SlideShare a Scribd company logo
1 of 131
Download to read offline
TERUG VAN NOOIT WEGGEWEEST
Terug
van
•
nooit
weggeweest
De reizen van Odysseus
belicht door
Jan van Delden
samsara
Voor Woleer Keers
Bij zijn leven een onvoorwaardelijke vriend
Na zijn dood mijn leermeester
Nu mijzelf
©Jan van Delden 2003
© Deze uitgave: Samsara Uitgeverij bv 2003
Omslagonrwerp: Kees Schreuders (www.ods.nl}
Lay-out: Studio 28, Hillegom
ISBN: 90-77228-06-3
NUR 728 I 683
Niers uir deze uirgave mag gereproduceerd worden zonder
schriftelijke roesremming van:
Samsara Uitgeverij bv, Herengracht 341, I016 AZ Amsterdam
Inhoud
Voorwoord: Terug van nooit weggeweest
De Odyssee: Wat eraan voorafging
Deel I: De reis naar huis
Deel Il: Het doden van de vrijers
Deel III: Er Zijn
Nawoord
Veranrwoording
Woordentolk
Wie en wat in de Odyssee
Woord van dank
Over de auteur
7
11
15
99
199
219
237
239
245
251
253
Voorwoord
Terug van nooit weggeweest
Al eeuwenlang is de Odyssee van Homerus een boek dat men­
sen fascineert en inspireert. We zien het als een klassiek literair
werk, ofals een spannend reisverhaal. Waarom ik dit boek heb
willen schrijven is niet alleen om her plezier dat ik aan het
verhaal van Odysseus beleef, maar vooral om uit de doeken te
doen dat het boek een leidraad kan zijn voor mensen die op
zoek zijn naar blijvend geluk, je wezenlijke natuur. Voor mij is
de Odyssee een kompas geweest om dat geluk in mijzelf te
vinden. Het bijzondere van de Odyssee is dar niet alleen de
thuisreis beschreven is, maar ook hoe je thuis moet blijven,
om uiteindelijk te zien dat je nooit bent weggeweest. Dat is
voor mij de essentie van het verhaal. Jammer genoeg is die
boodschap in de loop van de tijd verloren gegaan.
Van jongs af aan ben ik door het verhaal geboeid. In eerste
instamie om de spannende, pikante verhalen van een Odysseus,
die ik destijds maar een huichelaar vond. Hij beween immers
op weg re zijn naar huis, vrouw en kind, maar onderweg plun­
dert, verkracht en moordt hij erop los en gaat hij vreemd bij
het leven. Als hij na al zijn omzwervingen thuiskomt en een
huis vol vrijers aantreft die met zijn vrouw Pendope willen
trouwen, blijkt zij hem al die tijd trouw te zijn gebleven. Het
heeft lang geduurd voordat ik begreep dat Odysseus maar een
gewoon mens is die alle fouten maakt die er te maken zijn,
maar desondanks uiteindelijk thuiskomt.
7
Alle fouten maken en toch thuiskomen: her is ook mijn weg
geweest en dar is de reden dat ik mijn uitleg van het verhaal
wil delen met hen die geloven dat blijvend geluk of thuisko­
men onbereikbaar is. Velen kunnen zich erin herkennen en
her verhaal kan een handreiking zijn om de talloze hindernis­
sen, die we op zoek naar blijvend geluk tegenkomen, te kun­
nen nemen.
Maar het kan mensen ook choqueren als ze de ideeën en
zekerheden van hun bestaan zien afbrokkelen, of het kan zijn
dat ze de uitleg niet meer kunnen of durven begrijpen. Ik hoop
dat de lezer dan van Odysseus kan leren dat hij met 'volgen'
verder komt dan met 'begrijpen'. Begrijpen heeft iets beperkts
en volgen geeft ongelimiteerde mogelijkheden, die het den­
ken niet kan overzien; want dat denken scheept ons af en houdt
ons begrensd. Als we lezen dat Odysseus steeds alles met zijn
versrand wil begrijpen en die hindernis uiteindelijk toch kan
passeren, kan dat een opening zijn naar een kijk op een leven
dat alle voorstellingen re boven gaat.
Toen ik in 1980 mijn mentor Wolter Keers mocht ontmoe­
ten, had ik er geen flauw benul van dat hij nu juist de man was
die mij, aan de hand van zijn eigen zoektocht met zijn Indiase
mentor, de code gaf waarmee ik veel later het cryptogram van
Odysseus' avomuren mocht kraken. Die code is de advaira­
vedanta en stamt - voorzover je dat uit boeken kunt halen -
uit dezelfde tijd als het werk van Homerus, zo'n drieduizend
jaar geleden.
In India is de 'reis naar huis' altijd ongecensureerd beschik­
baar gebleven en niet, zoals in onze westerse cultuur, zoek­
geraakt of op zijn minst ondergronds gegaan. Toch moeten de
oude Grieken ook vóór Homerus eeuwenlang dat thuiskomen
in hun cult-uur hebben gekend en bewaard.
Her was pas aan het einde van mijn eigen reis via de weg van
advaita-vedanra, dar de Odyssee spontaan helemaal 'open­
klapte', mij her wezenlijke verhaal zichtbaar maakte en ik de
8
uitnodiging om gelukkig te zijn 'in eigen huis' mocht aanne­
men.
De hele reis van Odysseus voert van dualiteit naar non-dualiteit,
ofwel van een leven waarin afgescheidenbeid ervaren wordt
vanuit een ikje dat de boventoon voert naar een leven van
eenheid zoals in de eerste drie levensjaren, voordar er een 'ik'
of een 'jij', een 'binnen' of een 'buiten' geboren werd. Zelf­
realisatie is leven zonder ego en dus zonder verlangens; het
leven nemen zoals her komt met zijn pieken en dalen. Thuis­
komen is het doorzien en passeren van alles war tijdelijk en
veranderlijk is. Dan pas vind je de essentie, her blijvend geluk
dat elk moment moeiteloos binnen handbereik blijkt re zijn.
Als je in dit boek iets tegenkomt wat je nier begrijpt, probeer
dan voor ogen re houden dat zowel Odysseus als ik er rwintig
jaar over hebben gedaan om de reis naar huis re maken en dar
je dit dus nier door het lezen van een boek zelf op slag kunt
ervaren. Om de waarheid te ont-dekken, kan ik je toch ge­
ruststellen: zo'n lange en moeizame reis hoeft niet. Dit boek is
een uitnodiging om het als kompas op jouw unieke weg re
gebruiken.
Ook jij kunt naar huis, elke hindernis is denkbeeldig, wam de
'jij' die je werkelijk bent, her zelf, heeft al bij voorbaat alle
hindernissen genomen. Het zelf heeft zelfs geen ik-gevoel no­
dig. Het heeft letterlijk 'niets' nodig om te zijn. Dat niets no­
dig hebben is het blijvende geluk, de zoete wind die we zoe­
ken, maar waarin we altijd al blijken re wonen, hebben
gewoond en zullen wonen.
Uiteindelijk zul je ontdekken dar je nooit bent weggeweest.
Jan van Delden
Najaar 2003
9
De Odyssee
Wat eraan voorafging
Alle Griekse goden zijn uitgenodigd voor de bruiloft van de
Griekse koning Peleus. Behalve Eris, de godin van het con­
fHct. Nijdig omdat ze is buitengesloten komt Eris toch langs
en werpt een gouden appel tussen de feestgangers. Er hangt
een briefje aan: 'Voor de schoonste'. Hommeles dus. Drie van
de aanwezige godinnen eisen de eer op: Hera, de vrouw van
Zeus, Pallas Athene, de godin van de wijsheid en Aphrodite,
de godin van de liefde. De goden houden zich wijselijk buiten
de ruzie en kiezen een sterveling die voor jury moet spelen:
prins Paris van Troje. Niets menselijks is de goden vreemd en
de drie kanshebbers proberen Paris om te kopen. Hera belooft
hem macht, Athene wijsheid en Aphrodite de liefde van de
mooiste vrouw ter wereld. Hij zwicht voor het laatste bod,
maar Helena, de mooiste vrouw ter wereld, is al getrouwd met
Menelaos. Paris reist af naar het hof van Menelaos in Sparta,
waar hij uiterst gastvrij wordt ontvangen. Met behulp van
Aphrodite schaakt hij de vrouw van zijn gastheer en samen
met Helena keert hij terug naar Troje.
Odysseus, koning van Irhaka, heeft als gevolg van zijn eigen
diplomatie voor het huwelijk van Menelaos, een van de be­
langrijkste Griekse vorsten, zijn lot aan hem verbonden. Tal­
rijke koningen in het oude Griekenland dingen naar de hand
van Helena, de schoonste vrouw ter wereld. Odysseus beseft
dat hij zelf geen schijn van kans heeft omdat hij niet rijk is,
IJ
bovendien heeft hij zijn oog laten vallen op Penelope, de niche
van Helena. Tyndareos, de vader van Helena, weet zich geen
raad mee alle huwelijkspretendenten en vreest een bloedbad
onder hen, wie hij ook als echtgenoot voor haar zal kiezen.
Odysseus geeft hem een slim advies: voordar Helena zelf haar
keuze zal maken, moeten alle kandidaten zweren bondgenoot
te worden van degene die door haar wordt uitverkoren. Helena
kiest Menelaos en Odysseus mag als dank voor bewezen dien­
sten haar nicht Pendope als vrouw mee naar huis nemen.
Na de schaking van Helena roept Menelaos zijn bondgenoten
op haar te helpen bevrijden. Het lot van Troje is bezegeld. Als
Odysseus wordt gehaald, probeert hij eronderuit te komen
door te doen alsof hij gek is. Hij spant een ezel en een os voor
de ploeg en zaait handen vol zout in de vore. Dan wordt zijn
pasgeboren zoon Telemachos voor het ploegijzer gelegd en wijkt
hij uit. Zo valt hij door de mand en kan hij zich niet meer
onnrekken aan deelname aan de oorlog. Hij trekt ten strijde
met twaalf schepen en een veelvoud aan manschappen.
Het trotse Troje lijkt onneembaar, maar na een bloedig beleg
van tien jaar valt de beroemde stad. Of je nu thuis bene in de
oude geschiedenis of niet: de oorzaak van de val, het paard van
Troje, is al drieduizend jaar overbekend, dankzij de uitdruk­
king die staat voor verwoesting van binnenuit. Het houten
paard van Troje is één van de vele lisren van de slimme Odys­
seus. De aanvallers hebben de strijd zogenaamd opgegeven en
schijnbaar de aftocht geblazen; op het strand hebben zij een
kolossaal afgodsbeeld in de vorm van een paard achtergelaten.
In de buik van dat paard zitten de moedigste vijanden van
Troje, onder wie Odysseus zelf. Tevergeefs probeert de oude
ziener Laokoön koning Priamos van Troje te overreden om
zijn vingers nier aan dat paard te branden. Maar tijdens zijn
felle rede op het strand wordt de ziener door een zeemonster
de zee in gesleurd. Dat is voor de Trojanen her teken dat de
12
goden niet aan de kant van Laokoön staan. Het houten ge­
vaarte wordt als trofee de stad in gehaald, met alle bekende
gevolgen van dien.
Eindelijk kan Odysseus naar huis, naar zijn geliefde vrouw
Penelope. De held weet dan nog niet dat zijn thuisreis nog
eens tien jaar zal duren...
13
Deel I
De reis naar huis
In dit eerste deel volg ik Odysseus langs de vele hindernissen
en valkuilen op zijn weg naar huis. Die obstakels betekenen in
wezen dar Odysseus, en met hem elke zoeker, alle 'bagage' moet
kwijtraken voordat hij thuis op lthaka mag aankomen. Bagage
in de vorm van zijn manschappen, zijn ideeën over hoe de
dingen in zijn leven zouden moeten gaan en uiteindelijk ook
het geloof in zijn 'doenerschap'.
Ik heb ik me beperkt tot de essentie van dat proces waarmee
de betekenisvolle lading van zijn reisavonturen uit de doeken
wordt gedaan. Naruurlijk is er veel meer over te zeggen, maar
de zoeker kan hierdoor geïnspireerd zelf proberen de vele ge­
heimen die de Odyssee verbergt, re omsluieren.
1
Bij de Kikoniërs - Ajax-Feyenoord
Het is eerder een zootje ongeregeld dan een fiere koning met
zijn trotse manschappen, dat na de overwinning op Troje met
de twaalf schepen de thuisreis aanvaardt. Kort nadat het ver­
woeste Troje achter de horizon is verdwenen, plunderen Odys­
seus en de zijnen het kustplaatsje lsmaros van de Kikoniërs.
Ze slachten alle mannen af; met vrouwen en bezittingen doen
ze wat ze willen. Ze moorden, roven en verkrachten en zetten
het vervolgens op een zuipen. Alleen de priester Maron die in
het woud van Apollo woont, wordt uit eerbied gespaard. Als
15
dank schenkt Maron hun twaalfkruiken goddelijke, zoete on­
vermengde wijn, goud en andere kostbaarheden. Als Odys­
seus ziet dat de buit eerlijk verdeeld is onder zijn manschap­
pen, wil hij er eigenlijk meteen vandoor, maar ze willen niet
luisteren en slaan aan het eten en drinken.
Odysseus en zijn mannen moeten hun rooftocht bij de
Kikoniërs duur betalen. Vluchtelingen hebben hun bondge­
noten in het achterland gewaarschuwd en de feestvierders op
het strand worden door hen overvallen. Na een lang gevecht
weten ze op het nippertje te ontkomen, maar van elk van de
twaalf schepen sneuvelt zes man.
Als Odysseus met twaalf schepen en een veelvoud aan man­
schappen vertrekt, wil dat zeggen dat hij zijn reis begint met
veel ballast, bestaande uit ideeën hoe het thuis eruit moet zien
en vol afweer regen andere denkbeelden en houdingen. Tien
jaar later zal hij bij zijn thuiskomst alles kwijt zijn: hij eindigt
naakt, zoals we allemaal het leven begonnen zijn. Reizen op
zich betekent niets anders dan het verliezen van de overbodige
ballast die we doorgaans meetorsen.
Overbodige ballast is alles wat niet onveranderlijk en eeu­
wig is.
Bij de ingang van de tempel van Delphi staat: 'Ken uzelve'.
Je gaat op zoek naar jezelf, komt erachter wat je niet bent- de
tempel is narnelijk leeg - en bij de uitgang vind je het op­
schrift: 'Maar niets te veel'. Dat wil zeggen, dat alle ideeën
over hoe het pure zelf zou moeten zijn overboord moeten.
Ieder idee is een waan dk je van de werkelijkheid scheidt. Alle
opvattingen en denkbeelden over onszelf en de wereld zijn
ballast en helerren het zien van het zuivere zelf, de essentie.
De bemanning maakt deel uit van die ballast. Zij is de be­
manning van de schepen van Odysseus, maar ook het geheel
16
aan talrijke ikjes dat de persoonlijkheid die zich 'ik' noemt
bepaalt. De bemanning is de verpersoonlijking van alle nei­
gingen die ik, verborgen of niet, ook in mezelf heb.
Al die manschappen zitten in wezen in jezelf. Alles wat je
daarbuiten ziet, waar je je aan ergert, of wat je mooi vindt bij
anderen, zit ook bij jou, anders zou het je domweg niet opval­
len, want je ziet alleen wat je kent. Je beseft niet dat er sprake is
van projectie. Je kunt bijvoorbeeld geen lafheid in een ander
herkennen als de eigenschap zich niet minstens ten dele ook in
jezelf verschuilt.
Alle oorlogjes die zich afspelen met de buitenwereld vinden
hun oorsprong in je eigen mankementen, die je niet kunt of
wilt zien. Het vlekje bij je buurman verwijst rechtstreeks naar
het vlekje bij jou. Elke strijd die zich in je leven afspeelt, speelt
zich met jezelf af, ook al lijkt het met de buurvrouw of je baas.
De praktijk wijst uit dat we de schuld in eerste instantie altijd
bij de ander zoeken.
Dus de manschappen symboliseren niet zozeer alleen je vrien­
den, familie en de rest van de buitenwereld, maar vooral wat
strijd levert in jou, wat verdeelt, wat opinies heeft, wat ruzie
maakt enzovoort. Daarom heeft Homerus het over 'de beman­
ning' van Odysseus.
In het begin van zijn reis is Odysseus zich, net als de meeste
zoekers, amper bewust van zijn talrijke ikjes. Het zijn bijvoor­
beeld de stoere en de bange, de domme en de allesweter, de
zwartkijker en de optimist, de vrolijke en de verdrietige, de
trouwe en de verrader, de hebberd en de heilige, de kruiper en
de hooghartige, de geile en de kuise, de benepene en de ruim­
hartige, de minnaar en de moordenaar, de moedige en de laf­
aard, de vergevingsgezinde en de wraakzuchtige, de onnozele
en de listige en ga zo maar door.
Die inwonende ikjes, spookhuurders van het Lichaam, bege­
leiden ons om beurten op ons levenspad. Nu eens heeft de
17
een, dan weer de ander her voor het zeggen. De ballast die we
meetorsen is de waan darwijzelf die wisselende ikjes zijn, woon­
achtig in een lichaam dar we hier voor het gemak Odysseus
noemen.
Odysseus' rooftocht bij de K.ikoniërs beeldt het Rambo-in­
stinct in ons uit, de mentaliteit van 'pakken wat je pakken
kunt' en het misbruik van lust en macht uit naam van gerech­
tigheid. Het is tenslotte de vijand maar. Met de priester gooit
'de held' het op een akkoordje om de schijn op te houden dar
er een God bestaat: mocht hij bestaan, dan maakt de rover­
hoofdman geen slechte beurt door zijn dienaar te sparen. De
priester laat ons het volgende zien: zelfs al geloof je niets en ga
je alleen uit berekening uit van een mogelijk bestaan van een
god, dan beloom hij dat hypocriere gebaar rijkelijk. Dat ge­
baar, van stel nu dat het waar is, is al een stap in de goede
richting. Met dat stel-nu-gebaar maak je bewust of onbewust
een opening om je eigen standpunt eer discussie te stellen. Je
eigen standpunt ter discussie stellen maakt echt onderzoek
mogelijk, wdat iets nieuws tot je kan komen.
Die Rambo-srructuur kunnen we nier kwijtraken, die hebben
we allemaal. Zolang dat element nier helemaal is erkend en
doorgrond, blijft het een verraderlijke kracht. Her verschijn­
sel: hij wel en ik niet, verdomme. Her willen-hebben, het móé­
ten-hebben, want je gunt her de ander nier. De Ajax-Feyenoord­
ruzies die je op alle niveaus mee je vrouw, kinderen, familie en
op je werk kunt hebben.
T ijdens het plunderen krijgt Odysseus al het gevoel dar er
iets niet lclopc, vooral als de priester hem nog kostbare geschen­
ken geeft ook. Odysseus wil er liever vandoor, maar zijn man­
schappen willen het er eerst van nemen. Her ligt in de aard van
de manschappen eerst te nemen en pas later de rekening te
betalen. Talloze individuen, ja zelfs hele naties denken altijd
zo: op de korte termijn, resultaatgericht en ronder de reactie
op hun handelingen te voorzien.
18
Odysseus lier zich in Troje nier afleiden. Hij nam wel deel aan
de oorlog, maar probeerde eigenlijk zo vlug mogelijk re win­
nen om naar huis te kunnen. Hij was wel getuige van de klein­
geestigheid van Achilles, van Agamemnon en de rest. Hij zag
heel goed de beperkingen van zijn medemensen, maar op de
een of andere manier werd hij er zelf nier door besmet.
Maar w is hij nu eenmaal. Hij heeft daar niets voor gedaan,
dus hij kan her niet op zijn conto schrijven. Odysseus heeft
ook geen hekel aan de Trojanen. Hij wil alleen maar van de
strijd af. De held is net als de meesten van ons nog maar aan
her begin van zijn reis, in zijn onwetende fase. Hij is nog trots
op zijn daden en aanvankelijk zier hij nier in dat her in feite
Zeus is die al zijn daden draagt. Hij ligt dan ook danig over­
hoop met die god die hem gedurende zijn hele reis probeert
duidelijk te maken hoe de vork werkelijk in de steel zir.
Odysseus is nog erg ingenomen met zijn beroemde list, het
paard van Troje. Hij vergeet gemakshalve dat Poseidon, de god
van de zee, een monsterlijke slang uit zee laat komen om af te
rekenen met zijn belangrijkste tegenstander, de ziener Laokoön.
Voor de menigte is dat wonder juist her bewijs dat 'hun' god
wil dat her paard wordt binnengehaald.
Die zelfingenomenheid van Odysseus is heel algemeen, al
wordt dar meestal alleen bij anderen herkend en nier in jezelf.
De diepe wens om ons te onderscheiden - voor onszelfofin
de ogen van de ander- houdt ons in die rol gevangen. Je geeft
alrijd de schuld aan de ander, ziet je eigen kortzichtigheid niet
en dar kost je altijd iets. Odysseus betaalt de rekening met zijn
verlies aan manschappen en is zich er niet van bewust dat daar­
mee ballast uit zijn leven verdwijnt.
2
Bij de Lotophagen- de verslaving
Nadat Odysseus met zijn manschappen is weggevlucht bij
de Kikoniërs, laat Zeus een enorme storm losbarsten boven
19
de kleine vloot en gaan de zeilen aan flarden. De vloot wordt
uit de koers gejaagd en pas na tien dagen stranden ze op de
kust van de Lotophagen, het land van de Lotos-eters.
Odysseus stuurt een handjevol manschappen naar de vrien­
delijke bevolking die hen van de lotosvrucht laat eten. Zodra
ze van de honingzoete lotosvrucht hebben gegeten, raken ze
in een roes en willen niet meer terug naar huis. Odysseus
moet hen met geweld meesleuren naar de schepen en vast­
binden aan de roeibanken, terwijl ze zich jammerend verzet­
ten. Daarna geeft hij opdracht snel weg te varen uit angst dat
de rest van zijn manschappen zich anders ook aan de
lotosvruchten vergrijpt.
Het eiland van de Lorophagen staat voor alle denkbare versla­
vingen waaraan we ten prooi kunnen vallen. Niet alleen drugs,
maar ook eten, status, aardig gevonden willen worden, oorde­
len en opinies of wat dan ook; verslaving is gevangenschap op
alle niveaus.
Bij de Lotophagen raakt de reiziger verstrikt in zijn verlan­
gens naar piekervaringen en hoop op eindeloos geluk. Daar
verdromen miljoenen mensen hun bestaan, zonder te besef­
fen dat er een waarachtiger thuis is. Er is niets op tegen om
rond te neuzen in het land der Lotophagen, maar je kunt maar
beter zo snel mogelijk leren dat verslaving nergens roe leidt. Je
moet er op eigen kracht leren inzien dat dromen op zich je
niet naar huis zullen brengen.
Of het nu om mescaline gaat of medicatie: ze kunnen je in
dezelfde trance brengen. Trance is een soort vernauwing en
die kun je ook hebben als je maar door blijft gaan met blind
zuipen, blind allerlei neigingen uicleven zonder dat je ze her­
kenr, zoals de greep die gokken op je kan hebben. Er zijn men­
sen die het prettig vinden om veereien uur per dag te werken:
trance.
20
Trance is lekker. Het is een verdwijnrruc. Maar als je onbe­
wust aan trucs verslaafd raakt, kom je er niet.
Denk maar aan het beroemde verhaal van de yogi die aan
zijn discipel een glaasje water vraagt, in trance raakt, honderd
jaar later wakker wordt en zegt: 'Ik heb dorsr.' Hij is geen
millimeter opgeschoren, alleen de tijd is voor hem stil blijven
staan.
3
Bij de cycloop Polyphemos - De arrogantie
Met droefheid in het hart laten Odysseus en zijn manschap­
pen het land van de Lotos-eters achter zich. Ze varen verder
en onder leiding van de goden komt de vloot in het duister
aan bij het strand van een rijk bebost eiland. De volgende
ochtend verkennen ze het eiland. Als ze wilde geiten zien,
gaan ze meteen op jacht en komen met een rijke buit terug.
Ze richten een feestmaal aan dat de hele dag duurt. Dan zien
ze rook aan de overkant op het vasteland. Ook horen ze stem­
men en het geblaat en gemekker van schapen en geiten.
De volgende dag vaart Odysseus met één schip naar het
vasteland. Daar gaat hij met zijn twaalf beste manschappen
de omgeving verkennen om uit te zoeken wie er wonen. Op
een uidoper van de bergen,dichtbij zee, vinden ze een enorme
grot, die de woning en stal van een reus blijkt te zijn. Plan­
ken langs de wand buigen door onder het gewicht van gigan­
tische kazen. Ze maken een vuur en doen zich tegoed aan de
kaas. De manschappen willen gelijk weer weg, maar Odysseus
wil blijven wachten omdat hij nieuwsgierig is naar de bewo­
ner van deze enorme grot.
Odysseus en zijn manschappen blijken terechtgekomen in
het land der Cyclopen, de eenogige reuzenkinderen van
Poseidon. De Cyclopen vertrouwen in alles wat ze doen ge­
heel op de goden. Ze ploegen nochzaaien, maar oogsten wat
21
de goden hun schenken. Ze hebben geen schepen of ambach­
ten, geen volksvergadering of rechtspraak; ze kennen wet noch
moraal. Ze wonen in gewelfde grotten hoog in de bergen zon­
der zich met elkaar te bemoeien.
Als de cycloop Polyphemos met zijn kudde thuiskomt, rolt
hij een enorme steen voor de uitgang van de grot en zit
Odysseus met zijn manschappen gevangen. De reus melkt
zijn vee, ontsteekt een vuur en in het licht daarvan ontdekt
hij zijn ongenode gasten. Met een beroep op de goden vertelt
Odysseus waar ze vandaan komen en vraagt hem om gast­
vrijheid. Maar daarvan heeft de cycloop nog nooit gehoord
en voor de goden is hij niet bang. In elke hand grijpt hij een
man, slaat ze met de hoofden tegen de grond dood en eet ze
met huid en haar op.
Van afgrijzen vervuld verzint Odysseus een list om te ont­
snappen. Nadat de reus de volgende ochtend de grot weer
heeft afgesloten en met zijn kudde is vertrokken, slijpt hij
een punt aan een enorme knuppel van de reus, die hij in de
grot verstopt. De cycloop komt 's avonds thuis en vergrijpt
zich opnieuw aan twee kameraden. Dan biedt Odysseus hem
de kostbare wijn aan, die hij na de slachting der Kikoniërs
van hun priester Maron heeft gekregen. De reus verzwelgt
een hele kruik en vraagt om meer.Als dank biedt hij Odysseus
een gastgeschenk aan waarvan hij plezier zal hebben, maar
dan moet hij eerst zijn naam noemen. De listige Odysseus
zegt dat hij Niemand heet en de cycloop belooft Odysseus
om Niemand als laatste op te eten. Dat is zijn geschenk. Ver­
volgens zakt de cycloop in een dronken roes.
De mannen drijven de puntige knots in het ene oog van Poly­
phemos, die het uitschreeuwt van pijn. Zijn medecyclopen die
zijn toegesneld op zijn geschreeuw, druipen weer af als hij hun
toeroept dat Niemand hem blind heeft gemaakt. De volgende
morgen weten Odysseus en de overgebleven manschappen te
ontsnappen door zich vast te binden onder de buiken van de
schapen als de cycloop zijn kudde uit de grot laat gaan.
22
Eenmaal ontsnapt, snellen ze naar hun schepen en varen weg.
Als ze ver genoeg verwijderd zijn, kan Odysseus niet nalaten
de cycloop uit te jouwen en te zeggen dat hij in werkelijk­
heid Odysseus is. Verbijsterd roept de reus dat een oude voor­
spelling dat hij ooit blind gemaakt zou worden door Odysseus
is uitgekomen. Hij had alleen niet zo'n klein mannetje ver­
wacht. De cycloop biedt zijn vriendschap aan en zegt Poseidon
de aardschokker te vragen Odysseus veilig naar huis te bren­
gen. 'Ik ben zijn zoon en hij zal mijn oog genezen als hij dat
wil.' Maar Odysseus vertrouwt hem niet en roept dat hij hem
nog liever zou doden. Hierop smijt Polyphemos een kolos­
saal rotsblok naar het schip en mist op een haar na. De cycloop
smeekt zijn vader te beletten dat Odysseus ooit thuiskomt of
er anders tenminste voor te zorgen dat hij pas na lange om­
zwervingen, alleen en op het schip van een ander zijn vader­
land zal bereiken en daar niets dan ellende aan zal treffen.
Odysseus, die in de gauwigheid een deel van Polyphemos'
kudde heeft geroofd, zeilt terug naar het eiland waar de rest
van zijn schepen en manschappen ongerust op hem wacht.
De buit wordt uitgeladen en verdeeld en zoals gewoonlijk
