Advaita is, net als zen, een directe bevrijdingsweg door middel van zelfrealisatie. Ooit was een dergelijke mysterieschool ook binnen het christendom aanwezig, met name in de laatmiddeleeuwse mystiek, die in haar methode van aanpak het best gerepresenteerd wordt door de bekende mysticus Meester Eckhart (ca. 1260 -1328).
In dit boek is de benadering van de advaita naast die van Meester Eckhart geplaatst. Zevenhonderd jaar tijdsverschil wordt hierdoor moeiteloos overbrugd en de tijdloze essentie kristalliseert zich glashelder uit.
Waar het in beide benaderingen om gaat, en wat eigenlijk niet voor discussie in aanmerking komt, is de directe, pure ervaring. Op praktische wijze wordt in Meester Eckhart versus advaita richting gegeven aan eenieder die binnen de christelijke cultuur de directe godservaring niet meer weet te vinden.
C.B. Zuijderhoudt (1944) kwam met mystiek in aanraking door zijn studie vergelijkende godsdienstwetenschappen. Zijn advaita-leraar Alexander Smit bracht hem tot het zien van zijn ware natuur. Mede daardoor werd ook de mystiek van Meester Eckhart herkend als een directe bevrijdingsweg.
5. zielde en doorleefde werken van de benedictijn en ad
vaitist Henri Le Saux.
Soms heeft verwoording geleid tot een heldere ver
staanbaarheid. Soms waarschijnlijk ook niet. Dat laatste
geval doet zich doorgaans voor in die situaties, waarin
van de eeuwige dingen sprake is, van die dingen die niet
passen in de wetenschappelijke benadering van 1, 2, en
3 alsmede sub a,b, en c. Want de taal der wetenschappers
is niet altijd dezelfde als die van de mysticus, hoe zeer
wetenschappers ook geneigd zijn om mystiek in te lijven
in de academische denkkaders.
De benadering van dit onderwerp, middels uitslui
tend het denken, kan in het mystieke eenwordingspro
ces soms zo contraproductief werken, dat ik bewust een
voortdurende afstand heb bewaard naar regels, dogma's,
concepten, instituties en 'wetenschappelijke correct
heid'. Die afstand loopt als een rode draad door het ge
schrevene.
Het hier weergegeven mystieke eenwordingsproces, zoals
dat in de advaita plaatsvindt, is regelmatig onderbouwd
met uitspraken van Meester Eekhart , die vetgedrukt zijn,
terwijl de uiteenzettingen vanuit de christelijke mystiek
op hun beurt zijn toegelicht met advaitisch materiaal. Zo
wordt duidelijk dat beide eenzelfde oorsprong hebben die
zich niet laat kaderen in een filosofie of een godsdienst.
Dit leidt tot een opmerkelijk resultaat.
Op de weg naar bevrijding, naar zelfrealisatie, is het lezen
van boeken niet afdoende. Ook niet het lezen van dit
6
boek. Want we zoeken doorgaans een soort bevrijding
voor ons zelf en niet ván ons zelf. Wij zijn daarin onze
eigen blinde vlek. Er is dan ook in de meeste gevallen een
gids, een leraar voor nodig om die blinde vlek te doorzien
en om ons te helpen alle concepten te passeren. Ik had
zo'n leraar: Alexander Smit. En ik ben hem alles verschul
digd in grote dankbaarheid. Mijn vrouw Inge Gorris en
mijn goede vriend André Doesburg hebben mij bij het
samenstellen van dit boek gesteund met constante be
moediging en kritische inbreng.
C.B. Zuijderhoudt
Zweisimmen, 2008
7
6. Inhoud
1 Een schrijnend verlangen 7
Religieuze honger en het zoeken van een weg
naar huis.
2 Een mens moet leeg worden van alle dingen 29
Over thuiskomen, en hoe de advaita vedanta
en de mystiek van Meester Eekhart dat op
praktische wijze haalbaar maken.
3 Tat TvamAsi
De kern van de mystiek: het kennis nemen 45
van de werkelijke identiteit van de mens en
hoe dat uiteindelijk uitmondt in het opgeven
van elke identiteit.
9
7. 4 Niemand ziet God en leeft 61 10 Over God wil ik zwijgen 149
Wat bedoeld wordt met zelfrealisatie of we- Hoe het Zoonschap ons meeneemt in de
dergeboorre, en hoe de opgegeven identiteit oversteek naar de Godheid.
besef van God, dan wel van het Absolute ten
gevolge heeft. 11 Het verstand te boven 161
Hoe Sat, Chit, Ananda samenvallen met
5 Nergens niet 73 de heilige drie-eenheid en hoe dat een ant-
Hoe alomtegenwoordigheid ons meeneemt woord biedt op het menselijk bestemmings-
in non-dualiteit en de basis vormt van het vraagstuk.
Godsbesef.
Geraadpleegde literatuur 177
6 Ongeboren sterft men niet 91
Waarom de nieuwe identiteit van 'de weg,
de waarheid en het leven' de dood transcen-
deert.
7 Ademtocht van eeuwigheid 105
Hoe 'het worden als de kinderen' ons het
Koninkrijk der hemelen binnenleidt.
8 Uw wil geschiede 121
Op welke wijze armoede van geest voert tot
verlies van identiteit en daarmee tot Godsbe-
sef, en hoe het zich uiteindelijk ten toon kan
spreiden als heiligheid.
9 Alleen het IK brandt in de hel 135
Over de rol van zonde, schuld en vergeving
op de weg naar verlichting en hoe die ver-
schilt van die in het reguliere geloof.
11
8. Een schrijnend verlangen
H
et is zondagmorgen half tien en de kerkklokken
beieren er lustig op los. Van hieruit kan ik precies
het witte kerkje zien met het pleintje ervoor en de keurig
bijgehouden grafZerken eromheen. Een handjevol men
sen druppelt naar binnen. Het zijn er niet veel, zoals ge
woonlijk.
Wat is er toch gebeurd met de kerken dat ze tegen
woordig zo leeg blijven?
Objectief gezien maken die klokken trouwens een rot
herrie, maar desondanks vind ik het een aangenaam ge
luid. Die tolerantie heb ik niet als ik de schelle oproep tot
gebed vanuit de minaretten hoor. Dat verschil zal wel ko
men omdat de klokken refereren aan mijn vroege jeugd,
waarin de zondag met haar kerkgang zo veilig stil was,
en vertrouwd. Nu is er nauwelijks nog iets wat zo oer
vertrouwd is als die klokken, zo rustgevend, vanzelfspre-
13
9. kend. Maar in de kerk zélf kom ik nier meer. Waarom
niet? War is er dan toch gebeurd met de Kerk?
War is er toch gebeurd in her westen met de grootste
godsdienst ooit? Laat ik eens bij mijzelf te rade gaan.
Paste haar aanbod mij niet meer toen ik meer volwassen
en kritischer geworden was? Had het soms te maken met
macht of bureaucratie waarvoor ik allergisch ben? Ofhad
ik verwachtingen die- naarmate mijn nieuwsgierigheid
in religieuze zaken groeide - door de kerk die ik bezocht,
nier meer werden waargemaakt? Nieuwsgierigheid, nee,
ik moer dat anders zeggen. Het was geen nieuwsgierig
heid, maar meer een drang van binnenuit, een verlangen.
Er was een gemis, een onomschreven vaag gemis, waar
van ik voetstoots aannam dar 'de Kerk' in de invulling
daarvan behoorde te voorzien. Want het had te rnaken
met iets in mijn hart, in mijn diepste wezen en dar is im
mers kerkelijk territorium. Op de één of andere rnanier
kwam de behoefte van mijn ziel niet overeen met hetgeen
in de Kerk werd uitgedragen en beloofd. En op dar gemis
vond ik geen antwoord in diezelfde Kerk.
Ik keek om mij heen en zag dar ook anderen daarmee
worstelden. Ik zag mensen de vinger leggen op kenne
lijk zere plekken inzake hun Kerk, die bij hen evenmin
voldeed aan hun verwachtingen en ik onderzocht toen
of dat misschien ook mijn eigen zere plek was. Zo was
er bijvoorbeeld een zekere T heodore Roszak1 die vond
dar: 'Her ongeluk met de westerse wereld altijd de slechte
l. Theodore Roszak: hedendaags schrijver, denker en sociaal criticus.
14
gewoonte was om geloofsbelijdenissen, starre regels en
dogma's te leveren in plaats van een directe beleving van
het Koninkrijk der hemelen; wij proberen in een woor
denbrij te vangen wat alleen door visionaire oplettend
heid kan worden gevangen.'
Die kritiek van Roszak was mij uit her hart gegrepen. Te
rneer omdat ik ten diepste voelde dat, als er iets van heil, of
iets met God, mijn deel zou worden, dat het dan van bin
nenuit en niet van buitenaf zou moeten plaatsvinden. Kar!
Rahnerl zegt daarover: 'Elke cultuur in her algemeen en
elk individu in het bijzonder, is van nature reeds gericht op
God, of zij zich daar nu van bewust is of niet. Heilsbemid
deling wil niet zeggen: het heil van buitenaf aandragen,
maar de andere mens helpen een bewustwordingsproces te
ontwikkelen ten aanzien van het inhem reeds aanwezige,
heil.' En hij voegde daaraan roe: 'De Kerk van de volgende
eeuw zal mystiek zijn, of ze zal niet meer zijn.' Intuïtief gaf
ik hem gelijk. Er moest volgens hem niets worden overge
dragen, maar innerlijk worden opgeroepen. Net zoals So
crates dat deed in het zogenaamde 'Socratische leren' Dat
Socratische leren, dat ik zo heb leren waarderen omdat
mijn advahaleraar dat buitengewoon effectief in praktijk
bracht. Even een zijstap: wie was Soeraces en wat maakt
dat Socratisch leren zo speciaal?
Soeraces was een Grieks wijsgeer die leefde van 469-399
v. Chr. Socrates' onderricht berustte op de omkering van
de meester-leerling verhouding: hij stelde zélf voortdu-
2. Kar! Rahner: (1904-1984) gezaghebbende Duits rooms-katholieke theoloog.
15
10. rend vragen die de leerling dan moest proberen te be
antwoorden. Met deze manier van werken dwong hij de
ander om diens inzichten helder, scherp en op een toets
bare manier te formuleren. Door het orakel van Delphi
was Soeraces dan ook tot de wijste man van Griekenland
uitgeroepen, omdat hij van zichzelf vond dat hij 'niets
wist'. Het relativeren van zijn eigen kennis leidde tot
een vorm van betrouwbaar denken. Middels het stellen
van cruciale vragen probeerde Soeraces de waarheid bij
zijn gesprekspartner zich te laten openbaren, en hij re
fereerde daarbij aan de 'vroedvrouwkunst', waarmee hij
doorgaans een parallel trok. Hij was zelf dan ook de zoon
van een vroedvrouw en duidde die parallel door te stellen
dat hij zijn leerling niet van een mening of van kennis
voorzag, doch dat die leerling zijn inzichten of conclusies
weliswaar onder Socrates' leiding, uit zichzelf naar buiten
bracht. Socrates noemde zijn werk dan ook: 'de vroed
vrouwkunst van de geest.'
Dit 'Socratische leren' maakt bij uitstek gebruik van
onvermoede capaciteiten en vermogens van de leerling
en benut het volledige spectrum van diens creativiteit en
denkkracht. Daarom is het ook zo effectief.
In plaats van deze uitdagende vorm van leren, leverde
de bijbelse catechismus mij theologische omschrijvingen
in een vraag- en antwoordvorm, en dat had als zodanig
maar weinig weg van een Socratische dialoog. Het mij
gepresenteerde geloven bestond dan ook uit consume
ren, onthouden en reproduceren. Ik kreeg antwoorden
op vragen die ik niet gesteld had, en dat hield bij mij de
diepste twijfels in stand.
16
Ik vermoedde dat het zélf ontdekken en niet het op gezag
aannemen, hetgeloven vervangt door weten. Kierkegaard3
zei ooit: 'Want eerst wanneer ik het ontdek, is het ont
dekt, eerder niet, al wist de hele wereld het.'
Anker Larsen4 schreef ergens: 'Ga niet door het leven ge
steund door het geloof van een ander.' Dat resoneerde
binnen in mij; ik moest het kennelijk zelf uitvinden. Toen
begon ik te lezen. Ik las over ultieme innerlijke vrijheid.
Ik las over verlichting, over zelfrealisatie, wedergeboorte
en over de belofte van een nieuw leven. Over het twijfel
loos in vrede kunnen zijn, hier, nog in ditzelfde bestaan.
Over de ontmoeting met mijn diepste oorzaak; de Gods
ontmoeting. Intuïtief wist ik dat ik die kant op moest.
En het schrijnende verlangen bij mij van binnen nam
alleen maar toe. Maar waar kon ik als een gewone Hol
landse jongen uit protestantse kringen in de zestig- of ze
ventiger jaren van de vorige eeuw, nog een mogelijkheid
vinden die leidde tot de onmiddellijke Godservaring? Bij
de reguliere Kerken vond ik dat niet meer in hun pakket;
zij verkochten ja, maar leverden nee. Op hun toonban
ken lag uitsluitend gods-dienst; de dienst aan God. En
uit het woord 'godsdienst' spreekt tweeheid en afstand
bij uitstek, terwijl mijn hart hunkerde naar religie: naar
éénheid en onmiddellijkheid. Zo dwaalde ik langs hun
etalages, nam kennis van hun aanbod, maar verliet uit
eindelijk teleurgesteld hun winkels.
3. S0ren Kierkegaard: (1813-1855) Deens theoloog en filosofisch existen
tialist.
4. Johannes Anker Larsen: (1874-1957) Deense schrijver, journalist, acteur
en regisseur
17
11. In mijn zoektocht, rondneuzend bij de kleinere christe
lijke, spirituele gemeenschappen, leken die eveneens aan
vankelijk veelbelovend, maar bleken uiteindelijk ook ge
woon Kerken in het klein te zijn met hetzelfde beperkte
aanbod. Het was voor mij een grote teleurstelling dat het
mij bekende christendom kennelijk niet meer in staat of
bereid was, om aan een willekeurige leek de weg tot Gods
wezen te duiden middels de directe ervaring. Het leek
voor de verschillende Kerken en spirituele gemeenschap
pen een absolute voorwaarde om zich, met hun dogma
tiek en rituelen als middel, te moeten positioneren tussen
God en mij. Daarmee ontnamen zij mij het uitzicht op
God zelf en dat was niet wat ik zocht: ik zocht juist on
middellijkheid en rechtstreeksheid.
