Wie ben je? Wat gebeurt er wanneer je sterft? Is er een God? Is de kosmos geschapen?
Advaita is een leer met een traditie van duizenden jaren die komt met heel redelijke antwoorden op al dergelijke vragen. Deze onontbeerlijke inleiding van Dennis Waite, schrijver van talloze boeken over het onderwerp, zal aantonen waarom deze zo succesvol is.
Dennis Waite volgt de advaita-richting al meer dan vijfentwintig jaar en heeft een van de meest bezochte en gerespecteerde websites over het onderwerp. Hij beschrijft in Een introductie tot advaita de klassieke advaita zoals die eeuwen lang volgens de orthodoxe traditie wordt doorgegeven, met als lichtende voorbeelden Sri Ramana Maharshi en Nisargadatta Maharaj. Aan de vele westerse advaitaleraren heeft hij geen boodschap. Hij woont in het Engelse Bournemouth.
5. 3. Wat is echt en wat is illusie? 29 8. Hoe word ik verlicht? 89
'Wlken versus dromen 'Wégen' naar verlichting
Mithya 'Wlt te doen om verlichting te bereiken
Adhyasa Voorbereiding
'Niveaus van werkelijkheid' Drie stadia van leren
Maya ]ivanmukti
4. Waarom is Zelfkennis zo belangrijk? 57 9. Waarom is traditionele advaita zo krachtig? 109
Een rekenkundig voorbeeld
5. Ben ik alleen dit lichaam en deze geest? 65 Het omhulselmodel
Onderscheid tussen de zieruk en het geziene
6. Wie ben ik? 69 Arundhati logica
]ivas Methode van mede-aanwezigheid en mede-af
Ishvara wezigheid
Brahman
Wie ben ik? 10. Welke verschillende benaderingen zijn er? 121
Gereflecbewustzijn Categorieën van ondercht
Verlichting
7. Is het universum geschapen? 81 Conclusie
Schepping
Toeschrijving en herroeping Wat moet je lezen om meer te weten te komen? 133
Verschillende theorieën over de schepping
Probleem van taal Verklarende woordenlijst 145
Geen schepping
6. 1
Wat is advaita:
I
nleiding
Wanneer iemand me vraagt wat ik doe zijn de mees
ten aanvankelijk geïnteresseerd wanneer ik zeg dat ik
schrijver ben, maar zodra ze vragen welk soort boeken
ik schrijf en ik zeg dat ze ga over een Indiase filosofie
die advaita heet, stellen ze meestal geen vragen meer.
Als ze het wel doen, geeft een poging om da in enkele
zinnen antwoord op te geven waarschijnlijk de indruk
dat ik een zonderling ben die de hippiecultuur nooit
ontgroeid is.
Dit is heel jamer en de indruk is helemaal ver
keerd (ik ben nooit een hippie geweest). De leer van
advaita is enige duizenden jaren oud en een beproefde
9
7. methode om te ontdekken wat je zelf bent en wat de
wereld is. En de realisatie van de fundamentele waar
heid die daarin wordt gegeven reduceert iedere andere
overweging tot algehele onbeduidendheid.
Ik heb nu verscheidene boeken over het onderwerp
geschreven, maar de meeste van mijn familieleden en
vrienden nemen niet de moeite om ze te lezen. Er is dus
duidelijk behoefte aan een beknopt boek dat het we
zenlijke antwoord geeft op die vraag: 'Wat is advaira?',
zonder teveel inspanning van de lezer te vragen. Dit is
dat boek.
Betekenis
Het woord advaita komt uit het Sanskriet (aan het eind
van het boek vind je een verklarende woordenlijst met
een korte definitie van alle Sanskriet woorden); 'dvaita'
betekent 'dualiteit' en het voorzetsel 'à voor een Sans
kriet woord is een ontkenning. 'Advaita' berekent dus
'niet dualiteit'. Dit boek wu daarom heel dun kunnen
zijn. Het wu kunnen bestaan uit één enkele zin: 'In
werkelijkheid zijn er geen twee dingen.' Het probleem
is dat een dergelijke zin de vraag niet bevredigend zou
beantwoorden. Dat komt doordar een dergelijke uit
spraak duidelijk in strijd is met al onze ervaring - we
weten dat er heel veel dingen zijn! En al besefje dit mis-
10
schien nog nier, al onze ontevredenheid en ongelukkig
heid komt voor uit ons op een vergissing berustende
geloof in dualiteit. We weten dar we een groot deel van
de tijd niet gelukkig zijn; we weten dat we gaan sterven.
Enwvoort.
En als ik je eenvoudigweg wu vertellen dat je je
vergist, dat je deze dingen niet 'weet'; dar je hele er
varing slechts iets zegt over hoe zaken eruit zien, zou
je die mogelijkheid waarschijnlijk niet eens overwegen.
Daarom dient dit alles op een simpele manier maar ge
leidelijk, stap voor stap, uitgelegd re worden. Als je met
de logische redenering van elke stap instemt, dan ben je
ook verplicht de eindconclusie serieus te overwegen.
Oorsprong
Je kunt advaita beter zien als een leermethode dan
als een filosofie, al is het, formeel gesproken, een
van de richtingen van een van de zes takken van de
hindoe filosofie. Deze speciale tak met de naam Ut
rara Mimansa ontleent zijn leer aan het laatste deel
van de omvangrijke verzameling geschriften die de
Veda's heet. Deze bevatten de Upanishads, die het
voornaamste bronmateriaal voor advaita vormen. Er
zijn nog twee belangrijke bronnen, die beide eigen
lijk ook op de Upanishads gebaseerd zijn. De ene heet
11
8. de Bhagavad Gita, zelf onderdeel van een veel groter,
beroemd epos dat de Mahabharata heet. De andere is
een filosofische tekst, de Brahmasoetra, die bedoeld
is om twijfels en bezwaren tegen wat er in de andere
twee wordt gezegd weg te nemen. Strikt nauwkeurig
gezegd z.ijn de Veda's zelf een 'bron van kennis' die je
nergens anders uit kunt halen. Om echt te kunnen
begrijpen wat ze ons vertellen hebben we echter een
leraar nodig die de methode om ze te interpreteren
weer van zijn leraar heeft geleerd.
Het klassieke geloof is dat de kennis die dor de Ve
da's wordt overgedragen in dezelfde tijd is ontstaan als
de schepping zelf en het was zeker zo dat de woorden
zelf mondding van leraar op leerling zijn doorgegeven,
lang voordat het geschreven woord de overhand kreeg.
Er bestaat nog steeds een ingewikkelde officiële pro
cedure om de woorden op zo'n manier uit het hoofd
te leren dat vergissing vermeden wordt. Dus zegt men
dat de kennis 'geopenbaarde' kennis is, niet van men
selijke oorsprong. In het westen hebben wij blijkbaar
het idee dat we kennis uit het verleden voortdurend
moeten ontwikkelen en verfijnen of hem ten minste
aan onze eigen tijd of maatschappij moeten aanpassen.
Voor mensen die advaita onderwijzen en bestuderen is
het doel om het intact te houden. Waarom? Omdat wij
12
daardoor onze eigen aard en die van de werkelijkheid
kunnen verwezenlijken en kunnen herkennen dat we
volmaakt en compleet zijn.
En dit is cruciaal voor het begrip van het onderricht.
De geschriften zijn geen bron van informatie of kennis
in de z.in warin je dat van een tekstboek over chemie
zou kunnen zeggen. Juist gehanteerd door een leraar
hebben de woorden de functie dat ze ons onmiddellijke
herkenning verschaffen van onze eigen aard en die van
de werkelijkheid. Dit is geen louter intellectuele ken
nis; het vernietigt de onwetendheid over het zelf
De non-duale interpretatie van de geschriften werd
gesystematiseerd door onbetwistbaar een van de groot
ste filosofen ooit - Shankara, tussen de achtste en ne
gende eeuw n. Chr.. Hij schreef commentaren op de
voornaamste Upanishads, de Bhagavad Gita en de
Brahrnasoetra en schreef ook een aantal op z.ichzelf
staande teksten om aspecten van de leer uit te leggen.
Hij reisde door heel India, versloeg alle aanhangersvan
andere filosofische richtingen in een rationeel debat en
richtte centra voor onderricht op die ook nu nog be
staan. En dit alles had hij al bereikt toen hij stierf, op
de leeftijd van twee-en-dertig jaar.
Strikt genomen hoort eigenlijk alleen de leer zoals
door Shankara uitgelegd 'advaita vedanta' genoemd te
13
9. worden. Andere flosofen hebben in de eeuwen na zijn
dood in verschillende gradaties veranderingen aange
bracht en dit betekent dar er uiteenlopende interpre
taties bestaan. Dit boek heeft de bedoeling het inzicht
volgens Shankara weer te geven.
Wat zegt dit inzicht?
We ervaren onszelf heden ren dage als afzonderlijke
personen in een wereld van objecten. Ondanks de
schijnbare dualiteit die we ervaren is de werkelijkheid
volgens advaira non-duaal. Deze non-duale werkelijk
heid wordt Brahman genoemd. We hebben trouwens
wel het gevoel dat we iets anders zijn dan ons lichaam
of onze geest. Advaita noemt ons wezenlijke zelf, dat
lichaam en geest overstijgt, de Atrnan. En her leen dar
deze Atrnan Brahman is, die non-duaal is.
Er is een veel geciteerde zin die Shankara's leer rou
samenvatten. Deze luidt:
14
Brahman satyam, jaganmithyA, jlvo brahmaiva
nAparah (Shankara sprak Sanskriet en dit is het
equivalent van die zin in romeinse letters. Ver
taald, betekent her: 'Brahman is de werkelijk
heid; de wereld is op zich nier werkelijk; her in
dividuele zelf verschilt niet van Brahman.'
Het zal u deugd doen dar dit verderop allemaal wordt
uitgelegd!
Er zijn andere non-duale richtingen in de oosterse
filosofie, wals zen, het taoïsme en dwgchen. Zelfs het
christendom, de islam en het joodse geloof hebben alle
hun non-duale vertakgen. Maar traditionele advaita
is uniek omdat het een benadering van de werkelijk
heid heeft op twee niveaus. Terwijl veel richtingen
vanaf het begin, wanneer dit duidelijk tegen de intuïtie
indruist, een non-duaal inzicht proberen op te leggen,
accepteert advaita dat we onze ervaringen waarnemen
en begrijpen als dualistisch en laat het onderricht op
dar punt beginnen.
(De verschillen russen her traditionele onderricht
van advaira en andere, meer recente varianten zullen
hopelijk duidelijker worden tegen her eind van dit
boek. Kort gezegd vereist de traditionele leer mentale
voorbereiding en maakt gebruik van de vedantische
geschriften als bronmareriaal, hoewel dit door een er
kende leraar op een methodische en gestructureerde
manier 'ontvouwd' moet worden. Bij hedendaags wes
ters 'satsang'-onderricht wordt beweerd dar dit allemaal
nier nodig is, hergeen de reden is waarom her niet w
goed werkt, als het al iets doet!}
15
10. Terminologie
Om heel precies te zijn {en het is een van de doelstel
lingen van dit boek om u het juiste beeld te geven,
in plaats van al die andere boeken op de markt die u
waarschijnlijk op het verkeerde spoor brengen), moet
ik het eigenlijk hebben over 'advaita vedanta', in plaats
van alleen maar 'advaira'. 'Vedanta' is een zelfstandig
naamwoord dat slaat op de woorden of het onderricht
dat aan her eind {Sanskriet 'anra') van de Veda's staat,
oftewel van de Upanishads. Advaita is een bijvoeglijk
naamwoord dat de aard van dat onderricht omschrijft.
Er zijn andere filosofische richtingen die uit deze
schriftteksten een dualistische of gemengde boodschap
extraheren, maar 'advaita vedanta' geeft aan dat de in
houd van de boodschap is dat de aard van de werke
lijkheid 'advaita'- non-duaal is. Er zijn tegenwoordig
ook veel leraren die het woord advaita bezigen, terwijl
wat ze onderwijzen duidelijk niet ontleend is aan de
woorden van de Upanishads, die in de handen van een
deskundige leraar een geestelijk voorbereide leerling ge
garandeerd naar verlichting leiden.
In dit boek gebruik ik het woord 'advaita' enigszins
losjes, omdat dit in het westen gebruikelijk is gewor
den. Ik zal bijvoorbeeld uitdrukkingen gebruiken als
'advaita leen' of 'volgens advaita'. In beide gevallen zou
16
ik strikt genomen 'advaita vedanta' moeten zeggen, als
zijnde die variant van vedanta die de werkelijkheid op
vat als non-duaal.
17
11. 2
Hoe horen we te handelen:
V
erlangen, handeling en resultaten
Het leven is een eindeloze kringloop van ver
langens gevolgd door handelingen die weer gevolgd
worden door (meestal teleurstellende) resultaten
(omdat we te veel verwachten). Het is een kringloop
omdat we, als we het begeerde doel eenmaal bereikt
hebben, het oude verlangen gauw vervangen door
een nieuw en het proces van voren af aan begint.
We dachten dat we gelukkig zouden zijn wanneer
we kregen wat we meenden te willen - en dat is in
derdaad vaak het geval. Maar helaas duurt het niet
-altijd blijkt dat we ons vergist hebben in de uitein
delijke waarde ervan.
19
12. Waarom doen we dit? Omdat we het gevoel hebben
dat we op de een of andere manier beperkt zijn en het
begeerde object ons compleet zal maken. Dit is van toe
passing op alle verlangens, van het meest basale tot het
hoogst gegrepene. Maar er is slechts één verlangen dat,
eenmaal bevredigd, ons de vervulg zal brengen die
we zoeken en dat is het realiseren van onze ware aard.
Dat komt doordat realisatie de ontdekking met zich
meebrengt dat we eigenlijk onbegrensd zijn. We zijn al
compleet.
De Bhagavad Gita vertelt ons dat het denken over
objecten tot gehechtheid leidt en we ze dan ook willen
hebben. Als we hierin gedwarsboomd worden, wor
den we boos. Die boosheid gaat over in waanideeën,
verwardheid en verlies van redelijkheid- dan zijn we
verloren.