volgt er een feestmaal met een overvloed aan vlees en zoete
wijn. De volgende dag wordt de reis door Odysseus voortge­
zet, opgelucht dat hij het er levend van af heeft gebracht,
maar bedroefd vanwege het verlies van manschappen.
Het is niet de enige keer dat Odysseus en zijn manschappen
nieuwsgierig worden omdat ze rook zien opstijgen als ze er­
gens zijn gestrand. We zijn altijd op zoek naar de rook op het
eiland waar we stranden. Rook is het symbool voor het thuis
dat je zoekt.
Oe eenogige Polyphemos wordt als booswicht gezien, maar
in werkelijkheid is hij een verlichte die kinderlijk eenvoudig
leeft. Als hij honger heeft, eet hij wat hij voor zich krijgt. Hij
23
gaat slapen als hij slaap heeft, en leidt een ogenschijnlijk oer­
saai bestaan. Daarom leven de kinderen van de zeegod op zich­
zelf in een soort luilekkerland: hun vader geeft ze alle levens­
behoeften op een presenteerblaadje.
In deze episode komt de bekende hoogmoed ten val. Odys­
seus noemt zich 'Niemand' terwijl hij met twaalf man is aan­
gekomen. Odysseus heeft in zijn arrogantie gedacht te heb­
ben begrepen waar het om gaat. Hij dient echter- letterlijk
en figuurlijk - als maaltijd. Beweren dat je 'niemand' bent,
maar je toch nog met materie, lichaam en geest omkleden,
wordt automatisch door het bewustzijn afgestraft.
Spotrend belooft Eenoog 'Niemand' als laatste re verslin­
den. Daarin ligt toch een stuk genade besloten, want hij neemt
Niemand nog meer ballast af. Niet alleen in de vorm van zijn
manschappen, die symbool staan voor het idee dat je nog ie­
mand bent, maar bovendien is het genade wanneer als laatste
de Niemand in je wordt opgegeten en zo elk spoor iets te zijn
verdwijnt. Als je in de waan verkeert een lichaam re zijn, ben
je onvermijdelijk gekluisterd aan de dualiteit van goed en kwaad
en kun je nooit beweren dar je Niemand bent.
Odysseus begrijpt dat hij een four heeft gemaakt, maar ziet
nog nier in dat er zich een wondertje afspeelt. Hij wil toch
nog 'iemand' zijn. Dankzij een list weet de held zich uit zijn
benarde situatie te bevrijden, maar hij overdrijft met zijn hoon
naar de cycloop als hij wegvaart. In plaats van de uitgestoken
hand van de zoon van Poseidon aan te nemen, doodt Odysseus
hem liever, opdat hij het licht nooit meer kan zien. De held
weet nog niet dat je niet iemands innerlijke licht kunt doven.
Dat licht is iets wat niet komt en gaat. Als je iemand vermor­
zelt, dood je niet zijn licht, maar alleen zijn vorm.
Odysseus kan zijn eerste leermeester Polyphemos niet be­
grijpen omdat hij nog in de waan verkeen vanuit een lichaam
te leven. Hij is gevangen door her geloof in verleden en toe­
komst en kan her juweel van het eeuwige nu nog niet herken­
nen.
24
Odysseus herkent Polyphemos niet en het zal duidelijk zijn dat
her herkennen van een verlichte lastig is, omdat verlichting geen
uiterlijke kenmerken heeft en dus niet herkenbaar is. Maar dat
deze Eenoog een grote geest is, blijkt wel uit het feit dat hij
Odysseus' reis en daden voorspelt. Polyphemos verrelt zelfs wat
hem in eigen huis nog aan ballast boven het hoofd hangt. Bo­
vendien helpt hij Odysseus- die daar geen weer van heeft, laat
staan er waardering voor kan opbrengen- van een deel van zijn
ballast af, door het uitdunnen van zijn bemanning.
Er zijn maar weinig mensen die zonder meer herkennen
wanneer dat soort genade hun ren deel valt. Dat komt omdat
die genade zich soms als rampspoed aftekent, zoals her verlies
van een beminde. Dar soort dramàs kunnen ons leven echter
een drastische wending geven die zich anders misschien niet
zou voltrekken. Dar is natuurlijk geen uitnodiging om zo'n
noodlot op re roepen, of her vrijwillig op re zoeken, maar nie­
mand ontkomt eraan om meer dan eens zijn hoofd re stoten,
bijvoorbeeld om vastgeroeste ideeën in te ruilen voor de juiste
koers naar huis.
De reis beschrijft tot dit punt min of meer her volwassen
worden van her ego dat gaandeweg meer zicht krijgt op zijn
eigen kleingeestigheid en beperkingen.
4
Bij Aiolos - Het onbegrepen niets
Na het verlaten van het land der Cyclopen landen de sche­
pen van Odysseus vervolgens op het eiland van Aiolos, de
god der winden die hun een volle maand gastvrijheid ver­
leent. Bij het afscheid schenkt Aiolos aan Odysseus een zak
van koeienhuid waarin hij de banen van de gierende winden
heeft gevangen. Aiolos laat een gunstige westenwind opste­
ken, die Odysseus en zijn manschappen voorspoedig naar
Ithaka zal brengen. De god drukt hem op het hart in geen
geval de zak van koeienhuid open te maken.
25
Als na tien dagen varen de omtrekken van lthaka in zicht
zijn, dommelt Odysseus in en kunnen zijn manschappen hun
nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ze maken de zak
open en de losgebarsten stormen blazen de vloot terug naar
het eiland van Aiolos.Als ze weer bij hem aankloppen, stuurt
hij hen verbolgen weg. Aiolos ziet in hun terugkomst een
teken dat de goden tegenhem zijn en hij wilOdysseus daarom
niet opnieuw helpen. Ze moeten nu maar op eigen kracht
zien thuis te komen.
Aiolos is de volgende verlichte die Odysseus wil helpen om
met de juiste wind thuis te komen. De zak van koeienhuid die
hij hem schenkt bevat alleen maar wind en suggereert daar­
mee dat de ultieme waarheid uiteindelijk leegte is. Dat de hoog­
ste waarheid niets is, kunnen maar weinig mensen bevatten en
daarom wordt Odysseus door de nieuwsgierigheid en hebzucht
van zijn eigen manschappen weer weggeblazen door de losge­
barsten stormen van een onbevattelijke waarheid.
Het 'openmaken van de windzak' kan op alle niveaus gebeu­
ren. We maken allemaal wel eens vleugjes van de waarheid
mee. Of je nu onder invloed van een LSD-trip of door een
oormoering met een gerealiseerde een plotselinge schoonheids­
ervaring krijgt, je persoonlijkheid, je ego, komt oog in oog re
staan met her niets, maar je kunt het nog niet herkennen.
Zo kan ook je eerste ontmoeting met een leermeester en zijn
simpele waarheid vertroebeld worden door je 'manschappen',
je neigingen en ideeën dar je nog een persoonlijkheid bent,
die nog de baas in je zijn. Zij zien niets in het niets en kunnen
het dus nog niet begrijpen. Ze kunnen de boodschap nog nier
aan, al krijgen ze wel een ervaring en staat ze de waarheid vlak
voor hun neus. Het verstand zier het als niets en ze hadden
toch naar een fets gezocht? Het is de waan dar God iets spe­
ciaals is, de hoop dat her absolute je verlicht zal maken, het is
26
de droom van 'het verlichte ik', waarin niet begrepen wordt dat
verlichting geen 'ik' kan herbergen. Dat is nog niet te behappen,
want in dat 'niets' valt alleen niets te beleven en te zijn. Tijdens
mijn eigen thuisreis leerde ik van mijn leermeester Wolter Keers
het belang om die drempel van het niets in mijzelf te herken­
nen en vervolgens ook in zoekers, die veelal verstrikt zaten in
emoties en gevoelens, maar wel op hoge toon beweerden ver­
licht re willen worden. Hij wees er onvermoeibaar op dat al­
leen een volwassen ego, doorleefd en bewust van de neigingen
van de manschappen, gepasseerd kan worden. Zoiets botweg
zeggen was vaak zijn enige manier om hun ego te raken. Zo
konden ze zich ervan bewust worden, dat ze eerst daaraan moes­
ten werken alvorens de dwingeland uit te hangen en geëmotio­
neerd te eisen dat ze onmiddellijk kregen wat ze zochten. Wol­
ter liet mij de noodzaak zien dat je ook wel eens voor Alolos
moet spelen, door mensen die nog niet rijp zijn om het sim­
pele niets te bevatten, weg te sturen en aan het bewustzijn over
re laren om die rijpheid maar ergens anders te krijgen.
Als je nog niets in 'het niets' ziet - met andere woorden in
thuis-zijn, in leven zonder verlangens - en die schat nog niet
kunt hanteren, wil dat niet zeggen dat je het niet alsnog kunt
leren. Maar blinde vlekken zichtbaar maken lukt soms alleen
via grof geweld, in lerterlijke of in figuurlijke zin.
Als je het niets, de leegte - het thuiskomen - nog bekijkt
vanuit de hoofdrolspeler, her ego, zul je er weinig in zien om­
dat er niets re halen vale, en omdat je blijkbaar nog iets in de
wereld van objecten zoekt. Dat is het grootste struikelblok voor
de zoeker die zich door de leegte laat afschrikken. Je moet het
ego niets over die leegte vragen. Al geef je je een eeuwigheid
over aan ascese, meditatie en andere spirituele praktijken, dan
nog zal het ego die leegte niet omhelzen. Het enige dat werkt
is het zien en loslaten van alles war nier van jou en blijvend is.
Daarmee vind je je ware huis -je werkelijke zelf
Meestal kost het veel tijd voordat je inziet dar je eerst alles
wat vals is moet kwijtraken om thuis te komen, en zeker dat-
27
gene waaraan je het meest gehecht meent te zijn: je emoties, je
vrienden, je familie en ga zo maar door. Als Jantje, her ik, niet
in her lichaam van het driejarig jongetje was gekropen, maar
als ongedefinieerd-zijn aan de kennende kant was gebleven,
waren er ook geen vrienden en niet-vrienden geboren, geen
mama en geen papa en was het paradijs nooit verlaten. Maar
zo speelt her zich nu eenmaal nier af. Mgeschrikr worden door
her niets laat ook zien dat je nog nier doorhebt dat er in de
wereld van de dingen niets te halen vale. Met re blijven hopen
gaat de meeste tijd verloren, en blijven veel zoekers in dit sta­
dium van de dualiteit hangen.
5
Bij de Laistrygonen - Alleen het denken
Bij gebrek aan een gunstige wind roeien Odysseus en zijn
manschappen zeven dagen voort en bereiken het land van de
reusachtige Laistrygonen, waar het nooit nacht lijkt te zijn.
Een man die geen slaap nodig heeft zou er als herder dubbel
loon kunnen verdienen.
Maar de reuzen blijken kwaadaardig te zijn en onder lei­
ding van hun koning gooien de Laistrygonen gigantische rots­
blokken en verwoesten zo alle elf schepen die in de haven
liggen. De bemanning wordt op gruwelijke wijze als vissen
gespietst voor het avondmaal. Alleen Odysseus, die als enige
van de hele vloot voorzichtig genoeg is geweest om buiten­
gaats voor anker te gaan, weet met zijn schip en bemanning
te ontkomen.
Het land van de Laistrygonen is het land van het denken dat
reuzen schept en ons levenslang gevangen kan houden. JJs ik
dit doe en dat laat, krijg ik dat, en krijg ik her niet, dan ga ik
een cursus volgen om her toch te krijgen.' Her hebben en verga-
28
ren van kennis, bezittingen en starus zijn de broertjes van her
denken, die maar één doel hebben: jou verpletteren onder her
gewicht van het sereven naar her onmogelijke. Dar onmoge­
lijke is het geloof dat je geluk en zekerheid kunt vinden voor
het tijdelijke, voor je lichaam en geest. Het denken wil altijd
alles hebben en tegelijkertijd vernietigt het alles.
De reuzen scaan voor het geloof in het denken: als ik twee
banen had, zou ik veel meer kunnen doen. Het 'als... dan-den­
ken'. Bij de Laistrygonen komt Odysseus er door veel schade en
schande achter dat het denken geen kompas is waarop hij thuis
kan komen. Hij verliest maar liefst elf van zijn twaalf schepen
en hun bemanning. Her is het faillissement van her denken, en
van het hele idee wat je benr en bezit, blijft niets over.
Hoe kunnen ze nu in godsnaam thuiskomen als ze het den­
ken niet meer kunnen gebruiken?
Hier ligt een dubbele valkuil, want veel zoekers op het spiri­
tuele pad wantrouwen her hele denken, ook het functionele
denken. Het denken dat schipbreuk moer lijden is het ik-ge­
bonden denken: ik deug niet, ik had her beter kunnen doen;
ik had het zus of zo moeren zeggen; zie je wel, ik ben gewoon
lelijk ofte dik, of te mager; m'n moeder heeft altijd al gezegd
dat ik her niet kan; mijn vader heeft altijd al gedacht dat ik
een nul ben; ik kan maar niet ophouden met roken en zuipen.
Maar ook: kijk mij eens, ik heb het paard van Troje bedacht,
en dat soort uitsloverij.
Her functionele denken, zonder 'ik', is naruurlijk onmis­
baar. Het dient bijvoorbeeld voor het oplossen van problemen
in je werk. Of de ijskast is leeg, dus besluit je morgen bood­
schappen re doen. Als het om dit gewone denken gaat, los 'jij'
erin op. Maar juist het geloofin het ik-gebonden denken moet
je zien los te laren. Je moet loslaren dar het iers van jou is. Dar
ik-gebonden denken is verantwoordelijk voor her lijden van
het individu en daarmee van de hele mensheid.
Het is dus niet zo, dat het denken geen goede dingen kan
voortbrengen, maar als het gaat om het denken waaraan je
29
geloof hecht zoals 'ik doe het', dus het ik-gebonden denken, is
er sprake van een illusie.
Het kost heel wat doorzettingsvermogen om die hece aard­
appel door je keel te krijgen en via eliminatie van die betove­
rende denkwereld de kern re vinden waaruit deze illusie is
opgebouwd. Maar zelfs zonder diep re graven, kun je gemak­
kelijk zien dat her denken je nooit echt brengt war je wilt. Wij
zijn slaafvan onze gedachten, we geloven ze blindelings en we
kunnen ze nier passeren. Als her denken zegt: 'Dat heb ik ge­
dacht,' wordt daar nooit een vraagteken bij gezet, rinkelt er
geen enkele alarmbel. We zijn het allemaal eens met de leugen
'ik denk dus ik ben.' Toch is dar niet waar en kan die waan
eenvoudig worden ontmaskerd als je eenmaal openstaat voor
de mogelijkheid om dat vanzelfsprekende gegeven nader re
onderzoeken met de simpele vraag: wie ofwar ben je dan als je
niet denkt?
Het eiland der Laistrygonen heeft hoge rotswanden om een
verraderlijk rustige baai. Overal op de bergen rondom ziet
het land er onbebouwd uit, er is geen mens re zien, maar in
de verte stijgt rook op.
Is dat nier precies war we bij het denken ervaren? De hoge
rotswanden die het denken opwerpt om iets te kunnen berei­
ken? En is er nier weer die bedrieglijke rook in de verre: de
valse belofte van het thuiskomen? Is dar geloof, dat denken,
niet de worrel die de ezel doet lopen, maar die het stomme
dier nooit zal proeven?
Als je naar je eigen leven kijkt, loop je ook voortdurend ach­
ter een worrel - een idee, een verwachting, een verlangen -
aan.
30
Het heeft echter geen zin het denken de oorlog re verklaren of
onder dwang het denken te stoppen, zoals bijvoorbeeld met
meditatietechnieken maar al te vaak wordt geprobeerd. Dar
helpt niets. Het is de kop van de draak af slaan en er twee voor
terugkrijgen.
Het mogen inzien dat het denken verschijnt en verdwijnt in
jou en nooit brengt wat het belooft is de opening naar de ont­
moeting met een leermeester, die dan - wonderlijk genoeg -
ook prompt op her roncel verschijnt.
Zo is de vlucht uit het land van de Laistrygonen her einde
van het geloof in her denken en dat berekent automatisch een
herziening van wat we dachten en geloofden re zijn. Dan wordt
de deur geopend naar 'hulp van buitenaf', naar hulp buiten
het denken om.
Als die hoge drempel is genomen, neemt het verhaal een
grote wending. Van nu af aan wordt alleen het niet ik-gebon­
den denken gebruike.
Verdelen we dit hele universum voor her gemak in het ken­
nen en her gekende, of her waarnemen en het hele waargeno­
men scala van dingen die voorbijgaan, dan berekent vastzitten
in her denken dar je vanuit je lichaam denkt. Dus:'ik denk',
'ik handel', 'ik voel', 'ik heb her meegemaakt' en 'ik zal dat
nog meemaken'. Je bent gebonden aan het idee een lichaam te
zijn. Dat kennen lijkt vast te zitten in het lichaam, maar je
bent kansloos om de waarheid te herkennen als je gevangen
zit in het slaafs volgen van wat die gedachten je voorspiegelen.
Ben je bijvoorbeeld dankzij een bepaalde bevrediging even
zonder verlangen, dan zal het denken direer claimen dat her
de oorzaak daarvan is en je vervolgens weer naar de volgende
bevrediging drijven.
Die gevangenis is ongemerkt ontstaan roen je een jaar of
drie was. Je ouders leerden je dat 'Jantje honger', niet goed
was. Het was 'Ik heb honger'. En dat 'ik' hoorde bij het lichaam
dar naast je moeder in de spiegel srond. Het betekende op dat
moment het einde van her ongedefinieerd aanwezig-zijn; dat
31
'ik' werd beperkt tot een lichaam dat een hoofdrol in je waar­
nemingen kreeg. 'Jantje honger' werd je afgenomen en dat
was de kiem van een persoonlijkheid met verantwoordelijk­
heid, en met een begin en een eind van een wereld om in op te
groeien, af te takelen en te sterven. Vervolgens moest 'ik' iets
worden en daarvoor moest je leren. Je begon te leren wat 'goed'
en ' slecht' is en dat plaatste je voor hindernissen van een plot­
seling opgedoken dualistische wereld.
In die dualistische wereld zeg je bijvoorbeeld: 'Ik ga slapen'.
Maar waar ga je heen? Waar gaat die waaktoestand waarin je
zojuist nog was naar toe? Als je gaat slapen, ga je in feite als
belichaamd wezen dood. Niemand wil dat horen, want je denkt
dar je morgen weer wakker wordt. Maar dar is niet per defini­
tie waar. Als je droomt, leef je weer in een andere wereld met
een ander lichaam en heb je geen enkele weet van de voor­
gaande waaktoestand.
's Morgens ontdek je dat die droomwereld weer verdwenen
is om plaats te maken voor een nieuwe waaktoestand waarin
je weet dat je bijvoorbeeld om cien uur een afspraak hebt. Maar
je kunt niet bewijzen dat die afspraak gisteren gemaakt is want
het is een idee in het nu. En het nu kun je nooit verlaten.
Dat telkens, elke seconde, elke morgen, elk leven geboren
worden is maar een idee, want jij bent in werkelijkheid dat
onveranderlijke waarin alles zich afspeelt.
Als je hebt doorzien dat het denken onverzadigbaar is en
nooit brengt wat je zoekt, zul je merken dat de ellende die het
denken opwerpt toch gewoon doorgaat. Het einde van het
denken in dit stadium van de zoektocht betekent hooguit dat
je je gedachten niet meer zo serieus neemt. Het is een begin.
6
Bij Circe - De betoverende verliefdheid
Neerslachtig varen Odysseus en zijn manschappen verder op
het enige schip dat hun nog rest. Ze belanden zwaar geha-
32
vend op het eiland Aiaia, waar ze twee dagen en nachten van
uitputting en verdriet blijven liggen zonder een uitweg te
zien. Aiaia is het eiland van Circe, dochter van Helios, de
zonnegod die de mensen het licht brengt.
Na twee dagen gaat Odysseus op onderzoek uit. Plotseling
kruist een prachtig hert zijn pad. Hij doodt het dier met zijn
lans en sleept het naar het schip waar zijn manschappenzijn.
Na een uitbundige maaltijd komt er een eind aan hun neer­
slachtigheid en gaan ze het eiland verkennen. Als ze in de
verte rook zien opstijgen, zijn ze bevreesd omdat dit levens­
teken hen zo dikwijls in de problemen heeft gebracht. Wijs
geworden, stuurt Odysseus dan maar de helft van zijn man­
schappen op de rook af, onder leiding van Eurylochos.
Ze komen bij het huis van Circe, waar de manschappen
worden verwelkomd door vriendelijke wolven en leeuwen,
die hun kwispelend tegemoet komen. De dieren zijn door de
schoongelokte Circe betoverd met kruiden. De manschap­
pen horen Circe in haar paleis zingen en gaan, behalve
Eurylochos, op haar wonderschone gezang af. Circe verwel­
komt hen met een heerlijk, zoete drank gemengd met tover­
kruiden, die hun de herinnering aan hun vaderland ontneemt.
Daarna verandert Circe hen met haar toverstaf in zwijnen,
maar ze houden wel hun menselijk verstand.
Maar Eurylochos gaat ervandoor en durft Odysseus pas na
veel gejammer te verreUen wat er is gebeurd. Odysseus gaat
met geheven zwaard naar de plek des onheils, maar vlak bij
het paleis stuit hij op de god Hermes met de gouden staf. De
boodschapper der goden geeft hem een wonderkruid om de
magie van Circe te weerstaan. Hermes raadt Odysseus aan
Circe met de dood te bedreigen als zij hem met haar tover­
stafwil aanraken. Zij zal Odysseus vervolgens uitnodigen het
bed met haar te delen, maar Hermes waarschuwt hem de
vriendschap met Circe pas te aanvaarden als ze zweert zijn
manschappen weer mens te maken en geen ander onheil te­
gen hen te beramen.
33
Zo gaat Odysseus naar het paleis van Circe en wordt hij op
dezelfde gastvrije manier onthaald. Maar als zij Odysseus met
haar toverstokje wil betoveren, springt hijop en bedreigt haar
met zijn zwaard. Verbijsterd omdat geen sterveling ooit haar
betovering heeft weerstaan, beseft Circe de listige Odysseus
voor zich te hebben, wiens komst haar voorspeld was door
de goden. Terstond biedt ze hem haar lichaam en liefde aan.
Odysseus eist dat ze eerst al zijn manschappen hun oorspron­
kelijke gedaante teruggeeft.
Als Circe de betovering van de manschappen heeft opge­
heven, zien ze er zelfs jonger, schoner en groter uit dan voor­
heen. Odysseus haalt zijn andere manschappen op aan het
strand en keert met hen terug naar het paleis van Circe. Ze
verwent hen met overvloedige maaltijden en drank om ze al
het lijden te doen vergeten en weer blijdschap in het hart te
geven.
Na een vol jaar zeggen de manschappen tegen Odysseus
dat ze naar huis terug willen.
Odysseus vraagt Circe hen naar huis te laten gaan. Circe
antwoordt direct dat hij niet tegen zijn zin in haar paleis moet
blijven. Ze vertelt hem dat hij nog wel een tocht naar het
Schimmenrijk, de woning van Hades, voor de boeg heeft al­
vorens echt naar huis te kunnen. Daar moet hij namelijk de
schim van de ziener Teiresias oproepen, die hem moet ont­
hullen hoe zijn terugkeer naar huis verder zal verlopen.
Odysseus wordt door angst overmand en vraagt haar wie hem
de weg zal wijzen. Circe antwoordt dat hij zich geen zorgen
hoeft te maken omdat de noordenwind hem zal leiden.
Toch verliest Odysseus nog een van zijn manschappen, de
niet zo slimme Elpenor. Hij was dronken op het dak van het
paleis gaan slapen en als hij zich de ochtend van vertrek haas­
tig bij de anderen wil voegen, valt hij beneveld van het dak.
Met zwaar gemoed vertrekken ze naar het Dodenrijk
34
In deze fase van zijn reis moer Odysseus van Hermes, de bood­
schapper van Zeus, leren slijmen; hij moer zogenaamd vriend­
schap sluiten met Circe om her leven van zijn manschappen
niet in de waagschaal te stellen. Anders zou Odysseus Circe
nooit de hand reiken en zou herzelfde zijn gebeurd als bij de
Cycloop. Hij zou weer vervallen in denkbedden van goed en
kwaad, opnieuw versrrikr raken in het denken en terug moe­
ren naar de Laistrygonen.
Maar diemaal neemt hij voor her eerst de boodschap van het
goddelijke aan. De ontmoeting met Hermes is het eerste con­
tact met het zelf, of het begin van de dialoog met je eigen
wezen, je innerlijke seem. Dar is geen geringe stap. Her is het
begin van her einde van de duisternis, van de gevangenschap
in de vorm.
Veel medereizigers op her pad die figuurlijk nog 'bij de
Laistrygonen'- het denken- vertoeven, haken in deze fase af.
Voor hen is dit 'geloof' iets wat voor het denken niet kan be­
staan. Het is zoals kikkervisjes die zich her leven buiten de
viJver niet kunnen voorstellen en de verhalen van de kikkers
niet serieus nemen. Daarom komen maar weinig mensen 'Her­
mes' tegen om vriendschap mee re sluiten, oftewel het denken
en zijn betovering los te laren. Pas dan wordt thuiskomen
mogelijk.
Circe, of Kirke, is Grieks voor 'de havik die cirkelt om zijn
prooi'. De persoonlijkheid wordt verliefd op het absolute,
Circe. Maar zolang je van haar een object maakt, raak je in de
ban van haar schoonheid. Na de valkuil van het denken re zijn
gepasseerd, is de volgende hindernis de waan dat een object
geluk kan brengen. Het object is in dit geval deze goddelijke
vrouw waar iedere man verliefd op wordt, om vervolgens als
varken verder te moeten leven. Met andere woorden, in de
ban van de betovering komen. Her maakt niet uit of een hond
vals is, wam als er een loopse teef in de buurt is, verandere hij
totaal en wordt hij zo mak als een lammetje. Hij staat met zijn
35
tong uit zijn bek en je kunt bij wijze van spreken alles met
hem doen, als hij maar bij dat vrouwtje mag zijn. Dat is het
lot van de persoonlijkheid. Wordt de betovering van die ver­
liefdheid verbroken, dan is hij weer in zijn normale doen.
Circe is Odysseus' belangrijkste leermeester. Ze is de verper­
soonlijking van het 'verliefd worden', of wat algemener, van al­
les wat jou kan betoveren. Je vindt het in veel dingen terug: een
auto willen hebben die je mooi vindt, die baan, die status, die
onuitputtelijke bankrekening, dat tweede huis en vul de lijst
maar aan; iedere betovering van de buitenwereld staat in diep­
ste zin voor het zoeken naar geluk buiten jezelf. Circe is, als
archetype van de femme fatale, daarvan het ultieme symbool.
In dit stadium van de zoektocht haken er weer veel mensen
af Al die mooie ervaringen van de liefde en de hoop op liefde
dan? Je neemt van ons af wat het mooiste op aarde is en geeft
er niets voor terug!
Het toverkruid van Hermes is het inzicht dat het object niet
datgene is wat jou geluk kan brengen. De zeldzame zoeker die
dit kruid krijgt, is dus begenadigd. Verliefden hebben daar
nog geen boodschap aan, omdat dit geluk nog door de ander
-het object van hun verliefdheid -lijkt te komen.
Net zoals alle andere hindernissen komen we allemaal dit
soort betoveringen tegen. Ook Odysseus slaat geen stap over.
Hij maakt alle menselijke situaties mee voordat hij ze kan pas­
seren. Je moet echter niet vlugger willen gaan dan je kunt,
want het heeft geen zin om je in te beelden dat je het verhaal al
hebt begrepen en dus een deel van de reis kunt overslaan. Dan
zul je net als Odysseus afgestraft worden en kunnen je dingen
worden ontnomen.
Zolang je je bijvoorbeeld nog verzet tegen de pijn als er iets