Even een pas op de plaats. Het lijkt de moeite waard
om nu eerst eens te kijken over welke Kerk we hier spre
ken, en welk soort christendom het was waarin ik niet
vond wat ik zocht.
Wat ons in ons geloofsleven en in de Kerk doorgaans
ten dienste staat, is de geloofsbelijdenis, de rituelen en
de Bijbel, waarbij het Nieuwe Testament van de Bijbel
in feite het onderscheid uitmaakt tussen het christen
dom en het jodendom. Dat Nieuwe Testament bestaat
in hoofdzaak uit de evangeliën van Marcus, Lucas en
Mattheus, die grofweg alle drie hetzelfde verhaal vertel
len (de synopsis) over het handelen van Jezus van Na
zareth. Dan is er nog het evangelie naar Johannes, een
verslag van de handelingen van de apostelen, de open
baringen van Johannes en voorts nog wat corresponden
tie, waarvan het meeste bestaat uit herderlijke brieven
18
die voornamelijk door Paulus aan de verspreid liggende,
jonge en pas ontstane gemeenten werden geschreven ter
besturing en lering.
Feit is, dat PaulusJezus nooit ontmoet of gekend heeft.
Paulus ontleende zijn visie inzake Jezus' bedoelingen en
intenties uitsluitend aan zijn bekende visioen dat hem
ren deel viel bij Damascus, en dat hij claimde als door
God te zijn ingegeven, net zoals Mohammed dar deed.
De interpretatie van Jezus' boodschap en roeping zoals
wij die kennen, is vrijwel volledig van Paulus' hand en
het is maar helemaal de vraag of die volledig overeenkomt
met hetgeen Jezus werkelijk voorstond. Paulus heeft deze
interpretatie nooit afgestemd met diegenen die wél met
Jezus waren opgetrokken en omdat Paulus een tijdgenoot
van Jezus was, hebben zijn activiteiten en geschriften de
bovengenoemde vier evangeliën, die ruim een halve eeuw
later zijn geschreven, waarschijnlijk sterk beïnvloed. Men
zou dan ook kunnen stellen dat het Nieuwe Testament
en de Kerk, zoals die daaruit na de 3< eeuw is ontstaan,
grotendeels is gestoeld op Paulus' visie en interpretatie.
Een soort Paulinisch christendom dus. En Paulus legt wel
zeer persoonlijke accenten...
De sola fide, de rechtvaardiging-uit-het-geloof-alleen,
en de sterke nadruk op Jezus' kruisdood als zoenoffer voor
onze zonden, alsmede zijn verlossende opstanding, zijn
een typisch Paulinische voorkeur. Hij was daarentegen
hoegenaamd niet geïnteresseerd in de woorden en daden
van Jezus en diens nadruk op de 'Rijk Gods'-verkondi
ging. Maar Paulus was wel de motor, de initiator van
de nieuwe leer. En zijn overtuiging dat zowel joden als
19
12. heidenen onvoorwaardelijk toegang dienden te hebben
tot deze nieuwe godsdienst, is door hem zodanig sterk
uitgedragen dat het waarschijnlijk de toenmalige grote
toestroom van nieuwe gelovige christenen verklaart.
Het is dit orthodoxe, Paulinische christendom, dat
heden ten dage aan de Kerken ten grondslag ligt. Bij de
samenstelling van de uiteindelijke canon in de 3e of de 4•
eeuw, en dat is grofweg de Bijbel zoals we die nu kennen,
zijn een aantal werken en geschriften die daarin naar dit
orthodoxe model niet pasten, weggelaten. Dat zijn onder
andere het evangelie van de Hebreeën, de geschriften van
Qumran en een recentelijk bij Nag Hammadi terugge
vonden verzameling papyrusrollen, waaronder het evan
gelie vanThomas. Zowel de studie van Alben Schweitzer,
als deze herontdekte geschriften - vooral her evangelie
van Thomas - hebben echter een nieuwe kijk gegeven op
de historische Jezus, waarbij andere accenten dan die van
Paulus domineren. Met name het 'Koninkrijk Gods' was
voor de Nazarener wat wij tegenwoordig een 'speerpunt'
zouden noemen. Alles stond hieraan ten dienste en werd
in dat licht geplaatst. Jezus predikte een verlossingsleer,
een innerlijk Koninkrijk, dat door een andere wijze van
'kijken' en middels genade (Pinksteren) verkregen kon
worden. Dat zag Hij als het doel van zijn komst. Deze ver
lossingsleer laat zich vergelijken met die welke de mystieke
kern uitmaken van andere wereldfilosofieën, c.q. religies,
zoals die in her boeddhisme en in het hindoeïsme. Men
zou zich dan ook de vraag kunnen stellen of het huidige
christendom de betekenis van de komst van Jezus wel op
de juiste wijze heeft geïnterpreteerd.
20
Het was het eerder omschreven Paulinisch christendom
dat aan mijn diepste verlangen niet kon beantwoorden
en de hierboven genoemde mystieke variant was mij in
mijn jeugd nog niet bekend. Die was - zoals door alle
eeuwen heen - binnen de orthodoxie niet gewenst en on
der de orthodoxe repressie bleef zij onzichtbaar voor het
gewone'volk, en dus ook voor mij.
Ja, en hoe dan verder? Wat zie ik als ik om mij heen
kijk? We leven tegenwoordig in een comfortabele wereld.
We hebben, behalve uitgebreide bibliotheken, inmiddels
ook een wereldomspannend internet, zodat iedere vorm
van kennis min of meer vanuit de leunstoel bereikbaar is.
En, naarmate deze verstandelijke vorm van kennisname
van de ons omringende wereld toeneemt, neemt die, wel
ke door ervaring wordt verkregen, af. We lezen ons leven
compleet, desnoods in pictogrammen.
Wij lezen hoe wij waarheid moeten vinden. Wij zoe
ken die met ons verstand en wij wenden ons hoofd af
wanneer een oud gezegde ons voorlegt dat de vrede die
wij zoeken ons verstand te boven gaat. Maar wij studeren
dan stug door, spannen dat verstand nog wat extra in en
buigen ons over dikke boeken, geschreven door, ter zake
zeer theologisch, gestudeerde grootheden en we bergen
die kennis op in onze grijze cellen. Tevreden hebben wij
dan de waarheid in pacht. Maar we ervaren die niet, want
door het begrijpen wordt immers het ervaren overbodig.
Wij kunnen dan toch verklaren en vergelijken? Ons vet
stand en de dogmatiek nemen de plaats in van het erva
ren, en simultaan daaraan geeft religie haar plek prijs aan
theologie en godsdienst.
21
13. De mysticus Johannes van het Kruis zegt hierover:
'Alles wat men zich door de voorstelling kan verbeelden
en door de rede in dit leven begrijpen en zich denken kan,
is en kan zelfs in de verte geen middel tot eenheid met
God zijn.'
Daar wordt nogal iets beweerd! Maar niemand kijkt
op en iedereen leest rustig door. En naarmate het ver
stand dus vooruit loopt op de ervaring, vormt ze haar
eigen werkelijkheid. Dat scheelt immers ook een hoop
moeite. We bekijken een video en lezen over Mrika in de
National Geographic en dan is het kennelijk niet meer
nodig om zelf naar Mrika te gaan om te zien hoe het
daar werkelijk is, tOch? Zo ook met het Koninkrijk der
hemelen. Het ervaren van God maakt plaats voor onze
mening over Hem. Dat is ook wel zo rustgevend, want
stel dat de ervaring anders uitpakt dan hetgeen wij naar
tevredenheid aan kennis over Hem hebben verzameld?
Dat zou toch complicaties geven. En doorgaans wint de
vertrouwde intellectuele nestwarmte het dan ook van de
discipline tot waarheidsvinding. Een goede preek op de
zondagmorgen is ook veel veiliger dan bijvoorbeeld het
meemaken van de ervaring die Paulus had bij Damascus.
Daar moet u tOch even niet aan denken, nietwaar? En
voor de dagelijkse hersengymnastiek ligt op ons nacht
kastje de Bijbel tussen de sudoku en de doorloper; de
meeste mensen kennen tegenwoordig geen andere bena
dering van God meer dan die van de cognitie en de rite.
Het is dan ook begrijpelijk dat de ideeën over God
hun eigen vormen blijven aannemen. Zij worden immers
niet gecorrigeerd of getoetSt door ervaring. En die antro-
22
pomorfe God houdt daarmee veilig zijn plaats binnen
de theologie. Theologie is een wetenschap die meent te
weten hoe God bestudeerd dient te worden: Godgeleerd
heid, ...hoe Hij met het verstand valt in te schalen. God
is liefde, God vindt, God wil, God denkt, God zegt, ...ie
dere zondag van vrijwel iedere kansel kan men dit soort
uitspraken vernemen. God is op zo'n kansel net zo men
selijk als wijzelf, met wat kleine correcties natuurlijk. En
na afloop zegt het kerkvolk steevast: 'Dat was toch een
duivels goeie preek, nietwaar? Daar was geen speld tus
sen te krijgen. Wat een niveau! Onze predikant is immers
ook gepromoveerd.'
Maar nooit zag ik op een kansel Gods geest als levend
water in het hart van de prediker opwellen zoals Jezus
beloofde, en over zijn gemeente neerdalen. Nooit hoorde
ik van de kansel uitleg op welke wijze God voortdurend
mijn wereld letterlijktot leven brengt als het zijn zelve, en
nooit heb ik, tussen de collectes door, leren zien dat een
eeuwig leven Nu volop aanwezig is en niet straks als een
vage belofte in een vaag hiernàmaals, dat met een vage
gelijkenis met het huidige bestaan tot de vage hoop leidt
dat, na mijn overlijden, het op dezelfde voet doorgaat.
En wanneer Eeuwig Leven binnen Kerken en biblio
theken verwordt tot zo'n zelfde vage, uitgestelde abstrac
tie, en de dogmàs en rituelen die plaats dan opeisen tot
genoegdoening van het redenerend verstand, dan ver
droogt de sprankelende beleving van Gods onmiddel
lijke, eeuwige alomtegenwoordigheid. Nee, de dogmàs
en rituelen hoeven van mij niet te worden verworpen of
gewantrouwd, maar als ze een vervanging gaan worden
23
14. van de onmiddellijke, levende ervaring en gesloten gor
dijnen gaan vormen tussen de mens en zijn schepper, dan
wordt het tijd om ze met respect terzijde te schuiven.
'Wánt de letter doodt, en de geest maakt Levend', merkte
Paulus terecht op.
John Everard5 drukt het nog wat plastischer uit:
'Wánneer ge steeds maar het woord naar de letter neemt,
eraan Likkende, erop kauwende, wat doet ge dan voor goeds?
Geen wonder dat ge zulke hongerlijders zijt. '
En dan laten we dat accent ook nog even door Tho
mas van Aquino verwoorden in navolging van Dionysius
de Areopagiet en dan klinkt het als volgt:
'{l&n belang is) niet het Louter Leren over-, maar het er
varen van God. '
Het is voor het religieus beleven dan ook een zegen dat
er mensen zijn (geweest) die de levende ervaring centaal
stelden en tot leidraad maakten voor hen die hongeren
en dorsten. Vanuit een onrustig verlangen naar wérkelijk
weten, vanuit twijfel aan de genormaliseerde standaard
exegese en vanuit een soon heimwee naar iets wat niet te
duiden is en blijft schrijnen, begint ooit het echte zoe
ken. Meester Eekhart zegt daarover:
Een volledig geloof is veel meer dan een aan
nemen zonder meer. In het geloof beschikken
wij over een waarachtig weten. Waarlijk, het
ontbreekt ons aan niets, behalve aan een waar
achtig geloof.
5. John Everard: (1575-1640) Engelse mysticus.
24
En precies dat waarachtig weten is waar het om gaat. De
meeste kerken zitten vol met hen die uitsluitend op an
dermans gezag geloven. En het godsdienstig geloof is, als
het kritiekloos instemmen is met hergeen aangeboden
wordt, slechts een geprojecteerd resultaat zolang het nog
geen zelfdoorleefde ervaring is. Meester Eekhart zegt:
Het moet de mens niet voldoende zijn een ge
dachte God te hebben, want als de gedachte
verdwijnt, dan verdwijnt ook die God.
Wat Meester Eekhart hier mee zegt, is dat de 'levende
God' niet gevonden kan worden middels uitsluitend het
verstand. Deze mysticus adviseert ons om de onrust in de
ziel niet te laten uitdoven in een rationele, georganiseer
de geruststelling, want elke vroegtijdige landing is een
noodlanding, en daarmee niet de plaats van bestemming.
Slechts de eigen doorleefde ervaring brengt ons tot het
absolute weten en is daarmee de plaats van bestemming;
dit volgens een oude wijsheid, die luidt: 'Reason may dis
cuss, but experience knows.'
Een citaat van Anker Larsen in dit verband luidt:
'Van de 'halfheden' komt het nieuwe leven - eens. De héél
en bomvrije gelovigen en de héél en vuurvaste ongelovigen
staan erbuiten. Zij worden steriel en sterven uit. Maar de
halfheden - de paria's - die zullen dragers worden van het
nieuwe leven. '
Met 'de halfheden' bedoelt Larsen de twijfelaars, de echte
zoekers die uitsluitend genoegen'nemen met de eigen,
25
15. onmiddellijke ervaring. Hij heeft gelijk. Ik was zo'n pa
ria. En ik draag inmiddels niet het nieuwe leven, maar
het nieuwe leven draagt mij. Een zoektocht van een half
mensenleven over een hele aardbol naar dat nieuwe le
ven resulteerde dan uiteindelijk in dat wat ik zocht: het
vinden van een rechtstreekse toegang tot de ervaring van
eeuwigheid. Voor deze gewone Hollandse jongen was die
mogelijkheid een geschenk, want het bleek een heftige,
maar vruchtbare weg. Geboren aan het einde van W02,
resulteerde mijn lange zoektocht pas omstreeks de eeuw
wisseling in het herkennen van mijn wezenlijke natuur
of, zoals het in bijbelse termen heer: de wedergeboorte.