Advaita onderkent het bestaan van een vorm van
morele wet die in het universum aan het werk is. Deze
wordt 'dharma' genoemd (maar dit is een omvangrijk
onderwerp dat ik in dit boek niet wil aansnijden). Het
effect hiervan is dat we 'verdiensten' verwerven wan
neer onze daden in overstemming zijn met dharma;
. ( . '
wanneer ze er tegemn ga, verwerven we mmpunten .
Als algemene regel zouden we dus kunnen zeggen dat
daden die de maatschappij, anderen, het milieu, enzo-
20
voort helpen, verdienste opleveren, terwijl daden die
anderen of onszelf schaden minpunten opleveren. Als
het motief overeenstemt met deze instelling, kunnen
we bevrediging of schuldgevoel vermijden en eenvou
dig alles wat er gebeurt aanvaarden.
Al onze handelingen zullen onvermijdelijk op enig
moment in de toekomst gevolgen hebben, aangezien er
een oorzaak-gevolgrelatie is, net zoals bij de naruurwet
ten van actie en reactie. Dit is eenvoudig te begrijpen
op het grove niveau. Als je er bijvoorbeeld een losban
dige en bourgondische leefstijl op na houdt, geniet je
nu misschien, maar ga je daar in je latere leven spijt van
krijgen als het lichaam protesteert. Maar dharma geldt
ook voor de subtiele wereld van gedachten en drijfve
ren.
Karma en reïncarnatie
Dit is dus de theorie van 'karma'. Karma is eigenlijk een
ander woord voor de wet van oorzaak en gevolg. We
weten, als we hitte toevoeren aan een ketel koud water,
dat dit ten slotte zal koken en in stoom zal veranderen.
Als we ergens tegenaan schoppen kan het in de lucht
vliegen of kunnen we onze teen bezeren, afhankelijk
van de inertie ervan- maar er zal een effect zijn. De
wet van karma luidt dat alles wat we doen een effect zal
21
13. hebben; misschien niet meteen maar uiteindelijk wel,
zelfs in een volgend leven. En de wet geldt voor al onze
daden, niet alleen voor de fysieke.
Het valt ons vaak op hoe sommige mensen zich
niet om anderen bekommeren, grote sommen geld aan
zichzelf besteden zonder dat ze (naar onze mening) er
echt iets voor gedaan hebben om het te verdienen. En
tegelijkertijd zien we hoe sommigen hun leven wijden
aan het dienen van anderen en toch zelf in betrekke
lijke armoede leven. En we stellen de vraag: 'Wat is hier
rechtvaardig aan?'
Maar houd alsjeblieft in gedachten, voordat je de
volgende paragraaf leest, dat wat ik zo ga zeggen niet de
definitieve leer van advaita is. Als je het idee van goden
en reïncarnatie dus niet kunt onderschrijven, maak je
daar dan niet druk over. Lees gewoon verder! Het duurt
even voordat het hele plaatje duidelijk wordt.
Het basisonderricht van advaita leert dat deze plus
en minpunten in de loop van ons leven vergaard worden
- deze 'punten' heten karmás of sanskarás, en hoewel
ze misschien niet in dit leven vrucht dragen (zodat de
slechte mensen hun verdiende loon krijgen), gebeurt dat
uiteindelijk wel, aangezien reïncarnatie onderdeel is van
de leer. Dit betekent dat we geboren worden in een situ
atie die past bij een onderafdeling van ons verzamelde
22
karma. Als we in een vorig leven (dat niet het onmiddel
lijk hieraan voorafgaande hoeft te zijn) heel slecht zijn ge
weest, kan dit met zich meebrengen dat we als een lagere
levensvorm worden geboren, als kakrlak bijvoorbeeld.
Het woord voor het paket aan situaties die we in dit
leven tegenkomen - of ze nu de oorzaak zijn van geluk
of het tegenovergestelde - is prarabdha. De menselijke
gedaante is niet helemaal de hoogste, aangezien er ook
goddelijke wezens in hemelse rijken zijn. Maar zij is ver
reweg de belangrijkste, aangezien ze de enige gedaante
is waarin men uit deze kringloop van geboorte en dood,
die 'samsará heet, kan ontsnappen.
Levensdoelen
Ontsnapping uit samsara, de 'eeuwige cirkel van ge
boorte en dood', wordt bereikt door 'verlicht' te wor
den. Hierover zal verderop meer gezegd worden, maar
kort gezegd betekent dit het herkennen van jouw ware
aard en die van de werkelijkheid (d.w.z. non-duaal
zijn). Als dit bereikt is, leef je de rest van je leven tot
het einde (waardoor je de samsara die de oorzaak was
van dit leven opheft) maar word je niet meer opnieuw
geboren. Dit lijkt misschien niet bepaald aantrekkelijk,
maar daaraan zitten nogal wat meer aspecten, zoals je
zo meteen zult zien.
23
14. Daarom worden de doelen in het menselijk leven ver
deeld in vier delen door de traditionele advaita:
24
1. Het eerste van deze doelen houdt verband met
de basale levensbenodigdheden en de middelen
om ze te verkrijgen. Tot we die hebben zullen we
nooit denken aan het zoeken naar verlichting!
2. Het tweede doel heeft te maken met bevredi
ging van persoonlijke verlangens, hetzij grove of
verfijnde - het verkrijgen van die dingen die mij
genot bezorgen.
3. Als ik mijn eigen behoeften eenmaal bevredigd
heb, dan kan ik pas aan anderen gaan denken.
Als lid van de maatschappij heb ik verantwoorde
lijkheden binnen de gemeenschap en daarbuiten.
We kunnen dit zien als een serie concentrische
cirkels, met mij als het middelpunt en het men
selijk ras aan de buitenste rand en met een af
nemende belangrijkheid naarmate we ons meer
naar bulten bewegen.
Zoals hierboven vermeld, winnen we pluspun
ten als gevolg van goede daden, wdat dergelijke
activiteiten, in zekere zin uiteindelijk ook mijzelf
ten goede komen, in die zin dat een verzameling
van goed sanskara mijn vooruitzichten voor het
volgende leven zal verbeteren.
4. Enkele mensen beseffen ten slotte dat het
najagen van de hierboven genoemde doelen
uiteindelijk onbevredigend is. Het huis wordt
bouwvallig; kleren worden gerafeld en vol ga
ten; de tevredenheid na een goede maaltijd ver
andert al gauw weer in honger. De vervulling
van deze basale behoeften is een eeuwig door
gaand proces. Evenzo duurt het genot dat volgt
op een bevredigd verlangen altijd kort. En hoe
veel mensen we ook helpen, ontelbare anderen
verkeren nog steeds in nood. Wat we uitein
delijk wensen is vrij te zijn van elke vorm van
behoefte, altijd. Dit is het ultieme doel - het
heet 'moksha'.
Vrijewil
Altijd wanneer we over handeling praten is het onver
mijdelijk dat we uitkomen bij het onderwerp van vrije
wil. We weten allemaal dat het voelt alsof we (ten min
ste enige) vrijheid van keuze hebben, maar wat heeft
advaita hierover te zeggen?
25
15.
16.
17. Ik kan er langzaam van weglopen en zien dat ze ver
der weg raken. Als ik de kamer uit ga, kan ik ernaar
kijken voordat ik de deur dicht doe en dan zijn ze er
nog steeds. Ik kan vervolgens het huis helemaal ver
laten; de monitor en het toetsenbord zijn nergens te
zien. Maar, wanneer ik terugkom, zijn ze er; precies
(hopelijk!) zoals ik ze heb achtergelaten. Hoe is het in
enig opzicht zinvol om te zeggen dat 'mijn wezenlijke
Zelf ' en de 'wezenlijke' aard van het toetsenbord 'een
en hetzelfde' zijn?
Waken versus dromen
Eén manier om hiernaar te kijken, en om te zien dat
het misschien niet zo bespottelijk is, is om je dromen
erbij te betrekken. Je hebt dromen waarin je een heel
ander leven leidt, waarin je omgaat met mensen die
waarschijnlijk niet bestaan, plaatsen bezoekt waar je in
je waakbestaan nooit bent geweest en dingen doet die je
normaliter waarschijnlijk nooit in je hoofd zou halen.
Toch twijfel je hier niet aan als je droomt- je neemt het
voor waar aan. Pas als je weer wakker bent besefje dat
alles een product van je verbeelding was.
Maar dromen zijn niet te vergelijken met de dage
lijkse werkelijkheid, wu je kunnen zeggen. En je zou
argumenten kunnen aanvoeren waarom dit w is - en
30
die kunnen op het eerste gezicht volstrekt redelijk lij
ken. Enkele van zulke argumenten zijn:
1. Dromen zijn niet realistisch, als je ze nader
beschouwt. Er gebeuren dingen in die onlogisch
zijn en tegen de natuurwetten ingaan. Je kunt
bijvoorbeeld in seconden naar een ander land
reizen. (Maar wanneer je wakker wordt, merk je
dat je nog steeds in je bed ligt.) Alle fantastische
dingen die je ziet, ook veel die in de werkelijk
heid niet eens rouden kunnen bestaan, zitten in
je hoofd (en je hoofd is niet groot genoeg om ze
te bevatten).
Maar dit zijn observaties vanuit het standpunt van ie
mand die wakker is, nadat hij uit de droom ontwaakt
is. Je moet wel begrijpen dat niet de mens die wakker is
de droomervaring heeft. Het 'waak-ego' en het 'droom
ego' moeten als twee verschillende ego's beschouwd
worden. Voor de dromer zijn 'alleen' de droomobjecten
echt; de zogenaamde 'echte objecten van de waaktoe
stand' bestaan niet eens. De tijd gaat in de droom 'echt'
voorbij en de beweging vindt plaats in 'echte' ruimte.
Misschien moet je behoorlijk lang over het boven
staande argument nadenken. We zijn w gewend te
31
18. denken dat die wereld van het waakbestaan 'werkelijk'
en de droomwereld 'onwerkelijk' is, dat we misschien
in eerste instantie het idee van een droom-ego niet aan
vaarden. Je moet jezelf steeds opnieuw tot het besef
brengen dat het 'waak-ego' alles vaststelt en dit oordeel
hee&. Maar je weet ook dat dit 'waak-ego' er niet is in
de droom!
2. We proberen de onwerkelijkbeid van dromen
vaak op deze manier te rationaliseren, door te
stellen dat 'het zich allemaal in je hoofd afspeelt'.
Dingen in de 'echte' (d.w.z. waak-) wereld be
staan onafhankelijk van ons en andere mensen
kunnen ze ook zien. Het is duidelijk (en mis
schien gelukkig maar) dat andere mensen niet
zien wat er in mijn dromen gebeurt.
Maar dit is weer het kijken naar de situatie vanuit de
waarneming van wie wakker is.Vanuit zijn gezichtspunt
bevindt de droom zich inderdaad 'in' zijn hoofd. Maar
vanuit de waarneming van de dromer, is de droomwe
reld heel erg 'buiten'. Inderdaad, de dromer droomt he
lemaal niet, vanuit zijn standpunt bekeken; hij is zeer
wakker. In theorie zou de dromer in de droom kunnen
ga slapen, en een droom van de tweede orde kunnen
32
hebben. Wanneer hij daaruit wakker wordt in de eerste
droom, is dit geheel analoog aan de gewone dromer als
hij wakker wordt. Hoe weten we, wanneer we 's mor
gens echt wakker worden, dat het niet is in een droom
van de derde orde? Wat we als 'buiten' zien, hoe& hele
maal niet echt te zijn.
Een andere manier om hiernaar te kijken wu zijn
dat je stelt dat onze droomwereld slechts 'subjectief
is, terwijl de waakwereld 'objectief ' is. Andere mensen
kunnen mijn computer en toetsenbord zien, als ik de
kamer heb verlaten. Maar dat helpt niet, aangezien de
'andere mensen' in mijn droom ook mijn droom-com
puter nog kunnen zien wanneer ik er niet ben. Dat de
droom-computer en -mensen onderdeel zijn van een
'subjectieve' wereld besef ik pas nadat ik ontwaakt
ben.
3. Je kunt iets pas echt 'doen' wanneer je wak
ker bent; wat je doet heeft dan een echte 'uitwer
king'. Wat je in je dromen schijnbaar doet hee&
geen enkele uitwerking.
Maar daarmee verwar je het 'waak'-ego weer met de
'dromer'. De dromer heeft misschien ontzettend veel
dorst, bijvoorbeeld. Het echte lichaam van de wakkere
33
19.
20. 36
festeerde, non-duale werkelijkheid, dan geloof ik
heel beslist wel in God.'
Het potlood vloog over het papier en legde
her antwoord vast ren behoeve van de lezers van
het magazine, maar, terwijl de woorden botsten
met ideeën in haar geheugen, werd her gemis aan
een heldere oplossing van haar vragen weerspie
geld in een roenemende uitdrukking van verwar
ring op haar gezicht.
Hij registreerde dit met mededogen en stak
zijn hand naar haar uit. 'Geef me eens een vel
papier van je schrijfblok.'
Ze keek op, mond iets open, terwijl ze zich
afvroeg waarom hij dat in hemelsnaam nodig zou
kunnen hebben. Maar ze draaide het blok om,
scheurde voorzichtig het onderste vel af en legde
her in zijn uitgestrekte hand. Hij wendde zich
om naar de tafel rechts van hem en begon het
stuk papier netjes te vouwen en nog eens te vou
wen. Na een paar ogenblikken draaide hij zich
weer om en, voordat ze tijd had om te zien wat
hij had gedaan, hield hij her papier omhoog en
gooide het de lucht in. Het steeg snel omhoog
en cirkelde gracieus door de kamer voordat her
vat verloor en plotseling met de punt tegen een
sausfles op de eettafel tot stilstand kwam. 'Zou je
her hier kunnen brengen, denk je?' vroeg hij.
'Wat hebben we hier, volgens jou?' vroeg hij
toen ze het hem overhandigde.
'Het is een papieren vliegtuig,' antwoordde ze,
met iets van een vraag in haar stem, aangezien het
antwoord zo voor de hand lag dat ze her gevoel
had dat hij een ander doel in gedachten had.