uit je leven verdwijnt wat je had willen vasthouden, heb je het
nog niet doorzien. Niets is vast te houden. Behalve het niets.
Dat wil niet zeggen dat je gevoelloos moet worden, maar wel
dat je in staat bent te zien dat verliefdheid je afhoudt van echte
liefde. In die echte liefde laat Circe Odysseus onmiddellijk los
36
als hij weg wil. Odysseus koos voor zijn denken, zijn gevoel,
zijn manschappen en was nog niet rijp om in die echte liefde
te verblijven.
Het valt niet mee om dit onderdeel in het dagelijks leven te
herkennen, want er gebeuren nogal tegenstrijdige dingen. De
bemanning wil vertrekken, maar haalt zich daardoor de reis naar
het Schimmenrijk op de hals waarvoor ze nu juist zo bang zijn.
Odysseus heeft eindelijk een leermeester van formaat in zijn
leven toegelaten. In de figuur van Circe heeft hij uiteindelijk
gevonden wat hij al zo lang had gezocht: liefde met een grote
L. Bij haar ervaart hij de grenzeloze stilte die het doel van alle
reizen is. Het is de liefde die kan loslaren en niets te maken
heeft met welke andere vorm van liefde ook. Wie die liefde
kent, zal dat beamen. Je proeft haar bijvoorbeeld als je het
geluk hebt een leermeester te mogen ontmoeten met wie je zo
intiem leeft. Geen zinnig mens zal een einde aan zo'n relatie
willen maken.
Maar wat die leermeester je leert, dwingt je op een gegeven
moment om in te zien dat je het zelf op eigen kracht moet
realiseren. Je moet dus weer verder en dan zul je merken dat
een leermeester als Circe je moeiteloos loslaat. Niet uit onver­
schilligheid, maar uit liefde die weet dat het bewustzijn alles
regelt. Ook zijn koers zal het bewustzijn regelen, maar dat kan
Circe hem niet zeggen omdat hij dat antwoord nog niet aan­
kan. Daarom zal in plaats van een gids de noordenwind, ofte­
wel bev.'UStzijn, hem leiden.
Een belangrijk onderdeel van de episode bij Circe is de dood
van Elpenor.
Als Odysseus bij Circe weggaat, weet hij dat hij meer is dan
een mens van vlees en bloed met gedachten, gevoelens en
emoties. De dood van Elpenor is het moment dat de onnozel­
heid, dus de persoonlijkheid, sterft. Zijn naam betekent 'hij
die in hoop leeft'. Alleen de persoonlijkheid hoopt, het zelf
neemt het leven zoals het is.
37
Als de naïviteit is gestorven- wat vroeg of laat op ieders pad
gebeurt- kun je nooit meer doen alsof je van niets weet. Je
voelt op je klompen aan dat er iets niet klopt met die persoon­
lijkheid; je begint re vermoeden dat hij niet bestaat. Je leeft
nog met alles erop en eraan, met je angst en je gevoelens. Je
lijkt bijvoorbeeld nog in ideeën te kunnen vervallen, maar niet
écht meer. Je lijkt nog verliefd te kunnen worden, maar her
voelt al minder echt. Er blijft een diep besef over dar her leven
wezenlijk anders in elkaar steekt.
Dus iedereen die op weg is naar huis, maakt het moment
mee dat de onnozelheid sterft.
Dat de bemanning weg wil en Odysseus nog naar ze luistert
en ze wil helpen, symboliseert dat hij niet doorheeft dat die
manschappen onderdeel zijn van zijn persoonlijkheid en dus
van zijn persoonlijke ellende.
Odysseus en Circe vormen een eenheid. Hij leeft onafge­
broken in de natuurlijke staat, een toestand van ononderbro­
ken gelukzaligheid en harmonie zoals we in de eerste drie le­
vensjaren ervaren. Alleen is hij er zich nier van bewust dat dit
de natuurlijke roestand is en verkeert hij in de waan dat hij dar
geluk en die vrede aan Circe te danken heeft. Dat is voor zijn
persoonlijkheid nog te veel van het goede. De manschappen
krijgen niet meer genoeg aandacht van Odysseus en als dat
maar lang genoeg duurt, worden ze onrustig, willen ze weg of
gaan zelfs dood, zoals die onnozele Elpenor.
De manschappen van Odysseus hebben dus nog de over­
hand. Zij bepalen zijn onrust. Oe stilte is maar 'geleend' en als
zijn neigingen de aandacht opeisen, kan hij 7..e nog niet nege­
ren. Dat kan pas veel later, als hij thuis is, als hij beseft dat hij
geen deel uitmaakt van die bemanning en dat hij zelfs niets
met ze te maken heeft.
Circe lijkt bij zijn vertrek bijna koud en onverschillig. Maar
ze weet wat het berekent om zelfstandig thuis te komen en te
blijven. Odysseus kan dat nog niet aan. Hij denkt zonder zijn
38
bemanning- zonder dat complex van ikjes - niet te kunnen
bestaan.
7
Hades - Het hoogste gezag
Odysseus en zijn manschappen varen over de wereldzeeën over
de aarde, totdat ze wouden van populieren en wilgen zien en
een geweldige waterval horen waar twee grote rivieren zich
in de onderwereld storten.
Daar offert Odysseus het bloed van twee dieren om de
schimmen van de gestorvenen op te roepen. Ze verschijnen
in groten getale, de geesten van jong en oud. Met zijn zwaard
houdt Odysseus de bleke schijngestalten der doden weg van
de offerkuiL De eerste schim die hem nadert is zijn trouwe
dienaar Elpenor. Odysseus belooft hem een grafheuvel voor
hem op te richten door op de terugweg weer het eiland Aiaia
van Circe aan te doen. Zelfs zijn moeder moet hij met tranen
in de ogen op afstand houden zolang hij Teiresias nog niet
gesproken heeft. Als Teiresias, de blinde profeet uit Thebe,
met een gouden staf in de hand verschijnt, laat Odysseus hem
drinken van het warme bloed der offerdieren.
-
-
Odysseus onderneemt de reis naar het Schimmenrijk omdat
hij Teiresias, her hoogste gezag in de wereld dat hij kent, op
aanraden van Circe wil raadplegen over de wijze waarop hij
thuis moet komen.
Als er iemand over waarheid kan spreken, is hij het wel die
in de dood nog kan spreken, ziener is en nog blind ook.
Odysseus kan bij hem het bij Circe geleerde en haar voorspel­
lingen over de thuisreis toetsen. Ook wil hij horen of haar
waarschuwing klopt dat hij de kans loopt manschappen en
schip te verliezen.
39
Teiresias vertelt Odysseus dat hij zich de toorn van Poseidon
op de hals heeft gehaald, omdat hij zijn zoon, de cycloop
Polyphemos, van het licht in zijn ogen heeft beroofd. Deson­
danks kan Odysseus behouden thuiskomen met zijn man­
schappen als hij de runderen van Helios op het eiland
T hrinakia maar ongemoeid laat. Kunnen de manschappen
zich echter niet bedwingen, dan zal Odysseus alleen thuisko­
men op het schip van een ander en zal hij in zijn huis vele
mannen treffen die zijn vrouw het hof maken. Odysseus zal
hen moeten doden en dan op weg gaan met een roeispaan
over de schouder, totdat hij een land bereikt waar men de zee
niet kent noch zout gebruikt. Daar moet Odysseus de roei­
spaan rechtop in de grond steken en een offer aan Poseidon
brengen. Bij zijn terugkomst in eigen land zal hij de goden
moeten eren. Daarna wacht hem op hoge leeftijd een zachte
dood uit zee. Na deze profetische woorden van Teiresias daalt
zijn schim weer af in het rijk van Hades.
Nu pas laat Odysseus zijn moeder Antikleia van het bloed
drinken. Zij is gestorven omdat ze niet zonder Odysseus
kon leven. Hjj ontmoet ook vele bekende medestrijders uit
de Trojaanse oorlog, waaronder Achilles die hem vertelt dat
hij liever levend en wel als dagloner bij een arme boer zou
werken dan hier de geëerde, maar gestorven held uit te han­
gen.
Ook ontmoet hij Agarnemnon, de opperbevelhebber van
de Griekse strijdkrachten die hem laat weten dat hij welis­
waar kort na de val van Troje thuis is gekomen, maar daar
lafhartig werd vermoord door Aigisthos, de vrijer van zijn
vrouw Klytaimnestra. Tot slot spreekt Odysseus met een reeks
vroegere liefjes van oppergod Zeus.
40
De avontuurtjes van Zeus willen zeggen dat Zeus op alle ni­
veaus te vinden is. Eerst dacht Odysseus dat de hoofdpersoon
van deze hele waaktoestand belangrijk is. Langzamerhand gaat
hij begrijpen dat die hele hoofdpersoon er niet toe doet. Nu is
de hoofdpersoon Odysseus, maar voorheen heeft Zeus zich in
vele andere hoofdpersonen verstopt. Zeus heeft elke dag een
ander liefje, een andere droom.
Wat hier wordt uitgebeeld is de veelheid van relaties van Zeus
met het gekende. Steeds komt er weer een nieuwe verdroming
en eigenlijk kan zijn vrouw Hera daar slecht tegen. War bere­
kent die vrouw? Ze is in feite de waaktoestand, zoals Hades, de
broer van Zeus en de god van het Schimmenrijk, de droom
verregenwoordigt en zijn andere broer Poseidon de droomloze
slaap. Alleen Zeus is overal. Hij is een marktplaats. Steeds wordt
de ruimte gevuld met nieuwe kraampjes, ronder dat die ruimte
wordt aangetast.
Het mooie is, dat je hier ziet dat Zeus met zichzelf speelt.
Die oude Grieken hebben goed begrepen dar God speelt. Dus
Zeus, het eeuwige deel van Odysseus, kan telkens weer een
nieuwe droom hebben met steeds een nieuwe hoofdpersoon.
Daarom is jouw hoofdpersoon - als je dat mag zien - niet
bijronder meer. Zeus speelt alle rollen. Maar let wel, Zeus is
maar één van de vele namen voor essentie ofbewustzijn. Maak
er alsjeblieft weer geen persoontje van.
Zo kan ik nu zeggen: Zeus speelt bange Jan of nerveuze Jan,
of wat dan ook voor Jan. Dar beleef ik ineens. Ik kan her niet
uitschakelen. Ik zie dat Zeus dat allemaal doet, ik zie dat het
niet uitmaakt of dit boek er wel of niet komt, maar tegelijker­
tijd kan ik niets doen aan het feit dat Jantje roch zenuwachtig
wordt of het wel lukt. Is dar niet mooi? Dat je door verschil­
lende vensters tegelijk kunt kijken, dat je alle niveaus tegelij­
kertijd kunt beleven en dat het helemaal vanzelf gebeurt? Als
je er niet meer aan gaat sleutelen, speelt het zich gewoon alle­
maal af, en dat is het nu. Zo eenvoudig is het nu. Als je niet
meer aan jezelf sleutelt, ben je waar je wezen moet.
41
Een van de belangrijkste aspecten van het verblijf in het
Schimmenrijk is dat Odysseus de vergankelijkheid leert ken­
nen. Wat is de grootste boosdoener in de wereld? De vergan­
kelijkheid. Wanneer kom je die tegen? Als je kind, geliefde of
een familielid doodgaat. Dan wordt jouw hele wereld - jouw
mooie, beschermde toverwereldje waar alles zo veilig is, waar
de aandelen nog helemaal goed zitten en je pensioen geregeld
is - ineens op zijn kop gezet en zie je dat het allemaal niets
voorstelt, omdat het morgen afgelopen kan zijn.
Maar in het dagelijks leven willen we dat niet zien. Je wilt
niet elke seconde van je leven geconfronteerd worden met de
broosheid van je bestaan.
Veel mensen die een sterfgeval van een naaste hebben mee­
gemaakt, zullen beamen dat de wereld naderhand nooit meer
hetzelfde is. Een heleboel dingen 'van de wereld' zijn plotse­
ling minder belangrijk geworden of hebben hun betekenis
verloren. Er heeft zich een inzicht voltrokken. Hier zie je het
verschil tussen inzicht en mentaal begrijpen. Mentaal begrij­
pen is niet meer dan een verhaaltje in je hoofd. Een inzicht is
ook een verhaaltje in je hoofd, maar naar aanleiding van een
innerlijke verandering die zich al heeft voltrokken. Voor die
verandering heb je in wezen niets gedaan, dus is her verhaaltje
in wezen overbodig. Verhaaltjes in je hoofd brengen nooit ver­
anderingen teweeg, ze zetten in het beste geval de deur ervoor
open.
De vergankelijkheid en daarmee de betrekkelijkheid van de per­
soonlijkheid helemaal onder ogen komen is enorm moeilijk.
Odysseus durft dat, hij durft de dood in de ogen te kijken. Mijn
leermeester Wolter Keers noemde dat sterven terwijl je leeft,
dus als Odysseus in de onderwereld wordt bewonderd omdat
hij zich daar durft te vertonen, wil dat zeggen dat hij sterft ter­
wijl hij nog leeft.
Als je inziet dat je eigen persoonlijkheid niet bestaat, zul je
tegelijkertijd inzien dat de persoonlijkheid van de mensen om
42
je heen, je maatjes en de mensen van w�e je houdt
:
plus van
wie je niet houdt net zo onecht is. Dan 1s er pas ru1�te �oor
chte verandering. Zolang je nog denkt een persoonliJkheld te
e
..
n heb J·e niets aan het niets. Naarmate je de persoonlijkheidZlJ '
'
1 'd l"keer als een leugen gaat doorzien, gaat het mets ge e1 e lJ
:n meer voor je betekenen en vormt dan steeds meer je eigen
zelf.
Alleen lichaam en persoonlijkheid moeten sterven. In de
Onderwereld begrijpt de held ook dat sterven geen winst is,
dat zelfs de doden nog doorgaan met datgene waarmee ze bij
hun leven al kampten. Het blijken kleinzielige, stoere en te­
leurgestelde ego's met een leven achter zich waarin een b:­
paalde valkuil niet is gepas���rd. Het blijkt �at
.
thuiskomen m
vrijheid iets is wat alleen biJ Je leven mogehJk 1s.
.
Je moet vrij worden van je lichaam. Achilles was het met
gelukt en betreurt dat. In de dood verandert nie
_
ts. De man
die uitkwaadheid op Odysseus zelfmoord pleegde, 1s nog steeds
kwaad op hem. In de dood kun je niet groeien, hier wel. Daar
wordt Odysseus mee geconfronteerd: je moet het nu, in deze
waaktoestand doen.
Onder de doden vindt de held dus zijn motivatie om het
sterfelijke achter zich te laten, het absolute te weken, zijn thuis­
reis te vervolgen en te laten gebeuren wat nodig is, al is hij nog
w bang voor de gevolgen.
Odysseus en zijn manschappen verlaten het Schimmenrijk
en keren terug naar het eiland van Circe. Hier richten zij een
grafheuvel op voor Elpenor. Vervolgens vertelt Odysseus aan
Circe over zijn ervaringen in het dodenrijk en geeft zij hem
uitgebreide aanwijzingen over zijn terugreis. Ze vertelt hem
hoe hij de Sirenen kan passeren en dat hem daarna twee we­
gen openstaan. Bovendien waarschuwt ook zij Odysseus om
de runderen van Helios ongemoeid te laten.
43
Het belangrijkste van de episodes bij Circc is dat zijn naïviteit
daar is gescorven en dat hij voor het eerst via Circe de zoete
smaak van de stilte, van het niers ofhet eeuwige heeft geproefd.
Ook is het voor het eerst dat zijn manschappen zelf verder
willen al moeten ze dan het dodenrijk onder ogen komen.
Odysseus zelfvoelt niet de drang om naar huis te gaan, omdat
hij bij Circe thuis is. Maar dat kunnen zijn manschappen niet
ervaren. Hier komt het verschil tussen Odysseus en zijn man­
schappen naar voren.Toch kan Odysseus ondanks zijn erva­
ringen bij Circe het allemaal niet echt begrijpen. Her zal hem
pas gaandeweg duidelijk worden.
Hij leerde dankzij haar de dood als een object in hemzelf te
zien en dar maakte het verlangen naar het subject, het werke­
lijke thuiskomen wakker.
8
De Sirenen - Het eeuwige waarom
De wind drijft Odysseus enzijn manschappenbinnendekort­
ste keren naar het eiland van de Sirenen, die met hun betove­
rende gezang alle reizigers de dood in jagen. Want wie in
onwetendheid nadert en hun stemmen hoort, keert nooit
meer terug naar huis. Rond de Sirenen liggen botten en sche­
dels hoog opgestapeld weg te rotten. Dicht bij het eiland valt
de wind weg en wordt de zee spiegelglad. Beklemd roeien de
manschappen naar dit oord van dood en verderf.
Odysseus kneedt proppen van was en stopt de oren van
zijn manschappen dicht. Hijzelflaat zich op advies van Circe
met dubbele touwen aan de mast binden. De Sirenen krijgen
hen in het oog en heffen hun verleidelijke gezang aan. Ze
roepen Odysseus op om met zijn schip naar het eiland te
komen. Ze beloven hem onvoorstelbaar veel te leren, omdat
zij alles weten wat er op aarde gebeurt. Golven van de meest
44
betoverende melodieën overspoelen Odysseus en hij wenkt
zijn manschappen om hem los te maken. Bang geworden
binden zij hem nog steviger vast. Ze roeien snel langs ��t
eiland. Pas als het uit het ûcht is verdwenen, maken ze ZIJn
rouwen los.
De Sirenen belichamen in wezen alle antwoorden op de levens­
vraag 'waarom'. Alle geloofssysremen, filosofie of kennis die
een ancwoord beloven op het Grote Waarom- inclusief het
non-dualisme als je dat tot een ideeënstelsel laat verkalken -
behoren tot de Sirenen.
De bijbelse 'zevende dag' - de dag waarop God ziet dat alles
goed is - zul je nooit beleven zolang je nog in die waarom-
vraag blijft hangen.
In het denken is geen oplossing te vinden, en hier gaat het
om een subdeler denken dan bij de Laistrygonen.
Het becoverende gezang symboliseert in zekere zin een door
de zintuigen opgeroepen 'naar binnen gaan', de trance van het
weg-zijn. Het is als het verblijf bij de Lotophagen, maar nu ge­
raffineerder. Die Sirenen zeggen in wezen: �s je naar ons toe
komt, leggen we je alles uit. Hoe de wereld in elkaar zit, hoe de
problemen opgelost kunnen worden, hoe je gelukkig kun
_
t wor­
den door kennis.' Er is niets tegen de antwoorden op die vra­
gen, maar ze zullen je niet naar de ultieme waarheid voeren.
Van Circe heeft Odysseus geleerd dat hij om thuis te ko­
men de valkuilen van dagdromen en trance-ervaringen zal
moeten passeren. Die toestanden zijn erg verleidelijk voor alle
zoekers: ze geven zo'n fijn gevoel en je kunt je hoog verheven
boven de rest van de stervelingen in een prachcige, kunstma­
tige stilte wanen, waarin je vreedzaam leeft zonder een stap
dichter bij huis te komen.
In die zin kun je ook de seksualiteit bij de Sirenen onder-
brengen, dus het idee dat er in de seksualiteit iers te vinden is,
45
een soort superfàmascische extase. Dat is een droom. Die ex­
case is �iteindelijk niets anders dan her tijdelijke gekende, dus
een obJeCt. Klaarkomen is niet thuis blijven.
Er is niets
.
�is mee d�gdromen, maar wel met de gedachte
dat ze echt ZIJn en dar Je nier zonder kunt, of dar ze je thuis
k�nne� brengen. Ze worden ondergaan door je persoonlijk­
h�td bmnen �e waaktoestand. )ij kum zonder dagdromen, zij
ntet
.
zonder JO�. Wat eranee-ervaringen aangaat, zijn er vele
manteren om die te bereiken. Je kunt voor je gezondheid aan
yoga doen en in een staat van gelukzaligheid eerecht komen
of ver�ichting zoeken door meditatie en in samadhi - een ge�
lu�tge trance - raken. Als je daarin blijft, mis je het uitein­
deliJke doel, dus thuiskomen. Want samadhi is in wezen net
als dope, tijdelijk en nooit duurzaam.
Ner als het dagdromen is trance iets war je in jezelf kunt
oproepen en waar�n je verslaafd kunt raken. Trance prikt je
�ast en weerhoudt Je van de echte reis naar binnen; trance kan
Je verlangen naar huis verdoven.
Je �oer alles p�sseren en acheer je laren. Uiteindelijk ook de
mame� waarop Je deze hele Odyssee begrijpt. Bij het echte
naa.r bu�.nen gaan zul je lichaam en geest achter je moeten
laren. Ctrce heeft Odysseus dar laren inzien. Zij heeft hem de
raad gegeven langs de Sirenen re gaan.
De mast waaraan Odysseus zich laar vastbinden is het sym­
bool voor alle methodieken -zoals medicatietechnieken _die
werken om het ego te passeren, maar alleen als je ook weer
waarroe ze leiden en je zeker weet dar de Sirenen je nooit kun­
nen geven war je zoekt.
Hier ligt een struikelblok voor de meeste beoefenaars van al
die technieken. Je moet de essentie minstens mentaal hebben
begrepen, dus weten waarvóór je mediteert. Je denke misschien
dat je her doet om vcrlicht re worden, zonder re weren war dat
i�. Nou, �an kun je mediteren tot je een ons weegt, maar ver­
Irebt zul Je daar nier van worden.
46
De centrale vraag is niet zozeer: wat is verlichting, maar wie of
wat wordt er eigenlijk verlicht? Als je die vraag onderzoekt, zal
er een antwoord komen. Misschien door een plotseling in­
zicht, misschien doordat je een leermeester op je pad treft die
je verder helpt. Dar is genade. Odysseus maakt alle fouten die
er re maken zijn, maar hij wordt er ook door geholpen; het
coeval, de genade, helpt hem met vallen en opstaan steeds een
eindje verder.
In de nabijheid van een leermeester proef je weliswaar hoe
her is om jezelf re zijn, maar het is nog niet van jezelf. Je mag
her lenen, een srukje 'meefiecsen', her is nog nier op eigen
kracht. Odysseus heeft van Circe geleerd dat hij zijn man­
schappen moer vrijwaren van de beproeving der Sirenen door
ze oordopjes van was te geven. Zelf laar hij zich vastbinden en
dat geeft aan dat hij bewust deze techniek wil gebruiken om
de eraneetoestanden en de waaromvragen van de Sirenen he­
lemaal re ervaren en re passeren.
9
Bij Skylla en Charybdis - De weg van het hart
Na de verleidelijke, maar dodelijke Sirenen arriveert Odysseus
met zijn manschappen op de plek waarvan Circe heeft ge­
zegd dat hij twee kanten op kan: langs de Planktai, ofwel de
Alles Stukslaande Rotsen, of door de nauwe zeestraat waar
de tweelingmonstersSkyllaenCharybdiszijn. Odysseus vaan
de zeestraat in en ziet een onmetelijk hoge berg, waarvan de
top in wolken gehuld is. De spiegelgladde rots is niet te be­
klimmen. Ongeveer halverwege zit een spelonk. Daar woont
het blaffende monster Skylla. Het heeft dunne, onderont­
wikkelde poten, een kolossaal lijf dat grotendeels in de grot
blijft, maar zes eindeloos lange halzen met dodelijke koppen
die voortdurend dieren en mensen uitzee plukken. Geen schip
komt er ooit ongehavend langs en altijd gaan de zes monster­
koppen er elk met een lid van de bemanning vandoor.
47
Aan de overkant van de zeestraat is een andere klip die niet
zo hoog is. Er groeit een vijgenboom met een dicht blader­
dak en daaronder een brede opening waardoor het monster
Charybdis drie maal daags het zeewater opslokt en weer uit­
spuwt. Daar ontkomt helemaal niemand aan de ondergang.
Odysseus heeft Circe nog gevraagd of hij de wapens tegen
Skylla kan opnemen, maar dat verbood ze hem op hoge toon,
want dan zou het monster misschien de kans krijgen twee
keer aan te vallen. Odysseus durft zijn manschappen niet te
vertellen wat hun te wachten staat. Op het laatste moment
krijgt de angst de overhand en trekt Odysseus toch zijn wa­
penrusting aan. Op de voorplecht van het schip tuurt hij naar
de steile rots waar Skylla zich verschuilt.
Terwijl de manschappen echter met afgrijzen naar het mon­
ster Charybdis aan de overkant kijken, komt het veelkoppige
monster Skylla opeens te voorschijn en rukt zes van hen uit
het schip. Ze worden gillend meegesleurd en verslonden.
Odysseus moer kiezen russen de Plankrai en de tweeling­
monsters Skylla en Charybdis. De Plankrai verpletteren alles
war zich ertussen waagt. Dar is in wezen de meest directe weg
naar huis, maar Odysseus durft dar 'doodgaan' niet aan. Ook
Charybdis trekt hem niet. Drie maal daags re kunnen worden
opgeslokt in Charybdis als het tegenzit is hem teveel en dus
kiest hij 'met slimheid' de weg van de minste weerstand, dus
die van Skylla. Ook al kost hem dar zes manschappen, her is
beter dan alles kwijtraken.
Skylla is de weg van overgave en Charybdis de weg van ken­
nis en inzicht. Her is nier altijd duidelijk welke van die twee
geaardheden het beste past bij de Odysseus in jou. Her is zaak
om bij jezelf te herkennen wat je bent. Als je een harrzoeker,
een bhakta bent, zul je de neiging hebben om meegesleurd re
worden in je gevoelens en wil je liever niet begrijpen wár je nu
48
eigenlijk zoekt. Wel heb je van narure zomaar veel vertrouwen
meegekregen.
Omgekeerd heeft de hoofdzoeker, de jnani, de neiging steeds
maar in her denken re blijven hangen en niets te geloven of
niemand re vertrouwen; hij durft zich nier over re geven. Maar
hij heeft ook goede kanten, wam hij kan de dingen op een rij
zetten. Bhakra en jnani vullen elkaar aan en her hare en her
hoofd moeten elkaar ergens ontmoeten; de jnani zal zich vroeg
of laar moeten overgeven en de bhakra zal nier zonder begrip
thuis kunnen komen.Volg je leven en her volgt vanzelf een van
dierwee wegen. Beide vloeien ineen in het uiteindelijke thuis­
zijn. Het is dan ook nier verwonderlijk dat Odysseus uiteinde­
lijk zowel Skylla als Charybdis zal moeren passeren.
Odysseus kiest eerst de weg van Skylla en zo leert hij dat alles
wat hij denkt re zijn en war hij bezit ieder moment kan wor­
den afgepakt, zonder dat hij iets kan doen of laren. Hij leert
inzien dat de goden alle rouwtjes in handen hebben. Met an­
dere woorden, hij blijkt geen vrije wil re hebben, al had hij
zich wel altijd een vrije wil toegedacht.
Wie zich regen overgave verzet moet nog meer manschap­
pen inleveren. Overgave kan zich alleen in de praktijk voltrek­
ken en niet vanuit de theorie. Je kunr jezelf je hele leven blij­
ven wijsmaken dar je leert om je over re geven, maar dar is
onzin. Je kunt overgave nier 'doen', maar je kunt er wel de
comauren van leren zien, de smaak ervanre pakken krijgen en
aanvaarden dar her nog nier zover is; je kunt je van overgave
bewust worden. Je bewust worden is al een stap weg van de
'doener', weg van de waan dar er voor overgave een cursus kan
of moer worden gevolgd.
Je kunt wel met roken willen stoppen, maar je doet her niet,
dus geef je je bewust eraan over dar je her niet kunt. Het is
alleen her bewustzijn dar je kan helpen. Geneesmiddelen wer­
ken alleen omdat her bewustzijn dar wil. Her is dat bewustzijn
dar in Psalm 127 is verwoord: 'Als God het huis nier bouwt,
vergeefs zwoegen de arbeiders.'
49
De verslonden kameraden symboliseren de machteloosheid
wanneer er dingen van ons wegvallen. Je kunt je kinderen leren
naar rechts en links te kijken voor het oversteken, maar je kunt
niet hun leven voor ze leiden. Niemand ter wereld heeft de macht
om wat dan ook tegen te houden. Als je kinderen een hele nacht
wegblijven, kun jij je wel zorgen liggen maken,
_
m�r dat helpt
niets. Om thuis te komen, moet je daarom eerst mz.Jen dat Zeus,
of hoe je het ook wilt noemen, alle rouwtjes in handen heeft.
Dat is voor de meesren van ons een onmogelijke opdracht. Zeg­
gen we bijvoorbeeld wel bij een begrafenis: 'Uw wil geschiede,'
in het dagelijks leven doet geen mens dat.
.
We ondergaan dit leven als zelfstandige individuen, al JS er
misschien af en toe een vaag vermoeden dat er soms iets van
hogerhand wordt geregeld. Circe heeft Ody�seus
_
