde bij het gaan van deze weg dat men be­ reid moet zijn zichzelf volledig en onvoorwaardelijk op te geven. Zoals bij de christelijke mystiek vaak zal worden verwezen naar het Nieuwe Testament van de Bijbel, zo geschiedt dat bij advaita veelal naar de heilige boeken, de Upanishaden. De Upanishaden zijn er niet op gericht om informatie, ideeën en theoretische kennis te verstrek­ ken, die men zich zou moeten eigen maken en in het ge­ heugen prenten. Hun doel is meer de belanghebbende te helpen om de vaardigheid te bereiken waarmee concep­ rualisering wordt voorkomen, en waardoor gerichtheid ontstaat op het nier kenbare. Binnen de christelijke mystiek is Meester Eekhart bij uitstek iemand die gebruik maakt van de rede, zoals gezegd. En hier ligt dan opnieuw een raakvlak met ad­ vaita vedanta, want advaita is een filosofisch systeem dat eveneens gebruik maakt van logisch nadenken. Men zou her kunnen rubriceren binnen de wezensmystiek Dat logisch nadenken is bovendien een benaderingswijze die lekker ligt in onze westerse maatschappij. Van de beide keuzen: liefdesmystiek en wezensmystiek valt de laatste voor ons meer binnen het natuurlijke patroon. Datzelfde 38 onderscheid, weergegeven binnen de yoga, uit zich in de keuze tussen Bhakti- en Jnana-yoga, waarin Jnana-yoga de weg van het inzicht is, en Bhakti-yoga die van de liefde, de toewijding. Ons westerlingen spreekt de Jnana-yoga doorgaans dan ook meer aan, omdat wij empathisch war minder vaardig zijn dan verstandelijk, maar dit ter zijde. Advaita is, meer nog dan de christelijke mystiek, in staat om diep binnen te dringen in het menselijke zijn en is daarmee een optimale voorbereiding tot het binnengaan in de diepte Gods of her Absolute, alsook in het geheim van de eigen existentie. Wie leest nu eigenlijk de literatuur van Meester Eek­ hart en waarom? Het antwoord luidt kort: behoudens enkele wetenschappers zijn dat de waarheidszoekers. Mensen die een groot religieus verlangen hebben en geen genoegen nemen met het cognitieve menu dat heden ten dage door de kerken standaard wordt geser­ veerd en dat van A tot Z aangehoord, uit boeken ge­ leerd, en nagelezen kan worden. Het zijn diegenen die liever weten dan geloven. Die graag de voeten op de grond houden en de eigen, directe ervaring zoeken als onomstotelijke bevestiging van het goddelijke, waarbij het dan niet uitsluitend beperkt kan blijven tot rituelen en intellectuele gymnastiek. Het eerste waaruit de gelukzaligheid bestaat is dat de ziel God onverhuld aanschouwt. Niet daardoor ben ik gelukkig dat God in mij is en dat ik Hem heb, maar daardoor, dat ik zie hoe nabij God mij is. 39
  • 22. Dit zien is hier de kwintessens. Is het 'denken' dan hele­ maal niet opportuun voor de zoektocht naar eeuwigheid? Ja, zeker wel. Het brengt ons tot aan de poort van het paradijs, maar beslist niet verder, want de uiteindelijke vrede is er één - zoals reeds eerder opgemerkt - die het verstand te boven gaat. Daar schiet het denken tekort. We gaan dat straks nog zien, maar we hebben dat denken nu vooralsnog even hard nodig. Het verdient bovendien aanbeveling om met het benaderen van dit onderwerp het gewone, dagelijkse denken wat aan te passen. Welnu, een aanzet: ik maak daarvoor onderscheid tussen wat ik gemakshalve, religieus denken en materialistisch denken noem. f:Iet is aanvankelijk een ezelsbruggetje, maar het ma.akt een wereld van verschil. Bij het 'materialistische' denken is de geest een pro­ duct van de materie, en bij 'religieus' denken is materie een product van de geest. Het zijn twee fundamenteel verschillende wijzen van denken. Religieus denken gaat uit van het ontstaan van de materiële werkelijkheid als product van de geest, en materialistisch denken hanteert de geest als bijzonder soort biologisch voortvloeisel uit de materie. Anders gezegd: religieus denken heeft niet de kaders en voorwaarden van de schepping (ruimte en tijd), en materialistisch denken heeft die wel. Immers: ruimte en tijd vallen binnen datgene wat wij verstaan on­ der de schepping. Nog één keer toegelicht: met religieus denken gaat men ervan uit dat de beleefde werkelijkheid ontstaat door de geest. De wereld krijgt vorm, aanzijn en wer­ kelijkheidsuatie door de geest. Zij wordt als het ware 40 ontworpen, gecomponeerd, door de geest. Bij materia­ listisch denken daarentegen, gaat men er van uit dat er een onbetwiste, objectieve werkelijkheid bestaat die zich afspeelt en manifesteert onafhankelijk van de beleving, c.q. de kenbaarheid daarvan. Bij de hier te bespreken onderwerpen zal zoveel mo­ gelijk het religieuze denken worden gehanteerd, omdat alleen dat de mogelijkheid biedt tot het verstaan van de eeuwigheid. Daarom is het immers ook de taal die Mees­ ter Eekhart spreekt. Meester Eekhart spreekt over deze twee wijzen van denken als volgt: Het ene is naar de tijd gekeerd en brengt het zinneleven voort, terwijl het andere naar God gewend en in de eeuwigheid gesteld is. Beide wijzen van denken kunnen we niet door elkaar gebruiken om niet in het appels-en-peren verhaal te vervallen. Maar omdat we zo gewend zijn om het dagelijkse, materialistische denken als maatstaf te zien, vormt zich telkens weer een valkuil wanneer we binnen het aanvan­ kelijk onwennige, religieuze denken er met onze gecon­ ditioneerde logica niet direct uitkomen en dan gemaks­ halve een 'shuffle', een illegaal overstapje, maken naar het vertrouwde, materialistische denken (de beruchte advai­ ta-shuffle). Het verdient aandacht om daar constant alert op te zijn wanneer wij de advahafilosofie en de christe­ lijke mystiek naast elkaar zetten. 41
  • 23. De eerste hindoe leraar wiens spirituele benadering, de advaita vedanta, in de huidige vorm aan ons gepresen­ teerd werd, was dus zoals gezegd, Shankara. Voor hem is de ultieme spirituele ervaring die van het Zelf, de 'Ene zonder tweede', de Atman (bewustzijn) die identiek is aan Brahman (het Absolute). Deze allerhoogste werke­ lijkheid kan door geen enkel concept adequaat worden gerepresenteerd. De benadering van die Realiteit gebeurt in advaita langs de weg van de ontkenning: neti-neti (niet dit, niet dit). De negatie van alles. Alles wat zich voordoet is uiteindelijk slechts een ver-schijn-sel. Het 'verschijnt' en verdwijnt in de geest en kan dus niet het ultieme Ab­ solute zijn. In het Absolute is geen dualiteit en onder­ scheid. De allerhoogste ervaring is die van pure non-du­ aliteit en daar alleen wordt ultieme waarheid gevonden. De gecreëerde wereld is zowel 'waar' als 'niet waar' in zijn betrekkelijkheid. Dat wordt geduid als 'Maya' (illusie) en heeft alleen betekenis op zijn eigen niveau voor iemand die nog niet het niveau van het Absolute heeft ontdekt; te weten zichzelf in zijn essentiële waarheid. Het mysterie van het Zelf kan alleen door openba­ ring of door ervaring worden gekend. Er leidt geen weg naar toe en niemand 'bereikt' het. Alles wat een mens kan doen is zichzelf bevrijden door het afstand nemen van alles dat het Zelf bedekt. Het Zelf dat hij simpel­ weg is. Daarvoor is het aanvankelijk toch nodig om aan reflectie te doen en om onderzoek te plegen. Binnen de advaitatraditie begint de leraar dan ook doorgaans met het stellen van de volgende vraag aan zijn leerling: 'Wat is het, dat achter de gedachte ligt, achter de adem, achter 42 de spraak, achter het gezicht en achter het gehoor? Wat is hun bron? Wat zet ze in beweging?'Waarop elk antwoord grondig onderzocht wordt en uiteindelijk tot ontkenning blijkt te leiden. Dat is de weg