Het levenslange diepe verlangen naar 'thuiskomen' heeft
lang nodig gehad om te worden vervuld. Het zijn er maar
weinigen die dit ten deel valt, dus ik prijs mij bevoor
recht. In de afgelopen jaren heeft het worrel kunnen
schieten en rijpen.
Die toegang werd mij geboden middels de traditie van
advaita vedanta, evenals het zenboeddhisme, een export
artikel uit het verre oosten. Een welkom voordeel daarbij
was ook nog eens de toevallige beschikbaarheid van een
authentieke leraar, die het volgende frisse uitgangspunt
hanteerde: 'Startfrom scratch en hanteer Ockhams' rasor. '
Kijk, dat klonk gezond, en zo opende zich voor mij de
weg tot mijn nieuwe leven.
In het vervolg van dit betoog zullen telkens afwis
selend de christelijk mystieke invalshoek (voornamelijk
Meester Eckhart) en de advaitische component worden
weergegeven. Wat dat zo bijzonder maakt is, dat duide
lijk wordt hoezeer in essentie beide wegen, de christelijke
26
mystiek en de advaita filosofie, parallel lopen en hetzelfde
doel beogen. Bovendien zal blijken dat ze elkaar niet in
de weg staan, en dat zij samen in bepaalde gevallen zelfs
kunnen leiden tot een dieper beleven van de aanwezige
mogelijkheden, dan ieder apart. De tijdloosheid en cul
turele onafhankelijkheid van de diepste 'Waarheid' zal
zich daarin dan treffend ontvouwen.
27
16. Een mens moet leeg worden
van alle dingen
W
at is eigenlijk advaita vedanta? Advaita betekent:
'niet twee'. Non-dualiteit. En vedanta wil zeggen:
het einde van de Vedàs. Even een uitleg in het kort: het
hindoeïsme is een minstens vijfduizend jaar oude gods
dienst. Of eigenlijk is het niet één godsdienst, maar zijn
het er net zovele als er hindoes zijn, want er heerst een
grote tolerantie binnen het hindoeïsme en ieder heeft
het recht daarin zijn eigen weg te vinden. Bovendien is
het niet alleen godsdienst, maar ook min of meer een
mythologie of een samenvloeiing daarmee, met een keur
aan goden c.q. symbolen. Net als iedere andere wereld
godsdienst kent het hindoeïsme ook een mystieke kern.
Die is al heel oud, en geworteld in de heilige schriften,
de Veda's. Die mystieke poot is omstreeks de 6• eeuw na
Christus door Shankara opnieuw vormgegeven tot een fi
losofisch systeem, dat wij nu kennen als advaita vedanta.
29
17. Zij is wals gezegd de mystieke kern van het hindoeïsme
en is, net als zen en het Tibetaanse dzogchen, een directe
bevrijdingsweg die veelal wordt doorgegeven binnen een
leraar-leerling verhouding. Het is een zeer kernachtige
filosofie, die gezien haar resultaten heden ten dage erg
in de belangstelling staat. Er verschijnen dan ook steeds
meer advaitaleraren hier in het westen.
Ondanks mijn teleurstelling dat het mij bekende
christendom mij het 'thuiskomen' niet kon bieden, was
er in mijn hart toch nog leven in haar wortels. Het nest
gevoel beklijft lang. Na de start van mijn nieuwe leven
begon ik dan ook te lezen in de tegenwoordig veel beter
bereikbare christelijke mystieke literatuur en ik ontdekte
dat de weg die ik uiteindelijk binnen de advaita traditie
gegaan ben, min of meer gelijkluidend werd omschreven
door wat wij de christelijke mystici noemen. Weliswaar
verpakt in een volstrekt ander jasje, maar toch...
Vooral in de wezensmystiek van Meester Eekhart , een
theoloog en mysticus uit de 13e eeuw van de Rijnlandse
school, ontmoette ik mijn eigen ervaringen en omdat ik
wilde weten waarom dat juist bij hem gebeurde, werd ik
nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Ik raadpleegde zijn
hedendaagse commentatoren. In de weergave en exegese
van Meester Eekhans werk door deze overigens zeer ver
dienstelijke auteurs, miste ik echter- anders dan bij zen
en advaita - veelal de ondertoon van de eigen ondervin
ding van het fenomeen dat zij beschreven. Daaruit bleek
mij opnieuw dat de rechtstreekse overdracht tot de er
varing van de Godontmoeting, de verlichting, zoals die
plaatsvindt bij advaita en ook plaatsvond bij de mystiek
30
van Meester Eckhart, in de loop der tijd verdwenen was
uit het christendom. Zij was vervangen door theoretische
beschouwingen daarover.
Het is met name betreffende dit onderwerp dat zelfs
in het meest pretentieuze boek met de meest ingewik
kelde en wetenschappelijke terminologie, het toch on
middellijk traceerbaar is of de schrijver spreekt uit eigen
ervaring, dan wel met geleende kennis werkt. In dat
laatste geval is de schrijver als een blindgeborene die, na
ernstige studie in zijn braillebibliotheek, de regenboog
beschrijft. En precies dáár ligt ook het verschil tussen de
theoloog en de mysticus. Een mysticus gaat niet af op
horen zeggen, maar gaat inductief te werk vanuit zijn ei
gen ondervinding. Dit in tegenstelling tot de filosofen
en theologen die vertrekken vanuit algemene principes.
De mysticus belijdt echter niet wat hij van buiren geleerd
of bedacht heeft, maar alleen dat, wat hij zelf is tegenge
komen. Slechts de taal waarin hij zijn belevenissen om
schrijft en die bij dit onderwerp vaak tekort schiet, heeft
hij ooit van anderen geleerd. En juist omdat de mysticus
het proces zelf heeft ondergaan, heeft hij authenticiteit.
Aurelius Augustinus zegt:
'Wie zonder enige gedachte, zonder enige stoffelijkheid of
begripmatige voorstelling innerlijk erkent wat geen uitwen
dig aanschouwen in hem heeft binnengeleid, weet, dat dit
waar is (wat ik zeg). Wie dat echter niet heeft Leren kennen,
lacht en spot met mij en ik heb medelijden met hem. Maar
dergelijke Lieden willen eeuwige dingen en goddelijke wer
ken aanschouwen en daarover oordelen en zij willen in het
31
18. Licht der eeuwigheid staan, terwijl hun hart nog dartelt in
gisteren en in heden, in tijden in ruimte. '
Om meteen maar een veel voorkomend misverstand uit
de weg te ruimen: mystiek heeft niets te maken met ver
dienstelijkheid, een hoog moreel niveau of welke vorm
van heiligheid dan ook. Een heilige is niet per definitie
een mysticus, en mystici hebben niet speciaal een goed
karakter of zijn uitzonderlijk sociaal en moreel voorbeel
dig. En mystiek is zeker niet het koesteren van gemoeds
aandoeningen of een 'religie van het gevoel', die vaag en
mateloos grenzen uitwist.
Alben Schweitzer zei:
'Mystiek is overal voorhanden waar een menselijk we
zen de scheiding tussen aards en bovenaards, tussen tijde
iijk en eeuwig ais overwonnen beschouwt en, schoon nog in
het aardse en tijdelijke verkerend, nochtans zichzelfervaart
ais reeds tot het bovenaardse en eeuwige te zijn ingegaan.'
Anders gezegd: Een mysticus is hij die de eeuwige dingen
beleeft en ondergaat temidden van dit tijdelijke bestaan.
Wie was nu eigenlijk Meester Eckhart?
Meester Eekhart (1260-1327) kwam uit het adellijk
geslacht van Ritter von Hochheim. Hij doorliep zijn snel
le carrière als volgt: het priorschap van de dominicanen
in Erfurt, een magistertitel in Parijs, inspecteur van de
ordeprovincie Saksen, het vicariaat van Bohemen, hoofd
van de Opper-Duitse ordeprovincie, daarna opnieuw
32
naar Parijs, nu als professor, prior in Straatsburg, tot ten
laatste, professor in Keulen. Daar werd hij uiteindelijk
beschuldigd van ketterij en overleefde dat nier. Toch was
hij tot het laatst roe een roegewijd dienaar van de RK
Kerk en heeft hij zijn leven altijd zonder voorbehoud in
haar dienst gesteld.
Meester Eekhart was een denker, een geleerde, een
briljant redenaar en yooral een prediker voor het gewone
volk. Die combinatie maakt een man met zo'n positie
bijzonder. Zijn streven om het directe beleven van God
binnen ieders bereik te brengen, deed het accent van zijn
preken verschuiven van dogmatiek naar mystiek. Dat ge
beurde steeds meer naar mate zijn leeftijd vorderde en zijn
toenemende auwriteit op dit vlak dat mogelijk maakte.
Het was toentertijd normaal dat een man als Meester
Eekhart niet in de volkstaal predikte, maar in het Latijn.
Ten behoeve van het gewone volk doorbrak hij echter
deze elitaire gewoonte. Voor hem als prediker was zijn
tijd in Straatsburg daarom een hoogtepunt, maar ook in
zijn latere Parijse periode deed hij datzelfde, maar dan
in het scholastieke perspectief. Het bezorgde hem grote
vreugde. Naarmate hij ouder werd, exploreerde hij in het
vuur van zijn rede- dankzij zijn gevestigde reputatie van
grote deskundigheid- steeds meer de grenzen van wat de
kerkelijke leer toestond. Dit niet uit querulantie, maar
omdat de mystieke invalshoek zich nu eenmaal niet leer
stellig laat beperken.
Voor de mysticus Meester Eekhart was uiteindelijk al
leen het doel belangrijk: eenwording met God. Hij bewan
delde daarbij de kortste en eenvoudigste weg, ook in zijn
33
19. preken. Wat hem daarbij bijkomstig leek, zoals bijvoor
beeld het vraagstuk van 'de zonde', werd door hem dan
ook tamelijk snel gepasseerd, terwijl dat in het reguliere,
Paulinische christendom doorgaans tot de kern van de leer
wordt gerekend en in vrijwel alles centraal staat. Zijn focus
richtte zich dus voornamelijk op eenwording met God en
minder op zonde, schuld en verlossing van die schuld.
De geneigdheid tot zonde is geen zonde, maar
willen zondigen, willen toornen is zonde.
Een zondaar is in Meester Eckharts ogen eigenlijk alleen
diegene die opzettelijk het kwaad bedrijft. Zonde op zich
vindt hij nauwelijks meer dan een leermiddel tot het goe
de. Daarmee verschilt zijn inzicht met hetgeen Augusti
nus leerde, namelijk dat de mens van nature geneigd is
tot het kwade: de erfzonde. Men is bovendien onmachtig
om die te weerstaan en op grond daarvan behoeft men
een middelaar ter verevening van die schuldenlast, aldus
Augustinus.
Het middelaarschap van de Verlosser speelt bij Meester
Eekhart geen grote rol. Dit kan ook niet, omdat dat mid
delaaruitgangspunt meer moeilijkheden oplevert, dan dat
het zou bijdragen in de beoogde rechtstreeksbeid tussen
mens en God. Die· rechtstreeksbeid verdraagt geen mid
delaar, hoewel dat niet in de lijn van de RK Kerk ligt die
een keur aan middelaars, niet in het minst zichzelf, pleegt
te positioneren tussen de gelovige en God.
Ook Kerk en Bijbel hebben bij Meester Eekhart geen
absolute zeggingskracht, hoewel hij er met veel respect
34
en eerbied mee omgaat. Meester Eckharts bijbelse exe
gese staat altijd ten dienste van zijn uiteindelijk doel:
de eenwording met God, en daarmee bewandelde hij
niet immer de institutioneel voorgeschreven paden. Hij
achtte zich in principe vrij van Kerk en Bijbel, zo blijkt
uit zijn werken, ter wille van, alweer, het enige doel: de
bestemming van de mens. En omdat Meester Eekhart
de eeuwigheid reeds tijdens zijn leven dagelijks onder
vond, hadden dood en hiernamaals niet zozeer zijn be
langstelling.
Meester Eckharts werk ademt het gedachtegoed van
het Griekse denken. Van Socrates, Plato, Seneca, Aris
toteles, Plotinus, Diogenes, Origenes, maar ook van Au
relius Augustinus, en in het bijzonder valt zijn benade
ring samen met de opvattingen van Pseudo Dionysius
de Acreopagiet en Scotus Erigena. Hij verwijst dan ook
regelmatig naar een van deze 'meesters' in zijn citaten,
dit ongeacht of die meester nu tot de heidenen gerekend
werd of niet. Meester Eckharts insteek is die der rede.
Maar de rede stuwt opwaarts en neemt God
naar zijn wezen.
Pas de laatste fase, de mystieke vereniging, onttrekt zich
aan rede en beschrijving. Essentieel in de - in dit geval
Rijnlandse- mystiek is de teloorgang van het ik bij het
opgaan in God. Meester Eekhart beperkte zich in zijn
leringen doorgaans tot een klein aanral thema's. Voor het
doel dat hij zich stelde: de onmiddellijke ontmoeting met
God, volstond dat aantal onderwerpen:
35
20. Wanneer ik preek, spreek ik gewoonlijk op de
eerste plaats over de afgescheidenheid: dat een
mens leeg moet worden van zichzelf en van alle
dingen. Op de tweede plaats dat hij opnieuw
geboren moet worden in het ene goede en dat is
God. Ten derde dat de mens moet weten van de
grote adel welke God in zijn ziel heeft neerge�
legd; daardoor kan hij in het wonderbare leven
van God komen. Op de vierde plaats preek ik
over de louterheid van Gods natuur - onuit
sprekelijk is de zuiverheid van de goddelijke
natuur.
Een korte toelichting op het bovenstaande: mee a/geschei
denheid wordt bedoeld het dualisme waaruit men zich
moet losmaken. Het opnieuw geboren worden in God is
het herkennen van je diepste wezen, je ware natuur. Het
weten van de grote adel is het besef van de grandeur van
dit diepste wezen en de louterheid van Gods natuur is het
absolute aspect daaraan. Maar naast deze vier onder
werpen is een frequent terugkerend accent bij Meester
Eekhart te constateren: hij verwijst telkens naar de twee
eegengestelde richtingen in de geest: het 'doorbreken' en
het 'uitstromen'. Anders gezegd: respectievelijk het toe�
naderen van het schepsel tot God en het voortvloeien van
de schepping uit God. We gaan daar straks nog dieper
op in.