du�delijk
gemaakt dar zelfstandige individuen in werkel�?khe�d met b�­
sraan, dat het bewustzijn alles regelt en dat vnJe w1l evenmm
bestaat. Odysseus komt er bij Skylla achter dat dit zo moet
zijn, al kan hij het nog niet behappen.
Skylla is her onafwendbare noodlot, het volle besef dat her
voor het lichaam een keer afgelopen zal zijn en dar je nooit
weet wanneer dat jou zal overkomen. Hoe je je ook voorbe­
reidt, of hoe je je ook regen al het denkbare indekt, de dood
kan je altijd in iedere situatie overvallen.
. .
De dood is de angst voor het onbekende. Dte angst JS de
diepste oorzaak dat je her geluk niet kunt vinden en de groot­
ste hindernis voor je thuiskomst. Die angst maakt dat we vast
blijven zitten en niet langs Skylla komen.
Odysseus heeft de raad gekregen om zich nier regen Skylla,
her noodlot, re verzenen, maar hij kan nier nalaten om op her
laatst roch zijn wapenrusting aan re trekken en naar boven re
kijken. Ondanks al her geleerde, namelijk zich niet r�
_
verzer­
ren, denkt hij als het er echt om spant nog steeds dat htJ er wat
aan kan en moet doen.
Niemand ontkomt aan die angst. Hij heeft vele namen:
doodsangst, leefangst, faalangst, enzovoort. Als je wilt dar de
50
hele reis zich rot her eind afrolt, zul je die hindernis moeten
nemen.
Dar kan voor jou een moment van overgave zijn. Overgave
is een proces waarin we leren dar war ons zo'n angst inboezemt
en wat we uit de weg gaan, nu juist datgene is waar we ons hele
leven naar op zoek zijn, namelijk naar onszelf, naar de alles­
omvattende liefde.
Bij Skylla heeft Odysseus dus gezien dat hij niets kan doen.
Hoe hij zich ook verzet, hem is van alle kanten duidelijk ge­
maakt dat hij en zijn manschappen niers in te brengen heb­
ben. Hij heeft van alles gedaan om de manschappen voor re
bereiden de hindernissen op weg naar huis te kunnen nemen,
maar vreest het ergste. Hij ziet eigenlijk al in dat hun nog meer
verschrikkingen boven her hoofd hangen. Zelf weer hij nog
niet precies hoe of wat en kan hij het alleen maar laten gebeu­
ren en op genade wachten.
10
De runderen van Hellos - De waan van tijd
Na het jammerlijke schouwspel van de door SkyUa verslon­
den manschappen komt Odysseus met zijn schip aan bij het
prachtige eiland Thrina.kia, waar de runderen van de zonne­
god Helios grazen. Odysseus wil het eiland liever mijden,
indachtig de waarschuwingen van zowel Teiresias als Circe.
Immers alleen wanneer de zeven goddelijke kudden van vijf­
tig runderen ongemoeid worden gelaten, kan hij met zijn man­
schappen thuiskomen. Maar de manschappen willen toch aan
land om bij te komen van atle rampspoed. Ze zijn uitgeput
en treuren om hun omgekomen makkers. Zij zweren geen
rund aan re raken en krijgen Odysseus zover tenminste één
nacht op het eiland door te brengen. Nog voor het aanbreken
van de volgende dag steekt er echter een ongunstige wind op,
die een maand lang zal aanhouden. Ze zijn met hun schip
aan het eiland gekluisterd. De etensvoorraden raken snel op
51
en de honger kan maar ten dele worden gestild met vis en
gevogelte.
Odysseus is ten einde raad en zoekt een stille plek op om
tot de goden te bidden. Misschien kan één van hen hem op
weg naar huis helpen maar de goden doen hem in een zoete
slaap verzinken.
Zijn manschappen houden het intussen niet langer uit en
worden het er samen over eens dat ze liever het risico lopen
om de toom van de goden over zich af te roepen en straks
wellicht op zee in één klap aan hun eind te komen, dan ter
plaatse een trage, ellendige hongerdood te moeten sterven.
Tegelijkertijd proberen ze de goden gunstig te stemmen door
jonge eikenbladeren te offeren en hun te beloven dat zij, als
ze ooit thuiskomen, een tempel voor de god Helios op zullen
richten.
In deze episode worden het verschil en de breuk tussen
Odysseus en de rest van zijn manschappen onafwendbaar. Ze
blijken niet de buigzaamheid van Odysseus te kunnen opbren­
gen om de voorspellingen van Teiresias en Circe te eerbiedi­
gen en zijn ervan overtuigd dat het met de hongerdood voor­
goed is afgelopen. Waarom zou je dan niet uitbundig gaan
eten en erop los leven nu het nog kan en de zorgen over dat
abstracte en wezenlijke 'thuiskomen' voor je uit schuiven?
Het is Odysseus allemaal al voorspeld maar het doet hem
toch veel pijn om te zien dat zijn eigen maten met wie hij
zoveel heeft doorgemaakt niet dezelfde beleving en doel in het
leven hebben als hij. In jouw leven doet dat zich voor wanneer
je niet meer net zoals je vrienden en familie in het leven kunt
staan. Meestal zien zij aan jou dat er iets aan je is veranderd.
Het leven en zijn wereld zie je niet meer als iets wat blijvend
geluk herbergt, maar je zoekt nu naar wat komt noch gaat en
eeuwig is. Dar verandert je houding ten opzichte van wat je
52
nog uit dit leven verlangt en de waarde die je eraan hecht. Je
verliest je niet langer in het uitstippelen van je leven en de
drang om iets in de wereld te bereiken. Ja, je regelt nog wel de
dingen op je werk, voor je kinderen en je pensioen, maar dat
wil niet zeggen dat je gelooft dat alles wat je plant ook echt
gaat gebeuren. Hetzelfde geldt voor een droom. Daarin kan
ook sprake zijn van een verleden en een morgen en kun je
bijvoorbeeld door een ander beschuldigd worden van iets wat
je al je hele leven doet terwijl het toch echt in die droom pas
verschenen is en weer helemaal verdwijnt als de droom voorbij
is. Vervolgens verschijnt er weer iets anders in je aandacht.
Het doet pijn om te zien dat jij wel dat doel in je leven hebt
en de rest van de geliefden om je heen niet. Het is moeilijk om
je relatie, je familie en je vrienden over dat verschil te vertellen
en hen te overtuigen om dat ook zelf te gaan onderzoeken. De
meesten van ons zullen maar heel zelden iemand vinden met
wie ze erover kunnen praten. Odysseus heeft nog wel Circe-
de enige waarmee hij echt gelukkig kon zijn- verlaten om de
wens van zijn manschappen die naar huis wilJen in te willigen.
Het is pijnlijk om te zien dat voor hen 'naar huis gaan' iets
totaal anders betekent dan voor hemzelf Toch houdt hij van
ze, maar hij begrijpt niet wat nu precies de oorzaak van dit uit
elkaar groeien is.
Heel vaak zijn in deze fase van de reis de botsingen tussen
jou en je omgeving een voortdurend terugkerend patroon en
leer je steeds meer je mond te houden over je verschil van
mening met hen over wat 'thuis' voor jou betekent. Hun 'thuis'
is duidelijk: je leeft, je vermenigvuldigt je, je consumeert en
sterft. Verder is er niets, of misschien iets vaags zoals een hel
of een hemel waarin je- al naar gelang je daden- terecht­
komt. Odysseus heeft zijn thuis in dat goddelijke jaar van
vrede bij Circe geproefd. Na de dood van Elpenor kreeg hij
de zekerheid dat die toestand met Circe de voorbode was van
een eeuwig leven, ofwel het vinden van onze onveranderlijke
essentie.
53
Na het gebed tot de goden stormen de manschappen op de
mooiste runderen af om een feestmaal van ongekende om­
vang aan te richten. Het vlees wordt aan het spit geregen en
boven grote vuren geroosterd. Odysseus is intussen wakker
geworden en spoedt zich naar het strand.
Scheldend staat hij tussen zijn mannen, maar het onheil is
niet meer af te wenden. De runderen zijn dood. De goden
tonen de manschappen direct wonderbaarlijke tekenen. De
huiden van de geslachte koeien kruipen over de grond en het
vlees aan het spit loeit alsof de dieren nog leven.
Helios dreigt Zeus dat hij onderduikt in de Hades om al­
leen nog voor de doden te schijnen, als de oppergod geen
wraak neemt op de manschappen van Odysseus. Zeus be­
looft hem dat zij hun welverdiende straf niet zullen ontlo­
pen. Zes dagen eten de manschappen van het vee. Dan voegt
Zeus de zevende dag toe en gaat de wind eindelijk Liggen. Ze
kunnen het eiland weer verlaten, de rampspoed tegemoet die
Zeus over hen zal afroepen.
Als de manschappen beginnen met de grote schransparrij die
zes dagen zal duren, wordt her Odysseus duidelijk dar de go­
den de manschappen hebben verleid de runderen op re eren.
Door hem in slaap re sussen, heeft hij her onheil immers nier
kunnen afwenden. Hij ziet her echter nog wel als zijn tekort­
koming en ook die van de manschappen die zich zonder hem
nier kunnen beheersen. Pas later, als hij thuiskomt, mag hij
leren hoe her echt in elkaar zit; dan blijken de manschappen
vrijers of ik-neigingen te zijn.
De runderen van Helios, waarvan Circe heeft gezegd dar ze
geen jongen krijgen en nooit sterven, staan symbool voor het
54
verloop van de tijd. De zeven kudden kun je zien als de dagen
van de week en her totaal aanral runderen (zeven maal vijftig)
als de dagen van het jaar.
De mannen eren de mooiste en beste runderen op en feesten
zes dagen lang.
Door de runderen op re eten en in de waan van de tijd te
trappen, loopt her leven op zijn eind en sterft je lichaam af.
De manschappen geloven dar de runderen van Helios hun
honger alleen tijdens hun leven kunnen stillen. Voor hen is
het leven een consumptiebestaan tussen gisteren en morgen.
Her geloof dat alles sterfelijk is, geeft ze de overruiging dar
wat ze in die zes dagen hebben opgegeten ervoor zorgt dar het
op de zevende dag, de dag gods, zal aflopen. Toch laren de
goden Odysseus en zijn manschappen direct zien dat dit een
waan is en dat die zevende dag geen einde berekent, want de
huiden van de geslachte dieren lijken nog te leven en het vlees
loeit aan her spit. Zowel de manschappen als Odysseus zien
die tekens. De manschappen zijn verwonderd zonder erbij stil
re staan. Alleen Odysseus kan her begrijpen, wam Circe heeft
hem verteld dat de tijd en de dood niet echt kunnen bestaan.
Maar hij kan en durft de consequenties voor hem en zijn man­
schappen nog niet re accepteren.
Op dezevende dag gaan zij scheep, maar het eiland van Helios
is nog niet uit het zicht verdwenen of er breekt een wilde
storm los. Zeus treft het schip met een bliksemschicht. Allen
komen om en zo ontneemt Zeus hen de thuiskomst. Alleen
Odysseus blijft gespaard. Hij grijpt de afgerukte mast vast
en bindt die aan de kielbalk en laat zich daarop gezeten door
de storm meesleuren.
')')
Bij Skylla, het noodlot, zag hij zijn idee sneuvelen iets in de
hand te kunnen hebben. Vervolgens ontdekte hij op Helios
dat de waaktoestand niet uit materie besraat maar steeds op­
nieuw wordt geboren. Helios' runderen staan evenals zijn
manschappen voor de dagen en dus voor de rijd.
Odysseus kan door her verlies van zijn vertrouwde kijk op
her leven de pijn en de machteloosheid nog nier echt onder
ogen komen. Dar hoeft ook niet, want daar zorgt Zeus wel
voor. Hij pakt met brute kracht Odysseus zijn schip en man­
schappen af zonder hem re doden, als Zeus met de zevende
dag de waan van de tijd opheft en weer een nieuw begin schept.
Oe genade daarvan is Odysseus bij lange na nier duidelijk
en hij heeft symbolisch de kiel en de mast nog nodig om nier
verloren te zijn, nu hij her schip is kwijtgeraakt. Het schip
staat voor je lichaam en de manschappen voor je vrienden,
familie, kennissen én je innerlijke neigingen.
Hem rest niets anders dan het naakte er-zijn en een mast om
zich aan vast te houden. De mast staat voor de wijze waarop
hij de Sirenen is gepasseerd en waardoor hij op dit momene
nier naar her waarom van war er gebeurt vraagt om niet de
kans te lopen alsnog te moeren sterven.
Oe kiel is zijn vcrmogen om in evenwicht te blijven, zelfs als
je weinig tot niets meer over hebt. Dat vermogen vindt zijn
oorsprong in het samenzijn met Circe, die hij pas weer verliet
toen de manschappen klaagden dat ze weg wilden. Nu de
manschappen hem ontnomen zijn, komt dat vertrouwen weer
terug en geeft het hem houvast in die grote lege oceaan.
Dat inzicht is de voorbode van dargene waarvan hij later, als
hij wezenlijk thuis is, pas echt de vruchten plukt. Odysseus
begint in re zien dar alles aan de vertrouwde, gekende kam:
rammelt en dat het plaatje nier zo mooi oogt als het verhaal
erover lijkt. Door de waan van de tijd en het geloof een lichaam
te zijn, verlies je op de zevende dag alles wat gekend is. De
waakroestand houdt op en er is even geen vorm, tot Zeus je
een nieuwe ochtend schenkt met een nieuwe wereld- als je w
56
gelukkig bent dar je niet in de waan trapt dat die een vervolg is
van een gisteren.
Toch heeft Odysseus nog nier helemaal door waarom de
goden hem laren leven, maar wel zijn laatste manschappen en
zijn schip afpakken. Hij denkt nog steeds dat hij het allemaal
zelf doet en dat hij net als zijn manschappen is. Odysseus heeft
nog nier door dar de goden alles veroorzaken en regelen, en
dar dit er-zijn nier iets tijdelijks, of iets gekends is.
11
Terug bij Charybdis - De weg van het hoofd
Mast en kiel worden door de razende golven teruggedreven
naar Skylla en Charybdis. Wanneer Charybdis het zoute wa­
ter met mast en kiel opslokt, weet Odysseus zich op het nip­
pertje vast te grijpen aan de grote vijgenboom voordat hij de
opening in dreigt te schieten.
Urenlang blijft hij hangen zonder dat zijn voeten steun vin­
den. Uit die benarde positie kan hij zich pas bevrijden als
Charybdis het zoUle water met de balk weer uitspuugt. Hij
laat zich vallen, grijpt de balk en drijft weg zonder door Skylla
te worden opgemerkt. Negen dagen later spoelt Odysseus
aan op het eiland Ogygia.
Voordat je de symboliek van Charybdis kunt doorgronden,
moet je inzien dar vorm in al zijn waarneembaarheid geen
stabiliteit heeft. Alleen wie flexibel genoeg is om de echtheid
van de materie ter discussie re stellen en een onderzoek naar
zijn eigen bron re doen, maakt een kans de nooduitgang- de
eeuwige vijgenboom bij Charybdis- re kunnen vastgrijpen.
Her 'vijgenboomsrandpunr' is de uitnodiging om een vraagre­
ken re zenen bij deze hele rastbare wereld die van moment tor
moment zo 'echt' lijkt.
57
Alles is Odysseus al voorspeld. Hij wist dat hij op weg naar
huis zijn bemanning en schip, zijn afweermechanismen, ego
en lichaam, 'kwijt' zou raken. Hij had verwacht zelf ook daar­
bij re vergaan net als de manschappen en her schip, maar de
mogelijkheid om bij zijn leven alles war hij meende re zijn
kwijt te raken en dus re sterven om thuis te komen, is nooit bij
hem opgekomen. Her drama met de bemanning en her schip
is in feite de hoogste vorm van genade. Het is het inzicht dat
we geen wezens van vlees en bloed zijn, maar absolute, vorm­
loze aanwezigheid, hier verbeeld door her water. Her theoreti­
sche inzicht niet de golf maar her water re zijn had Odysseus
al bij Circe gekregen.
Charybdis neemt drie keer per dag de wereldzeeën in zich op
en spuugt ze weer uit. Daar wordt zelfs Poseidon voortdurend
naar binnen gezogen, wam hij is her symbool van water; her
water dar drie verschillende vormen (gasvormig, vloeibaar en
bevroren) aan kan nemen zonder dar her 'water-zijn' veran­
dert. Odysseus hangt weliswaar moeizaam aan de vijgenboom,
maar is regelijkertijd getuige van de drie uitdrukkingen: de
waaktoestand, de droom en de droomloze slaap. Her zijn de
enige 'werelden' die zich aan ieder van ons spomaan voordoen.
Drie keer per etmaal wordt er een wereld weggezogen en weer
uitgespuugd. Ze komen en gaan, maar de eeuwige vijgenboom
-die de drie toescanden zier verschijnen en verdwijnen- blijft
onveranderlijk getuige van dar gebeuren.
Dar inzicht brengt Odysseus op de rand van realisatie. Er is
dus maar één conclusie mogelijk: hij moer zelf dár zijn, war
her komen en gaan van de drie toestanden ontstijgt!
Hier treedt het getuige-zijn, het 'bewuste zijn' op de voor­
grond, maar Odysseus kan het nog niet bevatten; de goden
keren de genade nog niet uit. Hij heeft nog niet echt door dat
hij al voor honderd procent aan de kennende kant woont
omdat hij denkt dar hij eerst nog afmoer van her ervaren van
zijn lichaam. Hij zit nog vast aan her idéé dar hij een lichaam
58
is. Zelfs als hij her nier ervaart, heeft hij volgens zijn denken
coch auromarisch een lichaam. Daarom hangt hij zo moei­
zaam aan die vijgenboom en laar hij die weer los zo gauw de
balk van de waakroesrand weer voorbij komt.
Kijkend vanuit de vijgenboompositie is her Odysseus duide­
lijk dar de waak- en droomroesrand mee hoofd- en bijrolspelers
sleehes tijdelijke verschijnselen zijn, maar dar er iecs blijvends
moer zijn, dar daaraan voorafgaat, zonder precies re doorzien
war her is. De 'kennendheid'-de vijgenboom, die de drie roe­
sranden waarneemt-is vormloos en heeft niets mee hem als
persoon, als lichaam in één van de drie roesranden re maken.
Hijzelf kan geen lid van de bemanning zijn; hij zier dar de be­
manning en her eren dar zij roe zich nemen een soort luchespie­
geling en niet echt zijn. Hij weer dat hij ze nier mee kan nemen
naar de plek vanwaar hij nu schouwe. Zij en hun werelden zul­
len vanavond bij her slapengaan in Charybdis verdwijnen, ter­
wijl alleen hij zich aan de vijgenboom kan vastklampen om nier
re verdwijnen wanneer de waakroesrand oplost.
Dar lijken activiteiten, want dankzij inspanningen van Odys­
seus is her roe stand gekomen. Her doen kost hem nog moeite:
wwel her 'vastgrijpen' van de vijgenboom als 'her moeizaam
hangen'.
Die moeite is aanvankelijk onvermijdelijk, omdat hij nog in
de waan verkeen een golf re zijn die naar huis getoverd moer
worden. Hij is nog nier rijp om de hele waarheid van de vijgen­
boom roe re laten; dar hij én die boom-de eeuwige eoeschou­
wer- één zijn. Toch mag hij negen dagen op zee-in her zelf
-dobberen alvorens op her eiland Ogygia aan re spoelen.
Maa� ik volgde de weg van de hoofdzoeker, die her makkelij­
ker vmdr om de moeilijkste weg re nemen en nier her vage pad
van overgave, zoals harezoekers doen. Circe- in mijn verhaal
Woleer Keers- verrelde mij hoe her thuiskomen via de weg
van de hoofdzoeker eruitzier en gafme een geheel nieuwe kijk
op watJan mee zijn wereld wérkelijk is.
59
Wolter legde uit dat hij in India van zijn mentor geleerd had,
dar Charybdis de vlugste manier naar huis uitbeeldt. Het is
natuurlijk bijzonder dar uitgerekend ik naar mijn weren de
enige man in Nederland die deze weg kende, mocht ontmoe­
ten. Nier dat ik het als genade zag, hoor! Ik was toen iemand
die überhaupt niets vertrouwde en kwam er pas jaren later
achter dar je zoiets als venrouwen niet kunt 'doen'. Het over­
komt je.
Wolter wist mij voorbij de wereldwijd verspreide, rotsvaste
waan te loodsen, dat de droom en de droomloze toestand in
her hoofd van Jan plaatsvinden. Inzien dat daar geen bewijs
voor re vinden is, was een openbaring van de eerste orde voor
deze ongelovige Thomas. Ik heb toen een paar weken met dat
'nieuwe kijken' gestoeid, veel vragen gesteld en zelfs een ca­
mera bij mijn bed gezet om het bewijs van een 'slapende Jan' te
leveren. Heel simpel en natuurlijk weerlegde Wolter dar dan
weer, door me erop te wijzen dar er wel weer eerst een waak­
roesrand moet zijn, om die nachtelijk gemaakte film re zien en
dar je nooit her bewijs voor een zich gelijktijdig afspelen van
droom- en waaktoestand uit je droom kunt halen. 'Wat stom
dar ik daar zelf nier opgekomen ben!' stamelde het opschep­
pertje in mij.
De hoofdrolspeler van de waaktoestand kan nooit in de
droom en droomloze toestand komen om daar iets te contro­
leren. Het is niet meer dan een geloof dat we 's nachts tijdens
het slapen in een bed liggen, wam je kunt het niet bewijzen. In
her begin ging ik na een bezoek aan Wolter op weg naar huis,
eerst de kroeg in om me een stuk in m'n kraag te drinken, zo
overweldigend waren die denkbeelden voor mij. Tot ik inzag
en kon behappen dar het niet anders kón zijn. Jan de hoofd­
rolspeler van de waaktoestand verdwijnt, samen met zijn hele
wereld inclusief heelal en wat ook, terwijl er toch iets onveran­
derlijks, ongedefinieerds overblijft om de droom met zijn
droomhoofdrolspeler en zijn wereld te volgen. De angsten van
die droomhoofdrolspeler worden ook als een 'ik' ervaren en
60
we griezelen er op los als her moer. Maar niets van war ik daar
meemaak, heeft iets met Jan in de waaktoestand te maken en
omgekeerd geldt dat ook. Ook het afwezig-zijn van iets
waarneembaars nam ik waar, omdat ik de droomloze slaap
leerde kennen als de afwezigheid van wat dan ook. Ik over­
leefde blijkbaar en, net zoals de balk in het verhaal van Odys­
seus, de waaktoestand weer te voorschijn kwam, volgde ik dat
ook weer vanzelf. Jij hoeft hier niets voor te doen of re laten.
Het kan nier anders! Ik volg zowel de aan- als de afwezigheid
van het gekende!
Wár in ons volgt moeiteloos de drie toestanden? Dar was her
ei waarop ik ging zitten broeden. Net zo lang tor het enige
juiste ancwoord plotseling langskwam. Her gebeurde bij Wol­
terthuis. Er was een hoop volk over de vloer en we zouden net
aan tafel gaan. Ik was zoals alrijd met dat sommetje bezig. Ik
loop naar de rafel en net als ik wil gaan zirren, realiseer ik me:
'Hé! Ik ben dus niks! Dat war alles volgt, heeft vorm noch
kenmerken.' Die ontdekking stelde weinig voor en ik zou haar
glad vergeten zijn, als Wolter nier een brandende sigaret op
mijn hand had geduwd.
Hij had gezien dat er iets wezenlijks met me was gebeurd en
wilde dar verankeren. Her is war zenmeesters doen wanneer ze
een leerling mee een stok op her hoofd slaan. Dar met die
sigaret was eigenlijk niks voor Wolter, maar hij had gewoon
geen stok bij de hand.
Ik was dat hele voorval vergeren rot ik jaren later, na te zijn
'thuisgekomen', de hele film nog eens terugspoelde en dar
moment als de onherroepelijke ommezwaai van honderdtachtig
graden herkende.
Dus zien dat je nier îers bent heeft niets re maken met al die
toeters en bellen die vaak worden beschreven over de verlich­
ting van leermeesters die allang dood en begraven zijn. Wam
in het gewone leven verandert er door dat inzicht helemaal
niets! Jan eet gewoon zijn eten en gaat door met wat het leven
61
in hem afdraait. Evenals Odysseus dacht Jan toen nog gewoon
het lichaam te zijn. Een lichaam dar in een flits een aan-alles­
voorbijgaand moment heefi: ervaren, iets dat tot herinnering
verbleekt, tot een plaatje uit het verleden waardoor de waar­
heid niet meer dan een begrip wordt. Wel met het groeiende
besef dat het kennen er altijd is; het volgt dat wat komt en
gaat, het gekende, moeiteloos.
12
Op het eiland van Kalypso - Het gekende
Geen eiland ligt w ver van de bewoonde wereld als het bos­
rijke Ogygia, waar Odysseus als drenkeling aanspoelt. Zelfs
de goden komen er niet graag. Daar woont de schone nimf
Kalypso. Ze is eeuwig jong en vrolijk en altijd ligt er een lied
op haar lippen. Ook de natuur van het eiland is weelderig en
mooi. Zij neemt Odysseus liefderijk op en belooft hem on­
sterfelijkheid als hij voorgoed bij haar blijft. Met haar wet
vleiende woorden tracht zij hem alles te doen vergeten: zijn
vaderland Ithaka en zijn verlangen naar zijn vrouw Penelope.
Zeven jaar gaan er voorbij op Ogygia en Kalypso behaagt
Odysseus allang niet meer. Lijdzaam brengt hij zijn dagen
op de kust van het eiland door, starend over zee en verlan­
gend naar huis.
Het ergste voor Odysseus is dat dit zich afspeelt bij een mooie,
edele en hartstochcelijke vrouw die hem echt bemint, maar
hem nooit vrijwitlig zal laten gaan. Waarom moet hem die
overkomen? Waarom blijfi: hij oneindig ver van Penelope, de
vrouw van zijn hart?
62
De goden krijgen medelijden met Odysseus. Wann��r
Poseidon op een goede dag afwezig is, bepleit Athene ZtJn
verlossing uit de gevangenschap bij Kalypso. Haar vader Zeus
herinnert haar eraan dat zijzelf het plan heeft beraamd
Od sseus naar huis te laten teugkeren om weer heer en mees­
eer �eworden. De toorn van Poseidon lijkt dat te verhinde­
ren uit wraak omdat Odysseus zijn zoon de cycloop heeft
blind gemaakt. Zeus besluit dat de zwaar beproefde Odysseus
toch kan terugkeren, omdat Poseidon niet als enige, tegen de
wil van alle goden in, kan volharden in zijn rancune.
Hierop stuurt Zeus zijn boodschapper Hermes naar Kalyp-
50 om haar te bevelen de arme Odysseus te laten gaan. De
evleugelde Hermes vliegt met tegenzin over de grote rout­g
las waar geen mensen zijn die aan de goden offeren.p ,
..
Kalypso is kwaad over de boodschap van Zeus, want ZIJ
denkt dat de goden het haar misgunnen om met een sterve­
ling te slapen. Ze noemt Hermes de namen van stervelin�en
die gedood werden door de wrede, jaloerse machtswellustehng
Zeus, omdat zij een verbintenis met goden hadden. Kalypso
zegt Hermes dat het Zeus zelf was die het schip van Odysseus
heeft laten zinken en hem op haar eiland heeft laten aan-
spoelen.
. . .
Uiteindelijk zwicht ze voor de dretgmg van Zeus, die go-
den noch stervelingen toestaat tegen zijn wil iets te doen of
te laten. Kalypso belooft Odysseus te laten gaan, maar zij
kan hem geen schip geven om naar huis te gaan. Ze zegt
tegen de held dat ze bereid is hem te laten gaan en ��eft he
.
m
gereedschap en advies om een vlot te maken voor ztJn th�ts­
reis. Odysseus gelooft haar aanvankelijk niet en vraagt ztch
af wat erachter steekt. Kalypso leest de argwaan in zijn ogen
en stelt hem gerust dat ze niets in haar schild voert. Bedroefd
vraagt ze of hij direct weg wil. Wist hij immers wat hem nog
allemaal aan ellende te wachten stond, dan zou hij vast blij­
ven. De nimf beg.rijpt niet dat hij terug wil naar zijn vrouw,
want Kalypso is toch veel mooier? Odysseus geeft in alJe eer-
63
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