van de negatie. Een recent groot leraar in advaita is Sri Ramana Ma­ harshi, de heilige van Tiruvannamalai. Zijn methode verschilt van de eerdergenoemde en is even simpel als doeltreffend. Hij behelst eigenlijk niet anders dan het consequent stellen van de vraag: 'Wie ben ik'? Vind uit wie of wat je werkelijk bent en de rest zal onvermijdelijk volgen. (vergelijk: Vind eerst het Koninkrijk Gods en de rest zal u gegeven worden.) Het gaat erom je in iedere situatie ervan bewust te zijn, wie het is die dit denkt, ziet, hoort, enz. Wat is diegene eigenlijk? Zoek dat uit en je zult zien: je vindt niemand. Ramana vond zijn methode minder riskant dan die van de ontkenning (neti-neti), omdat bij de laatste de aandacht toch op die zaken is ge­ richt die ontkend zullen moeten worden, waarbij ze ste­ vig in de gedachten kunnen postvatten. En dat is nu juist niet de bedoeling. Bij leraren als Nisargadatta Maharaj en Atmananda zien we overigens weer andere nuances in de benadering. De diverse advaitaleraren leggen zo hun eigen accent, maar het wezen van advaita is éénduidig en helder. In de mysteriescholen waar advaita wordt onderwezen geldt doorgaans dat, wanneer er een meningsverschil met de leraar ontstaat {en dat gebeurt vaak in levendige dis­ cussies), dat er alleen maar is om de leerling vooruit te helpen. Iedere discussie over het Absolute is uitgesloten, 43
  • 24. want over dat wat het Absolute aangaat, heeft de leraar per definitie gelijk omdat hij dat zelf realiseerde: only a jnani canjudge ajnani. (In India wordt een verlichte een jnani genoemd: 'hij die weet'.) Hieraan ontlenen dit soort scholen veelal een autO­ ritaire indruk; vooral de zentraditie is heel strikt, maar toch is een authentieke leraar als gids en autoriteit mijns inziens keihard nodig. Laten we inhoudelijk wat dieper gaan. 44 TarTvarnAsi B innen de advaita speelt het woord 'ik', het begrip 'ik', een grote rol. Als sleutel en als struikelblok. En zo ontkomen we er niet aan om in aanvang dit begrip 'ik' grondig ter discussie te stellen en we zullen zien dat datzelfde 'ik' in de christelijke mystiek ook het meest bewerkelijke opstakei vormt. We volgen even de eerst­ genoemde methode, de neti-neti van de advaita en zij­ delings kijken we af en toe naar Meester Eckharts visie daarop. Nu dan. Uw eigen ik is u dierbaarder dan dat van een ander. Ik refereer hier aan ego-isme. In veel geloofsrichtingen en ethische stelsels wordt het ik dan ook meedogenloos aangepakt als een kwaad dat je maar beter kwijt kunt zijn, en ik ontkom er hier nauwelijks aan om daarmee in te stemmen, zij het vanuit een andere overweging. En zo 45
  • 25. begin ik dan eveneens met het ondermijnen van het ik uit het dagelijks leven. Dat doe ik overigens met weinig rancune naar dat ik toe, want het ik is niet voor niets ontstaan. Het kan be­ hoorlijk functioneel zijn wanneer u op uw beurt wacht in de rij bij de bakker. U kunt dat ik dan 'aanspannen' als een ander voordringt. Nee, dat ik is om andere dan morele redenen een sta-in-de-weg. Het ik bezorgt u een verkeerde identificatie. Want wanneer u zegt: 'Ik ben politicus', dan bedoelt u eigenlijk dat uw dagelijkse context bestaat uit staatsrech­ telijke modellen en ideologieën. Wanneer u zegt: 'Ik zit', dan bedoelt u in feite een be­ paalde fYsieke positie van het lichaam, waarbij de billen een hoofdrol spelen. Wanneer u zegt: 'Ik ben verdrietig', dan betekent dat, dat een gemoedsstemming fYsiek of memaal merkbaar is geworden. En wanneer u zegt: 'Ik verdom het verder', dan wil dat zeggen dat de betreffende activiteit wordt gestopt. Geen van die vier ikken hebben ook maar iets met el­ kaar gemeen. U heeft op die manier duizenden ikken die allemaal niets met elkaar gemeen hebben, maar een daad­ werkelijke, concrete ik heeft u niet. U heeft een lichaam, ja. Dit is mijn lichaam. Bezittelijk voornaamwoord. U bent dat lichaam niet, u heeft het. U heeft een hand, u bent die hand niet. U heeft een hoofd en hersens, u bent dat hoofd en die hersens niet. Zelfs in uw brein is er geen centrum dat, als een soort homunculus, het brein aan­ stuurt, want het brein is, hoe wonderlijk ook, een zelf- 46 regulerend systeem zonder topmanagement dat men tot 'ik' zou kunnen bombarderen. Nee, in dat lichaam huist geen concreet ik, want dan zou het operatief verwijder­ baar zijn. Na al die cursiefjes moet het wel duidelijk zijn, dat ik iets anders is dan het lichaam dat u ter beschikking heeft. Het woordje 'ik' wordt dan ook eigenlijk meer ge­ bruikt om een ervaring aan op te hangen. Het leven wordt aan de lopende/ band 'ervaren' en de taalkundige weergave van die ervaring geschiedt tenslotte het ge­ makkelijkst door middel van het positioneren van een fictieve ik, waar u de werkwoorden aan plakt. Zo werkt dat nu eenmaal in onze wereld van volwassenen, en daar is niks mis mee. Kleine kinderen hebben dat trouwens nog niet, die positioneren nog geen zelfstandige ik. Maar nogmaals: een werkelijk ik bestaat niet in con­ creto, ook al heeft u een leven lang gedaan alsof. Het is mateloos belangrijk om dat nu ten volle te beseffen. Leest u niet verder, maar neem nu even de tijd om dat goed tot u te laten doordringen! Zojuist werd gesteld dat het positioneren van een fic­ tief ik eigenlijk alleen wordt gedaan om een ervaring weer te geven, en dat speelt zich vierentwintig uur per dag af. Dat ervaren is daarom natuurlijk cruciaal in dit verhaal. Laten we het ik eens benaderen met een andere insteek: die van de term 'bewustzijn'. Uw bewustzijn is zich bewust van zowel uw lichaam en uw gevoelens, als van het denken, en wel in de vorm van ervaringen. Bewustzijn staat in wezen op de een of andere manier separaat van zowel denken als voelen, en 47
  • 26. overstijgt ze. Immers: u realiseert zich dat u uw gedach­ ten (met bewustzijn) waarneemt als vanaf een afstand, en dat doet u met het fysieke bestaan eveneens. In feite bent u uitsluitend aan het ervaren middels observeren: het ob­ serveren van gedachten en gevoelens. Bewustzijn treedt dus op als een observeerder, een ervaarder, een soort van getuige; een getuige zonder commentaar. Probeert u dat maar eens uit. Staat u nu maar even stil bij het feit dat u gedachten en gevoelens als het ware kunt 'zien'. U neemt die van binnen waar. Laten we eens een proefje doen. Zoek een stil plekje en ga daar zitten, adem diep in, sluit uw ogen en oren, en houd uw adem in. Dat laatste is een handigheidje om even het denken stil te zetten. 