'Echt waar?' antwoordde hij en in een oog
wenk verfrommelde hij her ding en gooide het
met een geoefende, bovenarmse beweging moei
teloos in een grote boog, van waaruit het net
voor de prullenmand in de hoek van de kamer
neerviel. 'En nu?' vroeg hij.
'Nu is her een verfrommeld stuk papier,' zei
ze, zonder enige twijfel in haar stem, deze keer.
'Kun je het alsjeblieft terugbrengen,' ging hij
door. Ze deed het, terwijl ze zich afvroeg of her
typerend was voor een dergelijk interview om de
sessie te besteden aan het jagen op stukjes papier,
zoals een hond achter een stok aan rent. Hij pak
te de bal aan en vouwde hem voorzichtig open,
spreidde hem uit op de tafel en veegde hem een
paar keer glad met zijn hand voordat hij hem te
ruggaf aan haar. 'En nu is het gewoon weer een
37
21. 38
vel papier,' zei hij, 'al ben ik bang dat het nu een
beetje verkreukeld is!'
Hij keek ha aan, verwachtte blijkbaar enig
teken van begrip, zo niet een echte openbaring,
maar er kwam niets. Hij keek de kamer rond en
een ogenblik later stond hij op, liep naar het raam
en nam een roos uit een va die op de venster
bank stond. Terwijl hij terugliep naar zijn stoel,
hield hij haar de roos voor en vroeg: 'Wat is dit?'
Ze geneerde zich steeds meer, aangezien het
duidelijk was dat hij iets fundamenteels pro
beerde uit te leggen, wat zij niet begreep. Als het
dat niet was, was hij gek of provoceerde hij haar
expres. Geen van beide leek waarschijnlijk, want
hij bleef kalm en open en op de een of andere
manier intens aanwezig. 'Het is een bloem,' ant
woordde ze ten slotte.
Vervolgens nam hij behoedzaam een bloem
blaadje tussen duim en wijsvinger en plukte het.
Hij keek haar aan en zei: 'En nu?' Ze antwoordde
niet, al leek hij dit keer niet echt een antwoord te
verwachten. Hij ging door met de bloemblaad
jes een voor een uit te trekken tot er geen meer
over was, terwijl hij haar na elke keer aankeek.
Ten slotte trok hij de overblijvende onderdelen
van het bloemhoofd van de steel af en liet ze op
de grond vallen, zodat de naakte steel overbleef,
die hij naar haar uitstak. 'Waar is de bloem nu?',
vroeg hij. Toen hij geen antwoord kreeg, bukte
hij en raapte alle bloemblaadjes op, die hij daar
na op zijn open handpalm liet zien. 'Is dit een
bloem?', vroeg hij.
Ze schudde langzaam het hoofd. 'Het was al
leen een bloem toen alle bloemblaadjes en de an
dere delen nog aan de steel zaten.'
'Goed!', zei hij waarderend. 'Bloem is de naam
die we die bepaalde samenstelling van alle onder
delen geven. Zodra we haar hebben verdeeld in
de samenstellende delen, houdt de bloem op te
bestaan. Maar was er ooit een feitelijk, afzonder
lijk iets dat 'bloem' heet? Al het materiaal dat de
oorspronkelijke vorm uitmaakt is er nog steeds
in deze onderdelen in mijn hand.
'Het papieren vliegtuig is een nog eenvoudi
ger voorbeeld. Er was toch nooit een vliegtuig?
En ik bedoel niet dat het maar speelgoed was. Er
was alleen maar papier. In het begin had het pa
pier de vorm van een vlak vel om op te schrijven.
Toen vouwde ik het op verschillende manieren
zodat het een aerodynamische vorm aannam die
39
22. 40
langzaam door de lucht kon vliegen. Toen ver
frommelde ik het; de bal-vorm kon nauwkeuri
ger gegooid worden. 'Vliegtuig' en 'bal' waren
namen die verband hielden met bepaalde vor
men van het papier, maar steeds was papier het
enige dat er eigenlijk ooit was.
Een dergelijke analyse nu is van toepassing op
elk 'ding' dat je maar bedenkt. Kijk naar die ta
fel da en deze stoel waarop je zit. Waar zijn ze
van gemaakt? Waarschijnlijk zul je zeggen dat het
houten stoelen zijn.'
Hij keek haar vragend aan en ze knikte, ter
wijl ze tegelijkertijd wist dat hij haar zou regen
spreken.
'Jawel, ze zijn zeker van hout gemaakt, maar
dat betekent nier dar het houren stoelen zijn! In
tegendeel, ik zou zeggen dar dit waarop je zit ei
genlijk stoelig hout is, en dar ding da is tafelig
hout. Wat zeg jij daarvan?'
'U bedoelt dar her ding dar wij 'stoel' noe
men maar een naam is die wij aan het hout ge
ven wanneer het die bepaalde vorm heeft en voor
dat bepaalde doel wordt gebruikt?', vroeg ze. Er
glooide een inzicht in haar.
'Precies! Ik had her zelf niet beter kunnen formu
leren. Her is heel goed mogelijk dar ik een zak vol
stukken hout heb die op verschillende manieren
in elkaar gevoegd kunnen worden, zodat ik ze de
ene keer samenstel tot iets om op te zitten en de
andere keer tor iets om eren op te zetten enzo
voort. We geven de verschillende vormen afzon
derlijke namen en we vergeten dat het ALLEEN
MMR namen en vormen zijn en geen aparte en
gescheiden dingen.
Kijk- hier heb je een appel,' zei hij terwijl hij
er een uit een kom op tafel pakte en hem terloops
van de ene hand in de andere gooide voordat hij
hem voor haar omhoog hield om te bekijken.
'Hij is rond, of beter gezegd, bolvormig; hij is
roodachtig van kleur en hij ruikt' - hij snuffelde
eraan - 'fruitig. Als ik er in zou bijten, zou ik
hem ongetwijfeld sappig en zoet vinden.
Al deze kwalificaties - rond, rood, fruitig,
sappig, zoet- zijn bijvoeglijke naamwoorden die
het zelfstandig naamwoord 'appel' beschrijven.
Of laat ik zeggen, om meer advaitische termen
te bezigen, dar de 'appel' het 'substantief ' is - het
ogenschijnlijke, echte, afzonderlijk bestaande
ding - en dat alle andere woorden 'eigenschap-
41
23. 42
pen' van de appel zijn - louter bijkomende ken
merken van het ding zelf. Volg je me nog?'
Ze knikte aarzelend, maar, na even nadenken,
overtuigder.
'Maar stel dat ik deze analyse had uitgevoerd
met de roos waar we een ogenblik terug naar
keken. Ik had kunnen zeggen dat ze rood, teer,
geurig, doornig enzovoort was. En we zouden
hebben opgemerkt dat dat alemaal slechts bijko
mende kenmerken waren en dat het feitelijk be
staande ding, het substantief, de roos was. Maar
toen zagen we daarna dat de roos helemaal niet
werkelijk bestond. Ze was maar een samenstel
van bloemblaadjes en kelkblaadjes enzovoort- ik
ben helaas geen botanicus! Op dezelfde manier
zouden we kunnen zeggen dat de appel bestaat
uit zaden en vlees en schil. We zijn misschien niet
in staat om van deze dingen bij elkaar een andere
vorm te maken dan een appel, maar de natuur
kan dat wel.
Als je aan een wetenschapper vraagt wat een
appel tot appel maakt, zal hij je waarschijnlijk
vertellen dat het de specifeke samenstelling van
nucleotiden in het DNA of RNA van de cellen
is. Er zijn veel verschillende appelsoorten en elke
soort heeft een kleine variatie in de chromosomen
en daardoor verschillen de soorten van elkaar. Als
je iemand wilt uitleggen wat het verschil is tussen
een Bramley en een Granny Smith, zeg je waar
schijnlijk iets als 'de Bramley is groot en groen,
wordt voornamelijk gebruikt om mee te koken
en smaakt vrij zuur, terwijl de Granny Smith
ook groen is, maar meestal veel kleiner en zoeter.
Maar dit zijn allemaal bijvoeglijke naamwoorden
en bijkomende kenmerken. Wat in werkelijkheid
het verschil maakt is de fysieke samenstelling van
de celkernen.
Maar als we kijken naar een chromosoom of
een streng DNA, kijken we dan eigenlijk naar
een op zichzelf staand, afzonderlijk iets? Als je er
van heel dichtbij, door een elektronmicroscoop
naar kijkt, zie je dat DNA is samengesteld uit
vier basiseenheden, gerangschikt in paren in een
lange spiraalvormige keten. En elk van deze een
heden is op zijn beurt samengesteld uit atomen
van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, ook
weer gerangschikt op een zeer specifeke manier.
Dus ook dat zijn geen afzonderlijke, op-zichzelf
staande dingen; het zijn namen voor bepaalde
vormen van andere, meer fundamentele dingen.
43
24. 44
En zo komen we bij de atomen- zelfs de oude
Grieken dachten dat alles bestond uit atomen.
Zijn dit de beslissende 'substantieven' waarbij
alle ogenschijnlijke dingen in de wereld slechts
bijkomende kenmerken zijn? Nou, helaas niet.
De wetenschap weet al een hele tijd dat atomen
voornamelijk bestaan uit lege ruimte waarin
elektronen om een centrale kern van protonen
en neutronen ronddraaien. En de wetenschap
weet iets minder lang dat deze deeltjes, wa
men eens dacht dat ze fundamenreel waren, zelf
geen vaste, op zichzelf staande dingen zijn maar
óf samengesteld zijn uit nog kleinere deeltjes óf
bestaan in de vorm van golven, die slechts een
waarschijnlijkheid van bestaan hebben, op veel
verschillende punten in de ruimte.
Nog recenter beweerde de wetenschap dat alle
verschillende deeltjes zelf bestaan uit verschil
lende combinaties van slechts een paar deeltjes,
quarks geheten, en dat dit de uiteindelijk be
staande dingen zijn. Maar ze zijn nog niet ver ge
noeg gevorderd. Het zit eenvoudig namelijk zo,
dat elk 'ding' uiteindelijk slechts een bijkomend
kenmerk is, een naam en vorm die aan een meer
fundamenteel substantief is gegeven. We maken
de fout te denken dat er werkelijk een rafel is,
terwijl er eigenlijk alleen maar hout is. We ma
ken de fout te denken dat er echt hout is, terwijl
er in feite slechts cellulose en suikers en eiwitten
zijn. We maken de fout te denken dat er eiwit is,
terwijl dit slechts een bepaalde combinatie van
atomen is. Uiteindelijk wordt ingezien dat alles
in het universum slechts naam en vorm van één
substantief is.'
De journaliste was als versteend; ze zat niet
helemaal met open mond, maar haar porlood
had al enige tijd niet bewogen. Ten slotte vroeg
ze met zachte stem: 'Maar war is dan mijn plaats
in dit alles?'
'0', antwoordde hij, 'dat hangt weer af van
wat je met het woord 'ik' bedoelt. Wie je denkt
dat je bent - 'Sarah' - is in wezen niet anders
dan de tafel en de stoel. Jij bent eenvoudig naam
en vorm, over de non-duale werkelijkheid heen
gelegd. Wie je werkelijk bent echter... enfin, dar
is heel anders- jij bent die non-duale werkelijk
heid. Weet je, in laatste instantie zijn er geen
twee dingen; er is slechts non-dualiteit. Dat is de
waarheid; dat is advaita.'
45
25. In deze voorbeelden wordt van elk object, dat aanvan
kelijk als op zichzelf staand werd gezien, ontdekt dat
het slechts een 'afhankelijke' werkelijkheid heeft. De
rafel is in eigenlijk alleen maar een vorm van hout; het
hout is eigenlijk alleen een vorm van cellulose, wat een
specifiek moleculaire samenstelling van koolstof, wa
terstof, zuurstof enzovoort is. Alles in her universum
(en her universum zelf ) heeft slechts 'afhankelijke' wer
kelijkheid; niets is 'op zich echt'. Er is in onze taal geen
woord om dit idee te beschrijven, zodat we gedwongen
zijn onze toevlucht te nemen tot het Sanskriet woord.
Het woord voor iets (wat dan ook) dat op zich niet
echt is, is 'mithyà. Ons woord 'mythe' stamt hier waar
schijnlijk van af, hoewel de betekenis niet helemaal het
zelfde is.
Maar natuurlijk zijn tafels en mensen niet 'onwer
kelijk'. Hoewel ze 'op zich niet echt' zijn, is iets eraan
onbetwistbaar echt; er 'bestaat' iets. Deze uiteindelijke
werkelijkheid wordt in advaita Brahman genoemd. We
noemen het in onze taal vaak 'bewustzijn'. En dat is ook
wat we uiteindelijk zijn. Lichaam en geest zijn slechts
tijdelijke vormen - mithya; bewustzijn is eeuwig - de
enige werkelijkheid.
Een andere manier om hiernaar te kijken is dat we
her probleem eigenlijk zelf in het leven roepen door
46
onze gewoonte alles te 'benoemen'. Een alledaags voor
beeld is misschien de beslissing om een deel van de
aarde dat hoger is dan het omliggende land 'berg' te
noemen. Dit is natuurlijk heel nuttig wanneer we ie
mand de weg willen wijzen, maar juist dit benoemen
roept kennelijk iets 'aparts' in her leven en in werkelijk
heid is dat niet zo. Een ander algemeen voorbeeld dat
in advaita wordt gebruikt is de 'golf ' en de 'oceaan'.
We noemen het plaatselijke deel dat over onze voeren
spoelt aan het strand een 'golf ' en de grote massa die
continenten van elkaar scheidt 'oceaan' maar beide zijn
altijd alleen maar water. Zelfs een regendruppel is het
zelfde water op zijn weg van de oceaan terug naar de
ocea via wolken en rivieren. En het lichaam van een
mens is slechts een mengsel van organische en anor
ganische elementen in het proces van stof tot stof, via
voedsel en levend weefsel.
Het klassieke voorbeeld dat in de geschriften wordt
gebruikt is dat van goud en sieraden - ringen, kettin
gen en armbanden. Er is in feite niet zoiets als een 'ring'
- dit is alleen maar een naam die we aan die specifieke
vorm van goud geven. Als je me niet gelooft, houd dan
de ring en geeft mij het goud! Een ander voorbeeld uit
de geschriften is dat van potten van klei. Natuurlijk
heeft de pot nut vanuit gebruiksstandpunt. Het is ge-
47
26. makkelijk om je hete koffie in te bewaren terwijl je zit
te wachten tot het genoeg is afgekoeld om te drinken.