More Related Content

Viewers also liked

Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidJeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidnonduality01
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereldnonduality01
 
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitaDennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitanonduality01
 
Adyashanti - Dansende leegte
Adyashanti  - Dansende leegteAdyashanti  - Dansende leegte
Adyashanti - Dansende leegtenonduality01
 
Adyashanti - De weg van bevrijding
Adyashanti  - De weg van bevrijdingAdyashanti  - De weg van bevrijding
Adyashanti - De weg van bevrijdingnonduality01
 
Han van den Boogaard - Dat wat is
Han van den Boogaard  - Dat wat isHan van den Boogaard  - Dat wat is
Han van den Boogaard - Dat wat isnonduality01
 
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesJed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesnonduality01
 
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absoluteAlexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absolutenonduality01
 
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - ZelfonderzoekJan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - Zelfonderzoeknonduality01
 
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaitaC.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaitanonduality01
 
Anthony de Mello - Bewustzijn
Anthony de Mello  - BewustzijnAnthony de Mello  - Bewustzijn
Anthony de Mello - Bewustzijnnonduality01
 

Viewers also liked (13)

Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheidJeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
Jeff Foster - Een buitengewone afwezigheid
 
Adyashanti - Het einde van je wereld
Adyashanti   - Het einde van je wereldAdyashanti   - Het einde van je wereld
Adyashanti - Het einde van je wereld
 
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaitaDennis Waite - Een introductie tot advaita
Dennis Waite - Een introductie tot advaita
 
Adyashanti - Dansende leegte
Adyashanti  - Dansende leegteAdyashanti  - Dansende leegte
Adyashanti - Dansende leegte
 
Presentation IFF
Presentation IFFPresentation IFF
Presentation IFF
 
Adyashanti - De weg van bevrijding
Adyashanti  - De weg van bevrijdingAdyashanti  - De weg van bevrijding
Adyashanti - De weg van bevrijding
 
Han van den Boogaard - Dat wat is
Han van den Boogaard  - Dat wat isHan van den Boogaard  - Dat wat is
Han van den Boogaard - Dat wat is
 
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van allesJed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
Jed McKenna - Jed McKenna's theorie van alles
 
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absoluteAlexander Smit - Geschenk van het absolute
Alexander Smit - Geschenk van het absolute
 
ACSA.AM.101.64-3
ACSA.AM.101.64-3ACSA.AM.101.64-3
ACSA.AM.101.64-3
 
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - ZelfonderzoekJan Koehoorn - Zelfonderzoek
Jan Koehoorn - Zelfonderzoek
 
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaitaC.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
 
Anthony de Mello - Bewustzijn
Anthony de Mello  - BewustzijnAnthony de Mello  - Bewustzijn
Anthony de Mello - Bewustzijn
 

Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest

  • 1.
  • 2. TERUG VAN NOOIT WEGGEWEEST
  • 3. Terug van • nooit weggeweest De reizen van Odysseus belicht door Jan van Delden samsara
  • 4. Voor Woleer Keers Bij zijn leven een onvoorwaardelijke vriend Na zijn dood mijn leermeester Nu mijzelf ©Jan van Delden 2003 © Deze uitgave: Samsara Uitgeverij bv 2003 Omslagonrwerp: Kees Schreuders (www.ods.nl} Lay-out: Studio 28, Hillegom ISBN: 90-77228-06-3 NUR 728 I 683 Niers uir deze uirgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke roesremming van: Samsara Uitgeverij bv, Herengracht 341, I016 AZ Amsterdam Inhoud Voorwoord: Terug van nooit weggeweest De Odyssee: Wat eraan voorafging Deel I: De reis naar huis Deel Il: Het doden van de vrijers Deel III: Er Zijn Nawoord Veranrwoording Woordentolk Wie en wat in de Odyssee Woord van dank Over de auteur 7 11 15 99 199 219 237 239 245 251 253
  • 5. Voorwoord Terug van nooit weggeweest Al eeuwenlang is de Odyssee van Homerus een boek dat men­ sen fascineert en inspireert. We zien het als een klassiek literair werk, ofals een spannend reisverhaal. Waarom ik dit boek heb willen schrijven is niet alleen om her plezier dat ik aan het verhaal van Odysseus beleef, maar vooral om uit de doeken te doen dat het boek een leidraad kan zijn voor mensen die op zoek zijn naar blijvend geluk, je wezenlijke natuur. Voor mij is de Odyssee een kompas geweest om dat geluk in mijzelf te vinden. Het bijzondere van de Odyssee is dar niet alleen de thuisreis beschreven is, maar ook hoe je thuis moet blijven, om uiteindelijk te zien dat je nooit bent weggeweest. Dat is voor mij de essentie van het verhaal. Jammer genoeg is die boodschap in de loop van de tijd verloren gegaan. Van jongs af aan ben ik door het verhaal geboeid. In eerste instamie om de spannende, pikante verhalen van een Odysseus, die ik destijds maar een huichelaar vond. Hij beween immers op weg re zijn naar huis, vrouw en kind, maar onderweg plun­ dert, verkracht en moordt hij erop los en gaat hij vreemd bij het leven. Als hij na al zijn omzwervingen thuiskomt en een huis vol vrijers aantreft die met zijn vrouw Pendope willen trouwen, blijkt zij hem al die tijd trouw te zijn gebleven. Het heeft lang geduurd voordat ik begreep dat Odysseus maar een gewoon mens is die alle fouten maakt die er te maken zijn, maar desondanks uiteindelijk thuiskomt. 7
  • 6. Alle fouten maken en toch thuiskomen: her is ook mijn weg geweest en dar is de reden dat ik mijn uitleg van het verhaal wil delen met hen die geloven dat blijvend geluk of thuisko­ men onbereikbaar is. Velen kunnen zich erin herkennen en her verhaal kan een handreiking zijn om de talloze hindernis­ sen, die we op zoek naar blijvend geluk tegenkomen, te kun­ nen nemen. Maar het kan mensen ook choqueren als ze de ideeën en zekerheden van hun bestaan zien afbrokkelen, of het kan zijn dat ze de uitleg niet meer kunnen of durven begrijpen. Ik hoop dat de lezer dan van Odysseus kan leren dat hij met 'volgen' verder komt dan met 'begrijpen'. Begrijpen heeft iets beperkts en volgen geeft ongelimiteerde mogelijkheden, die het den­ ken niet kan overzien; want dat denken scheept ons af en houdt ons begrensd. Als we lezen dat Odysseus steeds alles met zijn versrand wil begrijpen en die hindernis uiteindelijk toch kan passeren, kan dat een opening zijn naar een kijk op een leven dat alle voorstellingen re boven gaat. Toen ik in 1980 mijn mentor Wolter Keers mocht ontmoe­ ten, had ik er geen flauw benul van dat hij nu juist de man was die mij, aan de hand van zijn eigen zoektocht met zijn Indiase mentor, de code gaf waarmee ik veel later het cryptogram van Odysseus' avomuren mocht kraken. Die code is de advaira­ vedanta en stamt - voorzover je dat uit boeken kunt halen - uit dezelfde tijd als het werk van Homerus, zo'n drieduizend jaar geleden. In India is de 'reis naar huis' altijd ongecensureerd beschik­ baar gebleven en niet, zoals in onze westerse cultuur, zoek­ geraakt of op zijn minst ondergronds gegaan. Toch moeten de oude Grieken ook vóór Homerus eeuwenlang dat thuiskomen in hun cult-uur hebben gekend en bewaard. Her was pas aan het einde van mijn eigen reis via de weg van advaita-vedanra, dar de Odyssee spontaan helemaal 'open­ klapte', mij her wezenlijke verhaal zichtbaar maakte en ik de 8 uitnodiging om gelukkig te zijn 'in eigen huis' mocht aanne­ men. De hele reis van Odysseus voert van dualiteit naar non-dualiteit, ofwel van een leven waarin afgescheidenbeid ervaren wordt vanuit een ikje dat de boventoon voert naar een leven van eenheid zoals in de eerste drie levensjaren, voordar er een 'ik' of een 'jij', een 'binnen' of een 'buiten' geboren werd. Zelf­ realisatie is leven zonder ego en dus zonder verlangens; het leven nemen zoals her komt met zijn pieken en dalen. Thuis­ komen is het doorzien en passeren van alles war tijdelijk en veranderlijk is. Dan pas vind je de essentie, her blijvend geluk dat elk moment moeiteloos binnen handbereik blijkt re zijn. Als je in dit boek iets tegenkomt wat je nier begrijpt, probeer dan voor ogen re houden dat zowel Odysseus als ik er rwintig jaar over hebben gedaan om de reis naar huis re maken en dar je dit dus nier door het lezen van een boek zelf op slag kunt ervaren. Om de waarheid te ont-dekken, kan ik je toch ge­ ruststellen: zo'n lange en moeizame reis hoeft niet. Dit boek is een uitnodiging om het als kompas op jouw unieke weg re gebruiken. Ook jij kunt naar huis, elke hindernis is denkbeeldig, wam de 'jij' die je werkelijk bent, her zelf, heeft al bij voorbaat alle hindernissen genomen. Het zelf heeft zelfs geen ik-gevoel no­ dig. Het heeft letterlijk 'niets' nodig om te zijn. Dat niets no­ dig hebben is het blijvende geluk, de zoete wind die we zoe­ ken, maar waarin we altijd al blijken re wonen, hebben gewoond en zullen wonen. Uiteindelijk zul je ontdekken dar je nooit bent weggeweest. Jan van Delden Najaar 2003 9
  • 7. De Odyssee Wat eraan voorafging Alle Griekse goden zijn uitgenodigd voor de bruiloft van de Griekse koning Peleus. Behalve Eris, de godin van het con­ fHct. Nijdig omdat ze is buitengesloten komt Eris toch langs en werpt een gouden appel tussen de feestgangers. Er hangt een briefje aan: 'Voor de schoonste'. Hommeles dus. Drie van de aanwezige godinnen eisen de eer op: Hera, de vrouw van Zeus, Pallas Athene, de godin van de wijsheid en Aphrodite, de godin van de liefde. De goden houden zich wijselijk buiten de ruzie en kiezen een sterveling die voor jury moet spelen: prins Paris van Troje. Niets menselijks is de goden vreemd en de drie kanshebbers proberen Paris om te kopen. Hera belooft hem macht, Athene wijsheid en Aphrodite de liefde van de mooiste vrouw ter wereld. Hij zwicht voor het laatste bod, maar Helena, de mooiste vrouw ter wereld, is al getrouwd met Menelaos. Paris reist af naar het hof van Menelaos in Sparta, waar hij uiterst gastvrij wordt ontvangen. Met behulp van Aphrodite schaakt hij de vrouw van zijn gastheer en samen met Helena keert hij terug naar Troje. Odysseus, koning van Irhaka, heeft als gevolg van zijn eigen diplomatie voor het huwelijk van Menelaos, een van de be­ langrijkste Griekse vorsten, zijn lot aan hem verbonden. Tal­ rijke koningen in het oude Griekenland dingen naar de hand van Helena, de schoonste vrouw ter wereld. Odysseus beseft dat hij zelf geen schijn van kans heeft omdat hij niet rijk is, IJ
  • 8. bovendien heeft hij zijn oog laten vallen op Penelope, de niche van Helena. Tyndareos, de vader van Helena, weet zich geen raad mee alle huwelijkspretendenten en vreest een bloedbad onder hen, wie hij ook als echtgenoot voor haar zal kiezen. Odysseus geeft hem een slim advies: voordar Helena zelf haar keuze zal maken, moeten alle kandidaten zweren bondgenoot te worden van degene die door haar wordt uitverkoren. Helena kiest Menelaos en Odysseus mag als dank voor bewezen dien­ sten haar nicht Pendope als vrouw mee naar huis nemen. Na de schaking van Helena roept Menelaos zijn bondgenoten op haar te helpen bevrijden. Het lot van Troje is bezegeld. Als Odysseus wordt gehaald, probeert hij eronderuit te komen door te doen alsof hij gek is. Hij spant een ezel en een os voor de ploeg en zaait handen vol zout in de vore. Dan wordt zijn pasgeboren zoon Telemachos voor het ploegijzer gelegd en wijkt hij uit. Zo valt hij door de mand en kan hij zich niet meer onnrekken aan deelname aan de oorlog. Hij trekt ten strijde met twaalf schepen en een veelvoud aan manschappen. Het trotse Troje lijkt onneembaar, maar na een bloedig beleg van tien jaar valt de beroemde stad. Of je nu thuis bene in de oude geschiedenis of niet: de oorzaak van de val, het paard van Troje, is al drieduizend jaar overbekend, dankzij de uitdruk­ king die staat voor verwoesting van binnenuit. Het houten paard van Troje is één van de vele lisren van de slimme Odys­ seus. De aanvallers hebben de strijd zogenaamd opgegeven en schijnbaar de aftocht geblazen; op het strand hebben zij een kolossaal afgodsbeeld in de vorm van een paard achtergelaten. In de buik van dat paard zitten de moedigste vijanden van Troje, onder wie Odysseus zelf. Tevergeefs probeert de oude ziener Laokoön koning Priamos van Troje te overreden om zijn vingers nier aan dat paard te branden. Maar tijdens zijn felle rede op het strand wordt de ziener door een zeemonster de zee in gesleurd. Dat is voor de Trojanen her teken dat de 12 goden niet aan de kant van Laokoön staan. Het houten ge­ vaarte wordt als trofee de stad in gehaald, met alle bekende gevolgen van dien. Eindelijk kan Odysseus naar huis, naar zijn geliefde vrouw Penelope. De held weet dan nog niet dat zijn thuisreis nog eens tien jaar zal duren... 13
  • 9. Deel I De reis naar huis In dit eerste deel volg ik Odysseus langs de vele hindernissen en valkuilen op zijn weg naar huis. Die obstakels betekenen in wezen dar Odysseus, en met hem elke zoeker, alle 'bagage' moet kwijtraken voordat hij thuis op lthaka mag aankomen. Bagage in de vorm van zijn manschappen, zijn ideeën over hoe de dingen in zijn leven zouden moeten gaan en uiteindelijk ook het geloof in zijn 'doenerschap'. Ik heb ik me beperkt tot de essentie van dat proces waarmee de betekenisvolle lading van zijn reisavonturen uit de doeken wordt gedaan. Naruurlijk is er veel meer over te zeggen, maar de zoeker kan hierdoor geïnspireerd zelf proberen de vele ge­ heimen die de Odyssee verbergt, re omsluieren. 1 Bij de Kikoniërs - Ajax-Feyenoord Het is eerder een zootje ongeregeld dan een fiere koning met zijn trotse manschappen, dat na de overwinning op Troje met de twaalf schepen de thuisreis aanvaardt. Kort nadat het ver­ woeste Troje achter de horizon is verdwenen, plunderen Odys­ seus en de zijnen het kustplaatsje lsmaros van de Kikoniërs. Ze slachten alle mannen af; met vrouwen en bezittingen doen ze wat ze willen. Ze moorden, roven en verkrachten en zetten het vervolgens op een zuipen. Alleen de priester Maron die in het woud van Apollo woont, wordt uit eerbied gespaard. Als 15
  • 10. dank schenkt Maron hun twaalfkruiken goddelijke, zoete on­ vermengde wijn, goud en andere kostbaarheden. Als Odys­ seus ziet dat de buit eerlijk verdeeld is onder zijn manschap­ pen, wil hij er eigenlijk meteen vandoor, maar ze willen niet luisteren en slaan aan het eten en drinken. Odysseus en zijn mannen moeten hun rooftocht bij de Kikoniërs duur betalen. Vluchtelingen hebben hun bondge­ noten in het achterland gewaarschuwd en de feestvierders op het strand worden door hen overvallen. Na een lang gevecht weten ze op het nippertje te ontkomen, maar van elk van de twaalf schepen sneuvelt zes man. Als Odysseus met twaalf schepen en een veelvoud aan man­ schappen vertrekt, wil dat zeggen dat hij zijn reis begint met veel ballast, bestaande uit ideeën hoe het thuis eruit moet zien en vol afweer regen andere denkbeelden en houdingen. Tien jaar later zal hij bij zijn thuiskomst alles kwijt zijn: hij eindigt naakt, zoals we allemaal het leven begonnen zijn. Reizen op zich betekent niets anders dan het verliezen van de overbodige ballast die we doorgaans meetorsen. Overbodige ballast is alles wat niet onveranderlijk en eeu­ wig is. Bij de ingang van de tempel van Delphi staat: 'Ken uzelve'. Je gaat op zoek naar jezelf, komt erachter wat je niet bent- de tempel is narnelijk leeg - en bij de uitgang vind je het op­ schrift: 'Maar niets te veel'. Dat wil zeggen, dat alle ideeën over hoe het pure zelf zou moeten zijn overboord moeten. Ieder idee is een waan dk je van de werkelijkheid scheidt. Alle opvattingen en denkbeelden over onszelf en de wereld zijn ballast en helerren het zien van het zuivere zelf, de essentie. De bemanning maakt deel uit van die ballast. Zij is de be­ manning van de schepen van Odysseus, maar ook het geheel 16 aan talrijke ikjes dat de persoonlijkheid die zich 'ik' noemt bepaalt. De bemanning is de verpersoonlijking van alle nei­ gingen die ik, verborgen of niet, ook in mezelf heb. Al die manschappen zitten in wezen in jezelf. Alles wat je daarbuiten ziet, waar je je aan ergert, of wat je mooi vindt bij anderen, zit ook bij jou, anders zou het je domweg niet opval­ len, want je ziet alleen wat je kent. Je beseft niet dat er sprake is van projectie. Je kunt bijvoorbeeld geen lafheid in een ander herkennen als de eigenschap zich niet minstens ten dele ook in jezelf verschuilt. Alle oorlogjes die zich afspelen met de buitenwereld vinden hun oorsprong in je eigen mankementen, die je niet kunt of wilt zien. Het vlekje bij je buurman verwijst rechtstreeks naar het vlekje bij jou. Elke strijd die zich in je leven afspeelt, speelt zich met jezelf af, ook al lijkt het met de buurvrouw of je baas. De praktijk wijst uit dat we de schuld in eerste instantie altijd bij de ander zoeken. Dus de manschappen symboliseren niet zozeer alleen je vrien­ den, familie en de rest van de buitenwereld, maar vooral wat strijd levert in jou, wat verdeelt, wat opinies heeft, wat ruzie maakt enzovoort. Daarom heeft Homerus het over 'de beman­ ning' van Odysseus. In het begin van zijn reis is Odysseus zich, net als de meeste zoekers, amper bewust van zijn talrijke ikjes. Het zijn bijvoor­ beeld de stoere en de bange, de domme en de allesweter, de zwartkijker en de optimist, de vrolijke en de verdrietige, de trouwe en de verrader, de hebberd en de heilige, de kruiper en de hooghartige, de geile en de kuise, de benepene en de ruim­ hartige, de minnaar en de moordenaar, de moedige en de laf­ aard, de vergevingsgezinde en de wraakzuchtige, de onnozele en de listige en ga zo maar door. Die inwonende ikjes, spookhuurders van het Lichaam, bege­ leiden ons om beurten op ons levenspad. Nu eens heeft de 17
  • 11. een, dan weer de ander her voor het zeggen. De ballast die we meetorsen is de waan darwijzelf die wisselende ikjes zijn, woon­ achtig in een lichaam dar we hier voor het gemak Odysseus noemen. Odysseus' rooftocht bij de K.ikoniërs beeldt het Rambo-in­ stinct in ons uit, de mentaliteit van 'pakken wat je pakken kunt' en het misbruik van lust en macht uit naam van gerech­ tigheid. Het is tenslotte de vijand maar. Met de priester gooit 'de held' het op een akkoordje om de schijn op te houden dar er een God bestaat: mocht hij bestaan, dan maakt de rover­ hoofdman geen slechte beurt door zijn dienaar te sparen. De priester laat ons het volgende zien: zelfs al geloof je niets en ga je alleen uit berekening uit van een mogelijk bestaan van een god, dan beloom hij dat hypocriere gebaar rijkelijk. Dat ge­ baar, van stel nu dat het waar is, is al een stap in de goede richting. Met dat stel-nu-gebaar maak je bewust of onbewust een opening om je eigen standpunt eer discussie te stellen. Je eigen standpunt ter discussie stellen maakt echt onderzoek mogelijk, wdat iets nieuws tot je kan komen. Die Rambo-srructuur kunnen we nier kwijtraken, die hebben we allemaal. Zolang dat element nier helemaal is erkend en doorgrond, blijft het een verraderlijke kracht. Her verschijn­ sel: hij wel en ik niet, verdomme. Her willen-hebben, het móé­ ten-hebben, want je gunt her de ander nier. De Ajax-Feyenoord­ ruzies die je op alle niveaus mee je vrouw, kinderen, familie en op je werk kunt hebben. T ijdens het plunderen krijgt Odysseus al het gevoel dar er iets niet lclopc, vooral als de priester hem nog kostbare geschen­ ken geeft ook. Odysseus wil er liever vandoor, maar zijn man­ schappen willen het er eerst van nemen. Her ligt in de aard van de manschappen eerst te nemen en pas later de rekening te betalen. Talloze individuen, ja zelfs hele naties denken altijd zo: op de korte termijn, resultaatgericht en ronder de reactie op hun handelingen te voorzien. 18 Odysseus lier zich in Troje nier afleiden. Hij nam wel deel aan de oorlog, maar probeerde eigenlijk zo vlug mogelijk re win­ nen om naar huis te kunnen. Hij was wel getuige van de klein­ geestigheid van Achilles, van Agamemnon en de rest. Hij zag heel goed de beperkingen van zijn medemensen, maar op de een of andere manier werd hij er zelf nier door besmet. Maar w is hij nu eenmaal. Hij heeft daar niets voor gedaan, dus hij kan her niet op zijn conto schrijven. Odysseus heeft ook geen hekel aan de Trojanen. Hij wil alleen maar van de strijd af. De held is net als de meesten van ons nog maar aan her begin van zijn reis, in zijn onwetende fase. Hij is nog trots op zijn daden en aanvankelijk zier hij nier in dat her in feite Zeus is die al zijn daden draagt. Hij ligt dan ook danig over­ hoop met die god die hem gedurende zijn hele reis probeert duidelijk te maken hoe de vork werkelijk in de steel zir. Odysseus is nog erg ingenomen met zijn beroemde list, het paard van Troje. Hij vergeet gemakshalve dat Poseidon, de god van de zee, een monsterlijke slang uit zee laat komen om af te rekenen met zijn belangrijkste tegenstander, de ziener Laokoön. Voor de menigte is dat wonder juist her bewijs dat 'hun' god wil dat her paard wordt binnengehaald. Die zelfingenomenheid van Odysseus is heel algemeen, al wordt dar meestal alleen bij anderen herkend en nier in jezelf. De diepe wens om ons te onderscheiden - voor onszelfofin de ogen van de ander- houdt ons in die rol gevangen. Je geeft alrijd de schuld aan de ander, ziet je eigen kortzichtigheid niet en dar kost je altijd iets. Odysseus betaalt de rekening met zijn verlies aan manschappen en is zich er niet van bewust dat daar­ mee ballast uit zijn leven verdwijnt. 2 Bij de Lotophagen- de verslaving Nadat Odysseus met zijn manschappen is weggevlucht bij de Kikoniërs, laat Zeus een enorme storm losbarsten boven 19
  • 12. de kleine vloot en gaan de zeilen aan flarden. De vloot wordt uit de koers gejaagd en pas na tien dagen stranden ze op de kust van de Lotophagen, het land van de Lotos-eters. Odysseus stuurt een handjevol manschappen naar de vrien­ delijke bevolking die hen van de lotosvrucht laat eten. Zodra ze van de honingzoete lotosvrucht hebben gegeten, raken ze in een roes en willen niet meer terug naar huis. Odysseus moet hen met geweld meesleuren naar de schepen en vast­ binden aan de roeibanken, terwijl ze zich jammerend verzet­ ten. Daarna geeft hij opdracht snel weg te varen uit angst dat de rest van zijn manschappen zich anders ook aan de lotosvruchten vergrijpt. Het eiland van de Lorophagen staat voor alle denkbare versla­ vingen waaraan we ten prooi kunnen vallen. Niet alleen drugs, maar ook eten, status, aardig gevonden willen worden, oorde­ len en opinies of wat dan ook; verslaving is gevangenschap op alle niveaus. Bij de Lotophagen raakt de reiziger verstrikt in zijn verlan­ gens naar piekervaringen en hoop op eindeloos geluk. Daar verdromen miljoenen mensen hun bestaan, zonder te besef­ fen dat er een waarachtiger thuis is. Er is niets op tegen om rond te neuzen in het land der Lotophagen, maar je kunt maar beter zo snel mogelijk leren dat verslaving nergens roe leidt. Je moet er op eigen kracht leren inzien dat dromen op zich je niet naar huis zullen brengen. Of het nu om mescaline gaat of medicatie: ze kunnen je in dezelfde trance brengen. Trance is een soort vernauwing en die kun je ook hebben als je maar door blijft gaan met blind zuipen, blind allerlei neigingen uicleven zonder dat je ze her­ kenr, zoals de greep die gokken op je kan hebben. Er zijn men­ sen die het prettig vinden om veereien uur per dag te werken: trance. 20 Trance is lekker. Het is een verdwijnrruc. Maar als je onbe­ wust aan trucs verslaafd raakt, kom je er niet. Denk maar aan het beroemde verhaal van de yogi die aan zijn discipel een glaasje water vraagt, in trance raakt, honderd jaar later wakker wordt en zegt: 'Ik heb dorsr.' Hij is geen millimeter opgeschoren, alleen de tijd is voor hem stil blijven staan. 3 Bij de cycloop Polyphemos - De arrogantie Met droefheid in het hart laten Odysseus en zijn manschap­ pen het land van de Lotos-eters achter zich. Ze varen verder en onder leiding van de goden komt de vloot in het duister aan bij het strand van een rijk bebost eiland. De volgende ochtend verkennen ze het eiland. Als ze wilde geiten zien, gaan ze meteen op jacht en komen met een rijke buit terug. Ze richten een feestmaal aan dat de hele dag duurt. Dan zien ze rook aan de overkant op het vasteland. Ook horen ze stem­ men en het geblaat en gemekker van schapen en geiten. De volgende dag vaart Odysseus met één schip naar het vasteland. Daar gaat hij met zijn twaalf beste manschappen de omgeving verkennen om uit te zoeken wie er wonen. Op een uidoper van de bergen,dichtbij zee, vinden ze een enorme grot, die de woning en stal van een reus blijkt te zijn. Plan­ ken langs de wand buigen door onder het gewicht van gigan­ tische kazen. Ze maken een vuur en doen zich tegoed aan de kaas. De manschappen willen gelijk weer weg, maar Odysseus wil blijven wachten omdat hij nieuwsgierig is naar de bewo­ ner van deze enorme grot. Odysseus en zijn manschappen blijken terechtgekomen in het land der Cyclopen, de eenogige reuzenkinderen van Poseidon. De Cyclopen vertrouwen in alles wat ze doen ge­ heel op de goden. Ze ploegen nochzaaien, maar oogsten wat 21
  • 13. de goden hun schenken. Ze hebben geen schepen of ambach­ ten, geen volksvergadering of rechtspraak; ze kennen wet noch moraal. Ze wonen in gewelfde grotten hoog in de bergen zon­ der zich met elkaar te bemoeien. Als de cycloop Polyphemos met zijn kudde thuiskomt, rolt hij een enorme steen voor de uitgang van de grot en zit Odysseus met zijn manschappen gevangen. De reus melkt zijn vee, ontsteekt een vuur en in het licht daarvan ontdekt hij zijn ongenode gasten. Met een beroep op de goden vertelt Odysseus waar ze vandaan komen en vraagt hem om gast­ vrijheid. Maar daarvan heeft de cycloop nog nooit gehoord en voor de goden is hij niet bang. In elke hand grijpt hij een man, slaat ze met de hoofden tegen de grond dood en eet ze met huid en haar op. Van afgrijzen vervuld verzint Odysseus een list om te ont­ snappen. Nadat de reus de volgende ochtend de grot weer heeft afgesloten en met zijn kudde is vertrokken, slijpt hij een punt aan een enorme knuppel van de reus, die hij in de grot verstopt. De cycloop komt 's avonds thuis en vergrijpt zich opnieuw aan twee kameraden. Dan biedt Odysseus hem de kostbare wijn aan, die hij na de slachting der Kikoniërs van hun priester Maron heeft gekregen. De reus verzwelgt een hele kruik en vraagt om meer.Als dank biedt hij Odysseus een gastgeschenk aan waarvan hij plezier zal hebben, maar dan moet hij eerst zijn naam noemen. De listige Odysseus zegt dat hij Niemand heet en de cycloop belooft Odysseus om Niemand als laatste op te eten. Dat is zijn geschenk. Ver­ volgens zakt de cycloop in een dronken roes. De mannen drijven de puntige knots in het ene oog van Poly­ phemos, die het uitschreeuwt van pijn. Zijn medecyclopen die zijn toegesneld op zijn geschreeuw, druipen weer af als hij hun toeroept dat Niemand hem blind heeft gemaakt. De volgende morgen weten Odysseus en de overgebleven manschappen te ontsnappen door zich vast te binden onder de buiken van de schapen als de cycloop zijn kudde uit de grot laat gaan. 22 Eenmaal ontsnapt, snellen ze naar hun schepen en varen weg. Als ze ver genoeg verwijderd zijn, kan Odysseus niet nalaten de cycloop uit te jouwen en te zeggen dat hij in werkelijk­ heid Odysseus is. Verbijsterd roept de reus dat een oude voor­ spelling dat hij ooit blind gemaakt zou worden door Odysseus is uitgekomen. Hij had alleen niet zo'n klein mannetje ver­ wacht. De cycloop biedt zijn vriendschap aan en zegt Poseidon de aardschokker te vragen Odysseus veilig naar huis te bren­ gen. 'Ik ben zijn zoon en hij zal mijn oog genezen als hij dat wil.' Maar Odysseus vertrouwt hem niet en roept dat hij hem nog liever zou doden. Hierop smijt Polyphemos een kolos­ saal rotsblok naar het schip en mist op een haar na. De cycloop smeekt zijn vader te beletten dat Odysseus ooit thuiskomt of er anders tenminste voor te zorgen dat hij pas na lange om­ zwervingen, alleen en op het schip van een ander zijn vader­ land zal bereiken en daar niets dan ellende aan zal treffen. Odysseus, die in de gauwigheid een deel van Polyphemos' kudde heeft geroofd, zeilt terug naar het eiland waar de rest van zijn schepen en manschappen ongerust op hem wacht. De buit wordt uitgeladen en verdeeld en zoals gewoonlijk volgt er een feestmaal met een overvloed aan vlees en zoete wijn. De volgende dag wordt de reis door Odysseus voortge­ zet, opgelucht dat hij het er levend van af heeft gebracht, maar bedroefd vanwege het verlies van manschappen. Het is niet de enige keer dat Odysseus en zijn manschappen nieuwsgierig worden omdat ze rook zien opstijgen als ze er­ gens zijn gestrand. We zijn altijd op zoek naar de rook op het eiland waar we stranden. Rook is het symbool voor het thuis dat je zoekt. Oe eenogige Polyphemos wordt als booswicht gezien, maar in werkelijkheid is hij een verlichte die kinderlijk eenvoudig leeft. Als hij honger heeft, eet hij wat hij voor zich krijgt. Hij 23