'Kijk' dan scherp naar wat u binnen in uw hoofd ziet, en doe dat gedurende een halve minuut of zo. Doe dat nu even voordat u verder leest. U zal waarschijnlijk zeggen: 'Ik zie niks'. Dat klopt. Het is in uw hoofd donker en stil. Geen beelden, woor­ den of anderszins. Maar dat is toch niet helemaal waar. Er is wél iets, iets 'ongeschapens', in Meester Eckharts termen. Er is dat vermogen om, áls zich iets zou voor­ doen, om dat dan te kennen, op te merken. Een gedachte, een gevoel, wat zich ook maar voordoet. Dat vermogen tot kennen, tot opmerken, zit als een kat voor een mui­ zengaatje stil te wachten op dat wat zich gaat voordoen, en het 'in besef ' te pakken als het opduikt. Dat vermogen tot kennendheid, tot beleven, dat bewustzijn, heeft geen afmetingen, kleur of gevoel. Het heeft ook geen locatie, behoudens dat u het in uw hoofd projecteert in die duis­ ternis die u zojuist constateerde. Het is naakt bewustzijn 48 en op dat moment zonder inhoud. Het is het scheppend vermogen en op dat moment even zonder schepsel. Het brengt dat wat zich voordoet, tot 'aanzijn'. Doe nu het proefje nog maar eens. Het is belangrijk om dat goed te 'zien', want Zien en Zijn worden hier hetzelfde. Dit scheppend vermogen nu, noemt Meester Eekhart het 'burchtje', of het 'vonkje' in de ziel. Er is een kracht in de geest die als enige vrij is. Het is vrij van alle namen en ontbloot en los en vrij van alle vormen zoals God los en vrij is in zichzelf. Het is zo volkomen één en een-voudig als God één en een-voudig (enkelvoudig) is. In deze kracht bloeit en groeit God met zijn ganse godheid. Het bijzondere van bewustzijn is, dat daar niet opnieuw een mechanisme achter zit dat op zijn beurt het bewust­ zijn 'waarneemt' en zich daarvan bewust is. Nee, bewust­ zijn is tevens het eindstation. Van vroeger herinner ik mij de 'Droste cacaobus' waarop een verpleegster stond afge­ beeld die in haar hand een dienblad had waarop een ca­ caobus stond met daarop een verpleegster met een dien­ blad en cacaobus, enzovoort (het Droste-effect). Maar zo is het met bewustzijn niet. Bewustzijn is einde verhaal, dus werkt het als een perperuurn mobile: uit zichzelf; een ongelooflijk wonder voor wie daar even bij stil wil staan. Echter, het bewustzijn is niet aanwijsbaar aanwezig; het bewustzijn is kennelijk de aanwezigheidzelf, en dat is nu precies wat u door de dag heen 'ik' noemt. 49
  • 27. Het is uiterst belangrijk om dit in alle helderheid te zien, omdat dit inzicht- en let nu op - uiteindelijk uw iden­ tificatie kan doen verschuiven van u als denker of doener naar u als ervaarder, als bewustzijn zelf. Maar is er eigen­ lijk wel zoiets als een ervaarder? Kunt u dat bewustzijn dan aanwijzen? Er is ervaren, dat wel. 'Ik denk dus ik ben', aldus Descartes, hoewel hij daarmee in de valkuil stapte van een geprojecteerd ik. Maar bestaat er eigenlijk wel zoiets als een concrete ervaarder, een ik? Terecht heeft de filosoof William James zichzelf de vraag gesteld: 'Be­ staat bewustzijn?' waarmee hij bewustzijn niet ontkende, maar wel de deur opende naar de vraag of je iets bestaand kunt noemen dat feitelijk het bestaan zelf is. Als een soort zelfreferentie. Alsof je de lengte van een duimstok meet met diezelfde duimstok. Dit bewustzijn, deze ziener van alles, kan zelf niet ge­ zien worden, wam het is niet manifest, maar kan wel alles omvatten en kan derhalve eveneens beschouwd worden als leegte, als beschikbaarheid. Het is de grenzeloze ongekleur­ de, ongemanifesteerde beschikbaarheid waarin en waardoor al het gemanifesteerde verschijnt en verdwijnt. Bewustzijn is grenzeloos. En daar waar geen grenzen zijn, heeft men geen buren. Dus is bewustzijn niet bepaald door ruimte en ook niet door tijd. En als tijd en ruimte niet meedoen, dan bevindt men zich in de eeuwigheid en daar wordt nooit iets geboren en sterft ook niets. Bewustzijn werd niet gelijk met het lichaam geschapen, en het sterft ook niet met het lichaam omdat het engeschapen is en nooit deel uitmaakte van de tijdstroom. Nogmaals: het is hetzelfde als het onge­ schapen burchtje van Meester Eckhart. 50 Identificatie met bewustzijn zelf betekent derhalve iden­ tiflcatie met niet-iets. Identificatie met het pure bestaan middels de ervaringen, met het vermogen tot ervaren. Men kan 'rusten' in dit pure ervaren, in dit bewustzijn. Dan worden optredende bewustzijnsinhouden niet meer als apart waargenomen, maar worden ze op den duur zelf de hele act van waarnemer, het waarnemen en het waar­ genamene tegelijk. Ongedeeld. De separate waarnemer verdwijnt en er is slechts het ervaren in non-dualisme. Je hebt dan geen ervaringen meer, nee, je bent die erva­ ringen. Bewustzijn neemt de vorm aan van haar inhoud. Vandaar: Jij Bent Dat. Tat Tvam Asi. Want wie Gods woord wil horen, moet volledig uit zichzelf zijn gegaan. In het eeuwige woord is het zo dat wie het hoort, dezelfde is als wat gehoord wordt. Toch hebben we het verongelijkte gevoel dat 'ik' dan ten­ minste iets moet zijn, want anders vallen we wel in een enorm gat. We zouden dan tot 'niemand' worden gere­ duceerd. Nu, dat is in feite ook zo. Want naarmate u gaat in­ zien dat het dagelijkse ervaren van de dingen u meer eigen is, aan uw wezen meer recht doet en dichter bij uw oor­ sprong huist dan het verzonnen ik dat u geprojecteerd heeft in uw lichaam, dan kan verplaatsing gaan plaatsvinden van het ik-gevoel naar dat ervaren zélf en wordt op den duur het oude, lichamelijke ik als een gebruikte slangen­ huid afgeworpen en vervangen door de nieuwe identiteit. SI
  • 28. Namelijk geen ideneiteit, maar een samensmelting met het leven zelf, in de ervaringen. Leest u dit stukje gerust nog een keer over. Het is belangrijk. Wanneer u van het bovenstaande cursieve stuk het waarheidsgehalte wilt checken, probeer dat dan uit door uzelf eenvoudig de vraag te stellen welke van beide u het liefste zou behouden bij een gedwongen keuze: uw besef van zijn, of uw lichaam. U zult ongetwijfeld kiezen voor het zijnsbesef omdat het Ik Ben-besef, bewustzijn, uw oorsprong is. Stelt u zich deze keuze maar eens concreet voor: U hebt geen lichaam en dus geen locatie meer, maar u beseft wel de­ gelijk alles wat er zich afspeelt. U bene- zonder lichaam - grenzeloos onbelemmerd aanwezig. U wordt zodoende het ervaren zelf. Dat is de ene keus. De andere optie is dat u wél een lichaam heeft, maar geen enkel besef van bestaan. Daar rekene toch niemand voor? En waarom niet? Omdat uw wezen, uw kern, be­ staat uit kennend.heid, bewustzijn, dan wel besef. Exact dáár ligt dat, bij wat u door de dag heen 'ik' noemt. De verlichting, maar ook de nieuwtestamentische 'wederge­ boorte' is nu precies die wisseling van ideneificatie van her ik van lichaam en geest naar Bewustzijn. Verhelde­ rend, niet? Dit bovenomschreven inzicht klinkt heel simpel, maar het is een proces dar nogal wat voeten in de aarde heeft. Er zijn maar weinig mensen die de verschuiving van de lokalisering van het ik-besef van lichaam naar het ervaren zelf, daadwerkelijk realiseren. In bijbelse termen: 'Velen zijn er geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.' 52 Die proces, dit loskomen van de verkeerde identificatie, heet zelf-realisatie. Men realiseert zich wie of wat men ten diepste eigenlijk is. In bijbelse taal nogmaals: wederge­ boorte. Na het daadwerkelijke moment van herkenning van uw eigenlijke wezen- dar is grofweg gezegd: bewust­ zijn, moet dat op den duur waargemaakt, vertaald wor­ den naar het dagelijkse leven en dar is opnieuw: zelf-reali­ satie. U dient er naar te leven om her waar te maken. Die herkenning van uw eigenlijke, oorspronkelijke wezen, dit verlichtingsmoment, is niet een intellectueel begrijpen. U kunt er nier naar toe studeren. Het herken­ ningsmomenr zelf is een mencale mokerslag en het gevolg is een geestelijke salto mortale. Het is dan ook ongeloof­ lijk ingrijpend. Bovendien is de komst van dit moment van het plotselinge herkennen van Waarheid volstrekt onvoorspelbaar. Ja, men kan zich daar natuurlijk op voorbereiden, net zoals een vrouw dat kan doen bij een gewenste zwan­ gerschap. Dan gebruikt zij geen anticonceptiemiddelen meer. Dan leeft zij zo gezond mogelijk, bestudeert haar cyclus en heeft frequent gemeenschap, maar het zwanger worden is daarmee niet gegarandeerd. Zo kan men met de wens tot zelfrealisatie alle litera­ tuur daarover lezen. Men kan zijn leven daar alvast op inrichten. Men kan mediteren en gedachtediscipline oe­ fenen en vooral het verlangen naar vervulling koesteren. Maar dan nog: de inspanningen kunnen een leven lang duren en nochtans niet beloond worden. Of het kan zo­ maar op het meest onverwachte moment plaatsvinden. In bijbelse taal: genade. Hammarskjöld zegt daarover: 53