Een bonk klei zou daar natuurlijk niet voor kunnen
dienen. Maar toch was de pot klei, voordat er een pot
van gemaakt werd; het wordt weer klei als het gebroken
is en weggegooid; ook nu is het niets anders dan klei.
'Pot' is slechts een 'naam' die we die bepaalde 'vorm
van klei' geven - we hadden er net zo goed een platte
schijf van kunnen maken en het een 'bord' noemen.
'Pot' als iets op zich heeft geen werkelijkheid - het is
mithya. Evenzo is alles Brahman en daardoor werke
lijkheid; maar iets zien en benoemen (als op zich zelf
staand) is mithya.
In deze voorbeelden zijn alle verschillende potten
dus mithya; de klei zelf is de werkelijkheid, satyam.
Ringen, armbanden en kettingen zijn mithya; het goud
is satyam. De wereld en alles en iedereen er in zijn
mithya; Brahman is satyam. Mithya is voorbijgaand,
afhankelijk, alleen maar naam en vorm; saryam is eeu
wige, onafhankelijke, vormloze werkelijkheid.
Adyasa
Er is wat advaita betreft eigenlijk maar één probleem
in het leven en dat is dat we er niet in slagen dingen te
zien zoals ze werkelijk zijn. We geloven, ten onrechte,
48
dat ieder van ons een afzonderlijk individu is, die leeft
in een wereld van los van elkaar staande objecten (die
het meestal op ons voorzien hebben!). Advaita zegt ons,
in tegenstelling tot onze waarneming en opvoeding
(alsook ons 'gezond verstand') dat er geen afzonderlijke
wereld of andere mensen bestaan. Zij zegt ons dat we
echt verwarren met schijn, dat we geloven dat we be
perkt zijn, terwijl we in feite onbegrensd zijn. Ons hele
doel in het leven is, ook al beseffen we het niet, om
onszelf te verlossen van deze ingebeelde beperkingen
en onbegrensd te 'worden'. (Natuurlijk kunnen we in
werkelijkheid niet onbegrensd worden, omdat we dat
al zijn! Wat we eigenlijk willen, als we het maar wisten,
is de kmnis verwerven dat we al onbegrensd zijn.) Deze
verwarring of 'het door elkaar halen' van werkelijk en
mithya, iets dat mithya is 'over' de non-duale werkelijk
heid 'leggen' is de reden waarom we ons in deze akelige
toestand bevinden dat we geloven dat we beperkt en
onvolledig zijn, dat we de een of andere onechte ver
volmaking willen bereiken door bezit of starus te ver
werven.
Er is een klassieke metafoor hiervoor in de advaita
traditie: die van het touw en de slang. In gedeeltelijke
duisternis, waarin we niet goed kunnen zien, stuiten
we op een opgerold touw en zien dit voor een slang
49
27. aan. Dientengevolge ervaren we alle symptomen die we
zouden hebben als het een echte slang was - transpire
ren, angstig zijn enzovoort. Als we een lantaarn op de
veronderstelde slang richten, beseffen we dat het slechts
touw is en dat al onze zorgen ongegrond waren.
Deze slang heeft geen enkele werkelijkheid - het is
slechts een beeld dat onze herinnering ons voortovert
en dat over het stuk touw heen gelegd wordt. We ver
warren het echte touw met de onechte slang, halen ze
door elkaar en ondergaan de gevolgen. De reden voor
de vergissing is onze gedeeltelijke onwetendheid. In to
tale duisternis zouden we niets zien en zou er geen pro
bleem zijn. Bij zonlicht zouden we het touw onmiddel
lijk herkennen en ook dan zou er geen probleem zijn.
Het is de mix van gedeeltelijke kennis (er is daar 'iets')
en gedeeltelijke onwetendheid (ik weet niet wat het is)
die zorgt dat we bang zijn.
Ook wat betreft de wereld, andere objecten en zelfs
onszelf hebben we een gedeeltelijke onwetendheid. Ik
weet dat er iets is - en ik noem het bijvoorbeeld 'we
reld' - maar ik weet niet echt wat het is. Ik verwar de
echte Brahman met de mithya wereld en draag daarvan
de gevolgen.
Deze onbedoelde daad van het 'door elkaar halen'
of verwarren wat echt en wat mirhya is wordt 'adhya-
50
sa' genoemd. Ook hiervoor is geen equivalent in onze
taal, maar het is een van de belangrijkste begrippen
in advaita. Je zult dus het Sanskriet woord moeten
leren!
Adhyasa zelf is niet hetzelfde als 'onwetendheid',
maar het komt voort uit onwetendheid. We denken dat
we een slang zien omdat onze geest ons dit beeld voor
toven wanneer het aanwezige licht ons verhindert goed
te zien. We denken dat we een beperkt individu zijn in
een in wezen vijandige wereld omdat onze onwetend
heid van het Zelf ons laat denken dat we lichaam en
geest zijn, in plaats van het bewustzijn dat lichaam en
geest tijdelijk bezielt.
Het proces van ontdekken dat onze zienswijze ver
keerd is, en beseffen hoe alles 'feitelijk' is, wordt 'subla
tie' [oplossing in een hogere eenheid] genoemd. Op ze
ker moment denk ik dat het ding op de grond vóór mij
een slang is en handel dienovereenkomstig - ik zorg
ervoor dat ik mijn mobiel bij me heb zodat ik een am
bulance kan bellen; ik kijk om me heen of ik een grote
stok zie enzovoort. Terwijl ik aarzelend dichterbij kom
en er misschien een steen naar gooi, besef ik plotseling
dat het maar een stuk touw is. De 'slang' lost zich on
middellijk op en ik loop door langs her touw, zonder
verdere bekommernis.
51
28. Zo verschaft advaita ook de Zelf-kennis waardoor ik
besef dat de wereld alleen maar Brahman is en dat ik
Brahman ben. Er is geen dualiteit en geen noodzaak
enige berorgdheid te koesteren over 'mijn leven' en
'mijn dood'.
'Niveaus van werkelijkheid,
Het doel van advaita is ons af te leren de schijnbare we
reld om ons heen als de werkelijkheid te aanvaarden; ons
te doen realiseren dat dit alles slechts schijnbare naam
en vorm is van een werkelijkheid die non-duaal is. Maar
gegeven het feit dat we beginnen met vast te geloven dat
de wereld echt is, moet advaitahaar onderricht beginnen
vanaf dit niveau van (wan)begrip. De empirische wereld
wordt vyavahara genoemd, dat letterlijk 'handeling, prak
tijk of doen' betekent; het is de wereld van 'transacties'.
(Er bestaat ook het niveau van droom of verbeelding,
wain alle transacties onwerkelijk zijn. We kunnen wel
een eenhoorn in onze droom zien, maar bij het wakker
worden onderkennen we dat roiets in werkelijkheid niet
bestaat- dit niveau van 'werkelijkheid' [of 'onwerkelijk
heid'] wordt pratibhasa genoemd. Dit noem ik voor de
volledigheid, maar je kunt het meteen vergeten!)
Absolute werkelijkheid wordt paramartha genoemd,
en daarin kunnen er geen transacties bestaan omdat er
52
geen handelende persoon, geen handeling en geen ob
ject is waarom het zou kunnen ga. In een beroemd
gebed in de geschriften wordt de Heer gevraagd: 'Leid
ons van het onwerkelijke naar het werkelijke; van duis
ternis naar licht; van dood naar onsterfelijkheid'. Ver
lichting is de paradigmasprong van inzicht die dit tot
stand brengt.
Maar er is natuurlijk veel ruimte voor verwarring
wat dit betreft! Telkens wanneer er een uitspraak wordt
gedaan in advaita, moeten we de vraag stellen of deze
wordt gedaan vanuit het empirische niveau van vyava
hara of (als of ) vanuit het niveau van absolute werke
lijkheid, paramartha. Oe moet hierin voorzichtig zijn,
omdat je natuurlijk eigenlijk geen enkele uitspraak
kunt doen in paramartha, omdat de werkelijkheid non
duaal is.) Veel westerse leraren halen deze niveaus door
elkaar, omdat ze het onderscheid niet erkennen, rodat
het nauwelijks verwonderlijk is dat veel zoekers in het
westen advaita niet echt begrijpen!
Wat is er uiteindelijk dan werkelijk? Welnu, we heb
ben vastgesteld dat de objecten in de wereld (en de we
reld zelf) mithya zijn - ze hebben slechts afhankelijke
werkelijkheid. Elk gegeven ding is slechts naam en vorm
van iets dat fundamenteler is. Het rou ook beschouwd
kunnen worden als afhankelijk van mij, de kenner. Als
53
29.
30. schept zoals een Hlm op een bioscoopscherm. Op het
individuele niveau bestaat een versluierende kracht ge
naamd avarana, die de onwetendheid in het leven roept
die ons verhinden de waarheid te zien. Deze indivi
duele onwetendheid wordt avidya genoemd. Advaita
spreekt dus meestal over dit onderwerp door te verwij
zen naar maya, in de zin van de projecterende kracht,
wanneer het gaat over de 'illusie' van de schepping. En
we zeggen avidya wanneer we praten over de individu
ele onwetendheid die het gevolg is van de versluierende
kracht.
In werkelijkheid bestaat er alleen naam en vorm van
de non-duale Brahman; de verschijning van de wereld
is nu juist dat - een verschijning. Maya is mithya. Maar
de wereld is op ervaringsniveau nog steeds echt. Zelfs
als je de waarheid van dit alles eenmaal hebt ervaren,
zal de wereld als verschijning doorgaan; net zoals je
weet dat de aarde om de zon draait, maar toch de zons
opgang en zonsondergang ziet en gebruik maakt van
deze 'gebeurtenissen' in je dagelijkse leven.
56
4
Waarom is Zelfkennis
zo belangrijk:
I
n een van de tien beroemdste Upanishads (Mun
daka 1.1.3) wordt de vraag gesteld: Wat is dat ene
waardoor we, als we het eenmaal kennen, in feite alles
kennen? Op het eerste gezicht lijkt dit misschien op
de zen-koans die hoofdbrekende vragen stellen waarop
geen antwoord is. Maar advaita doet da niet aan en
later wordt ons verteld (2.2.12) dat 'dit alles (de we
reld) alleen Brahman is'. En Brahman is (1.1.6.) 'dat
wat niet het object is van zintuiglijke waarneming, niet
geboren is, geen eigenschappen heeft, eeuwig is en al
les doordringend, en de oorzaak is van alle wezens.' En
de Chandogya Upanishad stelt in de allerbelangrijkste
uitspraak van de hele advaita: 'Jij bent Dat'.
57
31.
32. • Waarneming - Informatie verkregen door mid
del van de vijf zintuigorganen: op dit moment
zie je bijvoorbeeld dit boek voor je liggen.
• Deductie - Het klassieke voorbeeld is dat je
in het verleden hebt waargenomen dat wanneer
je rook ziet, er altijd iets brandt. Daarom ma
je de gevolgtrekking dat er een vuur moet zijn
wanneer je rook ziet op de top van een heuvel in
de verte.
• Getuigenis- Wanneer je iets niet rechtstreeks
zelf kunt verifëren, is het gebruikelijk een be
trouwbaar iemand op zijn woord te geloven, of
dit nu een vriend is die je vertelt dat een weder
zijdse kennis net getrouwd is of een krant die je
vertelt dat er wjuist een vulka aan de andere
kant van de wereld tot uitbarsting is gekomen.
Alle kennis die we verwerven gaat over dingen (waar
van sommige 'subtiel' kunnen zijn, natuurlijk, zoals
ideeën.) En, wals we net in het vorige hoofdstuk
hebben gezien, zijn 'dingen' mitya. Zodat alles wat
we zeggen te weten alleen verwijst naar eigenschap
pen en niet naar de fundamentele werkelijkheid. We
kunnen inderdaad alleen categorieën, eigenschappen,
handelingen of relaties waarnemen of erover denken
60
of spreken. Aangezien de fundamentele werkelijk
heid geen van deze heeft, kunnen we er helemaal niet
rechtstreeks over spreken.
Bovendien gaat wereldlijke kennis altijd over een
subject 'Ik' die iets over een object weet, dat iets anders
is dan ik. Zelf-kennis lijkt hier niet op, omdat subject
en object dezelfde zijn. De gebruikelijke middelen om
kennis te krijgen zijn dus van geen enkel nut. Daarom
kan de wetenschap ons nooit iets vertellen over de aard
van bewustzijn.
Hoe kunnen we dan überhaupt kennis vergaren over
de 'fundamentele werkelijkheid'? Welnu, er is al in het
vorige hoofdstuk besproken dat deze werkelijkheid in
feite het Bewustzijn is dat wij zijn. Dus zou niets in ze
kere zin gemakkelijker zijn om te ontdekken, aangezien
ik die werkelijkheid ben.
Zo lijkt het tenminste... Helaas is er een klein pro
bleem; wij zijn onwetend van deze waarheid en leggen
daar een verkeerde opvatting van wie-wij-zijn over
heen- zoals: 'ik ben dit lichaam, dat geboren is en zal
sterven'. Wat er bijgevolg nodig is, is iemand die deze
verwarring doorzien heeft en de ware aard van de wer
kelijkheid rechtstreeks begrepen heeft, om ons alles op
een redelijke en logische manier uit te leggen, wdat we
het ten slotte zelf kunnen zien.
61
33. En daarom kan Vedanta deze kennis openbaren, door
te fungeren als een 'spiegel' waarin we de 'reflectie' van
onszelf kunnen herkennen. Dit is een aspect van 'ge
tuigenis'. Er is een beroemd verhaal dat deze noodzaak
van een leraar of goeroe illustreert:
Tien mannen steken een rivier over die buiten
zijn oevers is getreden en verliezen de grond on
der hun voeten. Ze zwemmen naar de overkant
en verzamelen zich weer. Wanneer ze het aantal
overlevenden tellen, zijn het er nog maar negen
en ze betreuren het verlies van die ene. Een passe
rende monnik hoort hun verhalen en beseft hun
vergissing. Hij raakt elke man aan terwijl hij hen
telt en toont zo aan dat alle tien aanwezig zijn.