  • 14. gaat slapen als hij slaap heeft, en leidt een ogenschijnlijk oer­ saai bestaan. Daarom leven de kinderen van de zeegod op zich­ zelf in een soort luilekkerland: hun vader geeft ze alle levens­ behoeften op een presenteerblaadje. In deze episode komt de bekende hoogmoed ten val. Odys­ seus noemt zich 'Niemand' terwijl hij met twaalf man is aan­ gekomen. Odysseus heeft in zijn arrogantie gedacht te heb­ ben begrepen waar het om gaat. Hij dient echter- letterlijk en figuurlijk - als maaltijd. Beweren dat je 'niemand' bent, maar je toch nog met materie, lichaam en geest omkleden, wordt automatisch door het bewustzijn afgestraft. Spotrend belooft Eenoog 'Niemand' als laatste re verslin­ den. Daarin ligt toch een stuk genade besloten, want hij neemt Niemand nog meer ballast af. Niet alleen in de vorm van zijn manschappen, die symbool staan voor het idee dat je nog ie­ mand bent, maar bovendien is het genade wanneer als laatste de Niemand in je wordt opgegeten en zo elk spoor iets te zijn verdwijnt. Als je in de waan verkeert een lichaam re zijn, ben je onvermijdelijk gekluisterd aan de dualiteit van goed en kwaad en kun je nooit beweren dar je Niemand bent. Odysseus begrijpt dat hij een four heeft gemaakt, maar ziet nog nier in dat er zich een wondertje afspeelt. Hij wil toch nog 'iemand' zijn. Dankzij een list weet de held zich uit zijn benarde situatie te bevrijden, maar hij overdrijft met zijn hoon naar de cycloop als hij wegvaart. In plaats van de uitgestoken hand van de zoon van Poseidon aan te nemen, doodt Odysseus hem liever, opdat hij het licht nooit meer kan zien. De held weet nog niet dat je niet iemands innerlijke licht kunt doven. Dat licht is iets wat niet komt en gaat. Als je iemand vermor­ zelt, dood je niet zijn licht, maar alleen zijn vorm. Odysseus kan zijn eerste leermeester Polyphemos niet be­ grijpen omdat hij nog in de waan verkeen vanuit een lichaam te leven. Hij is gevangen door her geloof in verleden en toe­ komst en kan her juweel van het eeuwige nu nog niet herken­ nen. 24 Odysseus herkent Polyphemos niet en het zal duidelijk zijn dat her herkennen van een verlichte lastig is, omdat verlichting geen uiterlijke kenmerken heeft en dus niet herkenbaar is. Maar dat deze Eenoog een grote geest is, blijkt wel uit het feit dat hij Odysseus' reis en daden voorspelt. Polyphemos verrelt zelfs wat hem in eigen huis nog aan ballast boven het hoofd hangt. Bo­ vendien helpt hij Odysseus- die daar geen weer van heeft, laat staan er waardering voor kan opbrengen- van een deel van zijn ballast af, door het uitdunnen van zijn bemanning. Er zijn maar weinig mensen die zonder meer herkennen wanneer dat soort genade hun ren deel valt. Dat komt omdat die genade zich soms als rampspoed aftekent, zoals her verlies van een beminde. Dar soort dramàs kunnen ons leven echter een drastische wending geven die zich anders misschien niet zou voltrekken. Dar is natuurlijk geen uitnodiging om zo'n noodlot op re roepen, of her vrijwillig op re zoeken, maar nie­ mand ontkomt eraan om meer dan eens zijn hoofd re stoten, bijvoorbeeld om vastgeroeste ideeën in te ruilen voor de juiste koers naar huis. De reis beschrijft tot dit punt min of meer her volwassen worden van her ego dat gaandeweg meer zicht krijgt op zijn eigen kleingeestigheid en beperkingen. 4 Bij Aiolos - Het onbegrepen niets Na het verlaten van het land der Cyclopen landen de sche­ pen van Odysseus vervolgens op het eiland van Aiolos, de god der winden die hun een volle maand gastvrijheid ver­ leent. Bij het afscheid schenkt Aiolos aan Odysseus een zak van koeienhuid waarin hij de banen van de gierende winden heeft gevangen. Aiolos laat een gunstige westenwind opste­ ken, die Odysseus en zijn manschappen voorspoedig naar Ithaka zal brengen. De god drukt hem op het hart in geen geval de zak van koeienhuid open te maken. 25
  • 15. Als na tien dagen varen de omtrekken van lthaka in zicht zijn, dommelt Odysseus in en kunnen zijn manschappen hun nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ze maken de zak open en de losgebarsten stormen blazen de vloot terug naar het eiland van Aiolos.Als ze weer bij hem aankloppen, stuurt hij hen verbolgen weg. Aiolos ziet in hun terugkomst een teken dat de goden tegenhem zijn en hij wilOdysseus daarom niet opnieuw helpen. Ze moeten nu maar op eigen kracht zien thuis te komen. Aiolos is de volgende verlichte die Odysseus wil helpen om met de juiste wind thuis te komen. De zak van koeienhuid die hij hem schenkt bevat alleen maar wind en suggereert daar­ mee dat de ultieme waarheid uiteindelijk leegte is. Dat de hoog­ ste waarheid niets is, kunnen maar weinig mensen bevatten en daarom wordt Odysseus door de nieuwsgierigheid en hebzucht van zijn eigen manschappen weer weggeblazen door de losge­ barsten stormen van een onbevattelijke waarheid. Het 'openmaken van de windzak' kan op alle niveaus gebeu­ ren. We maken allemaal wel eens vleugjes van de waarheid mee. Of je nu onder invloed van een LSD-trip of door een oormoering met een gerealiseerde een plotselinge schoonheids­ ervaring krijgt, je persoonlijkheid, je ego, komt oog in oog re staan met her niets, maar je kunt het nog niet herkennen. Zo kan ook je eerste ontmoeting met een leermeester en zijn simpele waarheid vertroebeld worden door je 'manschappen', je neigingen en ideeën dar je nog een persoonlijkheid bent, die nog de baas in je zijn. Zij zien niets in het niets en kunnen het dus nog niet begrijpen. Ze kunnen de boodschap nog nier aan, al krijgen ze wel een ervaring en staat ze de waarheid vlak voor hun neus. Het verstand zier het als niets en ze hadden toch naar een fets gezocht? Het is de waan dar God iets spe­ ciaals is, de hoop dat her absolute je verlicht zal maken, het is 26 de droom van 'het verlichte ik', waarin niet begrepen wordt dat verlichting geen 'ik' kan herbergen. Dat is nog niet te behappen, want in dat 'niets' valt alleen niets te beleven en te zijn. Tijdens mijn eigen thuisreis leerde ik van mijn leermeester Wolter Keers het belang om die drempel van het niets in mijzelf te herken­ nen en vervolgens ook in zoekers, die veelal verstrikt zaten in emoties en gevoelens, maar wel op hoge toon beweerden ver­ licht re willen worden. Hij wees er onvermoeibaar op dat al­ leen een volwassen ego, doorleefd en bewust van de neigingen van de manschappen, gepasseerd kan worden. Zoiets botweg zeggen was vaak zijn enige manier om hun ego te raken. Zo konden ze zich ervan bewust worden, dat ze eerst daaraan moes­ ten werken alvorens de dwingeland uit te hangen en geëmotio­ neerd te eisen dat ze onmiddellijk kregen wat ze zochten. Wol­ ter liet mij de noodzaak zien dat je ook wel eens voor Alolos moet spelen, door mensen die nog niet rijp zijn om het sim­ pele niets te bevatten, weg te sturen en aan het bewustzijn over re laren om die rijpheid maar ergens anders te krijgen. Als je nog niets in 'het niets' ziet - met andere woorden in thuis-zijn, in leven zonder verlangens - en die schat nog niet kunt hanteren, wil dat niet zeggen dat je het niet alsnog kunt leren. Maar blinde vlekken zichtbaar maken lukt soms alleen via grof geweld, in lerterlijke of in figuurlijke zin. Als je het niets, de leegte - het thuiskomen - nog bekijkt vanuit de hoofdrolspeler, her ego, zul je er weinig in zien om­ dat er niets re halen vale, en omdat je blijkbaar nog iets in de wereld van objecten zoekt. Dat is het grootste struikelblok voor de zoeker die zich door de leegte laat afschrikken. Je moet het ego niets over die leegte vragen. Al geef je je een eeuwigheid over aan ascese, meditatie en andere spirituele praktijken, dan nog zal het ego die leegte niet omhelzen. Het enige dat werkt is het zien en loslaten van alles war nier van jou en blijvend is. Daarmee vind je je ware huis -je werkelijke zelf Meestal kost het veel tijd voordat je inziet dar je eerst alles wat vals is moet kwijtraken om thuis te komen, en zeker dat- 27
  • 16. gene waaraan je het meest gehecht meent te zijn: je emoties, je vrienden, je familie en ga zo maar door. Als Jantje, her ik, niet in her lichaam van het driejarig jongetje was gekropen, maar als ongedefinieerd-zijn aan de kennende kant was gebleven, waren er ook geen vrienden en niet-vrienden geboren, geen mama en geen papa en was het paradijs nooit verlaten. Maar zo speelt her zich nu eenmaal nier af. Mgeschrikr worden door her niets laat ook zien dat je nog nier doorhebt dat er in de wereld van de dingen niets te halen vale. Met re blijven hopen gaat de meeste tijd verloren, en blijven veel zoekers in dit sta­ dium van de dualiteit hangen. 5 Bij de Laistrygonen - Alleen het denken Bij gebrek aan een gunstige wind roeien Odysseus en zijn manschappen zeven dagen voort en bereiken het land van de reusachtige Laistrygonen, waar het nooit nacht lijkt te zijn. Een man die geen slaap nodig heeft zou er als herder dubbel loon kunnen verdienen. Maar de reuzen blijken kwaadaardig te zijn en onder lei­ ding van hun koning gooien de Laistrygonen gigantische rots­ blokken en verwoesten zo alle elf schepen die in de haven liggen. De bemanning wordt op gruwelijke wijze als vissen gespietst voor het avondmaal. Alleen Odysseus, die als enige van de hele vloot voorzichtig genoeg is geweest om buiten­ gaats voor anker te gaan, weet met zijn schip en bemanning te ontkomen. Het land van de Laistrygonen is het land van het denken dat reuzen schept en ons levenslang gevangen kan houden. JJs ik dit doe en dat laat, krijg ik dat, en krijg ik her niet, dan ga ik een cursus volgen om her toch te krijgen.' Her hebben en verga- 28 ren van kennis, bezittingen en starus zijn de broertjes van her denken, die maar één doel hebben: jou verpletteren onder her gewicht van het sereven naar her onmogelijke. Dar onmoge­ lijke is het geloof dat je geluk en zekerheid kunt vinden voor het tijdelijke, voor je lichaam en geest. Het denken wil altijd alles hebben en tegelijkertijd vernietigt het alles. De reuzen scaan voor het geloof in het denken: als ik twee banen had, zou ik veel meer kunnen doen. Het 'als... dan-den­ ken'. Bij de Laistrygonen komt Odysseus er door veel schade en schande achter dat het denken geen kompas is waarop hij thuis kan komen. Hij verliest maar liefst elf van zijn twaalf schepen en hun bemanning. Her is het faillissement van her denken, en van het hele idee wat je benr en bezit, blijft niets over. Hoe kunnen ze nu in godsnaam thuiskomen als ze het den­ ken niet meer kunnen gebruiken? Hier ligt een dubbele valkuil, want veel zoekers op het spiri­ tuele pad wantrouwen her hele denken, ook het functionele denken. Het denken dat schipbreuk moer lijden is het ik-ge­ bonden denken: ik deug niet, ik had her beter kunnen doen; ik had het zus of zo moeren zeggen; zie je wel, ik ben gewoon lelijk ofte dik, of te mager; m'n moeder heeft altijd al gezegd dat ik her niet kan; mijn vader heeft altijd al gedacht dat ik een nul ben; ik kan maar niet ophouden met roken en zuipen. Maar ook: kijk mij eens, ik heb het paard van Troje bedacht, en dat soort uitsloverij. Her functionele denken, zonder 'ik', is naruurlijk onmis­ baar. Het dient bijvoorbeeld voor het oplossen van problemen in je werk. Of de ijskast is leeg, dus besluit je morgen bood­ schappen re doen. Als het om dit gewone denken gaat, los 'jij' erin op. Maar juist het geloofin het ik-gebonden denken moet je zien los te laren. Je moet loslaren dar het iers van jou is. Dar ik-gebonden denken is verantwoordelijk voor her lijden van het individu en daarmee van de hele mensheid. Het is dus niet zo, dat het denken geen goede dingen kan voortbrengen, maar als het gaat om het denken waaraan je 29
  • 17. geloof hecht zoals 'ik doe het', dus het ik-gebonden denken, is er sprake van een illusie. Het kost heel wat doorzettingsvermogen om die hece aard­ appel door je keel te krijgen en via eliminatie van die betove­ rende denkwereld de kern re vinden waaruit deze illusie is opgebouwd. Maar zelfs zonder diep re graven, kun je gemak­ kelijk zien dat her denken je nooit echt brengt war je wilt. Wij zijn slaafvan onze gedachten, we geloven ze blindelings en we kunnen ze nier passeren. Als her denken zegt: 'Dat heb ik ge­ dacht,' wordt daar nooit een vraagteken bij gezet, rinkelt er geen enkele alarmbel. We zijn het allemaal eens met de leugen 'ik denk dus ik ben.' Toch is dar niet waar en kan die waan eenvoudig worden ontmaskerd als je eenmaal openstaat voor de mogelijkheid om dat vanzelfsprekende gegeven nader re onderzoeken met de simpele vraag: wie ofwar ben je dan als je niet denkt? Het eiland der Laistrygonen heeft hoge rotswanden om een verraderlijk rustige baai. Overal op de bergen rondom ziet het land er onbebouwd uit, er is geen mens re zien, maar in de verte stijgt rook op. Is dat nier precies war we bij het denken ervaren? De hoge rotswanden die het denken opwerpt om iets te kunnen berei­ ken? En is er nier weer die bedrieglijke rook in de verre: de valse belofte van het thuiskomen? Is dar geloof, dat denken, niet de worrel die de ezel doet lopen, maar die het stomme dier nooit zal proeven? Als je naar je eigen leven kijkt, loop je ook voortdurend ach­ ter een worrel - een idee, een verwachting, een verlangen - aan. 30 Het heeft echter geen zin het denken de oorlog re verklaren of onder dwang het denken te stoppen, zoals bijvoorbeeld met meditatietechnieken maar al te vaak wordt geprobeerd. Dar helpt niets. Het is de kop van de draak af slaan en er twee voor terugkrijgen. Het mogen inzien dat het denken verschijnt en verdwijnt in jou en nooit brengt wat het belooft is de opening naar de ont­ moeting met een leermeester, die dan - wonderlijk genoeg - ook prompt op her roncel verschijnt. Zo is de vlucht uit het land van de Laistrygonen her einde van het geloof in her denken en dat berekent automatisch een herziening van wat we dachten en geloofden re zijn. Dan wordt de deur geopend naar 'hulp van buitenaf', naar hulp buiten het denken om. Als die hoge drempel is genomen, neemt het verhaal een grote wending. Van nu af aan wordt alleen het niet ik-gebon­ den denken gebruike. Verdelen we dit hele universum voor her gemak in het ken­ nen en her gekende, of her waarnemen en het hele waargeno­ men scala van dingen die voorbijgaan, dan berekent vastzitten in her denken dar je vanuit je lichaam denkt. Dus:'ik denk', 'ik handel', 'ik voel', 'ik heb her meegemaakt' en 'ik zal dat nog meemaken'. Je bent gebonden aan het idee een lichaam te zijn. Dat kennen lijkt vast te zitten in het lichaam, maar je bent kansloos om de waarheid te herkennen als je gevangen zit in het slaafs volgen van wat die gedachten je voorspiegelen. Ben je bijvoorbeeld dankzij een bepaalde bevrediging even zonder verlangen, dan zal het denken direer claimen dat her de oorzaak daarvan is en je vervolgens weer naar de volgende bevrediging drijven. Die gevangenis is ongemerkt ontstaan roen je een jaar of drie was. Je ouders leerden je dat 'Jantje honger', niet goed was. Het was 'Ik heb honger'. En dat 'ik' hoorde bij het lichaam dar naast je moeder in de spiegel srond. Het betekende op dat moment het einde van her ongedefinieerd aanwezig-zijn; dat 31
  • 18. 'ik' werd beperkt tot een lichaam dat een hoofdrol in je waar­ nemingen kreeg. 'Jantje honger' werd je afgenomen en dat was de kiem van een persoonlijkheid met verantwoordelijk­ heid, en met een begin en een eind van een wereld om in op te groeien, af te takelen en te sterven. Vervolgens moest 'ik' iets worden en daarvoor moest je leren. Je begon te leren wat 'goed' en ' slecht' is en dat plaatste je voor hindernissen van een plot­ seling opgedoken dualistische wereld. In die dualistische wereld zeg je bijvoorbeeld: 'Ik ga slapen'. Maar waar ga je heen? Waar gaat die waaktoestand waarin je zojuist nog was naar toe? Als je gaat slapen, ga je in feite als belichaamd wezen dood. Niemand wil dat horen, want je denkt dar je morgen weer wakker wordt. Maar dar is niet per defini­ tie waar. Als je droomt, leef je weer in een andere wereld met een ander lichaam en heb je geen enkele weet van de voor­ gaande waaktoestand. 's Morgens ontdek je dat die droomwereld weer verdwenen is om plaats te maken voor een nieuwe waaktoestand waarin je weet dat je bijvoorbeeld om cien uur een afspraak hebt. Maar je kunt niet bewijzen dat die afspraak gisteren gemaakt is want het is een idee in het nu. En het nu kun je nooit verlaten. Dat telkens, elke seconde, elke morgen, elk leven geboren worden is maar een idee, want jij bent in werkelijkheid dat onveranderlijke waarin alles zich afspeelt. Als je hebt doorzien dat het denken onverzadigbaar is en nooit brengt wat je zoekt, zul je merken dat de ellende die het denken opwerpt toch gewoon doorgaat. Het einde van het denken in dit stadium van de zoektocht betekent hooguit dat je je gedachten niet meer zo serieus neemt. Het is een begin. 6 Bij Circe - De betoverende verliefdheid Neerslachtig varen Odysseus en zijn manschappen verder op het enige schip dat hun nog rest. Ze belanden zwaar geha- 32 vend op het eiland Aiaia, waar ze twee dagen en nachten van uitputting en verdriet blijven liggen zonder een uitweg te zien. Aiaia is het eiland van Circe, dochter van Helios, de zonnegod die de mensen het licht brengt. Na twee dagen gaat Odysseus op onderzoek uit. Plotseling kruist een prachtig hert zijn pad. Hij doodt het dier met zijn lans en sleept het naar het schip waar zijn manschappenzijn. Na een uitbundige maaltijd komt er een eind aan hun neer­ slachtigheid en gaan ze het eiland verkennen. Als ze in de verte rook zien opstijgen, zijn ze bevreesd omdat dit levens­ teken hen zo dikwijls in de problemen heeft gebracht. Wijs geworden, stuurt Odysseus dan maar de helft van zijn man­ schappen op de rook af, onder leiding van Eurylochos. Ze komen bij het huis van Circe, waar de manschappen worden verwelkomd door vriendelijke wolven en leeuwen, die hun kwispelend tegemoet komen. De dieren zijn door de schoongelokte Circe betoverd met kruiden. De manschap­ pen horen Circe in haar paleis zingen en gaan, behalve Eurylochos, op haar wonderschone gezang af. Circe verwel­ komt hen met een heerlijk, zoete drank gemengd met tover­ kruiden, die hun de herinnering aan hun vaderland ontneemt. Daarna verandert Circe hen met haar toverstaf in zwijnen, maar ze houden wel hun menselijk verstand. Maar Eurylochos gaat ervandoor en durft Odysseus pas na veel gejammer te verreUen wat er is gebeurd. Odysseus gaat met geheven zwaard naar de plek des onheils, maar vlak bij het paleis stuit hij op de god Hermes met de gouden staf. De boodschapper der goden geeft hem een wonderkruid om de magie van Circe te weerstaan. Hermes raadt Odysseus aan Circe met de dood te bedreigen als zij hem met haar tover­ stafwil aanraken. Zij zal Odysseus vervolgens uitnodigen het bed met haar te delen, maar Hermes waarschuwt hem de vriendschap met Circe pas te aanvaarden als ze zweert zijn manschappen weer mens te maken en geen ander onheil te­ gen hen te beramen. 33
  • 19. Zo gaat Odysseus naar het paleis van Circe en wordt hij op dezelfde gastvrije manier onthaald. Maar als zij Odysseus met haar toverstokje wil betoveren, springt hijop en bedreigt haar met zijn zwaard. Verbijsterd omdat geen sterveling ooit haar betovering heeft weerstaan, beseft Circe de listige Odysseus voor zich te hebben, wiens komst haar voorspeld was door de goden. Terstond biedt ze hem haar lichaam en liefde aan. Odysseus eist dat ze eerst al zijn manschappen hun oorspron­ kelijke gedaante teruggeeft. Als Circe de betovering van de manschappen heeft opge­ heven, zien ze er zelfs jonger, schoner en groter uit dan voor­ heen. Odysseus haalt zijn andere manschappen op aan het strand en keert met hen terug naar het paleis van Circe. Ze verwent hen met overvloedige maaltijden en drank om ze al het lijden te doen vergeten en weer blijdschap in het hart te geven. Na een vol jaar zeggen de manschappen tegen Odysseus dat ze naar huis terug willen. Odysseus vraagt Circe hen naar huis te laten gaan. Circe antwoordt direct dat hij niet tegen zijn zin in haar paleis moet blijven. Ze vertelt hem dat hij nog wel een tocht naar het Schimmenrijk, de woning van Hades, voor de boeg heeft al­ vorens echt naar huis te kunnen. Daar moet hij namelijk de schim van de ziener Teiresias oproepen, die hem moet ont­ hullen hoe zijn terugkeer naar huis verder zal verlopen. Odysseus wordt door angst overmand en vraagt haar wie hem de weg zal wijzen. Circe antwoordt dat hij zich geen zorgen hoeft te maken omdat de noordenwind hem zal leiden. Toch verliest Odysseus nog een van zijn manschappen, de niet zo slimme Elpenor. Hij was dronken op het dak van het paleis gaan slapen en als hij zich de ochtend van vertrek haas­ tig bij de anderen wil voegen, valt hij beneveld van het dak. Met zwaar gemoed vertrekken ze naar het Dodenrijk 34 In deze fase van zijn reis moer Odysseus van Hermes, de bood­ schapper van Zeus, leren slijmen; hij moer zogenaamd vriend­ schap sluiten met Circe om her leven van zijn manschappen niet in de waagschaal te stellen. Anders zou Odysseus Circe nooit de hand reiken en zou herzelfde zijn gebeurd als bij de Cycloop. Hij zou weer vervallen in denkbedden van goed en kwaad, opnieuw versrrikr raken in het denken en terug moe­ ren naar de Laistrygonen. Maar diemaal neemt hij voor her eerst de boodschap van het goddelijke aan. De ontmoeting met Hermes is het eerste con­ tact met het zelf, of het begin van de dialoog met je eigen wezen, je innerlijke seem. Dar is geen geringe stap. Her is het begin van her einde van de duisternis, van de gevangenschap in de vorm. Veel medereizigers op her pad die figuurlijk nog 'bij de Laistrygonen'- het denken- vertoeven, haken in deze fase af. Voor hen is dit 'geloof' iets wat voor het denken niet kan be­ staan. Het is zoals kikkervisjes die zich her leven buiten de viJver niet kunnen voorstellen en de verhalen van de kikkers niet serieus nemen. Daarom komen maar weinig mensen 'Her­ mes' tegen om vriendschap mee re sluiten, oftewel het denken en zijn betovering los te laren. Pas dan wordt thuiskomen mogelijk. Circe, of Kirke, is Grieks voor 'de havik die cirkelt om zijn prooi'. De persoonlijkheid wordt verliefd op het absolute, Circe. Maar zolang je van haar een object maakt, raak je in de ban van haar schoonheid. Na de valkuil van het denken re zijn gepasseerd, is de volgende hindernis de waan dat een object geluk kan brengen. Het object is in dit geval deze goddelijke vrouw waar iedere man verliefd op wordt, om vervolgens als varken verder te moeten leven. Met andere woorden, in de ban van de betovering komen. Her maakt niet uit of een hond vals is, wam als er een loopse teef in de buurt is, verandere hij totaal en wordt hij zo mak als een lammetje. Hij staat met zijn 35