  • 29. 'Gevonden rust is niet het resultaat van psychologische pres­ tatie, maar van religieuze genade. ' Maar dit even ter zijde. Zoals eerder gezegd, is mijns inziens het verlangen naar zelfrealisatie hier van groot belang. Men kan de komst van dat moment naruurlijk ook tegenwerken. Een le­ vensstijl die diametraal staat op het verlangen naar iden­ titeitswijziging, zal die ook tegenwerken. De juiste ge­ richtheid ontbreekt dan. Natuurlijk is het 'toeslaan' van het verlichtingsmoment te duiden als 'genade', want het is niet afdwingbaar en onvoorzienbaar. Wij kennen nog niet de fysieke en psychologische randvoorwaarden om dat te laten gebeuren, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat met een volstrekt onjuist interessepatroon deze diepe verandering een kans krijgt. En wat ook ernstig in de weg staat is de overtuiging 'al ver gevorderd te zijn'. Dat is zelfs een apert voorbehoedmiddel. Men kan niet 'steeds spiritueler' worden. Alle briljante schrijvers en schrift­ geleerden hebben in deze een grotere handicap dan de analfabeet. Er is geen sprake van vordering op die manier. De eni­ ge vordering die men zou kunnen maken is dat men tot de wanhopige conclusie komt het allemaal absoluut niet meer te weten: het faillissement van het ik. Dat is échte progressie zoals die in de school van advaita geldt. Die vi­ sie wordt niet door iedereen gedeeld. Ken Wilber schetst bijvoorbeeld in zijn boek 'Een beknopte geschiedenis van alles', een benadering in stappen. In negen fasen, waarin naast groeiend bewustzijn, ook bijvoorbeeld gedrag, als- 54 mede culturele en sociale rijping als voorwaarden worden meegenomen. Hij vindt dat mensen, het proces volgend, naar hun spirituele ervaringen zouden moeten leven, want het is niet voldoende om ze te etaleren in theore­ tisch geklets en religieuze praat, aldus Wilber. Ook Icha­ zo en Almaas ontwikkelden een soort trapsgewijs systeem dat een rijping ten gevolge zou hebben, met als kroon op het werk de 'verlichting', het grote inzicht. Het risico bij deze benaderingen vind ik het mogelijke ontstaan van een nieuw ik, alleen in een ander, 'heiliger' jasje. Dat kan uiterst bedrieglijk uitpakken. Toch geldt er mijns inziens een soort volgorde, maar dan globaler: Een ieder die gevolg geeft aan de innerlijke roep moet noodzakelijkerwijs het pad volgen van kennen naar niet kennen, en komt uiteindelijk voorbij hetgeen gekend kan worden, voorbij elke mogelijke manifestatie. Op deze weg moet hij zichzelf verliezen in dat wat alles transcendeert. De geest kan dit niet bevatten, maar heeft geen andere keus dan zich hierin te laten verdwijnen. Dit proces zou men een 'volgorde' kunnen noemen. Het is bij zelfrealisatie uiteindelijk toch een ineens 'zien' van de waarheid, zoals gezegd. Doorgaans ligt daar wel wat voorbereidend werk aan ten grondslag, zeker waar sprake is van een leerling-leraar verhouding binnen de mysteriescholen van zen en advaita. In de advaira-tra­ ditie bijvoorbeeld neemt men veelal als uitgangspunt dat het hele bolwerk van het ik ongeveer gesloopt moet wor­ den, met alle ideeën en vermeende persoonlijke voortref­ felijkheden daarbij. Vooral dat laatste is voor velen toch een forse drempel. 55
  • 30. Dat ineens 'zien' (geen zien met de ogen, maar een plotse­ linge waarheidherkenning) vindt zowel mentaal, als in het gevoelssegment plaats, waarbij het mentale 'zien' slechts het velletje op de melk is. De veelal onbekende gevoels­ fortificaties van het ik zijn aanzienlijk weerbarstiger dan de mentale, en het voorbereidend proces, waarbij mijns inziens een leraar onontbeerlijk is, heeft meer weg van een slopersbedrijf dan van een opbouwwerkerij. Daarbij zijn trouwens forse, brute ego's veel gemakkelijker aan te sturen dan gladde, flemende would-be-heiligen, aldus de advaitaleraar Alexander Smit. Om dat zien, om de herkenning van de waarheid te bereiken, zitten boeddhisten soms een levenlang in een klooster en heremieten decennia in de woestijn. De pe­ riode tussen het teloorgaan van het oude vertrouwde, li­ chamelijke ik en het vinden van geen nieuwe, wordt in de christelijke mystiek vaak afgeschilderd als 'de donkere nacht van de ziel'. De tijd waarin men de persoonlijk­ heid verliest is vaak een desolate, angstige tijd, maar het is te doen en er is altijd een leraar als men er rijp voor is, want: 'Zoekt en gij zult vinden'. In eerder genoemde mysteriescholen wordt overigens het toekomstig scenario dat na het identiteitsverlies gloort, al lang van tevoren aangereikt, zodat een desolate periode niet echt voor ie­ dereen hoeft te gelden. 56 Dat wij God niet dwingen tot dat wat wij wil­ len, ligt daaraan dat het ons aan twee dingen ontbreekt: aan deemoed vanuit de grond van ons hart en aan een krachtig verlangen. Ik zeg bij mijn leven: God vermag alle dingen op grond van zijn goddelijke kracht, maar de mens iets weigeren die deze beide dingen in zich heeft, dat vermag Hij niet. Het spreekt vanzelf dat deemoed hier tevens staat voor het ontbreken van de eigen vermeende voortreffelijkheid of spirituele groei. En dan: alles staat en valt mijns in­ ziens inderdaad met het grote verlangen. Aanvankelijk is dat verlangen een zeuren, een heimwee, een vaag gemis van binnen. Allengs wordt dat sterker in de loop der ja­ ren. Het groeit met de teleurstellingen. Allerlei vluchtge­ drag en compensaties worden dan ingezet: hard werken, relaties, kinderen, carrière, gewoon het standaardverhaal om het maar niet onder ogen te hoeven zien. Maar nooit is er echt genezing. Het is als een virus dat de mens op­ loopt, en wat zich op een gegeven moment niet meer laat verwijderen. Dan wordt het serieus en moeten er keuzes gemaakt worden, en die keuzes zijn altijd voor de volle 100%; nooit 99%. Want 'God is een naijverig God', zo heet het oudtestamentisch. Als het verlangen naar éénwording niet voortdurend in uw gedachten is, als het niet domi­ nam aanwezig is gedurende de hele dag, dan is het niet voldoende. Als het zoeken naar waarheid een soort flirten met het zoeken is, een soort veredelde hobby, of gewoon een grote interesse, of het slechts ten dienste van uw werk of uw maarschappelijke status staat, vergeet het dan maar. Want, hoewel ik niet voor een ander kan spreken, leeft bij mij toch de stellige overtuiging dar deze kostbare ver- 57