Elke man had bij het tellen vergeten zichzelf mee
te rekenen. Op dezelfde manier vergeet ieder van
ons zijn ware zelf, tot de leraar hem daar op wijst.
In de context van het verhaal is kennis onmiddel
lijk daar als de monnik de laatste man aanraakt
en zegt: 'U bent de tiende.'
Aanvankelijk zullen we heftig protesteren tegen al deze
ideeën - tenslotte kunnen we de slang zien en weten we
dat het een giftige is! We zouden idealiter dus iemand
62
moeten vinden in wiens integriteit we volledig vertrou
wen hebben; iemand bij wie we onze huidige overtui
gingen tijdelijk kunnen opschorten en naar wie we met
een open geest kunnen luisteren. Zo iemand wordt een
'goeroe' genoemd. Bij afwezigheid van toegang tot een
goeroe (en er zijn er niet veel in het westen die echt
bevoegd zijn- zie het hoofdstuk over 'Onderricht ge
ven'), moeten we vertrouwen op geschreven materiaal.
En de uiteindelijke autoriteit is het in het eerste hoofd
stuk genoemde geschrift.
En hier duikt dat zozeer verguisde woord 'geloof '
op. Stel dat een vriend, op wiens woord je volledig
vertrouwt je iets vertelt, maar dat je dit niet zelf kunt
verifiëren. Je twijfelt niet aan je vriends eerlijkheid of
oprechtheid. Op zijn slechtst zou je kunnen denken dat
hij zelf misleid is. Wat betreft de Vedanta-geschriften,
de waarheid daarvan wordt al duizenden jaren door
wijzen steeds opnieuw bevestigd.
Daarom, minder emotionerend dan het woord 'ge
loof', zouden we 'vertrouwen' in de leraren kunnen
zeggen en 'eerbied' voor de geschriften, en de bewezen
waarde hiervan door de eeuwen heen. Tot het moment
waarop we zelf de waarheid realiseren, moeten we erop
vertrouwen dat zij die ons voorgegaan zijn, die in de
zelfde situatie verkeerden als wij en die erin slaagden
63
34.
35. dat het lichaam dat we in de ouderdom hebben he
melsbreed verschilt van wat we als baby hadden, gelo
ven we waarschijnlijk toch dat we de geest zijn. En we
geloven waarschijnlijk dat de geest een aspect is van het
fysieke brein. Tenslotte weten we dat het gedrag en de
mentale vermogens van iemand met hersenbeschadi
ging ingrijpend veranderen. Inderdaad kunnen we het
gevoel krijgen dat een familielid dat bijvoorbeeld Alz
heimer krijgt, in feite heel iemand anders wordt.
Godsdiensten venellen ons misschien dat wie-wij
werkelijk-zijn een onsterfelijke 'ziel' is die slechts tijde
lijk in dit sterfelijke lichaam huist; dat we voorbestemd
zijn voor hemel of hel, afhankelijk van of we overtuigd
zijn van deze geloven en de mate waarin we ons aan
hun regels houden. Maar voor de meeste mensen blijft
dit een zwakke hoop in plaats van zeker weten. En mis
schien voelt de meerderheid dat hun bestaan en het
daarmee verbonden gewaarzijn zal eindigen met de
dood van dit huidige lichaam.Maar advaita vertelt ons
dat we in werkelijkheid het 'bewustzijn' zijn door het
'licht' waarvan het stoffelijke lichaam en de subtiele
geest kunnen functioneren.
Op een niveau buiten het louter fysieke neigen we
er vaak toe ons te identificeren met de rollen die we
spelen. Zo zouden sommigen bijvoorbeeld kunnen
66
beweren: 'Ik ben bankier' (of zouden dit misschien
slechts onder dwang toegeven...) Of, in de context
van het gezin, zou iemand kunnen zeggen: 'Ik ben
moeder.' Maar het feit alleen al dat dit contextueel is
laat zien dat men iets dergelijks niet echt kan 'zijn.'
Zelfs als je zeer gehecht bent aan de baan die je hebt,
en deze veel meer betekent dan alleen maar geld ver
dienen, houd je niet op te bestaan wanneer je met
pensioen gaat. En al ben je misschien 'moeder' van je
kinderen, je bent ook dochter van je ouders en waar
schijnlijk 'vrouw' van je man.
Deze neiging zich te 'identificeren' met iets in de
schijnbare schepping wordt geassocieerd met een be
paald aspect van de geest in advaita. Dit wordt 'ahan
kara' genoemd; de woordenboekdefinitie van dit Sans
kriet woord is 'het maken van het zelf.' Het betekent
eenvoudig het zeggen van 'ik ben X' of'ik ben Y' en dit
echt geloven; d.w.z. je identificeren met iets anders en
daardoor jezelf onjuist definiëren. Het kan gelijkgesteld
worden met het ego in westerse terminologie en dat is
niet wat je werkelijk bent. Je bent noch het lichaam
noch de geest noch het ego.Je bent zelfs geen persoon.
Je wu deze laatste term beter als de 'personà kunnen
begrijpen - een vals masker dat iemand draagt om de
buitenwereld te presenteren.
67
36.
37. Mensen worden geboren, worden oud en sterven ten
slotte. Of ze vervolgens opnieuw in een ander lichaam
weer geboren worden is iets dat je best mag betwijfelen,
maar de (redelijke) principes achter karma en reïncar
natie zijn al besproken in het hoofdstuk over hande
ling. Advaita verwijst naar de 'jiva', die in het lichaam
woont en na de dood verhuist. (wees je ervan bewust
dat alle levende wezens, ook planten, een jiva 'bevatten'
ofwel, misschien beter gezegd, jiva's zijn.)
Volgens advaita zal het proces van wedergeboorte
doorgaan tot dat moment waarop kennis van de ware
aard van het Zelf is verkregen. Bij het spreken over
een 'individu' wordt iemands 'ware zelf de Atman
genoemd. Voor een mens bestaat de mogelijkheid de
waarheid hiervan te realiseren. Helaas heeft de geest
de natuurlijke neiging dit 'ik' gelijk te stellen met het
inerte stoffelijke lichaam, de geest en de rollen zoals in
het vorige hoofdstuk beschreven. Wanneer ik zeg: 'Ik
ben bewust' en 'Ik besta', is de 'ik' de Atman, hoewel
de gedachte zelf wordt geassocieerd met de geest en het
brein van een individu. De persoon zal sterven, maar
'ik' niet.
En zoals al in het begin van dit boek werd gesteld,
is de Atman Brahman. Hieruit vloeit voort, zo je nog
steeds enige twijfels mocht hebben, dat mijn 'ik' en
70
jouw 'ik'- ja, het 'ik' van alles- hetzelfde is. Inderdaad
is er alleen 'ik', dat de naam en vorm van alles aan
neemt.
lshvara
Wanneer ik droom tovert mijn geest een hele wereld te
voorschijn, vol bergen en steden, en mensen die schijn
baar met hun eigen zaken bezig zijn. Voor de duur van
de droom lijkt alles net zo echt als de wereld van het
waakbestaan. Ik (de jiva) tovert de 'echte' wereld na
tuurlijk niet op dezelfde manier tevoorschijn. Advaita
schrijft deze functie toe aan Ishvara, die zich manifes
teert als de totale wereld van dualiteit en van die dua
liteit is de non-duale werkelijkheid, Brahman, de fei
telijke essentie. Ishvara bezit de kracht van maya, zoals
eerder beschreven, dat de illusionaire wereld schept.
Evenals aan de wereld met zijn miljarden levensvor
men en ogenschijnlijk los van elkaar staande objecten
een empirische werkelijkheid is verleend, zo geldt dat
ook voor de vele goden die de werking van het univer
sum zouden beheersen. Zo zijn er goden voor de zon en
de maan, voor wind en vuur, voor kennis en voorspoed.
Het idee hierachter is dat we, wat we ook doen, ons
dagelijks werk of persoonlijke bezigheden, het bestaan
van een hoger principe dat de waarheid achter de ver-
71
38. schijning vertegenwoordigt kunnen erkennen. Er zijn,
zo wordt gezegd, vele goden in het hindoeïsme, doch
maar één God. Elk daarvan is een aspect van lshvara,
die uiteindelijk de hele show beheerst. Denk erom, dat
wil niet zeggen dat de goden imaginair zijn, een louter
fantasievol idee, deel van een ingewikkeld godsdienstig
systeem voortgekomen uit een oorspronkelijke, onwe
tenschappelijke onwetendheid. De goden zijn net zo
werkelijk als de jivàs. Maar in laatste instantie zijn ook
zij mithya.
Brahman
Met verwijzing naar de metafoor van golf en oceaan,
is de naam die aan water is gegeven, als tegengesteld
aan golf of oceaan, Brahman. Brahman is de basis van
alles; de enige werkelijkheid, eeuwig en onbegrensd.
Elk ogenschijnlijk ding is slechts naam en vorm van
Brahman.
Wie ben ik?
De meeste lezers zullen wel gehoord hebben van Ra
mana Maharshi, die in de dertiger jaren van de vorige
eeuw onderricht gaE Hij is in her bijzonder bekend ge
worden door zijn 'methode' om zoekers aan te bevelen
zelfonderzoek te doen door zich herhaaldelijk de vraag
72
'wie ben ik?' te stellen. Mijn idee is dat dit niet letterlijk
moet worden genomen - alleen die vraag stellen zonder
de leiding van geschriften of een leraar zal waarschijn
lijk leiden tot niets. Maar het antwoord op de vraag,
wanneer die eindelijk komt, is het antwoord op alles!
Want natuwlijk ben 'ik' alles!
En deze laatste uitspraak is het soort uitspraak dat
bij mensen heel veel verwarring veroorzaakt wanneer
zij in contact komen met advaita. We hebben in het
vorige hoofdstuk al gezien hoe we ons identificeren
met ons lichaam, onze geest en de rollen die we spe
len in het leven. Een van de lesmethoden van advaita
houdt zich bezig met de drie verschillende ervarings
toestanden die de geest elke dag doormaakt: wakker
zijn, dromen en in diepe slaap verkeren. In het westen
beschouwen we onszelf als de 'wakkere mens.' We er
kennen dat er een droomstaat is waarin allerlei on
gewone dingen gebeuren, maar we geloven dat deze
slechts het product zijn van een geest die op dat mo
ment niet door een 'ik' wordt geleid. En natuurlijk is
er een staat van diepe slaap, maar we denken dat de
'ik' daarin geheel afwezig is.
Maar de insteek van advaita is een heel andere. Wie
we werkelijk zijn is de Arman. In de waaktoestand
wordt het bewustzijn naar de (grove) buitenwereld ge-
73
39.
40. spiegel zelf niets doet, zelf geen licht heeft, wordt hij
de bron van licht doordat hij het licht van de zon weer
kaatst, die wel zelf licht heeft. Zo krijgen wij natuurlijk
ook het maanlicht waarmee we 's nachts kunnen zien,
wanneer er maan is en de hemel wolkenloos.
De parallel is nu te maken met onze eigen inerte
uitrusting en het Bewustzijn. Brahrnan is het equiva
lent van de zon, de enige ware 'bron' van Bewustzijn.
Brahrnan 'verlicht' het instrument geest, dat op zich
geen bron van Bewustzijn is. Maar krachtens deze ver
lichting is de geest in staat het Bewustzijn via de zintui
gen in de 'kamer' van de wereld te reflecteren en zich
gewaar te worden van de objecten daarin (met inbegrip
van het lichaam-geestorganisme zelf ) en erop te reage
ren. De geest 'kent', niet de Atrnan. De Atrnan is dat
waardoor alles gekend wordt, net zoals de zon datgene
is waardoor alles gezien wordt - de zon zelf ziet niet.
En verder registreren we een object dat we zien
(d.w.z. zijn naam, vorm en eigenschappen) maar den
ken zelden dat dit slechts mogelijk is omdat er licht van
een externe bron op valt. Op soortgelijke wijze, wat
betreft ons feitelijke gewaijn van objecten of onze
eigen lichaam en geest, registreren we dat we ons van
iets gewaar zijn, maar niet datgene waardoor we gewaar
zijn, d.w.z. de Atman zelf. Als ik eenmaal heb onder-
76
kend dat mijn gevoel, dat ik een gewaar, bewust wezen
ben, ontstaat doordat Bewustzijn weerspiegeld wordt
in mijn {onafhankelijk) inerte geest, kan ik ook onder
kennen dat hetzelfde Bewustzijn dat zich weerspiegelt
in andere zelfstandig inerte geesten de indruk geeft van
andere mensen.
De jiva is de reflectie van Bewustzijn in een bepaald
lichaam-geestorganisme. Elk mens is daarom anders,
omdat hij afhankelijk is van dat bepaalde lichaam
geestorganisme (dat voortkomt uit de karmàs van vo
rige levens), net zoals de manier waarop de zon in een
spiegel wordt gereflecteerd afhankelijk is van het type
spiegel. Een vuile spiegel resulteert in een onduidelijke
reflectie; een vervormende spiegel geeft een vervormd
beeld enzovoort. Het 'oorspronkelijke Bewustzijn' is
totaal onberoerd, zoals de zon onberoerd is door het
karakter van zijn reflectie. Het 'oorspronkelijke Be
wustzijn' (Brahman) is geen actor of genieter. Het is
subtieler dan ruimte, die overal is, onberoerd door de
beweging van de objecten erin.
Derhalve, om terug te komen op het 'Wie ben ik?
' van Ramana Maharshi, geloven we aanvankelijk dat
we het ego zijn, maar beseffen we ten slotte dat ik Be
wustzijn zelf ben, wa de reflectie de anderszins
inerte geest 'doet oplichten.' Op het empirische niveau
77
41. van verschijning (vyavahAra) zijn we gescheiden in
dividuen, maar op het niveau van absolute werkelijk
heid (paramArtha), zijn we Bewustzijn of Brahman
zelf Zonder het Bewustzijn is de geest inert. Zolang
we geïdentificeerd blijven met de reflectie, geloven we
dat we sterfelijk en begrensd zijn omdat we geloven dat
ons bestaan afhankelijk is van het lichaam-geestorga
nisme. Zodra we beseffen dar we het oorspronkelijke
Bewustzijn zijn, herkennen we dat we eeuwig en voor
altijd vrij zijn. En zolang we de twee door elkaar halen,
blijven we in verwarring!