Bij het beschouwen van de teksten van Meester Eek
hart kan men voor de geldigheid daarvan afstand nemen
van dié aspecten die voortkomen uit de toenmalige tijd-
36
geest en haar (Kerkelijke) voorwaarden. Want de Godser
varing is mondiaal hetzelfde, ongeacht cultuur, tijdstip of
onderliggende godsdienst c.q. fûosofie. Wanneer men de
grote wereldreligies als transparanten op elkaar zou leg
gen, dan is de gemeenschappelijke rode draad die dan te
ontdekken valt altijd die van de mystieke beleving: die
van de Godsbeleving. Die is owral hetzelfde en dat kan
ook immers niet anders.
Die Godsbeleving of Godsontmoeting is wezenlijk
iets anders dan het bevredigde of zelfs euforische gevoel
dat u na een goede preek of na een indrukwekkende
eredienst kreeg. Vergist u zich daar niet in. Het woord
'Godsontmoeting' is niet overdrachtelijk bedoeld en is
van een geheel andere orde dan de emoties na genoemde
preek. Het is een gebeurtenis die éénrnalig plaatsvindt
door de 'wedergeboorte' middels de Heilige Geest (in ad
vaitatermen: bij het verlichtingsmoment) en waarvan de
herkenning daarna altijd weer kan worden 'opgeroepen'
en zelfs continu kan worden geleefd.
Door de invloed van cultuur, volksaard en geschiede
nis kan het zijn dat de weg die voert tot die heilige ont
moeting op den duur door de tijd 'gekleurd' raakt. Dat
geschiedt wanneer die verlichtingservaring en de daartoe
gevolgde weg wordt weergegeven, verteld en uitgelegd
aan anderen. Die weg vloeit bij die anderen dan niet meer
door de bedding van de eigen beleving, maar wordt als
het ware ontvangen in een denkmodel, en kristalliseert
daarmee in een vorm. En zo kan het gebeuren dat zo'n
vorm middels dogmatiek en rituelen wordt vastgelegd tot
voorgeschreven structuren. Dat is het erfgoed van de vol-
37
21. gelingen van de oorspronkelijke begenadigde Godsont
moeter. Die structuren worden tot leidraad voor hen die
nooit zelf de rechtstreekse ervaring gekend hebben. Zo
ontstaan dan gods-diensten en daaruit weer Kerken.
Zowel de christelijke mystiek als de advaita hebben als
uiteindelijke basis de non-dualiteit: de Ene zonder twee
de. Bij beide gaat de weg middels directe ondervinding
en niet volgens theoretische modellen, en beide hebben
als voorwaarde bij het gaan van deze weg dat men be
reid moet zijn zichzelf volledig en onvoorwaardelijk op te
geven. Zoals bij de christelijke mystiek vaak zal worden
verwezen naar het Nieuwe Testament van de Bijbel, zo
geschiedt dat bij advaita veelal naar de heilige boeken,
de Upanishaden. De Upanishaden zijn er niet op gericht
om informatie, ideeën en theoretische kennis te verstrek
ken, die men zich zou moeten eigen maken en in het ge
heugen prenten. Hun doel is meer de belanghebbende te
helpen om de vaardigheid te bereiken waarmee concep
rualisering wordt voorkomen, en waardoor gerichtheid
ontstaat op het nier kenbare.
Binnen de christelijke mystiek is Meester Eekhart
bij uitstek iemand die gebruik maakt van de rede, zoals
gezegd. En hier ligt dan opnieuw een raakvlak met ad
vaita vedanta, want advaita is een filosofisch systeem dat
eveneens gebruik maakt van logisch nadenken. Men zou
her kunnen rubriceren binnen de wezensmystiek Dat
logisch nadenken is bovendien een benaderingswijze die
lekker ligt in onze westerse maatschappij. Van de beide
keuzen: liefdesmystiek en wezensmystiek valt de laatste
voor ons meer binnen het natuurlijke patroon. Datzelfde
38
onderscheid, weergegeven binnen de yoga, uit zich in de
keuze tussen Bhakti- en Jnana-yoga, waarin Jnana-yoga
de weg van het inzicht is, en Bhakti-yoga die van de liefde,
de toewijding. Ons westerlingen spreekt de Jnana-yoga
doorgaans dan ook meer aan, omdat wij empathisch war
minder vaardig zijn dan verstandelijk, maar dit ter zijde.
Advaita is, meer nog dan de christelijke mystiek, in staat
om diep binnen te dringen in het menselijke zijn en is
daarmee een optimale voorbereiding tot het binnengaan
in de diepte Gods of her Absolute, alsook in het geheim
van de eigen existentie.
Wie leest nu eigenlijk de literatuur van Meester Eek
hart en waarom? Het antwoord luidt kort: behoudens
enkele wetenschappers zijn dat de waarheidszoekers.
Mensen die een groot religieus verlangen hebben en
geen genoegen nemen met het cognitieve menu dat
heden ten dage door de kerken standaard wordt geser
veerd en dat van A tot Z aangehoord, uit boeken ge
leerd, en nagelezen kan worden. Het zijn diegenen die
liever weten dan geloven. Die graag de voeten op de
grond houden en de eigen, directe ervaring zoeken als
onomstotelijke bevestiging van het goddelijke, waarbij
het dan niet uitsluitend beperkt kan blijven tot rituelen
en intellectuele gymnastiek.
Het eerste waaruit de gelukzaligheid bestaat is
dat de ziel God onverhuld aanschouwt. Niet
daardoor ben ik gelukkig dat God in mij is en
dat ik Hem heb, maar daardoor, dat ik zie hoe
nabij God mij is.
39
22. Dit zien is hier de kwintessens. Is het 'denken' dan hele
maal niet opportuun voor de zoektocht naar eeuwigheid?
Ja, zeker wel. Het brengt ons tot aan de poort van het
paradijs, maar beslist niet verder, want de uiteindelijke
vrede is er één - zoals reeds eerder opgemerkt - die het
verstand te boven gaat. Daar schiet het denken tekort.
We gaan dat straks nog zien, maar we hebben dat denken
nu vooralsnog even hard nodig. Het verdient bovendien
aanbeveling om met het benaderen van dit onderwerp
het gewone, dagelijkse denken wat aan te passen. Welnu,
een aanzet: ik maak daarvoor onderscheid tussen wat ik
gemakshalve, religieus denken en materialistisch denken
noem. f:Iet is aanvankelijk een ezelsbruggetje, maar het
ma.akt een wereld van verschil.
Bij het 'materialistische' denken is de geest een pro
duct van de materie, en bij 'religieus' denken is materie
een product van de geest. Het zijn twee fundamenteel
verschillende wijzen van denken. Religieus denken gaat
uit van het ontstaan van de materiële werkelijkheid als
product van de geest, en materialistisch denken hanteert
de geest als bijzonder soort biologisch voortvloeisel uit
de materie. Anders gezegd: religieus denken heeft niet
de kaders en voorwaarden van de schepping (ruimte en
tijd), en materialistisch denken heeft die wel. Immers:
ruimte en tijd vallen binnen datgene wat wij verstaan on
der de schepping.
Nog één keer toegelicht: met religieus denken gaat
men ervan uit dat de beleefde werkelijkheid ontstaat
door de geest. De wereld krijgt vorm, aanzijn en wer
kelijkheidsuatie door de geest. Zij wordt als het ware
40
ontworpen, gecomponeerd, door de geest. Bij materia
listisch denken daarentegen, gaat men er van uit dat er
een onbetwiste, objectieve werkelijkheid bestaat die zich
afspeelt en manifesteert onafhankelijk van de beleving,
c.q. de kenbaarheid daarvan.
Bij de hier te bespreken onderwerpen zal zoveel mo
gelijk het religieuze denken worden gehanteerd, omdat
alleen dat de mogelijkheid biedt tot het verstaan van de
eeuwigheid. Daarom is het immers ook de taal die Mees
ter Eekhart spreekt.
Meester Eekhart spreekt over deze twee wijzen van
denken als volgt:
Het ene is naar de tijd gekeerd en brengt het
zinneleven voort, terwijl het andere naar
God gewend en in de eeuwigheid gesteld is.
Beide wijzen van denken kunnen we niet door elkaar
gebruiken om niet in het appels-en-peren verhaal te
vervallen.
Maar omdat we zo gewend zijn om het dagelijkse,
materialistische denken als maatstaf te zien, vormt zich
telkens weer een valkuil wanneer we binnen het aanvan
kelijk onwennige, religieuze denken er met onze gecon
ditioneerde logica niet direct uitkomen en dan gemaks
halve een 'shuffle', een illegaal overstapje, maken naar het
vertrouwde, materialistische denken (de beruchte advai
ta-shuffle). Het verdient aandacht om daar constant alert
op te zijn wanneer wij de advahafilosofie en de christe
lijke mystiek naast elkaar zetten.
41
23. De eerste hindoe leraar wiens spirituele benadering, de
advaita vedanta, in de huidige vorm aan ons gepresen
teerd werd, was dus zoals gezegd, Shankara. Voor hem is
de ultieme spirituele ervaring die van het Zelf, de 'Ene
zonder tweede', de Atman (bewustzijn) die identiek is
aan Brahman (het Absolute). Deze allerhoogste werke
lijkheid kan door geen enkel concept adequaat worden
gerepresenteerd. De benadering van die Realiteit gebeurt
in advaita langs de weg van de ontkenning: neti-neti (niet
dit, niet dit). De negatie van alles. Alles wat zich voordoet
is uiteindelijk slechts een ver-schijn-sel. Het 'verschijnt'
en verdwijnt in de geest en kan dus niet het ultieme Ab
solute zijn. In het Absolute is geen dualiteit en onder
scheid. De allerhoogste ervaring is die van pure non-du
aliteit en daar alleen wordt ultieme waarheid gevonden.
De gecreëerde wereld is zowel 'waar' als 'niet waar' in zijn
betrekkelijkheid. Dat wordt geduid als 'Maya' (illusie) en
heeft alleen betekenis op zijn eigen niveau voor iemand
die nog niet het niveau van het Absolute heeft ontdekt;
te weten zichzelf in zijn essentiële waarheid.
Het mysterie van het Zelf kan alleen door openba
ring of door ervaring worden gekend. Er leidt geen weg
naar toe en niemand 'bereikt' het. Alles wat een mens
kan doen is zichzelf bevrijden door het afstand nemen
van alles dat het Zelf bedekt. Het Zelf dat hij simpel
weg is. Daarvoor is het aanvankelijk toch nodig om aan
reflectie te doen en om onderzoek te plegen. Binnen de
advaitatraditie begint de leraar dan ook doorgaans met
het stellen van de volgende vraag aan zijn leerling: 'Wat
is het, dat achter de gedachte ligt, achter de adem, achter
42
de spraak, achter het gezicht en achter het gehoor? Wat is
hun bron? Wat zet ze in beweging?'Waarop elk antwoord
grondig onderzocht wordt en uiteindelijk tot ontkenning
blijkt te leiden. Dat is de weg van de negatie.
Een recent groot leraar in advaita is Sri Ramana Ma
harshi, de heilige van Tiruvannamalai. Zijn methode
verschilt van de eerdergenoemde en is even simpel als
doeltreffend. Hij behelst eigenlijk niet anders dan het
consequent stellen van de vraag: 'Wie ben ik'? Vind uit
wie of wat je werkelijk bent en de rest zal onvermijdelijk
volgen. (vergelijk: Vind eerst het Koninkrijk Gods en de
rest zal u gegeven worden.) Het gaat erom je in iedere
situatie ervan bewust te zijn, wie het is die dit denkt, ziet,
hoort, enz. Wat is diegene eigenlijk? Zoek dat uit en je
zult zien: je vindt niemand. Ramana vond zijn methode
minder riskant dan die van de ontkenning (neti-neti),
omdat bij de laatste de aandacht toch op die zaken is ge
richt die ontkend zullen moeten worden, waarbij ze ste
vig in de gedachten kunnen postvatten. En dat is nu juist
niet de bedoeling. Bij leraren als Nisargadatta Maharaj
en Atmananda zien we overigens weer andere nuances in
de benadering. De diverse advaitaleraren leggen zo hun
eigen accent, maar het wezen van advaita is éénduidig en
helder.
In de mysteriescholen waar advaita wordt onderwezen
geldt doorgaans dat, wanneer er een meningsverschil met
de leraar ontstaat {en dat gebeurt vaak in levendige dis
cussies), dat er alleen maar is om de leerling vooruit te
helpen. Iedere discussie over het Absolute is uitgesloten,
43
24. want over dat wat het Absolute aangaat, heeft de leraar
per definitie gelijk omdat hij dat zelf realiseerde: only a
jnani canjudge ajnani. (In India wordt een verlichte een
jnani genoemd: 'hij die weet'.)
Hieraan ontlenen dit soort scholen veelal een autO
ritaire indruk; vooral de zentraditie is heel strikt, maar
toch is een authentieke leraar als gids en autoriteit mijns
inziens keihard nodig.
Laten we inhoudelijk wat dieper gaan.
44
TarTvarnAsi
B
innen de advaita speelt het woord 'ik', het begrip
'ik', een grote rol. Als sleutel en als struikelblok. En
zo ontkomen we er niet aan om in aanvang dit begrip
'ik' grondig ter discussie te stellen en we zullen zien dat
datzelfde 'ik' in de christelijke mystiek ook het meest
bewerkelijke opstakei vormt. We volgen even de eerst
genoemde methode, de neti-neti van de advaita en zij
delings kijken we af en toe naar Meester Eckharts visie
daarop.
Nu dan.
Uw eigen ik is u dierbaarder dan dat van een ander.
Ik refereer hier aan ego-isme. In veel geloofsrichtingen
en ethische stelsels wordt het ik dan ook meedogenloos
aangepakt als een kwaad dat je maar beter kwijt kunt
zijn, en ik ontkom er hier nauwelijks aan om daarmee in
te stemmen, zij het vanuit een andere overweging. En zo
45
25. begin ik dan eveneens met het ondermijnen van het ik
uit het dagelijks leven.