  • 31. andering, deze zo intense ommekeer, een 'gespreid bed' verlangt om te kunnen plaatsvinden. Ik verklaar bij Gods eeuwige waarheid dat God genoodzaakt is zich naar zijn ganse vermogen uit te gieten in eenieder die zichzelf tot op de bodem heeft prijsgegeven. Het is daarom dat Jezus zegt uw familie te moeten haten als u hem wilt volgen.'Haten' betekende toentertijd in dit verband: 'op de tweede plaats stellen'. Bedoeld wordt dat u prioriteiten dient te stellen, want anders gaat u uw bestemming missen. De verloochening �an andere inte­ ressen houdt de oriëntatie en de gerichtheid op het enige dat telt: de gerichtheid op God, op het Absolute, want: 'Elk Rijk dat in zich zelf verdeeld is, moet te gronde gaan'. Op daadwerkelijke wedergeboorte hebt u naar mijn stel­ lige overtuiging weinig kans als het bij wijze van spreken niet- op in minst onderhuids- prioriteit nummer één is gedurende vierentwintig uur per dag. Zo werkt het ook met bezit. Wanneer uw bezit deel uitmaakt van uw ik, uw identificatie en uw attentie, wanneer het dus een binding vormt, dan is het niet goed. Maar is bezit voor u uitsluitend functioneel en staat u er volstrekt onverschillig tegenover, dan kan het geen kwaad. U kunt dan gerust boodschappen blijven doen in uw Saab of BMW en u hoeft hem niet te verko­ pen. Zolang het bezit maar niet tussen u en het Gods­ verlangen komt te staan, omdat u er uw identificatie aan verbindt. 58 Het vroege en middeleeuwse christendom heeft erg de nadruk gelegd op de verloochening van het 'vlees', uw lichamelijkheid dus. Dit diende hetzelfde doel: het li­ chaam met haar noden en lusten mogen immers de ori­ entatie op God niet in de weg staan, maar zoals boven vermeld, kan dat ook best anders. Sterker nog, we kun­ nen het omkeren: als het verlangen naar Waarheid, c.q. God, van binnenuit zo groot wordt dat het u helemaal in beslag neemt, komt u aan bezit en lichaam vanzelf niet meer toe. Anders gezegd: wanneer de fixatie op het Godsverlangen de overhand neemt, zal identificatie met lichaam en bezit buiten de belangstelling raken en daar­ mee vanzelf aan invloed inboeten. Daar waar keuzes zijn kunt u immers zelf sturen. 'Sturen? Maar is er dan een vrije wil?' vraagt u. 'Alles ge­ schiedt immers door karma?' Ja en nee. Ramana Mahar­ shi antwoordde eens op de vraag of er zoiets als een vrije wil bestaat: 'Er is vrije wil, en karma volgt haar op de voet'. Ik maak daar de volgende kanttekening bij: staan­ de in uw werkelijke natuur is er geen ik en daarmee ook geen wil. Het leven leeft zich dan vanzelf in pure loutere aanwezigheid. Maar als er identificatie plaatsvindt, is er vrije wil, en waar wil is, kunt u sturen in gerichtheid en oriëntatie. Voor uw geestelijk bezit geldt hetzelfde als boven­ staande en hier blijft eveneens het doel: voortdurende oriëntatie op God c.q. het Absolute. Die oriëntatie op God moet voor u een voortdurende uitnodiging zijn en geen strijd, geen worsteling, want die kunt u verliezen. De focus op die oriëntatie kan zo sterk worden dat van- 59
  • 32. zelf een soort zelfverloochening ontstaat, en dat is op die wijze dan een natuurlijk gebeuren. In de advaitatraditie wordt identificatie van het ik met het lichaam, alsmede met het materieel- en geestelijk bezit, geëlimineerd door het ik illusoir te verklaren, zoals hierboven al eerder aan­ gegeven. En dat niet zozeer door aangepraat geloof, dan wel door logisch nadenken en diepgaand en oprecht on­ derzoek zodat acceptatie niet wordt opgedrongen, maar direct voortkomt vanuit eigen conclusies. In Lucas 9:24 staat: 'W'llnt ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar ieder die zijn Leven verloren heeft om Mijnentwil die zal het behouden. ' Daaraan koppelt Jezus dan de belofte van het zien van het Koninkrijk Gods nog in dit leven. Dat verlies van je­ zelf is de kern van de weg tot dit Koninkrijk. Zonder het volledige verlies van jezelf is er geen mogelijkheid om Je­ zus te volgen in zijn terugkeer naar de Vader, de bron en oorzaak van alles. Het 'Wie ben ik?' van Ramana Mahar­ shi is in zekere zin diezelfde uitnodiging tot sterven aan jezelf, zoals dat ook door het evangelie heen resoneert, en eigenlijk klinkt het heel controversieel om de dood te overstijgen door haar te ondergaan. Doorgaans is daar in de advaita een figuurlijke worsteling met de leraar voor nodig, waarbij zich dan onwillekeurig de vergelijking met die van Jacob met de engel opdringt. (Gen 32) 60 Niemand ziet God en leeft J a, en dan komen we aan de gebeurtenis van de weder­ geboorte of verlichting. Het moment waarop men in volstrekte helderheid en klaarheid geconfronteerd wordt met zijn ware natuur. Wat gebeurt er dan precies ? Een verwoording: Het herkenningsmoment zélf van Waarheid was er een van grote vreugde en verbijstering. Het maakte een im­ mense indruk. Er was een volkomen uit het evenwicht geraakt zijn, en toch volstrekt stabiel staan in het nieuwe perspectief. Stabiel als nooit tevoren. Sterker nog: dit was twijfelloos de uiteindelijke bestemming. Deze gebeurtenis is onomkeerbaar en is waarschijnlijk het meest indruk­ wekkend en bepalend in het leven. De evidentie van de verkregen Waarheid was zodanig, dat ik na het emotione­ le moment mijzelf grondig verweet een zeldzame kaffer te zijn, omdat ik hier een leven lang overheen gekeken had. 61
  • 33. Wat 'ziet' men dan precies in dat verlichtingsmomenr? Wat was er zo bijzonder aan? Wat men exact ziet, is niet in woorden weer te geven. Mijn pogingen daartoe waren er vele, maar even zovele malen leken ze mij achterafonjuist en heb ik ze geschrapt. Dat komt misschien omdat dat, wat het onderging, wat ik gemakshalve dus 'ik' noem, er op dat moment niet meer was. Wam niemand 'ziet God en leeft' (Ex 33:20). Het beste wordt dit moment nog weergegeven in de Upanishaden. Heel cryptisch staat daar: 'W'lJt is het teken van Brahman op het niveau van menselijke waarneming? Het is de uitroep: Ah!W'lJnneer de verlichtingflitst: Ah! wtln­ neer de ogen schitterden: Ah! Dat is alles. Brahman ging voorbij. Wé zagen niet zijn gezicht, want dat is onmogelijk, maar we voelden zijn aanwezigheid. ' Op een mysterieuze manier is iemand dan nooit meer hetzelfde wanneer hij eenmaal de aanraking van Brah­ man heeft gevoeld. Daarom: wanneer 'the lightningjlash­ es' is de geest zich slechts bewust van een grote leegte. De geest zoekt daarna niet langer het treffen met God als Aanwezigheid. Alle vormen zijn verdwenen en God maakt zich meer kenbaar als afwezigheid, dan als aanwe­ zigheid. Hij is in alles, en is voorbij alles. Deze afwezig­ heid blijft als levende aanwezigheid in de herinnering aan de 'flash oflightning'. Juist in de afwezigheid is er dan een weten van totale aanwezigheid. Als ik dat hier zo neerschrijf, lijkt het niets bijzonders, maar het is een ongelooflijk ingrijpend gebeuren zodra 62 het rot beleefde werkelijkheid wordt. Het moment van herkenning van mijn wezen zelf, kan nooit lang geduurd hebben. Het staat mij bij als een moment; ineens is er dat diepe weten, volstrekt onverwacht en dus: genade. Als een mega-aha-Erlebnis. Maar daarna was, zonder dat ik mij beelden herinner, toch een totaal inzicht en to­ taal weten van alles, vervat in één ongedeeld geheel. Het was onbestaanbaar dat er iets zou kunnen zijn dat mij niet glashelder was. Het hele bestaan was mij bekend in een volstrekte transparantie, zonder dat ik daarvan een waarom of details wist, of hoefde te weten. Ruimte en tijd waren afwezig of waren niet herken­ baar (dat weet ik niet meer), wam daar stond ik pas later bij stil. Er was absolute twijfelloosheid en inzicht. Het is verbijsterend hoe zo'n mega-indruk kan plaatsvinden in één enkel ogenblik. Het meest indrukwekkend was nog wel dat ik mijzelf daar niet als entiteit aanwezig er­ voer, maar meer, dat uitsluitend hetgeen zich voordeed, alles was dat er was. Het zien, het zijn, het weten. Mij overviel daarna met een grenzeloze zekerheid het weten: 1k was dat alles wat er was.' Men ziet ineens in opperste helderheid, dat zijn zelfbeleving uit niets anders bestaat dan uit het ervaren, beleven van dat moment, en daarin ontbreekt iedere vorm van ik of entiteit. Mijn wezen als het zijn zelf, manifesteerde zich voor mij onomstotelijk. Toen het voorbij was, bleef geruime tijd het gevoel van afwezigheid van mijzelf als aparte deelnemer bestaan. Er was alleen wat er was. Door de enorme impact van dit gebeuren kunnen zich soms direct na deze 'gebeurtenis' fYsieke ongemak- 63