De geschriften vertellen ons dar het Zelf niet han
delt. Dit lijkt op het eerste gezicht vrij onverklaarbaar,
maar, om door te gaan op de uitleg hierboven, valt nu
te begrijpen dat deze uitspraak waar is - vanuit het
standpunt van absolute werkelijkheid. Maar op het
empirische niveau is er niets anders dat een handeling
in werking kan stellen dan Bewustzijn. Het is dit 'weer
spiegelde Bewustzijn' dat opereert via het instrument
geest dat in feite handelt, oftewel de 'ik' waarvan we
normaliter aannemen dat we die zijn. We kunnen dus
zeggen dat ik zowel een 'actor' als 'genieter' van hande
ling ben, vanuit het empirische standpunt. Maar ik ben
noch 'actor', noch 'genieter' vanuit het standpunt van
absolute werkelijkheid. Om dit kort te zeggen ongeveer
78
zoals de Upanishads iets uitleggen: Bewustzijn is geen
'actor', maar er is geen actor buiren het Bewustzijn, op
dezelfde manier als waarop water geen golf is, maar de
golf niets anders dan water is.
En één laatste punt om op te letten als je de uitleg
hierboven hebt gevolgd is dit: werkelijkheid is non-du
aal, dus het is niet logisch om te spreken van een 'be
wustzijn' en een 'gereflecteerd bewustzijn'! Je moet dus
altijd in gedachten houden (excuses voor de herhaling,
maar het is heel belangrijk) dat al deze verklaringen
slechts tussentijds gelden, om tot Zelfkennis te komen.
Uiteindelijk zijn ze mirhya. Het is als de polsstok die je
gebruikt om je lichaam naar het niveau van de balk re
brengen bij polsstokhoogspringen. Als je over de balk
wilt springen moet je de stok loslaten!
79
42.
43. per zijn. Daarom moet er ook, aangezien de wereld
om ons heen een grote complexiteit laat zien en alle
verschillende functies toch samenwerken met schoon
heid en doelmatigheid, een intelligentie achter deze
schepping zijn.
De flosofie maakt verschil tussen de 'intelligente
oorzaak' zoals hier omschreven en de 'materiële oor
za.' Als voorbeeld, voor een houten tafel of stoel is
de timmerman de intelligente oorzak (de complicaties
van hedendaagse meubels die je zelf in elkaar moet zet
ten terzijde). Maar de materiële oorzaak van beide (te
weten tafel en stoel - niet timmerman) is hout. Ad
vaita is onder alle filosofeën uniek met de bewering
dat God (of, volgens de leer, Ishvara) zowel de materiële
als de intelligente oorzaak is. Dit volgt uit de eerdere
discussies over 'mithyà, aangezien we hebben gezien
dat Brahman (d.w.z. Ishvara ,vanuit het perspectief van
vyavahara) van alles het uiteindelijke substraat of de
onderliggende werkelijkheid is.
Natuurlijk zou je, als je echt alert bent, op dit punt
kunnen vragen hoe er überhaupt een schepping kan
zijn, aangezien dit juist in tegenspraak lijkt met de ba
sis van de uitspraak door advaita: 'Er zijn geen twee
dingen.' En daar zou je gelijk in hebben! Hopelijk zal
dit hoofdstuk dergelijke kwesties oplossen!
82
Toeschrijving en herroeping
Allereerst is het nodig om een van de fundamentele
aspecten van de leer van advaita te noemen, namelijk
het gebruik iets te brengen als waar en het dan later
af te zwakken - toe te schrijven en te herroepen. De
technische term hiervoor is 'adhyaropa- apavada.' Dit
betekent in essentie dat wat je eerst verteld hebt mis
schien feitelijk niet volkomen waar is! Het is de intentie
van de leraar om een zoeker op zijn huidige niveau van
inzicht aan te spreken. Als vergelijking het volgende:
Stel je iemand voor die wiskunde wil leren. Het zou
weinig zin hebben hem differentiaalrekenen te leren als
hij nog algebra moest leren, en algebra zou van weinig
waarde zijn voor iemand die nog niet eens op elemen
tair niveau kon rekenen.
Let op, dit betekent niet dat je niet kunt vertrouwen
op wat de leraar je vertelt! Veel leraren zullen je zelfs vanaf
het begin het einddoel vertellen, ook al begrijp je hoogst
wachijnlijk niet waarom ze dat doen. Wat ze daarna
zullen doen is echter beginnen bij het begin, met behulp
van eenvoudig rekenen! Het heeft geen zin ongeduldig te
zijn. Je moet het stap voor stap doen. Geduld is inderdaad
een van de mentale vereisten om advaita te bestuderen.
Er zijn bijvoorbeeld verscheidene verslagen in de
Upanishads over hoe de wereld door God is geschapen.
83
44. Daarin wordt altijd een gestaag vorderend scheppings
proces vanuit basisdementen beschreven, maar de ver
schillende verhalen lopen in de details zeer uiteen. De
scepticus kan dit gemakkelijk als argument gebruiken
om te wijzen op de inconsequenties in de geschriften.
Maar ze zijn niet bedoeld om letterlijk genomen te wor
den. Op een simplistisch niveau kunnen ze ongeveer zo
worden beschouwd als de situatie waarin je tegen een
jong kind zegt dat hij 'door de ooievaar is gebracht', in
plaats van dat je een beschrijving probeert te geven van
conceptie, groei in de baarmoeder en geboorte. Het
voldoet voorlopig, tot hij klaar is voor een meer inge
wikkelde uideg.
Verschillende theorieën over de schepping
Om verder te gaan met de evoluerende verklaring voor
de schepping: omdat advaita zich bedient van deze me
thodiek van verklaringen geven die passen bij het be
gripsniveau van de leerling, ligt het ook in de lijn dat
ze gebruik zou maken van theorieën die andere floso
fische richtingen verschaffen. En dat doet ze ook! De
volgende belangrijke verklaring die wordt gegeven is
die door de Sankhya filosofen wordt gebruikt. Het heet
'satkarya vada' en dit betekent de theorie (vada) dat het
gevolg (karya) al bestaat (sat). Vaker wordt er gezegd
84
dat het gevolg al bestaat in de oorzaak; de metafoor
die frequent wordt gebruikt om dit uit te leggen is die
van de beelden van Michelangelo. Hij zou altijd heb
ben beweerd dat hij zijn beelden niet werkelijk schiep,
maar dat hij het marmer er afbeitelde om te openbaren
wat er al onder zat.
Zo zagen Sankya (en Yoga) filosofen de schepping
voor zich; een andere naam die ze gebruikten was
'transformatie.' De ongemanifesteerde natuur werd 'ge
transformeerd' tot de mensen en objecten die we in de
wereld om heen ons zien.
Twee andere richtingen, de Nyaya en de Vaisheshika
filosofie waren de tegenovergestelde mening toegedaan,
namelijk dat er niet al een gevolg in de oorzaak bestond
maar nieuw werd geschapen door de werkzame oorzaak
(bijv. Michelangelo). En advaita laat (uiteindelijk) zien
hoe elk van deze theorieën de andere met succes tegen
spreekt en dat geen van alle daarom houdbaar zijn. De
eerste staat gelijk aan zeggen dat iets dat reeds bestaat
geboren kan worden. De tweede zegt feitelijk dat iets
uit niets kan komen. Bijvoorbeeld, het weghakken van
het marmer zou ook een volledig functionerende As
ton Martin kunnen openbaren. (En dit argument geldt
evenzeer voor de Big Bang theorie, natuurlijk. Hoe zou
de schepping uit het niets kunnen voortkomen? Dit
85
45. zou op zijn minst de wet van behoud van massa/ener
gie tegenspreken.)
Deze analyse leidt tot de meer geacheveerde verkla
ring van wat vivarta vada wordt genoemd - de theorie
dat her gevolg slechts een schijnbare transformatie is.
Her argument is dar de verwarring ontstaat door de
ta. We geven iets voor het gemak een naam en, als
gevolg van voortdurend gebruik, nemen we als van
zelfsprekend aan dat het woord verwijst naar een af
zonderlijk bestaand iets. De klassieke voorbeelden die
in de geschriften worden gecireerd zijn pot-van-klei
en goud-ring-armband enzovoort. Wanneer de pot
tenbakker een pot maakt uit een klomp klei, heeft het
resulterende object duidelijk een nieuwe functie. Her
kan vloeistof bevatten zodat we het kunnen gebruiken
om uit te drinken, bijvoorbeeld. Maar we vergeren al
gauw dat de pot zelf niets nieuws is. In het begin was
het eenvoudig een klomp klei. Nu is het klei in een
nuttiger vorm. Als we her breken is her nog steeds klei,
zij het nu in stukken die zelf weinig nut hebben. Het is
nooit iets anders dan klei.
Probleem van ta
De Chandogya Upanishad (6.1.4 - 6) zegt dar elk pro
duct alleen maar een nieuw woord is: 'net zoals door
86
een enkele klodder klei alles wat van klei gemaakt is
bekend zou worden, want alle verandering is ma een
naam gebaseerd op woorden en alleen de klei is echt...'
En ditzelfde argument geldt voor alles. Elk gegeven ob
ject is, zoals we eerder gehoord hebben, slechts mithya;
de werkelijkheid ervan is altijd alleen Brahman. Het
schijnbare verschil is uiteindelijk slechts afhankelijk
van woorden. Het maken van de pot verandert slechts
de vorm van de klei en geeft het een nieuwe naam.
Evenzo is het enige dat er gebeurt wanneer de we
reld en de jiva tot leven komen, dat Brahman nieuwe
vormen aanneemt en nieuwe namen krijgt die erbij
passen. Maar daarvoor, tijdens en daarna is her enige
dat er in werkelijkheid bestaat Brahman.
Geen schepping
En dat brengt ons tot de uiteindelijke verklaring voor
de schepping, wanneer alle vorige, voorlopige theorieën
herroepen zijn. Deze is eenvoudigweg dat er nooit een
schepping is geweest. Dit wordt ajati vada genoemd -
de theorie van het 'ongeboren' zijn. Als de wereld noch
kan bestaan noch niet kan bestaan vóór de schepping,
is de enige logische conclusie dat er nooit een schep
ping is geweest. Dit is de bewering van Gaudapada, van
wie verondersteld wordt dat hij de leraar van Shanka-
87
46.
47.
48. 92
behoort tot de filosofie van yoga (die een dualis
tische Hlosofie is) en niet tot advaita, maar de dis
ciplines overlappen elkaar vaak en werden hoog
aangeslagen door Shankara. Sommige worden
hierna kort geschetst.
• Het directe pad- dit is de filosofie wals ge
ïnterpreteerd door de wijze Armananda Krishna
Menon; zij poogt de noodzaak om de leer van
de geschriften te begrijpen te vermijden om in
plaats daarvan rechtstreeks naar de eigen ervaring
te kijken en te laren zien dat die, indien juist ge
analyseerd, tot de realisatie leidt dat er geen dua
lisme bij betrokken is.
• Zelfonderzoek- dit is het proces dat wordt
aanbevolen door de moderne wijze Ramana Ma
harshi, die de wekers die bij hem kwamen vaak
opdroeg zichzelf herhaaldelijk de vraag te stellen:
'Wie ben ik?', daarbij onderkennend dat elk door
het verstand gegeven antwoord uiteindelijk on
toereikend was. Er is feitelijk geen indicatie dat
het ooit zijn bedoeling was dat dit proces alleen
al zou leiden tot verlichting. Het wu eerder be
schouwd moeten worden als een element van de
jnana yoga zelf.
• Satsang westerse stijl- dit is de term die van
toepassing is op de meeste hedendaagse leraren
in het westen die de wereld rondreizen en korte
bijeenkomsten, en misschien cursussen met ver
blijf van een weekend of een week houden. Ze
beginnen soms door over een aspect van advaita
te praten maar meestal beantwoorden ze eenvou
digweg willekeurige vragen uit het publiek die,
vaker wel dan niet, over persoonlijke problemen
gaan in plaats van algemene vragen over de non
duale leer.
• Neo-advaita - veel hedendaagse westerse lera
ren beweren nu dat er helemaal geen weg kan
zijn, aangezien er om te beginnen al geen zoe
ker is! Helaas is de onwetende zoeker hiermee
helemaal niet geholpen, hoewel her uiteindelijk
misschien waar is. Zolang als de weker zichzelf
beschouwt als een individu dat lijdt, is het van
essentieel belang dat hij een werkzaam pad volgt
om die onwetendheid ren slotte op te heffen.
Van traditionele advaita wu gezegd kunnen worden
dat ze aspecten van al deze richtingen belichaamt, zelfs
neo-advaita (aangezien daarin enkele overeenkomsten
met de leer van Gaudapada aanwezig zijn, bijvoor-
93
49. beeld, al zijn de meeste neo-advaitisten zich er wa
schijnlijk niet van bewust). Zoals we al gezien hebben
vormt de karma-theorie een fundamenteel element van
de leer. We moeten handelen, en handelingen zullen
noodzakelijkerwijs gevolgen hebben. En alles wat we
doen hoort gedaan te worden in een geest van eerbied
voor de waarheid. Tot we dit zelfbeseffen, hoort er een
gepaste eerbied voor de goeroe te zijn. Dit is het bhakti
element. Jnana yoga is naruurlijk de ingang tot alles. In
zekere zin is het de enige benadering die gaat werken; al
het andere is aanvullend. Alleen kennis kan onwetend
heid wegnemen. Om de geest in een geschikte staat
te brengen om die kennis te kunnen verwerven, zijn
er bepaalde mentale disciplines nodig. Dan komt raja
yoga om de hoek kijken. Traditioneel onderricht omvat
methoden die onze overtuigingen over wie we zijn on
derzoeken en laten zien dat we niet zijn wat we dachten
te zijn - hierin zitten elementen van het directe pad en
van zelfonderzoek. Ten slotte openbaren de geschriften
dat er nooit sprake is geweest van een schepping, dat
er in werkelijkheid geen individuen zijn, en dat het
daarom zonder betekenis is om het te hebben over de
mogelijkheid dat dergelijke individuen verlicht worden
-'ik' ben al vrij. Maar er wordt niet verwacht dat deze
boodschap wordt begrepen tot in een later stadium.