Dat doe ik overigens met weinig rancune naar dat ik
toe, want het ik is niet voor niets ontstaan. Het kan be
hoorlijk functioneel zijn wanneer u op uw beurt wacht
in de rij bij de bakker. U kunt dat ik dan 'aanspannen'
als een ander voordringt. Nee, dat ik is om andere dan
morele redenen een sta-in-de-weg. Het ik bezorgt u een
verkeerde identificatie.
Want wanneer u zegt: 'Ik ben politicus', dan bedoelt u
eigenlijk dat uw dagelijkse context bestaat uit staatsrech
telijke modellen en ideologieën.
Wanneer u zegt: 'Ik zit', dan bedoelt u in feite een be
paalde fYsieke positie van het lichaam, waarbij de billen
een hoofdrol spelen.
Wanneer u zegt: 'Ik ben verdrietig', dan betekent dat,
dat een gemoedsstemming fYsiek of memaal merkbaar is
geworden.
En wanneer u zegt: 'Ik verdom het verder', dan wil dat
zeggen dat de betreffende activiteit wordt gestopt.
Geen van die vier ikken hebben ook maar iets met el
kaar gemeen. U heeft op die manier duizenden ikken die
allemaal niets met elkaar gemeen hebben, maar een daad
werkelijke, concrete ik heeft u niet. U heeft een lichaam,
ja. Dit is mijn lichaam. Bezittelijk voornaamwoord. U
bent dat lichaam niet, u heeft het. U heeft een hand, u
bent die hand niet. U heeft een hoofd en hersens, u bent
dat hoofd en die hersens niet. Zelfs in uw brein is er geen
centrum dat, als een soort homunculus, het brein aan
stuurt, want het brein is, hoe wonderlijk ook, een zelf-
46
regulerend systeem zonder topmanagement dat men tot
'ik' zou kunnen bombarderen. Nee, in dat lichaam huist
geen concreet ik, want dan zou het operatief verwijder
baar zijn. Na al die cursiefjes moet het wel duidelijk zijn,
dat ik iets anders is dan het lichaam dat u ter beschikking
heeft.
Het woordje 'ik' wordt dan ook eigenlijk meer ge
bruikt om een ervaring aan op te hangen. Het leven
wordt aan de lopende/ band 'ervaren' en de taalkundige
weergave van die ervaring geschiedt tenslotte het ge
makkelijkst door middel van het positioneren van een
fictieve ik, waar u de werkwoorden aan plakt. Zo werkt
dat nu eenmaal in onze wereld van volwassenen, en daar
is niks mis mee. Kleine kinderen hebben dat trouwens
nog niet, die positioneren nog geen zelfstandige ik.
Maar nogmaals: een werkelijk ik bestaat niet in con
creto, ook al heeft u een leven lang gedaan alsof. Het
is mateloos belangrijk om dat nu ten volle te beseffen.
Leest u niet verder, maar neem nu even de tijd om dat
goed tot u te laten doordringen!
Zojuist werd gesteld dat het positioneren van een fic
tief ik eigenlijk alleen wordt gedaan om een ervaring weer
te geven, en dat speelt zich vierentwintig uur per dag af.
Dat ervaren is daarom natuurlijk cruciaal in dit verhaal.
Laten we het ik eens benaderen met een andere insteek:
die van de term 'bewustzijn'.
Uw bewustzijn is zich bewust van zowel uw lichaam
en uw gevoelens, als van het denken, en wel in de vorm
van ervaringen. Bewustzijn staat in wezen op de een of
andere manier separaat van zowel denken als voelen, en
47
26. overstijgt ze. Immers: u realiseert zich dat u uw gedach
ten (met bewustzijn) waarneemt als vanaf een afstand, en
dat doet u met het fysieke bestaan eveneens. In feite bent
u uitsluitend aan het ervaren middels observeren: het ob
serveren van gedachten en gevoelens. Bewustzijn treedt
dus op als een observeerder, een ervaarder, een soort van
getuige; een getuige zonder commentaar.
Probeert u dat maar eens uit. Staat u nu maar even
stil bij het feit dat u gedachten en gevoelens als het ware
kunt 'zien'. U neemt die van binnen waar. Laten we eens
een proefje doen. Zoek een stil plekje en ga daar zitten,
adem diep in, sluit uw ogen en oren, en houd uw adem
in. Dat laatste is een handigheidje om even het denken
stil te zetten. 'Kijk' dan scherp naar wat u binnen in uw
hoofd ziet, en doe dat gedurende een halve minuut of zo.
Doe dat nu even voordat u verder leest.
U zal waarschijnlijk zeggen: 'Ik zie niks'. Dat klopt.
Het is in uw hoofd donker en stil. Geen beelden, woor
den of anderszins. Maar dat is toch niet helemaal waar.
Er is wél iets, iets 'ongeschapens', in Meester Eckharts
termen. Er is dat vermogen om, áls zich iets zou voor
doen, om dat dan te kennen, op te merken. Een gedachte,
een gevoel, wat zich ook maar voordoet. Dat vermogen
tot kennen, tot opmerken, zit als een kat voor een mui
zengaatje stil te wachten op dat wat zich gaat voordoen,
en het 'in besef ' te pakken als het opduikt. Dat vermogen
tot kennendheid, tot beleven, dat bewustzijn, heeft geen
afmetingen, kleur of gevoel. Het heeft ook geen locatie,
behoudens dat u het in uw hoofd projecteert in die duis
ternis die u zojuist constateerde. Het is naakt bewustzijn
48
en op dat moment zonder inhoud. Het is het scheppend
vermogen en op dat moment even zonder schepsel. Het
brengt dat wat zich voordoet, tot 'aanzijn'. Doe nu het
proefje nog maar eens. Het is belangrijk om dat goed
te 'zien', want Zien en Zijn worden hier hetzelfde. Dit
scheppend vermogen nu, noemt Meester Eekhart het
'burchtje', of het 'vonkje' in de ziel.
Er is een kracht in de geest die als enige vrij is.
Het is vrij van alle namen en ontbloot en los en
vrij van alle vormen zoals God los en vrij is in
zichzelf. Het is zo volkomen één en een-voudig
als God één en een-voudig (enkelvoudig) is. In
deze kracht bloeit en groeit God met zijn ganse
godheid.
Het bijzondere van bewustzijn is, dat daar niet opnieuw
een mechanisme achter zit dat op zijn beurt het bewust
zijn 'waarneemt' en zich daarvan bewust is. Nee, bewust
zijn is tevens het eindstation. Van vroeger herinner ik mij
de 'Droste cacaobus' waarop een verpleegster stond afge
beeld die in haar hand een dienblad had waarop een ca
caobus stond met daarop een verpleegster met een dien
blad en cacaobus, enzovoort (het Droste-effect). Maar zo
is het met bewustzijn niet. Bewustzijn is einde verhaal,
dus werkt het als een perperuurn mobile: uit zichzelf; een
ongelooflijk wonder voor wie daar even bij stil wil staan.
Echter, het bewustzijn is niet aanwijsbaar aanwezig; het
bewustzijn is kennelijk de aanwezigheidzelf, en dat is nu
precies wat u door de dag heen 'ik' noemt.
49
27. Het is uiterst belangrijk om dit in alle helderheid te zien,
omdat dit inzicht- en let nu op - uiteindelijk uw iden
tificatie kan doen verschuiven van u als denker of doener
naar u als ervaarder, als bewustzijn zelf. Maar is er eigen
lijk wel zoiets als een ervaarder? Kunt u dat bewustzijn
dan aanwijzen? Er is ervaren, dat wel. 'Ik denk dus ik
ben', aldus Descartes, hoewel hij daarmee in de valkuil
stapte van een geprojecteerd ik. Maar bestaat er eigenlijk
wel zoiets als een concrete ervaarder, een ik? Terecht heeft
de filosoof William James zichzelf de vraag gesteld: 'Be
staat bewustzijn?' waarmee hij bewustzijn niet ontkende,
maar wel de deur opende naar de vraag of je iets bestaand
kunt noemen dat feitelijk het bestaan zelf is. Als een soort
zelfreferentie. Alsof je de lengte van een duimstok meet
met diezelfde duimstok.
Dit bewustzijn, deze ziener van alles, kan zelf niet ge
zien worden, wam het is niet manifest, maar kan wel alles
omvatten en kan derhalve eveneens beschouwd worden als
leegte, als beschikbaarheid. Het is de grenzeloze ongekleur
de, ongemanifesteerde beschikbaarheid waarin en waardoor
al het gemanifesteerde verschijnt en verdwijnt. Bewustzijn
is grenzeloos. En daar waar geen grenzen zijn, heeft men
geen buren. Dus is bewustzijn niet bepaald door ruimte en
ook niet door tijd. En als tijd en ruimte niet meedoen, dan
bevindt men zich in de eeuwigheid en daar wordt nooit
iets geboren en sterft ook niets. Bewustzijn werd niet gelijk
met het lichaam geschapen, en het sterft ook niet met het
lichaam omdat het engeschapen is en nooit deel uitmaakte
van de tijdstroom. Nogmaals: het is hetzelfde als het onge
schapen burchtje van Meester Eckhart.
50
Identificatie met bewustzijn zelf betekent derhalve iden
tiflcatie met niet-iets. Identificatie met het pure bestaan
middels de ervaringen, met het vermogen tot ervaren.
Men kan 'rusten' in dit pure ervaren, in dit bewustzijn.
Dan worden optredende bewustzijnsinhouden niet meer
als apart waargenomen, maar worden ze op den duur zelf
de hele act van waarnemer, het waarnemen en het waar
genamene tegelijk. Ongedeeld. De separate waarnemer
verdwijnt en er is slechts het ervaren in non-dualisme.
Je hebt dan geen ervaringen meer, nee, je bent die erva
ringen. Bewustzijn neemt de vorm aan van haar inhoud.
Vandaar: Jij Bent Dat. Tat Tvam Asi.
Want wie Gods woord wil horen, moet volledig
uit zichzelf zijn gegaan. In het eeuwige woord
is het zo dat wie het hoort, dezelfde is als wat
gehoord wordt.
Toch hebben we het verongelijkte gevoel dat 'ik' dan ten
minste iets moet zijn, want anders vallen we wel in een
enorm gat. We zouden dan tot 'niemand' worden gere
duceerd.
Nu, dat is in feite ook zo. Want naarmate u gaat in
zien dat het dagelijkse ervaren van de dingen u meer eigen
is, aan uw wezen meer recht doet en dichter bij uw oor
sprong huist dan het verzonnen ik dat u geprojecteerd heeft
in uw lichaam, dan kan verplaatsing gaan plaatsvinden
van het ik-gevoel naar dat ervaren zélf en wordt op den
duur het oude, lichamelijke ik als een gebruikte slangen
huid afgeworpen en vervangen door de nieuwe identiteit.
SI
28. Namelijk geen ideneiteit, maar een samensmelting met
het leven zelf, in de ervaringen. Leest u dit stukje gerust
nog een keer over. Het is belangrijk.
Wanneer u van het bovenstaande cursieve stuk het
waarheidsgehalte wilt checken, probeer dat dan uit door
uzelf eenvoudig de vraag te stellen welke van beide u het
liefste zou behouden bij een gedwongen keuze: uw besef
van zijn, of uw lichaam.
U zult ongetwijfeld kiezen voor het zijnsbesef omdat
het Ik Ben-besef, bewustzijn, uw oorsprong is. Stelt u
zich deze keuze maar eens concreet voor: U hebt geen
lichaam en dus geen locatie meer, maar u beseft wel de
gelijk alles wat er zich afspeelt. U bene- zonder lichaam
- grenzeloos onbelemmerd aanwezig. U wordt zodoende
het ervaren zelf. Dat is de ene keus.
De andere optie is dat u wél een lichaam heeft, maar
geen enkel besef van bestaan. Daar rekene toch niemand
voor? En waarom niet? Omdat uw wezen, uw kern, be
staat uit kennend.heid, bewustzijn, dan wel besef. Exact
dáár ligt dat, bij wat u door de dag heen 'ik' noemt. De
verlichting, maar ook de nieuwtestamentische 'wederge
boorte' is nu precies die wisseling van ideneificatie van
her ik van lichaam en geest naar Bewustzijn. Verhelde
rend, niet?
Dit bovenomschreven inzicht klinkt heel simpel, maar
het is een proces dar nogal wat voeten in de aarde heeft.
Er zijn maar weinig mensen die de verschuiving van de
lokalisering van het ik-besef van lichaam naar het ervaren
zelf, daadwerkelijk realiseren. In bijbelse termen: 'Velen
zijn er geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.'
52
Die proces, dit loskomen van de verkeerde identificatie,
heet zelf-realisatie. Men realiseert zich wie of wat men ten
diepste eigenlijk is. In bijbelse taal nogmaals: wederge
boorte. Na het daadwerkelijke moment van herkenning
van uw eigenlijke wezen- dar is grofweg gezegd: bewust
zijn, moet dat op den duur waargemaakt, vertaald wor
den naar het dagelijkse leven en dar is opnieuw: zelf-reali
satie. U dient er naar te leven om her waar te maken.
Die herkenning van uw eigenlijke, oorspronkelijke
wezen, dit verlichtingsmoment, is niet een intellectueel
begrijpen. U kunt er nier naar toe studeren. Het herken
ningsmomenr zelf is een mencale mokerslag en het gevolg
is een geestelijke salto mortale. Het is dan ook ongeloof
lijk ingrijpend. Bovendien is de komst van dit moment
van het plotselinge herkennen van Waarheid volstrekt
onvoorspelbaar.
Ja, men kan zich daar natuurlijk op voorbereiden, net
zoals een vrouw dat kan doen bij een gewenste zwan
gerschap. Dan gebruikt zij geen anticonceptiemiddelen
meer. Dan leeft zij zo gezond mogelijk, bestudeert haar
cyclus en heeft frequent gemeenschap, maar het zwanger
worden is daarmee niet gegarandeerd.
Zo kan men met de wens tot zelfrealisatie alle litera
tuur daarover lezen. Men kan zijn leven daar alvast op
inrichten. Men kan mediteren en gedachtediscipline oe
fenen en vooral het verlangen naar vervulling koesteren.