  • 34. ken voordoen, die bij sommigen een tijd lang aanhouden. Dan, langzaamaan, veranderden de dingen fundamen­ teel. Er begon op den duur meer en meer een 'religieus' denken plaats te vinden in plaats van 'materialistisch' denken. Ik ging alles meer in het perspectief van expressie van bewustzijn zien. De beleving van wat ik altijd als me­ zelf had ervaren, wijzigde uiteraard drastisch. Het dage­ lijks leven veranderde eveneens: niet zozeer in de dingen die,ik deed (mijn omgeving viel het nauwelijks op), dan wel meer dat prioriteiten verschoven en ik anders tegen het leven en dus ook tegen dood ging aankijken. Er was een ongelooflijke opluchting. Alsof ik klaar was. Het was klaar. De last was van mijn schouders. Met name dát. Voor altijd. Het voelde dan ook letterlijk als een 'verlich­ ting'. Er was geen verlangen meer, geen echte innerlijke onrust, of zoeken, zoals vroeger. Er was een volstrekt ze­ ker weten. Er ontwikkelde zich op den duur een veel grotere mate van relativering door de dag heen. Maar waar verwonde­ ring vroeger al snel verdween wanneer het nieuwe ergens af was, blijft verwondering nu onverminderd aanwezig en neemt zelfs toe, met name in de continue confrontatie met de heiligheid en bijzonderheid van het bestaan zelf. De gebruikelijke discussie bij zo'n gebeurtenis of er nu sprake is van éénwording met of zonder onderscheid van de waarnemer, is een academische. Dat geldt ook voor de vraag of vergoddelijking plaatsvindt. Want wan­ neer de ervaarder wegvalt, wie zal er dan moeten vereni­ gen of één worden of vergoddelijken? Het is domweg door het verdwijnen van de persoon waardoor grenzen 64 wegvallen. Ook de vraag of die ervaren eenheid, die to­ taliteit God zelf was, is mijns inziens een rationele over­ weging achteraf, hoewel ik er voor mijzelf diep van over­ tuigd ben dat het veel met elkaar te maken had. Echter, dat is natuurlijk afhankelijk van het godsbeeld dat men hanteert. De ambivalentie van het feit dat de ervaarder weg­ valt en het gebeuren toch ervaren wordt, onderschrijft dat mijn diepste wezen bestaat uit de ervaring zelve. De constatering achteraf: 'Ik was alles' wordt in advaita ge­ kenschetst als de basis van liefde, en de constatering: 'Ik was niets' als die van wijsheid. Dat geeft al aan dat het ik volstrekt afwezig was tijdens dat proces, dan wel absoluut niet constateerbaar. En daarmee schaart dit gebeuren zich in de wetmatigheden van het religieuze denken. Daar be­ staat geen ik als aparte entiteit. De enorme opluchting, verlichting, die ontstaat als het ik wegvalt, lijkt me een van de belangrijkste componenten te zijn in dit proces. De eenheid of vereniging, dan wel vereenzelviging met het rotale bestaan wordt daardoor een feit, en ligt dan als een nieuwe weg voor u. Eén groot feest. Het loodzware gewicht van dat ik wordt achteraf pas goed beseft. Het bovenstaande wordt binnen de advaita doorgaans in een enkele zin weergegeven: 'Ik herkende mijn ware natuur.' De oude gewoonte is geheel van de ziel afge­ vallen en is dood. De ziel heeft zich haar ware wezen toegeëigend en staat in haar eerste on­ schuld. 65
  • 35. Zo duidt Meester Eekhart de wedergeboorte. Daarmee opende zich voor mij tevens een nieuwe wijze van ver­ staan en begrijpen. Bijvoorbeeld de teksten van Meester Eckhart, die vroeger voor mij vol zaten met onbegrijpe­ lijke en soms zelfs belachelijke uitspraken, waren mij nu op slag volstrekt duidelijk. Waar ik voorheen hoog opzag tegen de voor mij ingewikkelde uiteenzettingen en breed­ voerige constructies die theologische geleerden ten tonele voerden ter verklaring van genoemde ogenschijnlijk on­ begrijpelijke passages in Meester Eekhans werk, werken die nu nog slechts op de lachspieren, want waarheid is. nooit ingewikkeld. Er staat maar één ding waarheid in de weg en dat is het ontbreken van de bereidheid om re zeg­ gen: 'Ik weet het niet'. Meester Eekhart is daarin zelf heel mild en zegt herhaaldelijk dat niet verwacht mag worden dat zijn woorden (preken) begrepen worden, tenzij men dit cruciale inzicht bezit. Wie deze uiteenzetting niet verstaat, bekom­ mere zich er niet om. Want zolang de mens nog niet op deze waarheid lijkt, zal hij deze uiteen­ zetting niet verstaan. Want het is een onverho­ len waarheid die onmiddellijk uit het hart van God is voortgekomen. Zaken die voorheen door mij altijd volstrekt conform geaccepteerd werden, kwamen in een heel nieuw licht te staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de rol van Jezus als verlosser. Jezus van Nazareth als verlosser? Jazeker. Maar wat mij betreft is die verlossing nu gelegen in de bood- 66 schap die hij bracht en waarvoor hij kwam. De weg tot het Koninkrijk die hij ons wees blijkt hier, gewoon in dit leven, haalbaar. Daarin ligt zijn grote verdienste en dat is zijn boodschap. Hij liet ons zien hoe het besef van God in de ziel geboren kan worden en hij leerde ons het Zoonschap zien en worden. Gewoon aan den lijve! Hij leefde dat vóór, zodat we hem daarin onmiddellijk kon­ den volgen, zodat bevrijding, verlossing, plaats kon vin­ den, hier en nu, niet straks in een vermeend hiernamaals, nee, nu! Het is deze Waarheid die hij ons schonk. Deze waar­ heid die vrij maakt. Vrij waarvan? Vrij van onszelf. Het herkennen van ons wezen, onze oorsprong als het (bewust)zijn zelve. Die waarheid maakt vrij. Bevrijd ons van ons ooit veronderstelde, persoonlijke ik. Dat is de grote verlossing die hij bracht, want die behelst eeuwig­ heid. Het is een bevrijdend inzicht dat Christus nier gekomen is om de mens tot morele volmaaktheid re brengen, maar wel tot een verlossing uit zijn egocultus en uit zijn zorg voor zijn eigen imago. Jezus' leven zegt mij daarom veel meer dan zijn (kruis)dood, want ik heb hetgeen hij beloofde mogen omvangen en daar geef ik graag alle andere constructies voor weg. Weer is de eigen ervaring hier doorslaggevend. In de Middeleeuwen zou ik hiervoor zonder twijfel levend zijn verbrand, want dit is niet de Paulinische versie. Ook Jezus' wonderdoeningen zie ik nu als van minder belang dan zijn boodschap. Wonderen geschieden he­ den ten dage nog steeds, hoewel men zich kan afvragen waarom de naruur uitzonderingen op haar eigen wetren 67
  • 36. zou toestaan. Voor wat we vandaag onder 'paranormaal' rangschikken, wordt misschien morgen middels kwan­ tumfysica, of een van haar zusterwetenschappen, een heel simpele en logische verklaring gevonden. Het rou best kunnen zijn dat hetgeen wij niet herkennen als een na­ tuurlijke wetmatigheid (omdat onze kennis nog tekort schiet), heel gemakkelijk tot 'wonder' gepromoveerd wordt. Zelf ben ik van mening dat de wonderdoenin­ gen van de Nazarener niet nodig waren om zijn autori­ teit en voortreffelijkheid te onderbouwen. Nogmaals: de boodschap die hij bracht is van een mondiale en tijdloze importantie en verschilt juist daarin van genoemde won­ deren. In her verlengde daarvan zijn in de loop der tijd in de mystiek wonderen, extases en exotisch gedrag een ei­ gen plaats gaan opeisen als kenmerk van het vermeende heiligingproces. Men kan daar vraagtekens bij plaatsen. De functie en de voordelen van zulke extremiteiten zijn mij tot nu toe nog niet helder geworden en ik heb ze tot heden ook niet gemist. Dit, terwijl ik mij niet geheel aan de indruk kan onttrekken dat interessantdoenerij, en wellicht wat hysterie, moeilijk te onderscheiden is van oprechte belevenissen op dit vlak. Visioenen in dit verband bestaan door de geschiede­ nis heen vaak uit een soort vermeende aanschouwing van Maria, Jezus, of God. Bernadette van Lourdes zag Maria in een visioen. Surdas zag Krishna in een visioen. Waarom zag Bernadette Krishna niet? Omdat Krishna niet in haar persoonlijke culturele bepaaldheid bekend was. Datzelfde geldt voor Surdas ten aanzien van Maria. 