94
Aanvankelijk geloven we vast en zeker dat we afzonder
lijke personen zijn en daarom als wdanig behandeld
moeten worden.
Wat te doen om verlichting te bereiken
Een van de vragen die wekers het vaakst stellen luidt,
begrijpelijkerwijs, als volgt: 'Wat moet ik doen om ver
lichting te bereiken?' En het verontrustende antwoord
dat je hun wu moeten geven als je volkomen eerlijk
was, is dat je niets kunt doen. 'Doen' gaat om iets ver
anderen - van A naar B gaan; iets verkrijgen dat je nu
niet hebt; scheppen, veranderen, bereiken, uitvoeren
enwvoort. Met een sterke metafoor wordt uitgelegd
waom dit w is: Een dame ontdekt dat ze haar ket
ting heeft verloren, toen ze terugkeerde van een bewek
aan een vriendin aan wie ze de ketting had laten zien.
Ze beseft dat ze hem daar moet hebben laten liggen en
rent de straat op, de hele weg terug naar het huis van
haar vriendin, maar die wees haar erop dat de ketting al
die tijd om haar hals hing. Interessant is de vraag of ze
terug moest ga naar haar vriendin om de ketting te
kunnen vinden.
Ze had de ketting al, dat is duidelijk, maar even dui
delijk is het dat ze niet wist dat ze hem had. En dit is
het cruciale punt van de metafoor. We zijn al vrij maar
95
50.
51.
52.
53. altijd mogelijk is, moet de geest geoefend worden om
met zulke omstandigheden te kunnen omgaan. We
moeten de helderheid en zelfbeheersing hebben die
nodig is om te kunnen focussen op wat echt belang
rijk is en om irrelevante zaken die van buiten komen
te kunnen uitfuteren. En we moeten in staat zijn te
onderkennen welke activiteiten ons naar ons uitein
delijke doel zullen leiden (d.w.z. zelfkennis te krijgen)
en welke ons ervan af zullen houden. Voor dit alles is
zowel zelfbeheersing als concentratie nodig. Het zou
beschouwd kunnen worden als zuinig omgaan met
onze energie (zodat die beschikbaar is om te streven
naar wat echt belangrijk is en niet versnipperd wordt
in onbenulligheden) en deze op een beheerste en ef
fciënte wijze sturen.
In combinatie hiermee moeten we geduldig zijn
wanneer zich obstakels voordoen, en de kracht hebben
ermee om te ga. Dit is een van de belangrijkste re
denen waarom religies zaken aanbevelen zoals vasten
en pelgrimage, om op die manier onze weerstand te
gen ontbering op te bouwen en te voorkomen dat onze
vastberadenheid afZwakt.
Als we de geschriften lezen of, zo mogelijk, een erva
ren leraar ze ons horen voorlezen en de betekenis ervan
dan zorgvuldig horen uitleggen, zullen we twee bepaal-
102
de kenmerken nodig hebben, namelijk vertrouwen en
concentratie.
Vertrouwen in de leraar en eerbied voor de geschrif
ten is genoemd in hoofdstuk vier. Er wordt je nooit
gevraagd iets te aanvaarden dat tegen de rede in gaat
of tegen je eigen ervaring of zintuigen. Zoals we zullen
zien, verloopt het leerproces in drie stadia; aan het eind
ervan zul je je zelf direct bewust zijn van de waarheid.
Maar dit heeft tijd nodig. Hoeveel, dat hangt afvan de
bereidheid van de leerling.
Concentratie is het vermogen je aandacht te rich
ten en afeiding te vermijden. In onze tijd lijkt dit een
vaardigheid te zijn die minder algemeen voorkomt. Ze
ker, documentaires op tv verwachten blijkbaar, als een
vanzelfsprekendheid, dat kijkers niet in staat zullen zijn
iets in zich op te nemen als de inhoudt niet in hapklare
brokken wordt gepresenteerd, ondersteund door ge
computeriseerde tekeningen en muziek. Eéntweet en
de geest moet overschakelen op iets anders.
4. Verlangen naar bevrijding
Dit is de drijvende kracht achter al het bovenstaande.
Dit is wat populair gezegd je hoofd in de bek van de
tijger leggen wordt genoemd {eenmaal erin, komt het
er niet meer uit). Het moet het enige belangrijke ding
103
54.
55.
56.
57. De betekenis moet door een vaardige leraar 'ontvouwd'
worden met behulp van de prakriya's uit de Upanis
hads.
Een rekenkundig voorbeeld
Een eenvoudig voorbeeld uit de rekenkunde illustreert
wat een prakriya kan zijn. Stel dat een kind getallen kan
herkennen en gebruiken om mee te tellen, maar nog
niet is ingewijd in het rekenen. De onderwijzer legt het
kind de volgende vergelijking voor en legt uit dat de
twee kanten van het isgelijkteken herzelfde zijn:
5+7=3x4
Het kind ziet de getallen en tekens en redeneert als
volgt: De linkerkant bevat de getallen 5 en 7 en het
teken
'
+
'
, waarvan hij de betekenis nog niet begrijpt.
De rechterkant bevat twee totaal verschillende getallen,
3 en4, samen met een geheel ander teken 'x', dat hij
misschien wel herkent als letter. De twee kanten van
het '='-teken verschillen, zo redeneert hij, duidelijk he
lemaal van elkaar. Hoe kunt u in hemelsnaam beweren
dat ze gelijk zijn?
De leraar vraagt het kind vervolgens om deze beden
kingen voor een ogenblik helemaal terzijde te schui-
110
ven. Hij legt de betekenis van het '+'-teken uit en laat
zien hoe de wiskundige werkwijze van optellen werkt;
daarna laat hij zien dat je, als je de linkerkant behandelt
als een optelsom, kunt uitrekenen dat het 'antwoord'
'12' is.
Later, als afzonderlijke oefening, vraagt hij het kind
om naar de rechterkant te kijken en legt hij het prin
cipe van vermenigvuldiging uit. Ten slotte kan het kind
uitrekenen dat de uitkomst van de rechterkant'12' is.
Nu is er verder geen uitleg nodig. Dat de twee kan
ten van de vergelijking hetzelfde zijn blijkt zonneklaar.
Nu kunnen we dus terugkeren naar de bewering'Jij
bent Dat (non-duale werkelijkheid).' Je verkeert nu in
dezelfde positie als het kind dat met de rekenkundige
vergelijking geconfronteerd werd. Je weet dat je een
afgescheiden, lijdend individu ('arme ik') bent, slechts
korte tijd hier en voorbestemd om maar al te gauw tot
stof weder te keren. Je weet dat het leven 'eenzaam, arm,
akelig, wreed en kort' is, zoals Thomas Hobbes stelde.
Het 'geheel' is oneindig, eeuwig, alwetend, almachtig
enzovoort. Wat kan er meer van elkaar verschillen en
hoe kunnen we een dergelijke ongehoorde bewering
ook maar dulden?
Net zoals het kind wordt ons gevraagd dergelijke
overtuigingen opzij te schuiven, aangezien eraan vast-
111
58.
59. dit sterven zal overleven. Dit is de identificatie met het
vitale omhulsel.
De volgende laag is het mentale omhulsel dat be
staat uit het denken en de organen van waarneming.
De functie van dit deel van de mentale make-up is om
te bemiddelen tussen het lichaam en de 'buitenwereld',
in tegenstelling tot het intellect. Het intellect is de ho
gere faculteit van geest, verantwoordelijk voor het kun
nen maken van onderscheid, herkennen van waarheid
of leugen, echt of onecht, zonder toevlucht te nemen
tot alledaagse bezigheden als denken en zich herinne
ren. Het weet in stilte, zonder te hoeven denken.
Het laatste omhulsel wordt het 'gelukzaligheids'
omhulsel genoemd. Sommige lezers die mediteren
zijn wellicht zo gelukkig geweest om momenten van
de diepste vrede en stilte te ervaren, wanneer de geest
volkomen afwezig is en er een gevoel van diepe te
vredenheid kan zijn. Je zou kunnen denken dat dit
de staat van realisatie is waar we naar streven, als die
maar aangehouden kon worden. Maar hij duurt voor
de meesten van ons gewoonlijk slechts een paar mi
nuten, al hebben Indiase asceten de reputatie veel
langer in een dergelijke staat te verkeren. Maar dit is
toch nog alleen maar een omhulsel, zij het misschien
een begeerlijke en gelukzalige. We observeren het nog
114
steeds en daarom kan het niet de staat van realisatie
zijn.
Wat we waarlijk zijn is dus het 'Echte Zelf' of een
voudig 'Zelf ' met hoofdletter 'Z'. Maar door identifi
catie met de verschillende lagen of omhulsels, wordt
dit Zelf verduisterd. Het is als water in een gekleurde
glazen fes. Het water lijkt de kleur van het glas aan te
nemen, maar zelfis het kleurloos.
Onderscheid tusen de ziende en het geziene
We hebben in een eerder hoofdstuk gekeken naar de in
tellectuele oefening om wat we aanvankelijk misschien
dachten te zijn te onderscheiden van wie we werkelijk
zijn. Welbekend is dat een van de Upanishads een pa
ragraaf bevat waarin voor dit doel de uitdrukking 'neti,
neti' (niet dit, niet dit) wordt gebruikt. Deze vorm van
differentiatie heet 'onderscheid russen het Zelf en het
niet-Zelf.' Praktisch gesproken, als we onderkennen
dat ik, het subject, niet dit lichaam, deze geest enzo
voort kan zijn omdat ik het zie als een object, dan is
dat een voorbeeld van 'onderscheid tussen de ziende en
het geziene.'
De oefening heeft twee aspecten. Ten eerste verwerpt
men de waargenomen objecten of het lichaam-geestor
ganisme als 'niet ik.' Ten tweede onderkent men dat
115
60. er iets is dat door al deze ervaringen onveranderlijk en
aanwezig blijft, namelijk 'ik' de getuige. Het lichaam
bijvoorbeeld wordt oud en sterft- maar 'ik' blijf het
zelfde.
Arundhati logica
Een andere methode die hier gebruikt wordt is er een die
onze aandacht op steeds subtielere niveaus richt, wdat
we, al begrijpen we aanvankelijk misschien niet wat er
met Atman bedoeld wordt, dat op het laatst wel doen.
Het wordt 1rundhati logica' genoemd, naar de Indi
ase naam voor de ster Alcor in het sterrenbeeld Ursa Ma
jor (de Grote Beer of Ploeg). Het is een van de duidelijk
ste voorbeelden van de onderwijsmethode in advaita.
Bij huwelijksplechtigheden in India wordt de bruid
op de ster gewezen als voorbeeld om te volgen, aange
zien de ster 'gewijd' is aan de begeleidende ster Mizar
of Vasishta (Arundhati was de vrouw van Vasishta).
Omdat de ster nauwelijks zichtbaar is, moet het oog
er geleidelijk naartoe geleid worden. Zo wu je het ster
renbeeld eerst kunnen lokaliseren door naar de maan te
verwijzen. Vervolgens kan de aandacht naar de heldere
ster geleid worden die bij de staart van de Grote Beer
staat. Ten slotte is er een begeleidende ster die er slechts
elf minuten van verwijderd en van de vierde grootte is,
116
die alleen te zien is voor mensen met een uitzonderlijk
goed gezichtsVermogen. Dit is Arundhati.
Op dezelfde manier wijst de Taittirlya Upanishad in
dit omhulselmodel eerst naar het licha als de Atman,
maar geeft dan aan dat de vitale energie subtieler is en dat
het lichaam tenslotte slechts voedsel is. Op deze manier
wordt de leerling door opeenvolgende niveaus geleid tot
hij in staat is zijn eerdere verkeerde identificatie te onder
kennen en zijn wezenlijke aard te begrijpen.
Het is ook een voorbeeld van de voornaamste me
thode in advaita - adhyaropa-apavada, geïntroduceerd
in het hoofdstuk over 'wereld.' Eerst wordt ons verteld
dat we het lichaam zijn. Hiervan wordt dan aangetoond
dat het een verkeerde superpositie is, te wijten aan on
wetendheid, en wordt die verklaring teruggenomen.
Daarna wordt gezegd dat we de levenskracht, prana,
zijn. Ook dat blijkt weer verkeerd te zijn en wordt ver
worpen. En w verder, tot we ten slotte begrijpen dat we
de Atman wel moeten zijn.
Shankara geeft als commentaar bij het model: 'De
individuele ziel, hoewel intrinsiek niets anders dan
Brahman, identificeert zich nog steeds met, en ra
gehecht aan, de omhulsels die van voedsel enwvoort
gemaakt zijn, en die zijn uitwendig, beperkt en bestaan
uit de subtiele elementen.' En hij verwijst naar het ver-
117
61. haal van de Tiende Man dar ik eerder vertelde. Op de
zelfde manier aanvaardt de individuele ziel, onder de
illusie van onwetendheid die gekenmerkt wordt door
her niet zien van zijn eigen ware aard als Brahman, de
uitwendige nier-Zelven, zoals her lichaam dar bestaat
uit voedsel, als het Zelf, en begint daardoor te denken:
'Ik ben niets anders dan die niet-Zelven die bestaan uit
voedsel enzovoort.'
In de praktijk identificeren we ons natuurlijk niet
bewust met het omhulsel zelf, ma met een of meer
kenmerken ervan. Zo beweren we bijvoorbeeld: 'ik ben
stom', en identificeren ons zodoende met de geest of
het intellect. Het Zelf wordt nooit echt met deze ken
merken of de omhulsels zelf geassocieerd om dat alleen
her Zelf echt is - de rest is rnirhya. Doordat sommige
leraren dit nier begrijpen stellen ze dat we ons moeren
'bevrijden van de geest' of 'her ego' moeten 'vernieti
gen' teneinde realisatie re bereiken. Dat is net zo iets
als zeggen dar we de slang moeten doden om her stuk
rouw te ontdekken.