Maar dan nog: de inspanningen kunnen een leven lang
duren en nochtans niet beloond worden. Of het kan zo
maar op het meest onverwachte moment plaatsvinden.
In bijbelse taal: genade. Hammarskjöld zegt daarover:
53
29. 'Gevonden rust is niet het resultaat van psychologische pres
tatie, maar van religieuze genade. '
Maar dit even ter zijde.
Zoals eerder gezegd, is mijns inziens het verlangen naar
zelfrealisatie hier van groot belang. Men kan de komst
van dat moment naruurlijk ook tegenwerken. Een le
vensstijl die diametraal staat op het verlangen naar iden
titeitswijziging, zal die ook tegenwerken. De juiste ge
richtheid ontbreekt dan. Natuurlijk is het 'toeslaan' van
het verlichtingsmoment te duiden als 'genade', want het
is niet afdwingbaar en onvoorzienbaar. Wij kennen nog
niet de fysieke en psychologische randvoorwaarden om
dat te laten gebeuren, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk
dat met een volstrekt onjuist interessepatroon deze diepe
verandering een kans krijgt. En wat ook ernstig in de weg
staat is de overtuiging 'al ver gevorderd te zijn'. Dat is
zelfs een apert voorbehoedmiddel. Men kan niet 'steeds
spiritueler' worden. Alle briljante schrijvers en schrift
geleerden hebben in deze een grotere handicap dan de
analfabeet.
Er is geen sprake van vordering op die manier. De eni
ge vordering die men zou kunnen maken is dat men tot
de wanhopige conclusie komt het allemaal absoluut niet
meer te weten: het faillissement van het ik. Dat is échte
progressie zoals die in de school van advaita geldt. Die vi
sie wordt niet door iedereen gedeeld. Ken Wilber schetst
bijvoorbeeld in zijn boek 'Een beknopte geschiedenis van
alles', een benadering in stappen. In negen fasen, waarin
naast groeiend bewustzijn, ook bijvoorbeeld gedrag, als-
54
mede culturele en sociale rijping als voorwaarden worden
meegenomen. Hij vindt dat mensen, het proces volgend,
naar hun spirituele ervaringen zouden moeten leven,
want het is niet voldoende om ze te etaleren in theore
tisch geklets en religieuze praat, aldus Wilber. Ook Icha
zo en Almaas ontwikkelden een soort trapsgewijs systeem
dat een rijping ten gevolge zou hebben, met als kroon op
het werk de 'verlichting', het grote inzicht. Het risico bij
deze benaderingen vind ik het mogelijke ontstaan van
een nieuw ik, alleen in een ander, 'heiliger' jasje. Dat kan
uiterst bedrieglijk uitpakken.
Toch geldt er mijns inziens een soort volgorde, maar
dan globaler: Een ieder die gevolg geeft aan de innerlijke
roep moet noodzakelijkerwijs het pad volgen van kennen
naar niet kennen, en komt uiteindelijk voorbij hetgeen
gekend kan worden, voorbij elke mogelijke manifestatie.
Op deze weg moet hij zichzelf verliezen in dat wat alles
transcendeert. De geest kan dit niet bevatten, maar heeft
geen andere keus dan zich hierin te laten verdwijnen. Dit
proces zou men een 'volgorde' kunnen noemen.
Het is bij zelfrealisatie uiteindelijk toch een ineens
'zien' van de waarheid, zoals gezegd. Doorgaans ligt daar
wel wat voorbereidend werk aan ten grondslag, zeker
waar sprake is van een leerling-leraar verhouding binnen
de mysteriescholen van zen en advaita. In de advaira-tra
ditie bijvoorbeeld neemt men veelal als uitgangspunt dat
het hele bolwerk van het ik ongeveer gesloopt moet wor
den, met alle ideeën en vermeende persoonlijke voortref
felijkheden daarbij. Vooral dat laatste is voor velen toch
een forse drempel.
55
30. Dat ineens 'zien' (geen zien met de ogen, maar een plotse
linge waarheidherkenning) vindt zowel mentaal, als in het
gevoelssegment plaats, waarbij het mentale 'zien' slechts
het velletje op de melk is. De veelal onbekende gevoels
fortificaties van het ik zijn aanzienlijk weerbarstiger dan
de mentale, en het voorbereidend proces, waarbij mijns
inziens een leraar onontbeerlijk is, heeft meer weg van
een slopersbedrijf dan van een opbouwwerkerij. Daarbij
zijn trouwens forse, brute ego's veel gemakkelijker aan te
sturen dan gladde, flemende would-be-heiligen, aldus de
advaitaleraar Alexander Smit.
Om dat zien, om de herkenning van de waarheid te
bereiken, zitten boeddhisten soms een levenlang in een
klooster en heremieten decennia in de woestijn. De pe
riode tussen het teloorgaan van het oude vertrouwde, li
chamelijke ik en het vinden van geen nieuwe, wordt in
de christelijke mystiek vaak afgeschilderd als 'de donkere
nacht van de ziel'. De tijd waarin men de persoonlijk
heid verliest is vaak een desolate, angstige tijd, maar het
is te doen en er is altijd een leraar als men er rijp voor
is, want: 'Zoekt en gij zult vinden'. In eerder genoemde
mysteriescholen wordt overigens het toekomstig scenario
dat na het identiteitsverlies gloort, al lang van tevoren
aangereikt, zodat een desolate periode niet echt voor ie
dereen hoeft te gelden.
56
Dat wij God niet dwingen tot dat wat wij wil
len, ligt daaraan dat het ons aan twee dingen
ontbreekt: aan deemoed vanuit de grond van
ons hart en aan een krachtig verlangen. Ik zeg
bij mijn leven: God vermag alle dingen op grond
van zijn goddelijke kracht, maar de mens iets
weigeren die deze beide dingen in zich heeft,
dat vermag Hij niet.
Het spreekt vanzelf dat deemoed hier tevens staat voor
het ontbreken van de eigen vermeende voortreffelijkheid
of spirituele groei. En dan: alles staat en valt mijns in
ziens inderdaad met het grote verlangen. Aanvankelijk is
dat verlangen een zeuren, een heimwee, een vaag gemis
van binnen. Allengs wordt dat sterker in de loop der ja
ren. Het groeit met de teleurstellingen. Allerlei vluchtge
drag en compensaties worden dan ingezet: hard werken,
relaties, kinderen, carrière, gewoon het standaardverhaal
om het maar niet onder ogen te hoeven zien. Maar nooit
is er echt genezing. Het is als een virus dat de mens op
loopt, en wat zich op een gegeven moment niet meer laat
verwijderen.
Dan wordt het serieus en moeten er keuzes gemaakt
worden, en die keuzes zijn altijd voor de volle 100%;
nooit 99%. Want 'God is een naijverig God', zo heet het
oudtestamentisch. Als het verlangen naar éénwording
niet voortdurend in uw gedachten is, als het niet domi
nam aanwezig is gedurende de hele dag, dan is het niet
voldoende. Als het zoeken naar waarheid een soort flirten
met het zoeken is, een soort veredelde hobby, of gewoon
een grote interesse, of het slechts ten dienste van uw werk
of uw maarschappelijke status staat, vergeet het dan maar.
Want, hoewel ik niet voor een ander kan spreken, leeft
bij mij toch de stellige overtuiging dar deze kostbare ver-
57
31. andering, deze zo intense ommekeer, een 'gespreid bed'
verlangt om te kunnen plaatsvinden.
Ik verklaar bij Gods eeuwige waarheid dat God
genoodzaakt is zich naar zijn ganse vermogen
uit te gieten in eenieder die zichzelf tot op de
bodem heeft prijsgegeven.
Het is daarom dat Jezus zegt uw familie te moeten haten
als u hem wilt volgen.'Haten' betekende toentertijd in
dit verband: 'op de tweede plaats stellen'. Bedoeld wordt
dat u prioriteiten dient te stellen, want anders gaat u uw
bestemming missen. De verloochening �an andere inte
ressen houdt de oriëntatie en de gerichtheid op het enige
dat telt: de gerichtheid op God, op het Absolute, want:
'Elk Rijk dat in zich zelf verdeeld is, moet te gronde gaan'.
Op daadwerkelijke wedergeboorte hebt u naar mijn stel
lige overtuiging weinig kans als het bij wijze van spreken
niet- op in minst onderhuids- prioriteit nummer één
is gedurende vierentwintig uur per dag.
Zo werkt het ook met bezit. Wanneer uw bezit deel
uitmaakt van uw ik, uw identificatie en uw attentie,
wanneer het dus een binding vormt, dan is het niet
goed. Maar is bezit voor u uitsluitend functioneel en
staat u er volstrekt onverschillig tegenover, dan kan het
geen kwaad. U kunt dan gerust boodschappen blijven
doen in uw Saab of BMW en u hoeft hem niet te verko
pen. Zolang het bezit maar niet tussen u en het Gods
verlangen komt te staan, omdat u er uw identificatie aan
verbindt.
58
Het vroege en middeleeuwse christendom heeft erg de
nadruk gelegd op de verloochening van het 'vlees', uw
lichamelijkheid dus. Dit diende hetzelfde doel: het li
chaam met haar noden en lusten mogen immers de ori
entatie op God niet in de weg staan, maar zoals boven
vermeld, kan dat ook best anders. Sterker nog, we kun
nen het omkeren: als het verlangen naar Waarheid, c.q.
God, van binnenuit zo groot wordt dat het u helemaal
in beslag neemt, komt u aan bezit en lichaam vanzelf
niet meer toe. Anders gezegd: wanneer de fixatie op het
Godsverlangen de overhand neemt, zal identificatie met
lichaam en bezit buiten de belangstelling raken en daar
mee vanzelf aan invloed inboeten.
Daar waar keuzes zijn kunt u immers zelf sturen.
'Sturen? Maar is er dan een vrije wil?' vraagt u. 'Alles ge
schiedt immers door karma?' Ja en nee. Ramana Mahar
shi antwoordde eens op de vraag of er zoiets als een vrije
wil bestaat: 'Er is vrije wil, en karma volgt haar op de
voet'. Ik maak daar de volgende kanttekening bij: staan
de in uw werkelijke natuur is er geen ik en daarmee ook
geen wil. Het leven leeft zich dan vanzelf in pure loutere
aanwezigheid. Maar als er identificatie plaatsvindt, is er
vrije wil, en waar wil is, kunt u sturen in gerichtheid en
oriëntatie.
Voor uw geestelijk bezit geldt hetzelfde als boven
staande en hier blijft eveneens het doel: voortdurende
oriëntatie op God c.q. het Absolute. Die oriëntatie op
God moet voor u een voortdurende uitnodiging zijn en
geen strijd, geen worsteling, want die kunt u verliezen.
De focus op die oriëntatie kan zo sterk worden dat van-
59
32. zelf een soort zelfverloochening ontstaat, en dat is op die
wijze dan een natuurlijk gebeuren. In de advaitatraditie
wordt identificatie van het ik met het lichaam, alsmede
met het materieel- en geestelijk bezit, geëlimineerd door
het ik illusoir te verklaren, zoals hierboven al eerder aan
gegeven. En dat niet zozeer door aangepraat geloof, dan
wel door logisch nadenken en diepgaand en oprecht on
derzoek zodat acceptatie niet wordt opgedrongen, maar
direct voortkomt vanuit eigen conclusies.
In Lucas 9:24 staat:
'W'llnt ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal
het verliezen, maar ieder die zijn Leven verloren heeft om
Mijnentwil die zal het behouden. '
Daaraan koppelt Jezus dan de belofte van het zien van
het Koninkrijk Gods nog in dit leven. Dat verlies van je
zelf is de kern van de weg tot dit Koninkrijk. Zonder het
volledige verlies van jezelf is er geen mogelijkheid om Je
zus te volgen in zijn terugkeer naar de Vader, de bron en
oorzaak van alles. Het 'Wie ben ik?' van Ramana Mahar
shi is in zekere zin diezelfde uitnodiging tot sterven aan
jezelf, zoals dat ook door het evangelie heen resoneert,
en eigenlijk klinkt het heel controversieel om de dood te
overstijgen door haar te ondergaan. Doorgaans is daar in
de advaita een figuurlijke worsteling met de leraar voor
nodig, waarbij zich dan onwillekeurig de vergelijking met
die van Jacob met de engel opdringt. (Gen 32)
60
Niemand ziet God en leeft
J
a, en dan komen we aan de gebeurtenis van de weder
geboorte of verlichting. Het moment waarop men in
volstrekte helderheid en klaarheid geconfronteerd wordt
met zijn ware natuur. Wat gebeurt er dan precies ?
Een verwoording:
Het herkenningsmoment zélf van Waarheid was er een
van grote vreugde en verbijstering. Het maakte een im
mense indruk. Er was een volkomen uit het evenwicht
geraakt zijn, en toch volstrekt stabiel staan in het nieuwe
perspectief. Stabiel als nooit tevoren. Sterker nog: dit was
twijfelloos de uiteindelijke bestemming. Deze gebeurtenis
is onomkeerbaar en is waarschijnlijk het meest indruk
wekkend en bepalend in het leven. De evidentie van de
verkregen Waarheid was zodanig, dat ik na het emotione
le moment mijzelf grondig verweet een zeldzame kaffer te
zijn, omdat ik hier een leven lang overheen gekeken had.
61
33. Wat 'ziet' men dan precies in dat verlichtingsmomenr?
Wat was er zo bijzonder aan?
Wat men exact ziet, is niet in woorden weer te geven.
Mijn pogingen daartoe waren er vele, maar even zovele
malen leken ze mij achterafonjuist en heb ik ze geschrapt.
Dat komt misschien omdat dat, wat het onderging, wat
ik gemakshalve dus 'ik' noem, er op dat moment niet
meer was. Wam niemand 'ziet God en leeft' (Ex 33:20).
Het beste wordt dit moment nog weergegeven in de
Upanishaden. Heel cryptisch staat daar: 'W'lJt is het teken
van Brahman op het niveau van menselijke waarneming?