68 Het lijkt erop dat alleen die verschijningen, die binnen het brein al een plaats hebben, plaatsvinden, waarmee een onafhankelijke aanwezigheid ten minste kan worden betwijfeld. William Law6 laat zich daarover als volgt uk Zoudt ge willen weten hoe het komt dat zovele valse wezens in de wereld verschenen, die zichzelfen anderen met vals vuur en vals licht hebben misleid, en beweren ingevingen en openbaringen te hebben en inzichten in het goddelijk leven en in het bijzonder wonderen te kunnen verrichten, waartoe ze speciaal door God waren geroepen ?Dit is het: ze keerden zich tot God, zonder zich van zichzelfafte keren; ze wilden in God leven zonder dat zij hun eigen aard in zich gedood hadden. ' Augustinus duidde hetzelfde als volgt: 'Heer, ik wilde Uniet missen, maar ik wilde tegelijk met U het geschapene bezitten; dat kwam door mijn hebzucht en daarom verloor ik U, want gij staat niet toe, dat men tegelijk met U, die de waarheid zijt, het onware geschapene bezit.' Nee, de uitzonderlijkheden zijn niet de kern van het bestaan. Zij leiden af van de aard van het bestaan zelf en verworden daarmee rot een dwaalspoor. Ook en met name de 'New Age' beweging, met al haar dubieuze randverschijnselen, neigt daartoe. Enerzijds, omdat in deze stroming de fantasie in haar oncontroleerbaarheid alle ruimte krijgt en zich waarheidsgehalte toe-eigent, en 6. William Law, Engels mysricus (1686- 1761) 69
  • 37. anderzijds omdat zij vruchtbare grond biedt voor allerlei selfproclaimed gurt/s, meesters, healers, genezers en ander ti-ta-rovenaarsvolk, dat aan oprechte zoekers kraaltjes en spiegeltjes voorhoudt waardoor aandacht verkeerd wordt gericht en de bevrijdende eenvoud en oorzaak van her be­ staan in al haar grandeur niet wordt opgemerkt. Ook hier staan de geëtaleerde uitzonderlijkheden vaak ten dienste van een overspannen ik. Daarentegen verandert het moment van waarheid, van verlichting (met een antiek woord: wezensblik), in eerste instantie weinig aan het karakter, de voorkeuren en (on)aangenaamheden van degene die dat ondergaat. De omgeving zal de verandering nauwelijks opvallen, want men houdt nog steeds van aardbeien en rijsttafelen, is nog steeds dol op reizen en nog net zo directief als vroeger. Men heeft nog steeds ruzie met partner en kin­ deren en raakt eveneens nog steeds geïrriteerd door een parkeerbon. De verandering van gewoonten, karakter en dat soort zaken komt misschien later en geleidelijk, áls ze al komt. Er verschijnt geen aureool, en men loopt niet plotseling met een verzaligde glimlach rond. Het eenmalige zien van Waarheid is een absoluut we­ ten. Kunnen buitenstaanders de echtheid van die erva­ ring checken? Ja en nee. Ja, omdat na die ervaring- zoals boven opgemerkt - het volstrekte inzicht in sommige dingen ineens aanwezig is waar dat vroeger ontbrak (ver­ gelijk: het pinkstergebeuren). Nee, niet direct als het ge­ woonten en uiterlijk van de persoon betreft, zoals boven aangegeven. Maar dat lijkt mij ook minder belangrijk, congruentie bewijst zich vanzelf in de tijd. 70 'Satori', zegt professor (en zenkenner) D.T. Suzuki, 'is geen extase oftrance- zoals in deyoga - maar een algehele geeste­ lijke omwenteling die vroegere intellectuele inzichten omver­ haalt, en dus leidt tot een soort van intellectuele catastrofe.'7 Enomiya-Lasalle zegt daarover, eveneens vanuit de zen­ traditie: Veze intuïtie is de verlichting (satori) ofhet zien van de werkelijkheid (kensho). Het is het door ervaring verkregen inzicht van de absolute eenheid van al het zijnde, waarin er noch een op zichzelfstaand ik is, noch een entiteit waar dan ook en daarom ook geen enkele tegenstelling. ' Zoals gezegd: die omslag is éénrnalig en de revenuen daarvan kunnen ieder moment 'geleefd' worden. Twijfel aan de geziene waarheid is niet meer mogelijk, maar dat wil niet zeggen dat (tijdelijk) niet kan worden teruggeval­ len in de oude conditionering. Of sterker nog: men kan er voor kiezen er weinig of niets mee te doen, en geen af­ stand te nemen van de oude manier van kijken. Want in­ dien strikt doorgevoerd, kan 'het nieuwe leven' de mens isoleren van zijn omgeving in de samenleving. Soms is het vlees zwak, en dan kiest men er bijvoorbeeld voor 'om niet álle familie te haten' en op dat vlak de identificatie in stand te houden. Precies op dat punt blijft men dan ook kwetsbaar en niet 'bevrijd' (en men faalt exact daar in de navolging van Christus). Vaak is de identificatie met hun functie voor leraren in deze (advaitische) materie de 7. D.T. Suzuki: Inleiding rot het Zen-boeddhisme. Ankh-Hermes, Deventer 1975 71
  • 38. valkuil, want het zijn sterke benen die de weelde kun­ nen dragen en zo'n identificatie gaat heel subtiel. Echter, eeuwigheid kan wél ieder moment beleefd worden zodra het eenmaal gezien is en men er op dat moment voor kiest, en dat gaat op den duur steeds gemakkelijker. Het constantvertoeven in je ware natuur, is een ander verhaal; sommige gerealiseerde mensen kunnen dat voortdurend, maar die zijn echt dun gezaaid. 72 Nergens niet H et voorgaande zal ongetwijfeld vragen oproepen en uitleg behoeven. Laten we een begin maken en ter verduidelijking eerst eens kijken naar het begrip: al­ omtegenwoordigheid, omdat het juiste verstaan van dat begrip, rechtstreeks toegang geeft tot non-dualiteit. Het inzicht in die non-dualiteit is wezenlijk om te komen tot Godsbesef. Het woord 'alomtegenwoordig' betekent zoveel als: nergens nietaanwezig zijn. Strikt genomen wil dat zeggen: er is geen plek, niet in de verste verte, ergens in of buiten het heelal, waarop dat niet van toepassing is. Dat geldt dan onverminderd ook voor andere sferen of dimensies, zo die er mochten zijn, inclusief de hel, indien u daarin gelooft. Het geldt voor de fysieke wereld, de emotionele wereld, de memale wereld en elke andere wereld die u maar bedenken kunt. 73
  • 39. En dan is het ook nog zo dat het niet een kwestie is van dat alle dingen doordrongen zijn van die tegenwoordig­ heid, die aanwezigheid. Nee, want dat zou betekenen dat er iets is dat aanvankelijk op zichzelf kan bestaan, om dan vervolgens doordrongen te worden. En dat laat de betekenis van dit woord niet toe. De consequentie van alomtegenwoordigheid is zeer vérsuekkend; namelijk dat er als eerste waarheid eigenlijk alleen maar die tegenwoordigheid bestaat en dat daarin, daarbinnen, alle dingen zich in verscheidenheid manifes­ teren in tijd/ruimte. De moeite waard om even bij stil te staan. Het doet denken aan de insteek van een filosoof als Spinoza8• Die neigde in zijn monisme tot de conclusie dat er slechts één 'substantie' is, God, waarin alles als een modus bestaat. Ook Schelling9 en Hegel10 wezen in die richting. Maar 'substantie' staat hier tussen quoten, en dat is niet voor niets. God of het Absolute is geen 'iets', dus ook geen substantie. Wat in God is, dat is God. Even een zijstapje. Ik noemde de eerste waarheid. 'Waar­ heid', zuiver gedefinieerd, is alleen absoluut waar, als het overal altijd en voor iedereen wáár is. Daarmee is zelfs het bestaan van de Mount Everest niet absoluutwaar, want ooit zal die er niet meer zijn. Gelukkig kunnen we in het dage­ lijks leven wat minder fundamentalistisch zijn en werken 8. Baruch de Spinoza, Nederlands filosoof (1632-1677) 9. Friedrich Wilhelm Joseph Schelling, Duits romantisch filosoof (1775- 1854) 10. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Duits filosoof(1770-1831) 74 we met relatieve waarheden, waar helaas dan ook de nodige bloedneuzen door ontstaan. Wél kunnen we nu alvast con­ stateren dat absolute waarheid volgens bovenstaande defi­ nitie eigenlijk buiten het geschapene valt. De schepping is immers eindig. We leren die absolute waarheid verderop nog kennen in de bespiegelingen over het zijn. Er zijn er veel die licht en waarheid hebben gezocht, doch steeds buiten, waar zij niet was. Want de waarheid is binnen, in de diepste grond, en niet buiten. Nu weer terug naar de alomtegenwoordigheid. Die leidt ons nu min of meer binnen in de religieuze denkwijze. Doorgaans wordt in de christelijke cultuur het woord 'al­ omtegenwoordig' gebruikt in relatie tot God. Ik gebruik dat woord God omdat het voor mij staat voor het meest wezenlijke en al-bepalende, en niet omdat dat voor mij een entiteit is. Iedere vorm van entiteit loochent trouwens de alomtegenwoordigheid en doet af aan de grandeur van wat wij dan gemakshalve God noemen. Immers, een en­ titeit houdt per definitie begrenzing in. God is één en niet twee. Wie God aanschouwt, aanschouwt slechts eenheid. Je moet God zon­ der beeld ervaren, onmiddellijk en zonder gelij­ kenis. Wil ik echter God zo onmiddellijk erva­ ren, dan moet ik rechtstreeks God worden, en Hij moet mij worden. Veel eenvoudige lieden menen, dat zij God moeten zien als was Hij 75
  • 40. daar en waren zij hier. Dat is niet juist, God en ik zijn één. Het bovenstaande is de consequentie van alomtegenwoor­ digheid. Ongeacht hoe God wordt vormgegeven binnen uw begripsvermogen betekent alomtegenwoordigheid van God (of het Absolute) onontkoombaar, dat op de één of andere manier God dan ook zijn eigen schepping is. De erg wijsneuzige criticus kan het bovenstaande sim­ pelweg afdoen met het label 'pantheïsme', maar dat zal weinig aan helderheid bijdragen, 'want dat brengt mij niet tot zaligheid', zou Meester Eekhart zeggen. Hoe God in relatie tot de schepping precies verstaan kan worden komt pas tot klaarheid wanneer het zijn van de dingen nader is bezien. In God zijn alle dingen gelijk en zijn God zelf. Ik heb geen persoonlijke God ervaren. Hoe kom ik er dan bij om het woord God toch telkens te gebruiken? In ieder geval niet uit verstandelijke overwegingen, want bij mijn 'uitstromen' en mijn 'doorbreken' kwam ik nergens iets tegen dat ik 'God' zou kunnen noemen. Waarom dan tóch het woord God gebruiken? Wel, ik heb gewoon geen ander woord voor dat grenzeloze dat overal is en zonder dat niets ook maar een seconde zou bestaan. Kunnen we dat God noemen? Eigenlijk niet, want de mensen hebben God tot een begrip gemaakt en daarmee grenzen gesteld aan het grenzeloze. Er is dus eigenlijk geen woord voor, maar kan men Hem/dat grenzeloze dan toch aanbidden? 76 Ja, dat valt gewoon niet ce laten, wat mij betreft. Iemand die zijn eigen wezen vastgesteld heeft en weet dat het is, want hij is er mee samen geweest- en zo'n samenzijn is een woordeloze erkenning, aanbidding - zal het woord God daarbij gebruiken. 'mznt uiteindelijk is gebed: for­ muleren van godsaanschouwing', aldus Hammarskjöld. Dat woord God heeft voor mij een lading en betekenis die valt buiten elke academische haarkloverij en die mij in haar grandeur regelmatig het rode waarschuwingslicht van de hoogmoed voorhoudt. Ik associeer het woord God dan ook met het heiligste wat er bestaat: de voortdurende oorzaak en manifestatie van het bestaan zelfen zeker niet met een vermeende persoonlijke God. Want Gods Zijn is mijn leven. En niet minder dan dat. Het sluit naadloos aan op Joh. 1:4: 1n het Woord was leven en het leven was het licht der mensen. ' De Nietzsches onder ons ondersteun ik dan ook van har­ te wanneer het een persoonlijk, een antropomorf gods­ beeld betreft, ook al wordt dat in bepaalde theologische kringen tegenwoordig wat afgezwakt door de menselijk­ heid van God te reduceren tot het begrip 'intellect'. De constructie van een persoonlijke God roept vanuit haar aard vragen op die alleen maar kunnen worden beant­ woord in termen, die binnen het geschapene vallen. Ik zie dat als een ongerijmdheid. Wellicht vanuit de onjuiste (driedimensionale) interpretatie van de uitspraak: 'Naar Zijn beeld en gelijkenis', blijft dat menselijk element in het godsbeeld een hardnekkig verschijnsel. Ik kom op die uitspraak nog terug. 77
  • 41. God is naamloos want van Hem kan niemand iets zeggen of kennen. Daarom zegt een hei� dense meester: wat wij van de eerste oorzaak 1 kennen of uitzeggen, zijn we meer zelf dan dat het de eerste oorzaak zou zijn, want die is boven ieder zeggen en verstaan verheven. Een mees� ter zegt: had ik een god die ik kon kennen, dan zou ik hem nooit meer voor God aanzien. Van­ daar dat Augustinus zegt: 'Het schoonste wat een mens over God kan zeggen bestaat hierin dat hij uit wijsheid van innerlijke rijkdom kan zwijgen.' Doorslaggevend voor mij om 'God' te zeggen is dus welk godsbeeld er wordt gehanteerd. Men kan, wanneer men zich er bijvoorbeeld op laat voorstaan mysticus en noch­ tans atheïst te zijn - hetgeen tegenwoordig nogal eens voorkomt - wat mij betreft ook een ander woord gebrui­ ken voor dat grote mysterie, waarin het hele bestaan is gegrond. Het wordt in dat geval gewoon een ander, wat stoer, populistisch of 'politiek correct' etiket voor precies hetzelfde. Het zojuist vermelde, ondoorgrondelijke en onnoembare Mysterie zal niet wakker liggen van de ver­ meende mysticus die beweert de Eenheid zonder genade en op eigen kracht te hebben 'bereikt'. Het vàlt bij zo'n claim te vermoeden dat er in dat geval nogal wat ik als ver­ stekeling is meegereisd; het idee de realisatie zelf tot stand te hebben gebracht staat mijns inziens haaks op het faillis­ sement van het ego, zijnde de kern van de zaak. Ik ben ge­ neigd in relatie tot de God die ik beleef, met de woorden 78 van Meester Eekhart te zeggen: 'Gij zijt mij meer nabij dan ik mijzelve ben.' In één adem zou ik daaraan willen toevoegen: 'en behoed mij voor de zelfgenoegzaamheid.' Niets is zo abstract en tegelijkertijd zo concreet als God. Ik refereerde eerder reeds aan het zijn, of meer aan de is�heid van de dingen, want die is-heid, hoewel geen goed Nederlands woord, legt meer het accent op het moment zélf. Het haalt de suggestie van het tijdsele� ment uit het Zijn, waardoor de essentie beter uitkomt. Die is-heid wordt niet zozeer verstaan, maar meer 'ge� zien' wanneer we wat diepgaander stilstaan bij het zijn in het algemeen. Veel theoretisch voorwerk is al gedaan: de wetenschap van het zijn, de ontologie, heeft haar wortels in het verre verleden, in het Griekse denken. Plato stond aan de wieg daarvan en het zal dan ook geen verbazing wekken dat dit zijn via het neoplatonisme, middels Origenes en Augustinus tot en met Prof. Dr. De Vogel, een grote plaats is gaan innemen in het chris­ telijke gedachtegoed. Maar zoals met zoveel abstracties het geval is, lo­ pen we met een diepgaande kwestie als het zijn op� nieuw het risico dat wij als denker aan de haal gaan met scherpzinnige conclusies, academische polemie­ ken en intellectueel geweld, en daar hebben we nu even niets aan. We kunnen het zijn maar tot op zekere hoogte benaderen alvorens ons denken tekort schiet. 'De ervaring van God komt in de dimensie van het zijn, maar het is niet hetfondament, noch het wezen van God. ' (Heidegger)11 11. Martin Heidegger, Duits filosoof (1889-1976) 79