De methode van mede-aanwezigheid en
mede-afwezigheid
Ten slotte is dit model ook een voorbeeld van de me
thode van mede-aanwezigheid en mede-afwezigheid
118
(anvaya-vyatireka). Het fysieke lichaam is afwezig in de
droomstaat, alhoewel 'ik' in beide staren aanwezig ben.
Daarom ben ik niet het lichaam. Het subtiele lichaam
is evenzo afwezig in de diepe slaap, hoewel 'ik' blijf.
Daarom kan ik ook niet her virale, mentale of intellec
tuele omhulsel zijn. Uiteindelijk verdwijnt onwetend
heid (re vergelijken met het gelukzaligheidsomhulsel)
in de staar van samadhi (een verheven meditatieve staar,
waarvan wordt beweerd dat hij het ultieme doel is in de
yoga filosofie.) zodat ik ook dit omhulsel nier kan zijn.
In werkelijkheid ben ik de Arman, aanwezig in alle
drie staten, die de zogenoemde hulsels ziet. Het zijn
slechts bedekkingen in de mate dar ik, door onwetend
heid, mijzelf aanzie voor iets anders dan Atman. Ik zeg:
'Ik ben dik,' 'Ik ben oud' enzovoort, omdat ik mezelf
aanzie voor het fysieke lichaam. Daarom fungeert het
lichaam in feite als een 'bedekking' van mijn ware aard.
Maar dit zijn kenmerken van het lichaam, nier mijn
Zelf. De Arman heeft zelf geen van deze kenmerken; en
dat geldt ook voor de andere omhulsels.
Het belangrijkste om re beseffen, waarschuwt Swa
mi Dayananda (waarschijnlijk de grootste levende le
raar van advaita ten tijde van dit schrijven), is dat er
niet een of ander 'innerlijke Zelr boven of binnen al
deze omhulsels te ervaren is. Wij zijn die Atman altijd,
119
62. ongeacht welke verkeerde opvatting de geest ook heeft.
Niets is ooit echt 'verborgen.'
120
10
Welke verschillende
benaderingen zijn er:
C
ategorieën van onderricht
Het advahaonderricht valt uiteen in vier hoofd
categorieën (deze zijn geïntroduceerd in hoofdstuk
acht):
1. Traditioneel, of zogeheten sampradya onder
richt. Het woord 'sampradyà wil zeggen dat de
methoden en het inzicht letterlijk al duizenden
jaren van leraar aan leerling zijn doorgegeven.
Aangezien het Shankara was die de richtlijnen
formuleerde op basis van alle destijds aanwezige
stof, zouden hedendaagse sampradaya-leraren
hun afstaming tot hem moeten kunnen herlei-
121
63. 122
den. Leerlingen verblijven meestal (ten minste)
een aantal jaren in een ashram en wonen elke dag
toespraken bij, mediteren, en dergelijke. Het is
dit onderricht dat het voornaamste onderwerp
van dit boek vormt.
2. Neo-Vedanta. Dit is een latere ontwikkeling
van traditioneel onderricht en omvat tegen
woordig waarschijnlijk meer leraren. Het stamt
af van Vivekananda, die door zelfstandig de
leidraad van de negentiende-eeuwse mysticus
Ramakrishna te volgen zich inzette om Vedanta
naar het westen te brengen, een missie waarmee
hij een aanzienlijk succes had. Het onderricht
dat hij propageerde belichaamde enkele aspec
ten van yoga. Dit is op zichzelf een duidelijke
filosofie en dus zijn er onvermijdelijk enkele
principes van advaita vedanta veranderd. In het
bijzonder wordt er nadruk gelegd op samadhi,
zelfs al betoogt advaita dat dit slechts een erva
ring is die geen Zelfkennis teweeg kan brengen.
Deze nadruk is misschien ook een gevolg van
het feit dat Ramakrishna zijn leven lang zelf re
gelmatig in samadhi verkeerde.
3. Westerse satsang. De traditionele betekenis
van het woord satsang is lenerlijk 'omgang met
het wijze en goede' en verwijst naar een groep op
rechte zoekers die door een bekwame leraar wor
den geleid. Het slaat op een ontmoeting waarin
enig onderricht wordt gegeven, gevolgd door
vraag en antwoord. (In traditioneel onderricht
duidt het alleen de vraag-en-antwoordsessie zelf
aan.) In het westen is het nu algemeen dat een
'leraar' de wereld rondreist en korte bijeenkom
sten houdt waarin heel va geen enkel onder
richt voorkomt, alleen maar het beantwoorden
van willekeurige vragen. Ik heb in mijn vorige
boeken deze westerse stijl van pseudo-onderricht
'satsang'-onderricht genoemd.
4. Neo-advaita. Dit is een betrekkelijk moderne
ontwikkeling (misschien zo recent als de jaren
tachtig) en verwijst naar de stijl van onderricht
die beweert alleen de definitieve, absolute waar
heid van advaita weer te geven. Het staat geen
'niveaus' van werkelijkheid toe en erkent niet het
bestaanvan een zoeker, een leraar, onwetendheid,
spirituele weg enzovoort. Terwijl satsang-leraren
in het algemeen vrij veel van elka verschillen
123
64.
65. 126
In neo-advaita is het traditionele onderricht zozeer
verarmd dat er bijna niets vanover is van de rijkdom
aan methoden en het vermogen om alle niveaus en
typen zoekers te bedienen. In plaats daarvan is het
enige dat er van over is cryptische uitspraken over de
aard van de absolute werkelijkheid, die alleen echt
betekenis hebben voor de meest gevorderde leerling.
Aangezien de meeste zoekers die deze bijeenkomsten
bezoeken niet gevorderd zijn, wordt hun verwar
ring en lijden eerder verergerd dan verlicht.
In toenemende mate lijken andere satsang-lera
ren ook die richting op te gaan. Dit zou wel eem
de logische comequentie kunnen zijn van de situ
atie dat de opzet van de satsang ongeschikt is voor
authentiek ondercht. Aangezien zoekers slechts af
en toe bijeenkomsten bezoeken, vaak van verschil
lende leraren en meestal met andere leerlingen, is er
geen continuïteit en moet de boodschap in korte tijd
overgebracht worden. De westerse maatschappij wil
(en verwacht) ook onmiddellijk resultaat.
Hetfundamentele probleem is de zelfonwetend
heid in de geest van dezoeker als gevolgvan adhyasa.
Er is passende kennis nodig en deze moet acceptabel
zijn voor de geest, die in staat moet zijn rede en
onderscheid te oefenen, om niet verward te worden
door vroegere meningen en overtuigingen en der
gelijke. Dit alles vindt natuurlijkerwijs plaats, als
onderdeel van het traditionele onderricht onder de
leiding van een bekwame leraar. Uiteraard zijn er,
op het niveau van de wereld, zoekers die van alles
doen. Idealiter zouden ze de geest moeten voorberei
den door middel van daartoe geschikte oefeningen
en een formele, bewezen en logische weg om zelf
kennis te krijgen moeten volgen, met de hulp van
een competente gids. Alleen bij suclle afronding
zullen ze volledig besefn dat ze altijd Brahman
zijn geweest. Dit alles is in flagrante tegemtelling
met het ondercht van neo-advaita.
Waar duisternis heerst is licht nodig. Traditio
neel ondericht verschaft dat licht in de vorm van
graduele, gestructureerde, aangepaste en berede
neerde uitleg die door je eigen ervaring geverifieerd
kan worden en uiteindelijk tot de realisatie van de
waarheid moet leiden. Neo-advaita poogt dat al
lemaal te omzeilen en zonder enige argumenten de
latste afronding te presenteren. Doordat het de lo
gica mist, blijkt het ook inefctief De minder abso
lutistische satsang mag dan trachten iets van de me
thodologie van traditioneel onderricht te gebruiken,
maar zonder de structuur, context en continuïteit is
127
66. 128
ook dat in de meerderheid van de gevallen gedoemd
te mislukken.
De meeste satsangleraren lijken ook de negatieve
aspecten te benadrukken - neti, neti; niet het li
chaam, de geest, het ego enzovoort- en zeggen dar
mee dat jij bent wat er dan over is. Fdt is echter dat
de aard van dit 'wat er over is' meestal niet uitgelegd
wordt. Het resultaat is dat zoekers een relatiefni
hilistische kijk op de werkelijkheid krijgen. In het
geval van neo-advaita, wordt dit gecombineerdmet
de opvatting dat het, aangezien er niemand is die
iets doet en de wereld sowieso een illusie is, niets
uitmaakt wat we doen. Daarom zou een amorele
kijk op de zaak beschouwd kunnen worden als een
Logische uitkomst van het luisteren naar dergelij
onderricht.
Dit is geheel en al in tegenstelling tot de tradi
tionele benadering, waarin aanwijzingen voor wie
we zijn (Brahman} worden gegeven. De beroemde
uitspraak uit de Upanishads - 'tat tvam asi' Oij
bent Dat}- breekt onze verkeerde ideeën over Jou'
afi maar benadrukt tegelijkertijd dat we 'Dat'zijn,
zodat er nooit enige kwestie is van een vacuüm of
leegte. In tegendeel wie wij zijn is volledig, com
pleet en onbegrensd.
Véel moderne leraren voeren daartegen aan dat
hun onderricht bij deze tijdpast, dat de geschriften
niet meer relevant zijn en dat onze welopgeleide
en ontwikkelde geest nu de laatste waarheden kan
accepteren zonder de traditionele omslachtigheid
en indirectheid. Maar de onwetendheid omtrent
het Zelf is heden ten dage dezelfde die het altijd
is geweest. We identificeren ons nog altijd met het
lichaam, de geest en de rollen en menen nog steeds
dat er een echte wereld van afoonderlijkt objecten
en andere mensen is.juist dezefundamentele kwes
ties worden door traditionele methoden aangepakt
- wat we niet en wat we wel zijn. De sampradya's
hebben bewezen technieken om deze kwesties op
te Lossen. Alleen maar de conclusies geven, zoals
leraren van neo-advaita doen, zal nooit werkzaam
zijn aangezien die conclusies geheel in tegenspraak
zijn met het begrip dat we nu hebben van onze
dagelijkse ervaringen.
Omdat de meeste moderne leraren de formele
traditionele achtergrond van authenticiteit mis
sen en vanwege de informele setting van satsang en
de uitgedunde lesinhoud, wordt het steeds gemak
kelijker voor iemand om zich als leraar te vestigen
zonder inf enig certificaat te hebben - en er is
129
67. 130
geen 'beroepsvereniging van gecertificeerde advaita
leraren' waar we dat kunnen nagaan.
Zoeker en leraren beide moeten zich verzoenen
met hetfeit dat er geen korte-termijn maatregelen
kunnen zijn. 'Wé hebben generaties van verkeerd
denken recht te zeten, zodat we misschien leren om
op een compleet andere manier, die onze huidige
overtuigingen tegenspreekt, naar onszelfen de we
reld te kijken. Instinct, gewoonte en hardnekkige
meningen kunnen nooit omvergeworpen worden
door een korte vraen-antwoordsese over geen
enkeL onderwerp in het bijzonder, aangedragen
door individuen met ieder hun eigen agenda. Er
is een Langdurig, gecoördineerd ontkrzoek nodig
met gebruikmaking van beproefde technieken, met
de hulp van Leraren die deskundig zijn om deze
technieken te gebruiken. Oprechte zoekers naar de
waarheid moeten een leeromgeving zoeken die aan
deze vereisten voldoet.
Conclusie
De laatste boodschap die je uit dit boek zou moeten
halen is in een andere vorm aan het begin geciteerd; hij
is heel eenvoudig:
De werkelijkheid is non-duaal.
De wereld is mithya.
Ik ben die non-duale werkelijkheid.
131
68.
69. waar je niet veel mee opschiet en dat misschien zelfs
totaal onleesbaar is. Helaas zijn er ook veel schrijvers en
leraren die niet echt snappen waar ze over praten - die
zijn het gevaarlijkst van alles, aangezien het dan een
geval van 'de lamme leidt de blinde' is.
De beschikbare boeken zouden als volgt te catego
riseren zijn:
1. Gezaghebbend traditioneel
Daarvoor bestaan drie hoofdbronnen:
134
• Upanishads- deze staan meestal aan het eind
van het geheel van hindoe geschriften met de
naam Vedàs.
• De Bhagavad Gita- dit vormt een deel van het
hindoe epos, de Mahabharata en bestaat uit een
vraag-en-antwoorddialoog over essentiële aspec
ten van de filosofie.
• De Brahmasoetràs, samen met het commentaar
van Shankara. Daarin worden vragen en twijfels,
ontstaan naar aanleiding van de eerste bron, op
geworpen en opgelost en worden tegenstrijdige
interpretaties weerlegd.
2. Klassieke verklarende teksten van Shankara, zijn
directe leerlingen en anderen
Hiervan zijn er veel; sommige die aan Shankara
worden toegeschreven worden betwist. De meeste zijn
veel toegankelijker dan de boeken in de eerste categorie
en sommige zijn terecht populair geworden, zoals de
Vivekachudamani (Crest Jewel of Discrimination).
3. Werken van moderne wijzen, zoals Ramana Ma
harshi en Nisargadatta Maharaj
Deze zijn vaak niet door de wijze in kwestie geschre
ven maar bestaan uit transcripties door leerlingen van
wat er door de wijzen gezegd is, meestal in antwoord op
specifieke vragen. Hier komen we bij een van de voor
naamste problemen van veel boeken over advaita. Als
het boek niet geschreven is door iemand die de waar
heid rechtstreeks zelf heeft gerealiseerd; als het niet is
geschreven als een volledige uitleg van eerste principes;
als het daarentegen specifieke vragen behandelt van een
bepaalde persoon die een bepaald probleem heeft- dan
begrijp je wat er gezegd wordt waarschijnlijk niet zo
als het bedoeld was. Daarmee zeg ik niet dat dergelijke
boeken geen waarde hebben- sommige zijn inderdaad
uitstekend- maar met dergelijke mogelijke tekortko
mingen moet altijd rekening worden gehouden.
135