Het is de uitroep: Ah!W'lJnneer de verlichtingflitst: Ah! wtln
neer de ogen schitterden: Ah! Dat is alles. Brahman ging
voorbij. Wé zagen niet zijn gezicht, want dat is onmogelijk,
maar we voelden zijn aanwezigheid. '
Op een mysterieuze manier is iemand dan nooit meer
hetzelfde wanneer hij eenmaal de aanraking van Brah
man heeft gevoeld. Daarom: wanneer 'the lightningjlash
es' is de geest zich slechts bewust van een grote leegte.
De geest zoekt daarna niet langer het treffen met God
als Aanwezigheid. Alle vormen zijn verdwenen en God
maakt zich meer kenbaar als afwezigheid, dan als aanwe
zigheid. Hij is in alles, en is voorbij alles. Deze afwezig
heid blijft als levende aanwezigheid in de herinnering aan
de 'flash oflightning'. Juist in de afwezigheid is er dan een
weten van totale aanwezigheid.
Als ik dat hier zo neerschrijf, lijkt het niets bijzonders,
maar het is een ongelooflijk ingrijpend gebeuren zodra
62
het rot beleefde werkelijkheid wordt. Het moment van
herkenning van mijn wezen zelf, kan nooit lang geduurd
hebben. Het staat mij bij als een moment; ineens is er
dat diepe weten, volstrekt onverwacht en dus: genade.
Als een mega-aha-Erlebnis. Maar daarna was, zonder dat
ik mij beelden herinner, toch een totaal inzicht en to
taal weten van alles, vervat in één ongedeeld geheel. Het
was onbestaanbaar dat er iets zou kunnen zijn dat mij
niet glashelder was. Het hele bestaan was mij bekend in
een volstrekte transparantie, zonder dat ik daarvan een
waarom of details wist, of hoefde te weten.
Ruimte en tijd waren afwezig of waren niet herken
baar (dat weet ik niet meer), wam daar stond ik pas later
bij stil. Er was absolute twijfelloosheid en inzicht. Het
is verbijsterend hoe zo'n mega-indruk kan plaatsvinden
in één enkel ogenblik. Het meest indrukwekkend was
nog wel dat ik mijzelf daar niet als entiteit aanwezig er
voer, maar meer, dat uitsluitend hetgeen zich voordeed,
alles was dat er was. Het zien, het zijn, het weten. Mij
overviel daarna met een grenzeloze zekerheid het weten:
1k was dat alles wat er was.' Men ziet ineens in opperste
helderheid, dat zijn zelfbeleving uit niets anders bestaat
dan uit het ervaren, beleven van dat moment, en daarin
ontbreekt iedere vorm van ik of entiteit.
Mijn wezen als het zijn zelf, manifesteerde zich voor
mij onomstotelijk. Toen het voorbij was, bleef geruime
tijd het gevoel van afwezigheid van mijzelf als aparte
deelnemer bestaan. Er was alleen wat er was.
Door de enorme impact van dit gebeuren kunnen
zich soms direct na deze 'gebeurtenis' fYsieke ongemak-
63
34. ken voordoen, die bij sommigen een tijd lang aanhouden.
Dan, langzaamaan, veranderden de dingen fundamen
teel. Er begon op den duur meer en meer een 'religieus'
denken plaats te vinden in plaats van 'materialistisch'
denken. Ik ging alles meer in het perspectief van expressie
van bewustzijn zien. De beleving van wat ik altijd als me
zelf had ervaren, wijzigde uiteraard drastisch. Het dage
lijks leven veranderde eveneens: niet zozeer in de dingen
die,ik deed (mijn omgeving viel het nauwelijks op), dan
wel meer dat prioriteiten verschoven en ik anders tegen
het leven en dus ook tegen dood ging aankijken. Er was
een ongelooflijke opluchting. Alsof ik klaar was. Het was
klaar. De last was van mijn schouders. Met name dát.
Voor altijd. Het voelde dan ook letterlijk als een 'verlich
ting'. Er was geen verlangen meer, geen echte innerlijke
onrust, of zoeken, zoals vroeger. Er was een volstrekt ze
ker weten.
Er ontwikkelde zich op den duur een veel grotere mate
van relativering door de dag heen. Maar waar verwonde
ring vroeger al snel verdween wanneer het nieuwe ergens
af was, blijft verwondering nu onverminderd aanwezig
en neemt zelfs toe, met name in de continue confrontatie
met de heiligheid en bijzonderheid van het bestaan zelf.
De gebruikelijke discussie bij zo'n gebeurtenis of er
nu sprake is van éénwording met of zonder onderscheid
van de waarnemer, is een academische. Dat geldt ook
voor de vraag of vergoddelijking plaatsvindt. Want wan
neer de ervaarder wegvalt, wie zal er dan moeten vereni
gen of één worden of vergoddelijken? Het is domweg
door het verdwijnen van de persoon waardoor grenzen
64
wegvallen. Ook de vraag of die ervaren eenheid, die to
taliteit God zelf was, is mijns inziens een rationele over
weging achteraf, hoewel ik er voor mijzelf diep van over
tuigd ben dat het veel met elkaar te maken had. Echter,
dat is natuurlijk afhankelijk van het godsbeeld dat men
hanteert.
De ambivalentie van het feit dat de ervaarder weg
valt en het gebeuren toch ervaren wordt, onderschrijft
dat mijn diepste wezen bestaat uit de ervaring zelve. De
constatering achteraf: 'Ik was alles' wordt in advaita ge
kenschetst als de basis van liefde, en de constatering: 'Ik
was niets' als die van wijsheid. Dat geeft al aan dat het ik
volstrekt afwezig was tijdens dat proces, dan wel absoluut
niet constateerbaar. En daarmee schaart dit gebeuren zich
in de wetmatigheden van het religieuze denken. Daar be
staat geen ik als aparte entiteit. De enorme opluchting,
verlichting, die ontstaat als het ik wegvalt, lijkt me een
van de belangrijkste componenten te zijn in dit proces.
De eenheid of vereniging, dan wel vereenzelviging met
het rotale bestaan wordt daardoor een feit, en ligt dan als
een nieuwe weg voor u. Eén groot feest. Het loodzware
gewicht van dat ik wordt achteraf pas goed beseft.
Het bovenstaande wordt binnen de advaita doorgaans
in een enkele zin weergegeven: 'Ik herkende mijn ware
natuur.'
De oude gewoonte is geheel van de ziel afge
vallen en is dood. De ziel heeft zich haar ware
wezen toegeëigend en staat in haar eerste on
schuld.
65
35. Zo duidt Meester Eekhart de wedergeboorte. Daarmee
opende zich voor mij tevens een nieuwe wijze van ver
staan en begrijpen. Bijvoorbeeld de teksten van Meester
Eckhart, die vroeger voor mij vol zaten met onbegrijpe
lijke en soms zelfs belachelijke uitspraken, waren mij nu
op slag volstrekt duidelijk. Waar ik voorheen hoog opzag
tegen de voor mij ingewikkelde uiteenzettingen en breed
voerige constructies die theologische geleerden ten tonele
voerden ter verklaring van genoemde ogenschijnlijk on
begrijpelijke passages in Meester Eekhans werk, werken
die nu nog slechts op de lachspieren, want waarheid is.
nooit ingewikkeld. Er staat maar één ding waarheid in de
weg en dat is het ontbreken van de bereidheid om re zeg
gen: 'Ik weet het niet'. Meester Eekhart is daarin zelf heel
mild en zegt herhaaldelijk dat niet verwacht mag worden
dat zijn woorden (preken) begrepen worden, tenzij men
dit cruciale inzicht bezit.
Wie deze uiteenzetting niet verstaat, bekom
mere zich er niet om. Want zolang de mens nog
niet op deze waarheid lijkt, zal hij deze uiteen
zetting niet verstaan. Want het is een onverho
len waarheid die onmiddellijk uit het hart van
God is voortgekomen.
Zaken die voorheen door mij altijd volstrekt conform
geaccepteerd werden, kwamen in een heel nieuw licht te
staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de rol van Jezus als
verlosser. Jezus van Nazareth als verlosser? Jazeker. Maar
wat mij betreft is die verlossing nu gelegen in de bood-
66
schap die hij bracht en waarvoor hij kwam. De weg tot
het Koninkrijk die hij ons wees blijkt hier, gewoon in
dit leven, haalbaar. Daarin ligt zijn grote verdienste en
dat is zijn boodschap. Hij liet ons zien hoe het besef van
God in de ziel geboren kan worden en hij leerde ons het
Zoonschap zien en worden. Gewoon aan den lijve! Hij
leefde dat vóór, zodat we hem daarin onmiddellijk kon
den volgen, zodat bevrijding, verlossing, plaats kon vin
den, hier en nu, niet straks in een vermeend hiernamaals,
nee, nu!
Het is deze Waarheid die hij ons schonk. Deze waar
heid die vrij maakt. Vrij waarvan? Vrij van onszelf.
Het herkennen van ons wezen, onze oorsprong als het
(bewust)zijn zelve. Die waarheid maakt vrij. Bevrijd ons
van ons ooit veronderstelde, persoonlijke ik. Dat is de
grote verlossing die hij bracht, want die behelst eeuwig
heid. Het is een bevrijdend inzicht dat Christus nier
gekomen is om de mens tot morele volmaaktheid re
brengen, maar wel tot een verlossing uit zijn egocultus
en uit zijn zorg voor zijn eigen imago. Jezus' leven zegt
mij daarom veel meer dan zijn (kruis)dood, want ik heb
hetgeen hij beloofde mogen omvangen en daar geef ik
graag alle andere constructies voor weg. Weer is de eigen
ervaring hier doorslaggevend. In de Middeleeuwen zou
ik hiervoor zonder twijfel levend zijn verbrand, want dit
is niet de Paulinische versie.
Ook Jezus' wonderdoeningen zie ik nu als van minder
belang dan zijn boodschap. Wonderen geschieden he
den ten dage nog steeds, hoewel men zich kan afvragen
waarom de naruur uitzonderingen op haar eigen wetren
67
36. zou toestaan. Voor wat we vandaag onder 'paranormaal'
rangschikken, wordt misschien morgen middels kwan
tumfysica, of een van haar zusterwetenschappen, een heel
simpele en logische verklaring gevonden. Het rou best
kunnen zijn dat hetgeen wij niet herkennen als een na
tuurlijke wetmatigheid (omdat onze kennis nog tekort
schiet), heel gemakkelijk tot 'wonder' gepromoveerd
wordt. Zelf ben ik van mening dat de wonderdoenin
gen van de Nazarener niet nodig waren om zijn autori
teit en voortreffelijkheid te onderbouwen. Nogmaals: de
boodschap die hij bracht is van een mondiale en tijdloze
importantie en verschilt juist daarin van genoemde won
deren.
In her verlengde daarvan zijn in de loop der tijd in
de mystiek wonderen, extases en exotisch gedrag een ei
gen plaats gaan opeisen als kenmerk van het vermeende
heiligingproces. Men kan daar vraagtekens bij plaatsen.
De functie en de voordelen van zulke extremiteiten zijn
mij tot nu toe nog niet helder geworden en ik heb ze
tot heden ook niet gemist. Dit, terwijl ik mij niet geheel
aan de indruk kan onttrekken dat interessantdoenerij, en
wellicht wat hysterie, moeilijk te onderscheiden is van
oprechte belevenissen op dit vlak.
Visioenen in dit verband bestaan door de geschiede
nis heen vaak uit een soort vermeende aanschouwing
van Maria, Jezus, of God. Bernadette van Lourdes zag
Maria in een visioen. Surdas zag Krishna in een visioen.
Waarom zag Bernadette Krishna niet? Omdat Krishna
niet in haar persoonlijke culturele bepaaldheid bekend
was. Datzelfde geldt voor Surdas ten aanzien van Maria.
68
Het lijkt erop dat alleen die verschijningen, die binnen
het brein al een plaats hebben, plaatsvinden, waarmee
een onafhankelijke aanwezigheid ten minste kan worden
betwijfeld.
William Law6 laat zich daarover als volgt uk
Zoudt ge willen weten hoe het komt dat zovele valse wezens
in de wereld verschenen, die zichzelfen anderen met vals
vuur en vals licht hebben misleid, en beweren ingevingen en
openbaringen te hebben en inzichten in het goddelijk leven en
in het bijzonder wonderen te kunnen verrichten, waartoe ze
speciaal door God waren geroepen ?Dit is het: ze keerden zich
tot God, zonder zich van zichzelfafte keren; ze wilden in God
leven zonder dat zij hun eigen aard in zich gedood hadden. '
Augustinus duidde hetzelfde als volgt:
'Heer, ik wilde Uniet missen, maar ik wilde tegelijk met
U het geschapene bezitten; dat kwam door mijn hebzucht
en daarom verloor ik U, want gij staat niet toe, dat men
tegelijk met U, die de waarheid zijt, het onware geschapene
bezit.'
Nee, de uitzonderlijkheden zijn niet de kern van het
bestaan. Zij leiden af van de aard van het bestaan zelf
en verworden daarmee rot een dwaalspoor. Ook en met
name de 'New Age' beweging, met al haar dubieuze
randverschijnselen, neigt daartoe. Enerzijds, omdat in
deze stroming de fantasie in haar oncontroleerbaarheid
alle ruimte krijgt en zich waarheidsgehalte toe-eigent, en
6. William Law, Engels mysricus (1686- 1761)
69
37. anderzijds omdat zij vruchtbare grond biedt voor allerlei
selfproclaimed gurt/s, meesters, healers, genezers en ander
ti-ta-rovenaarsvolk, dat aan oprechte zoekers kraaltjes en
spiegeltjes voorhoudt waardoor aandacht verkeerd wordt
gericht en de bevrijdende eenvoud en oorzaak van her be
staan in al haar grandeur niet wordt opgemerkt. Ook hier
staan de geëtaleerde uitzonderlijkheden vaak ten dienste
van een overspannen ik.
Daarentegen verandert het moment van waarheid,
van verlichting (met een antiek woord: wezensblik), in
eerste instantie weinig aan het karakter, de voorkeuren
en (on)aangenaamheden van degene die dat ondergaat.
De omgeving zal de verandering nauwelijks opvallen,
want men houdt nog steeds van aardbeien en rijsttafelen,
is nog steeds dol op reizen en nog net zo directief als
vroeger. Men heeft nog steeds ruzie met partner en kin
deren en raakt eveneens nog steeds geïrriteerd door een
parkeerbon. De verandering van gewoonten, karakter en
dat soort zaken komt misschien later en geleidelijk, áls ze
al komt. Er verschijnt geen aureool, en men loopt niet
plotseling met een verzaligde glimlach rond.
Het eenmalige zien van Waarheid is een absoluut we
ten. Kunnen buitenstaanders de echtheid van die erva
ring checken? Ja en nee. Ja, omdat na die ervaring- zoals
boven opgemerkt - het volstrekte inzicht in sommige
dingen ineens aanwezig is waar dat vroeger ontbrak (ver
gelijk: het pinkstergebeuren). Nee, niet direct als het ge
woonten en uiterlijk van de persoon betreft, zoals boven
aangegeven. Maar dat lijkt mij ook minder belangrijk,
congruentie bewijst zich vanzelf in de tijd.
70
'Satori', zegt professor (en zenkenner) D.T. Suzuki, 'is geen
extase oftrance- zoals in deyoga - maar een algehele geeste
lijke omwenteling die vroegere intellectuele inzichten omver
haalt, en dus leidt tot een soort van intellectuele catastrofe.'7
Enomiya-Lasalle zegt daarover, eveneens vanuit de zen
traditie:
Veze intuïtie is de verlichting (satori) ofhet zien van de
werkelijkheid (kensho). Het is het door ervaring verkregen
inzicht van de absolute eenheid van al het zijnde, waarin er
noch een op zichzelfstaand ik is, noch een entiteit waar dan
ook en daarom ook geen enkele tegenstelling. '
Zoals gezegd: die omslag is éénrnalig en de revenuen
daarvan kunnen ieder moment 'geleefd' worden. Twijfel
aan de geziene waarheid is niet meer mogelijk, maar dat
wil niet zeggen dat (tijdelijk) niet kan worden teruggeval
len in de oude conditionering. Of sterker nog: men kan
er voor kiezen er weinig of niets mee te doen, en geen af
stand te nemen van de oude manier van kijken. Want in
dien strikt doorgevoerd, kan 'het nieuwe leven' de mens
isoleren van zijn omgeving in de samenleving. Soms is
het vlees zwak, en dan kiest men er bijvoorbeeld voor 'om
niet álle familie te haten' en op dat vlak de identificatie in
stand te houden. Precies op dat punt blijft men dan ook
kwetsbaar en niet 'bevrijd' (en men faalt exact daar in
de navolging van Christus). Vaak is de identificatie met
hun functie voor leraren in deze (advaitische) materie de
7. D.T. Suzuki: Inleiding rot het Zen-boeddhisme. Ankh-Hermes, Deventer
1975
71
38. valkuil, want het zijn sterke benen die de weelde kun
nen dragen en zo'n identificatie gaat heel subtiel. Echter,
eeuwigheid kan wél ieder moment beleefd worden zodra
het eenmaal gezien is en men er op dat moment voor
kiest, en dat gaat op den duur steeds gemakkelijker. Het
constantvertoeven in je ware natuur, is een ander verhaal;
sommige gerealiseerde mensen kunnen dat voortdurend,
maar die zijn echt dun gezaaid.
72
Nergens niet
H
et voorgaande zal ongetwijfeld vragen oproepen
en uitleg behoeven. Laten we een begin maken en
ter verduidelijking eerst eens kijken naar het begrip: al
omtegenwoordigheid, omdat het juiste verstaan van dat
begrip, rechtstreeks toegang geeft tot non-dualiteit. Het
inzicht in die non-dualiteit is wezenlijk om te komen tot
Godsbesef.
Het woord 'alomtegenwoordig' betekent zoveel als:
nergens nietaanwezig zijn. Strikt genomen wil dat zeggen:
er is geen plek, niet in de verste verte, ergens in of buiten
het heelal, waarop dat niet van toepassing is. Dat geldt
dan onverminderd ook voor andere sferen of dimensies,
zo die er mochten zijn, inclusief de hel, indien u daarin
gelooft. Het geldt voor de fysieke wereld, de emotionele
wereld, de memale wereld en elke andere wereld die u
maar bedenken kunt.
73
39. En dan is het ook nog zo dat het niet een kwestie is van
dat alle dingen doordrongen zijn van die tegenwoordig
heid, die aanwezigheid. Nee, want dat zou betekenen dat
er iets is dat aanvankelijk op zichzelf kan bestaan, om
dan vervolgens doordrongen te worden. En dat laat de
betekenis van dit woord niet toe.
De consequentie van alomtegenwoordigheid is zeer
vérsuekkend; namelijk dat er als eerste waarheid eigenlijk
alleen maar die tegenwoordigheid bestaat en dat daarin,
daarbinnen, alle dingen zich in verscheidenheid manifes
teren in tijd/ruimte. De moeite waard om even bij stil te
staan. Het doet denken aan de insteek van een filosoof
als Spinoza8• Die neigde in zijn monisme tot de conclusie
dat er slechts één 'substantie' is, God, waarin alles als een
modus bestaat. Ook Schelling9 en Hegel10 wezen in die
richting. Maar 'substantie' staat hier tussen quoten, en
dat is niet voor niets. God of het Absolute is geen 'iets',
dus ook geen substantie.
Wat in God is, dat is God.
Even een zijstapje. Ik noemde de eerste waarheid. 'Waar
heid', zuiver gedefinieerd, is alleen absoluut waar, als het
overal altijd en voor iedereen wáár is. Daarmee is zelfs het
bestaan van de Mount Everest niet absoluutwaar, want ooit
zal die er niet meer zijn. Gelukkig kunnen we in het dage
lijks leven wat minder fundamentalistisch zijn en werken
8. Baruch de Spinoza, Nederlands filosoof (1632-1677)
9. Friedrich Wilhelm Joseph Schelling, Duits romantisch filosoof (1775-
1854)
10. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Duits filosoof(1770-1831)
74
we met relatieve waarheden, waar helaas dan ook de nodige
bloedneuzen door ontstaan. Wél kunnen we nu alvast con
stateren dat absolute waarheid volgens bovenstaande defi
nitie eigenlijk buiten het geschapene valt. De schepping is
immers eindig. We leren die absolute waarheid verderop
nog kennen in de bespiegelingen over het zijn.
Er zijn er veel die licht en waarheid hebben
gezocht, doch steeds buiten, waar zij niet was.
Want de waarheid is binnen, in de diepste
grond, en niet buiten.
Nu weer terug naar de alomtegenwoordigheid. Die leidt
ons nu min of meer binnen in de religieuze denkwijze.
Doorgaans wordt in de christelijke cultuur het woord 'al
omtegenwoordig' gebruikt in relatie tot God. Ik gebruik
dat woord God omdat het voor mij staat voor het meest
wezenlijke en al-bepalende, en niet omdat dat voor mij
een entiteit is. Iedere vorm van entiteit loochent trouwens
de alomtegenwoordigheid en doet af aan de grandeur van
wat wij dan gemakshalve God noemen. Immers, een en
titeit houdt per definitie begrenzing in.
God is één en niet twee. Wie God aanschouwt,
aanschouwt slechts eenheid. Je moet God zon
der beeld ervaren, onmiddellijk en zonder gelij
kenis. Wil ik echter God zo onmiddellijk erva
ren, dan moet ik rechtstreeks God worden, en
Hij moet mij worden. Veel eenvoudige lieden
menen, dat zij God moeten zien als was Hij
75
40. daar en waren zij hier. Dat is niet juist, God en
ik zijn één.
Het bovenstaande is de consequentie van alomtegenwoor
digheid. Ongeacht hoe God wordt vormgegeven binnen
uw begripsvermogen betekent alomtegenwoordigheid
van God (of het Absolute) onontkoombaar, dat op de
één of andere manier God dan ook zijn eigen schepping
is. De erg wijsneuzige criticus kan het bovenstaande sim
pelweg afdoen met het label 'pantheïsme', maar dat zal
weinig aan helderheid bijdragen, 'want dat brengt mij
niet tot zaligheid', zou Meester Eekhart zeggen.
Hoe God in relatie tot de schepping precies verstaan
kan worden komt pas tot klaarheid wanneer het zijn van
de dingen nader is bezien.
In God zijn alle dingen gelijk en zijn God zelf.
Ik heb geen persoonlijke God ervaren. Hoe kom ik er
dan bij om het woord God toch telkens te gebruiken? In
ieder geval niet uit verstandelijke overwegingen, want bij
mijn 'uitstromen' en mijn 'doorbreken' kwam ik nergens
iets tegen dat ik 'God' zou kunnen noemen. Waarom dan
tóch het woord God gebruiken? Wel, ik heb gewoon geen
ander woord voor dat grenzeloze dat overal is en zonder
dat niets ook maar een seconde zou bestaan. Kunnen we
dat God noemen? Eigenlijk niet, want de mensen hebben
God tot een begrip gemaakt en daarmee grenzen gesteld
aan het grenzeloze. Er is dus eigenlijk geen woord voor,
maar kan men Hem/dat grenzeloze dan toch aanbidden?
76
Ja, dat valt gewoon niet ce laten, wat mij betreft. Iemand
die zijn eigen wezen vastgesteld heeft en weet dat het is,
want hij is er mee samen geweest- en zo'n samenzijn is
een woordeloze erkenning, aanbidding - zal het woord
God daarbij gebruiken. 'mznt uiteindelijk is gebed: for
muleren van godsaanschouwing', aldus Hammarskjöld.
Dat woord God heeft voor mij een lading en betekenis
die valt buiten elke academische haarkloverij en die mij
in haar grandeur regelmatig het rode waarschuwingslicht
van de hoogmoed voorhoudt. Ik associeer het woord God
dan ook met het heiligste wat er bestaat: de voortdurende
oorzaak en manifestatie van het bestaan zelfen zeker niet
met een vermeende persoonlijke God. Want Gods Zijn
is mijn leven. En niet minder dan dat. Het sluit naadloos
aan op Joh. 1:4: 1n het Woord was leven en het leven was
het licht der mensen. '
De Nietzsches onder ons ondersteun ik dan ook van har
te wanneer het een persoonlijk, een antropomorf gods
beeld betreft, ook al wordt dat in bepaalde theologische
kringen tegenwoordig wat afgezwakt door de menselijk
heid van God te reduceren tot het begrip 'intellect'. De
constructie van een persoonlijke God roept vanuit haar
aard vragen op die alleen maar kunnen worden beant
woord in termen, die binnen het geschapene vallen. Ik
zie dat als een ongerijmdheid. Wellicht vanuit de onjuiste
(driedimensionale) interpretatie van de uitspraak: 'Naar
Zijn beeld en gelijkenis', blijft dat menselijk element in
het godsbeeld een hardnekkig verschijnsel. Ik kom op die
uitspraak nog terug.
77
41. God is naamloos want van Hem kan niemand
iets zeggen of kennen. Daarom zegt een hei�
dense meester: wat wij van de eerste oorzaak
1 kennen of uitzeggen, zijn we meer zelf dan dat
het de eerste oorzaak zou zijn, want die is boven
ieder zeggen en verstaan verheven. Een mees�
ter zegt: had ik een god die ik kon kennen, dan
zou ik hem nooit meer voor God aanzien. Van
daar dat Augustinus zegt: 'Het schoonste wat
een mens over God kan zeggen bestaat hierin
dat hij uit wijsheid van innerlijke rijkdom kan
zwijgen.'
Doorslaggevend voor mij om 'God' te zeggen is dus welk
godsbeeld er wordt gehanteerd. Men kan, wanneer men
zich er bijvoorbeeld op laat voorstaan mysticus en noch
tans atheïst te zijn - hetgeen tegenwoordig nogal eens
voorkomt - wat mij betreft ook een ander woord gebrui
ken voor dat grote mysterie, waarin het hele bestaan is
gegrond. Het wordt in dat geval gewoon een ander, wat
stoer, populistisch of 'politiek correct' etiket voor precies
hetzelfde. Het zojuist vermelde, ondoorgrondelijke en
onnoembare Mysterie zal niet wakker liggen van de ver
meende mysticus die beweert de Eenheid zonder genade
en op eigen kracht te hebben 'bereikt'. Het vàlt bij zo'n
claim te vermoeden dat er in dat geval nogal wat ik als ver
stekeling is meegereisd; het idee de realisatie zelf tot stand
te hebben gebracht staat mijns inziens haaks op het faillis
sement van het ego, zijnde de kern van de zaak. Ik ben ge
neigd in relatie tot de God die ik beleef, met de woorden
78
van Meester Eekhart te zeggen: 'Gij zijt mij meer nabij
dan ik mijzelve ben.' In één adem zou ik daaraan willen
toevoegen: 'en behoed mij voor de zelfgenoegzaamheid.'
Niets is zo abstract en tegelijkertijd zo concreet als
God. Ik refereerde eerder reeds aan het zijn, of meer
aan de is�heid van de dingen, want die is-heid, hoewel
geen goed Nederlands woord, legt meer het accent op
het moment zélf. Het haalt de suggestie van het tijdsele�
ment uit het Zijn, waardoor de essentie beter uitkomt.
Die is-heid wordt niet zozeer verstaan, maar meer 'ge�
zien' wanneer we wat diepgaander stilstaan bij het zijn
in het algemeen. Veel theoretisch voorwerk is al gedaan:
de wetenschap van het zijn, de ontologie, heeft haar
wortels in het verre verleden, in het Griekse denken.
Plato stond aan de wieg daarvan en het zal dan ook geen
verbazing wekken dat dit zijn via het neoplatonisme,
middels Origenes en Augustinus tot en met Prof. Dr.
De Vogel, een grote plaats is gaan innemen in het chris
telijke gedachtegoed.
Maar zoals met zoveel abstracties het geval is, lo
pen we met een diepgaande kwestie als het zijn op�
nieuw het risico dat wij als denker aan de haal gaan
met scherpzinnige conclusies, academische polemie
ken en intellectueel geweld, en daar hebben we nu
even niets aan. We kunnen het zijn maar tot op zekere
hoogte benaderen alvorens ons denken tekort schiet.
'De ervaring van God komt in de dimensie van het zijn,
maar het is niet hetfondament, noch het wezen van God. '
(Heidegger)11
11. Martin Heidegger, Duits filosoof (1889-1976)
79