  • 20. tong uit zijn bek en je kunt bij wijze van spreken alles met hem doen, als hij maar bij dat vrouwtje mag zijn. Dat is het lot van de persoonlijkheid. Wordt de betovering van die ver­ liefdheid verbroken, dan is hij weer in zijn normale doen. Circe is Odysseus' belangrijkste leermeester. Ze is de verper­ soonlijking van het 'verliefd worden', of wat algemener, van al­ les wat jou kan betoveren. Je vindt het in veel dingen terug: een auto willen hebben die je mooi vindt, die baan, die status, die onuitputtelijke bankrekening, dat tweede huis en vul de lijst maar aan; iedere betovering van de buitenwereld staat in diep­ ste zin voor het zoeken naar geluk buiten jezelf. Circe is, als archetype van de femme fatale, daarvan het ultieme symbool. In dit stadium van de zoektocht haken er weer veel mensen af Al die mooie ervaringen van de liefde en de hoop op liefde dan? Je neemt van ons af wat het mooiste op aarde is en geeft er niets voor terug! Het toverkruid van Hermes is het inzicht dat het object niet datgene is wat jou geluk kan brengen. De zeldzame zoeker die dit kruid krijgt, is dus begenadigd. Verliefden hebben daar nog geen boodschap aan, omdat dit geluk nog door de ander -het object van hun verliefdheid -lijkt te komen. Net zoals alle andere hindernissen komen we allemaal dit soort betoveringen tegen. Ook Odysseus slaat geen stap over. Hij maakt alle menselijke situaties mee voordat hij ze kan pas­ seren. Je moet echter niet vlugger willen gaan dan je kunt, want het heeft geen zin om je in te beelden dat je het verhaal al hebt begrepen en dus een deel van de reis kunt overslaan. Dan zul je net als Odysseus afgestraft worden en kunnen je dingen worden ontnomen. Zolang je je bijvoorbeeld nog verzet tegen de pijn als er iets uit je leven verdwijnt wat je had willen vasthouden, heb je het nog niet doorzien. Niets is vast te houden. Behalve het niets. Dat wil niet zeggen dat je gevoelloos moet worden, maar wel dat je in staat bent te zien dat verliefdheid je afhoudt van echte liefde. In die echte liefde laat Circe Odysseus onmiddellijk los 36 als hij weg wil. Odysseus koos voor zijn denken, zijn gevoel, zijn manschappen en was nog niet rijp om in die echte liefde te verblijven. Het valt niet mee om dit onderdeel in het dagelijks leven te herkennen, want er gebeuren nogal tegenstrijdige dingen. De bemanning wil vertrekken, maar haalt zich daardoor de reis naar het Schimmenrijk op de hals waarvoor ze nu juist zo bang zijn. Odysseus heeft eindelijk een leermeester van formaat in zijn leven toegelaten. In de figuur van Circe heeft hij uiteindelijk gevonden wat hij al zo lang had gezocht: liefde met een grote L. Bij haar ervaart hij de grenzeloze stilte die het doel van alle reizen is. Het is de liefde die kan loslaren en niets te maken heeft met welke andere vorm van liefde ook. Wie die liefde kent, zal dat beamen. Je proeft haar bijvoorbeeld als je het geluk hebt een leermeester te mogen ontmoeten met wie je zo intiem leeft. Geen zinnig mens zal een einde aan zo'n relatie willen maken. Maar wat die leermeester je leert, dwingt je op een gegeven moment om in te zien dat je het zelf op eigen kracht moet realiseren. Je moet dus weer verder en dan zul je merken dat een leermeester als Circe je moeiteloos loslaat. Niet uit onver­ schilligheid, maar uit liefde die weet dat het bewustzijn alles regelt. Ook zijn koers zal het bewustzijn regelen, maar dat kan Circe hem niet zeggen omdat hij dat antwoord nog niet aan­ kan. Daarom zal in plaats van een gids de noordenwind, ofte­ wel bev.'UStzijn, hem leiden. Een belangrijk onderdeel van de episode bij Circe is de dood van Elpenor. Als Odysseus bij Circe weggaat, weet hij dat hij meer is dan een mens van vlees en bloed met gedachten, gevoelens en emoties. De dood van Elpenor is het moment dat de onnozel­ heid, dus de persoonlijkheid, sterft. Zijn naam betekent 'hij die in hoop leeft'. Alleen de persoonlijkheid hoopt, het zelf neemt het leven zoals het is. 37
  • 21. Als de naïviteit is gestorven- wat vroeg of laat op ieders pad gebeurt- kun je nooit meer doen alsof je van niets weet. Je voelt op je klompen aan dat er iets niet klopt met die persoon­ lijkheid; je begint re vermoeden dat hij niet bestaat. Je leeft nog met alles erop en eraan, met je angst en je gevoelens. Je lijkt bijvoorbeeld nog in ideeën te kunnen vervallen, maar niet écht meer. Je lijkt nog verliefd te kunnen worden, maar her voelt al minder echt. Er blijft een diep besef over dar her leven wezenlijk anders in elkaar steekt. Dus iedereen die op weg is naar huis, maakt het moment mee dat de onnozelheid sterft. Dat de bemanning weg wil en Odysseus nog naar ze luistert en ze wil helpen, symboliseert dat hij niet doorheeft dat die manschappen onderdeel zijn van zijn persoonlijkheid en dus van zijn persoonlijke ellende. Odysseus en Circe vormen een eenheid. Hij leeft onafge­ broken in de natuurlijke staat, een toestand van ononderbro­ ken gelukzaligheid en harmonie zoals we in de eerste drie le­ vensjaren ervaren. Alleen is hij er zich nier van bewust dat dit de natuurlijke roestand is en verkeert hij in de waan dat hij dar geluk en die vrede aan Circe te danken heeft. Dat is voor zijn persoonlijkheid nog te veel van het goede. De manschappen krijgen niet meer genoeg aandacht van Odysseus en als dat maar lang genoeg duurt, worden ze onrustig, willen ze weg of gaan zelfs dood, zoals die onnozele Elpenor. De manschappen van Odysseus hebben dus nog de over­ hand. Zij bepalen zijn onrust. Oe stilte is maar 'geleend' en als zijn neigingen de aandacht opeisen, kan hij 7..e nog niet nege­ ren. Dat kan pas veel later, als hij thuis is, als hij beseft dat hij geen deel uitmaakt van die bemanning en dat hij zelfs niets met ze te maken heeft. Circe lijkt bij zijn vertrek bijna koud en onverschillig. Maar ze weet wat het berekent om zelfstandig thuis te komen en te blijven. Odysseus kan dat nog niet aan. Hij denkt zonder zijn 38 bemanning- zonder dat complex van ikjes - niet te kunnen bestaan. 7 Hades - Het hoogste gezag Odysseus en zijn manschappen varen over de wereldzeeën over de aarde, totdat ze wouden van populieren en wilgen zien en een geweldige waterval horen waar twee grote rivieren zich in de onderwereld storten. Daar offert Odysseus het bloed van twee dieren om de schimmen van de gestorvenen op te roepen. Ze verschijnen in groten getale, de geesten van jong en oud. Met zijn zwaard houdt Odysseus de bleke schijngestalten der doden weg van de offerkuiL De eerste schim die hem nadert is zijn trouwe dienaar Elpenor. Odysseus belooft hem een grafheuvel voor hem op te richten door op de terugweg weer het eiland Aiaia van Circe aan te doen. Zelfs zijn moeder moet hij met tranen in de ogen op afstand houden zolang hij Teiresias nog niet gesproken heeft. Als Teiresias, de blinde profeet uit Thebe, met een gouden staf in de hand verschijnt, laat Odysseus hem drinken van het warme bloed der offerdieren. - - Odysseus onderneemt de reis naar het Schimmenrijk omdat hij Teiresias, her hoogste gezag in de wereld dat hij kent, op aanraden van Circe wil raadplegen over de wijze waarop hij thuis moet komen. Als er iemand over waarheid kan spreken, is hij het wel die in de dood nog kan spreken, ziener is en nog blind ook. Odysseus kan bij hem het bij Circe geleerde en haar voorspel­ lingen over de thuisreis toetsen. Ook wil hij horen of haar waarschuwing klopt dat hij de kans loopt manschappen en schip te verliezen. 39
  • 22. Teiresias vertelt Odysseus dat hij zich de toorn van Poseidon op de hals heeft gehaald, omdat hij zijn zoon, de cycloop Polyphemos, van het licht in zijn ogen heeft beroofd. Deson­ danks kan Odysseus behouden thuiskomen met zijn man­ schappen als hij de runderen van Helios op het eiland T hrinakia maar ongemoeid laat. Kunnen de manschappen zich echter niet bedwingen, dan zal Odysseus alleen thuisko­ men op het schip van een ander en zal hij in zijn huis vele mannen treffen die zijn vrouw het hof maken. Odysseus zal hen moeten doden en dan op weg gaan met een roeispaan over de schouder, totdat hij een land bereikt waar men de zee niet kent noch zout gebruikt. Daar moet Odysseus de roei­ spaan rechtop in de grond steken en een offer aan Poseidon brengen. Bij zijn terugkomst in eigen land zal hij de goden moeten eren. Daarna wacht hem op hoge leeftijd een zachte dood uit zee. Na deze profetische woorden van Teiresias daalt zijn schim weer af in het rijk van Hades. Nu pas laat Odysseus zijn moeder Antikleia van het bloed drinken. Zij is gestorven omdat ze niet zonder Odysseus kon leven. Hjj ontmoet ook vele bekende medestrijders uit de Trojaanse oorlog, waaronder Achilles die hem vertelt dat hij liever levend en wel als dagloner bij een arme boer zou werken dan hier de geëerde, maar gestorven held uit te han­ gen. Ook ontmoet hij Agarnemnon, de opperbevelhebber van de Griekse strijdkrachten die hem laat weten dat hij welis­ waar kort na de val van Troje thuis is gekomen, maar daar lafhartig werd vermoord door Aigisthos, de vrijer van zijn vrouw Klytaimnestra. Tot slot spreekt Odysseus met een reeks vroegere liefjes van oppergod Zeus. 40 De avontuurtjes van Zeus willen zeggen dat Zeus op alle ni­ veaus te vinden is. Eerst dacht Odysseus dat de hoofdpersoon van deze hele waaktoestand belangrijk is. Langzamerhand gaat hij begrijpen dat die hele hoofdpersoon er niet toe doet. Nu is de hoofdpersoon Odysseus, maar voorheen heeft Zeus zich in vele andere hoofdpersonen verstopt. Zeus heeft elke dag een ander liefje, een andere droom. Wat hier wordt uitgebeeld is de veelheid van relaties van Zeus met het gekende. Steeds komt er weer een nieuwe verdroming en eigenlijk kan zijn vrouw Hera daar slecht tegen. War bere­ kent die vrouw? Ze is in feite de waaktoestand, zoals Hades, de broer van Zeus en de god van het Schimmenrijk, de droom verregenwoordigt en zijn andere broer Poseidon de droomloze slaap. Alleen Zeus is overal. Hij is een marktplaats. Steeds wordt de ruimte gevuld met nieuwe kraampjes, ronder dat die ruimte wordt aangetast. Het mooie is, dat je hier ziet dat Zeus met zichzelf speelt. Die oude Grieken hebben goed begrepen dar God speelt. Dus Zeus, het eeuwige deel van Odysseus, kan telkens weer een nieuwe droom hebben met steeds een nieuwe hoofdpersoon. Daarom is jouw hoofdpersoon - als je dat mag zien - niet bijronder meer. Zeus speelt alle rollen. Maar let wel, Zeus is maar één van de vele namen voor essentie ofbewustzijn. Maak er alsjeblieft weer geen persoontje van. Zo kan ik nu zeggen: Zeus speelt bange Jan of nerveuze Jan, of wat dan ook voor Jan. Dar beleef ik ineens. Ik kan her niet uitschakelen. Ik zie dat Zeus dat allemaal doet, ik zie dat het niet uitmaakt of dit boek er wel of niet komt, maar tegelijker­ tijd kan ik niets doen aan het feit dat Jantje roch zenuwachtig wordt of het wel lukt. Is dar niet mooi? Dat je door verschil­ lende vensters tegelijk kunt kijken, dat je alle niveaus tegelij­ kertijd kunt beleven en dat het helemaal vanzelf gebeurt? Als je er niet meer aan gaat sleutelen, speelt het zich gewoon alle­ maal af, en dat is het nu. Zo eenvoudig is het nu. Als je niet meer aan jezelf sleutelt, ben je waar je wezen moet. 41
  • 23. Een van de belangrijkste aspecten van het verblijf in het Schimmenrijk is dat Odysseus de vergankelijkheid leert ken­ nen. Wat is de grootste boosdoener in de wereld? De vergan­ kelijkheid. Wanneer kom je die tegen? Als je kind, geliefde of een familielid doodgaat. Dan wordt jouw hele wereld - jouw mooie, beschermde toverwereldje waar alles zo veilig is, waar de aandelen nog helemaal goed zitten en je pensioen geregeld is - ineens op zijn kop gezet en zie je dat het allemaal niets voorstelt, omdat het morgen afgelopen kan zijn. Maar in het dagelijks leven willen we dat niet zien. Je wilt niet elke seconde van je leven geconfronteerd worden met de broosheid van je bestaan. Veel mensen die een sterfgeval van een naaste hebben mee­ gemaakt, zullen beamen dat de wereld naderhand nooit meer hetzelfde is. Een heleboel dingen 'van de wereld' zijn plotse­ ling minder belangrijk geworden of hebben hun betekenis verloren. Er heeft zich een inzicht voltrokken. Hier zie je het verschil tussen inzicht en mentaal begrijpen. Mentaal begrij­ pen is niet meer dan een verhaaltje in je hoofd. Een inzicht is ook een verhaaltje in je hoofd, maar naar aanleiding van een innerlijke verandering die zich al heeft voltrokken. Voor die verandering heb je in wezen niets gedaan, dus is her verhaaltje in wezen overbodig. Verhaaltjes in je hoofd brengen nooit ver­ anderingen teweeg, ze zetten in het beste geval de deur ervoor open. De vergankelijkheid en daarmee de betrekkelijkheid van de per­ soonlijkheid helemaal onder ogen komen is enorm moeilijk. Odysseus durft dat, hij durft de dood in de ogen te kijken. Mijn leermeester Wolter Keers noemde dat sterven terwijl je leeft, dus als Odysseus in de onderwereld wordt bewonderd omdat hij zich daar durft te vertonen, wil dat zeggen dat hij sterft ter­ wijl hij nog leeft. Als je inziet dat je eigen persoonlijkheid niet bestaat, zul je tegelijkertijd inzien dat de persoonlijkheid van de mensen om 42 je heen, je maatjes en de mensen van w�e je houdt : plus van wie je niet houdt net zo onecht is. Dan 1s er pas ru1�te �oor chte verandering. Zolang je nog denkt een persoonliJkheld te e .. n heb J·e niets aan het niets. Naarmate je de persoonlijkheidZlJ ' ' 1 'd l"keer als een leugen gaat doorzien, gaat het mets ge e1 e lJ :n meer voor je betekenen en vormt dan steeds meer je eigen zelf. Alleen lichaam en persoonlijkheid moeten sterven. In de Onderwereld begrijpt de held ook dat sterven geen winst is, dat zelfs de doden nog doorgaan met datgene waarmee ze bij hun leven al kampten. Het blijken kleinzielige, stoere en te­ leurgestelde ego's met een leven achter zich waarin een b:­ paalde valkuil niet is gepas���rd. Het blijkt �at . thuiskomen m vrijheid iets is wat alleen biJ Je leven mogehJk 1s. . Je moet vrij worden van je lichaam. Achilles was het met gelukt en betreurt dat. In de dood verandert nie _ ts. De man die uitkwaadheid op Odysseus zelfmoord pleegde, 1s nog steeds kwaad op hem. In de dood kun je niet groeien, hier wel. Daar wordt Odysseus mee geconfronteerd: je moet het nu, in deze waaktoestand doen. Onder de doden vindt de held dus zijn motivatie om het sterfelijke achter zich te laten, het absolute te weken, zijn thuis­ reis te vervolgen en te laten gebeuren wat nodig is, al is hij nog w bang voor de gevolgen. Odysseus en zijn manschappen verlaten het Schimmenrijk en keren terug naar het eiland van Circe. Hier richten zij een grafheuvel op voor Elpenor. Vervolgens vertelt Odysseus aan Circe over zijn ervaringen in het dodenrijk en geeft zij hem uitgebreide aanwijzingen over zijn terugreis. Ze vertelt hem hoe hij de Sirenen kan passeren en dat hem daarna twee we­ gen openstaan. Bovendien waarschuwt ook zij Odysseus om de runderen van Helios ongemoeid te laten. 43
  • 24. Het belangrijkste van de episodes bij Circc is dat zijn naïviteit daar is gescorven en dat hij voor het eerst via Circe de zoete smaak van de stilte, van het niers ofhet eeuwige heeft geproefd. Ook is het voor het eerst dat zijn manschappen zelf verder willen al moeten ze dan het dodenrijk onder ogen komen. Odysseus zelfvoelt niet de drang om naar huis te gaan, omdat hij bij Circe thuis is. Maar dat kunnen zijn manschappen niet ervaren. Hier komt het verschil tussen Odysseus en zijn man­ schappen naar voren.Toch kan Odysseus ondanks zijn erva­ ringen bij Circe het allemaal niet echt begrijpen. Her zal hem pas gaandeweg duidelijk worden. Hij leerde dankzij haar de dood als een object in hemzelf te zien en dar maakte het verlangen naar het subject, het werke­ lijke thuiskomen wakker. 8 De Sirenen - Het eeuwige waarom De wind drijft Odysseus enzijn manschappenbinnendekort­ ste keren naar het eiland van de Sirenen, die met hun betove­ rende gezang alle reizigers de dood in jagen. Want wie in onwetendheid nadert en hun stemmen hoort, keert nooit meer terug naar huis. Rond de Sirenen liggen botten en sche­ dels hoog opgestapeld weg te rotten. Dicht bij het eiland valt de wind weg en wordt de zee spiegelglad. Beklemd roeien de manschappen naar dit oord van dood en verderf. Odysseus kneedt proppen van was en stopt de oren van zijn manschappen dicht. Hijzelflaat zich op advies van Circe met dubbele touwen aan de mast binden. De Sirenen krijgen hen in het oog en heffen hun verleidelijke gezang aan. Ze roepen Odysseus op om met zijn schip naar het eiland te komen. Ze beloven hem onvoorstelbaar veel te leren, omdat zij alles weten wat er op aarde gebeurt. Golven van de meest 44 betoverende melodieën overspoelen Odysseus en hij wenkt zijn manschappen om hem los te maken. Bang geworden binden zij hem nog steviger vast. Ze roeien snel langs ��t eiland. Pas als het uit het ûcht is verdwenen, maken ze ZIJn rouwen los. De Sirenen belichamen in wezen alle antwoorden op de levens­ vraag 'waarom'. Alle geloofssysremen, filosofie of kennis die een ancwoord beloven op het Grote Waarom- inclusief het non-dualisme als je dat tot een ideeënstelsel laat verkalken - behoren tot de Sirenen. De bijbelse 'zevende dag' - de dag waarop God ziet dat alles goed is - zul je nooit beleven zolang je nog in die waarom- vraag blijft hangen. In het denken is geen oplossing te vinden, en hier gaat het om een subdeler denken dan bij de Laistrygonen. Het becoverende gezang symboliseert in zekere zin een door de zintuigen opgeroepen 'naar binnen gaan', de trance van het weg-zijn. Het is als het verblijf bij de Lotophagen, maar nu ge­ raffineerder. Die Sirenen zeggen in wezen: �s je naar ons toe komt, leggen we je alles uit. Hoe de wereld in elkaar zit, hoe de problemen opgelost kunnen worden, hoe je gelukkig kun _ t wor­ den door kennis.' Er is niets tegen de antwoorden op die vra­ gen, maar ze zullen je niet naar de ultieme waarheid voeren. Van Circe heeft Odysseus geleerd dat hij om thuis te ko­ men de valkuilen van dagdromen en trance-ervaringen zal moeten passeren. Die toestanden zijn erg verleidelijk voor alle zoekers: ze geven zo'n fijn gevoel en je kunt je hoog verheven boven de rest van de stervelingen in een prachcige, kunstma­ tige stilte wanen, waarin je vreedzaam leeft zonder een stap dichter bij huis te komen. In die zin kun je ook de seksualiteit bij de Sirenen onder- brengen, dus het idee dat er in de seksualiteit iers te vinden is, 45
  • 25. een soort superfàmascische extase. Dat is een droom. Die ex­ case is �iteindelijk niets anders dan her tijdelijke gekende, dus een obJeCt. Klaarkomen is niet thuis blijven. Er is niets . �is mee d�gdromen, maar wel met de gedachte dat ze echt ZIJn en dar Je nier zonder kunt, of dar ze je thuis k�nne� brengen. Ze worden ondergaan door je persoonlijk­ h�td bmnen �e waaktoestand. )ij kum zonder dagdromen, zij ntet . zonder JO�. Wat eranee-ervaringen aangaat, zijn er vele manteren om die te bereiken. Je kunt voor je gezondheid aan yoga doen en in een staat van gelukzaligheid eerecht komen of ver�ichting zoeken door meditatie en in samadhi - een ge� lu�tge trance - raken. Als je daarin blijft, mis je het uitein­ deliJke doel, dus thuiskomen. Want samadhi is in wezen net als dope, tijdelijk en nooit duurzaam. Ner als het dagdromen is trance iets war je in jezelf kunt oproepen en waar�n je verslaafd kunt raken. Trance prikt je �ast en weerhoudt Je van de echte reis naar binnen; trance kan Je verlangen naar huis verdoven. Je �oer alles p�sseren en acheer je laren. Uiteindelijk ook de mame� waarop Je deze hele Odyssee begrijpt. Bij het echte naa.r bu�.nen gaan zul je lichaam en geest achter je moeten laren. Ctrce heeft Odysseus dar laren inzien. Zij heeft hem de raad gegeven langs de Sirenen re gaan. De mast waaraan Odysseus zich laar vastbinden is het sym­ bool voor alle methodieken -zoals medicatietechnieken _die werken om het ego te passeren, maar alleen als je ook weer waarroe ze leiden en je zeker weet dar de Sirenen je nooit kun­ nen geven war je zoekt. Hier ligt een struikelblok voor de meeste beoefenaars van al die technieken. Je moet de essentie minstens mentaal hebben begrepen, dus weten waarvóór je mediteert. Je denke misschien dat je her doet om vcrlicht re worden, zonder re weren war dat i�. Nou, �an kun je mediteren tot je een ons weegt, maar ver­ Irebt zul Je daar nier van worden. 46 De centrale vraag is niet zozeer: wat is verlichting, maar wie of wat wordt er eigenlijk verlicht? Als je die vraag onderzoekt, zal er een antwoord komen. Misschien door een plotseling in­ zicht, misschien doordat je een leermeester op je pad treft die je verder helpt. Dar is genade. Odysseus maakt alle fouten die er re maken zijn, maar hij wordt er ook door geholpen; het coeval, de genade, helpt hem met vallen en opstaan steeds een eindje verder. In de nabijheid van een leermeester proef je weliswaar hoe her is om jezelf re zijn, maar het is nog niet van jezelf. Je mag her lenen, een srukje 'meefiecsen', her is nog nier op eigen kracht. Odysseus heeft van Circe geleerd dat hij zijn man­ schappen moer vrijwaren van de beproeving der Sirenen door ze oordopjes van was te geven. Zelf laar hij zich vastbinden en dat geeft aan dat hij bewust deze techniek wil gebruiken om de eraneetoestanden en de waaromvragen van de Sirenen he­ lemaal re ervaren en re passeren. 9 Bij Skylla en Charybdis - De weg van het hart Na de verleidelijke, maar dodelijke Sirenen arriveert Odysseus met zijn manschappen op de plek waarvan Circe heeft ge­ zegd dat hij twee kanten op kan: langs de Planktai, ofwel de Alles Stukslaande Rotsen, of door de nauwe zeestraat waar de tweelingmonstersSkyllaenCharybdiszijn. Odysseus vaan de zeestraat in en ziet een onmetelijk hoge berg, waarvan de top in wolken gehuld is. De spiegelgladde rots is niet te be­ klimmen. Ongeveer halverwege zit een spelonk. Daar woont het blaffende monster Skylla. Het heeft dunne, onderont­ wikkelde poten, een kolossaal lijf dat grotendeels in de grot blijft, maar zes eindeloos lange halzen met dodelijke koppen die voortdurend dieren en mensen uitzee plukken. Geen schip komt er ooit ongehavend langs en altijd gaan de zes monster­ koppen er elk met een lid van de bemanning vandoor. 47
  • 26. Aan de overkant van de zeestraat is een andere klip die niet zo hoog is. Er groeit een vijgenboom met een dicht blader­ dak en daaronder een brede opening waardoor het monster Charybdis drie maal daags het zeewater opslokt en weer uit­ spuwt. Daar ontkomt helemaal niemand aan de ondergang. Odysseus heeft Circe nog gevraagd of hij de wapens tegen Skylla kan opnemen, maar dat verbood ze hem op hoge toon, want dan zou het monster misschien de kans krijgen twee keer aan te vallen. Odysseus durft zijn manschappen niet te vertellen wat hun te wachten staat. Op het laatste moment krijgt de angst de overhand en trekt Odysseus toch zijn wa­ penrusting aan. Op de voorplecht van het schip tuurt hij naar de steile rots waar Skylla zich verschuilt. Terwijl de manschappen echter met afgrijzen naar het mon­ ster Charybdis aan de overkant kijken, komt het veelkoppige monster Skylla opeens te voorschijn en rukt zes van hen uit het schip. Ze worden gillend meegesleurd en verslonden. Odysseus moer kiezen russen de Plankrai en de tweeling­ monsters Skylla en Charybdis. De Plankrai verpletteren alles war zich ertussen waagt. Dar is in wezen de meest directe weg naar huis, maar Odysseus durft dar 'doodgaan' niet aan. Ook Charybdis trekt hem niet. Drie maal daags re kunnen worden opgeslokt in Charybdis als het tegenzit is hem teveel en dus kiest hij 'met slimheid' de weg van de minste weerstand, dus die van Skylla. Ook al kost hem dar zes manschappen, her is beter dan alles kwijtraken. Skylla is de weg van overgave en Charybdis de weg van ken­ nis en inzicht. Her is nier altijd duidelijk welke van die twee geaardheden het beste past bij de Odysseus in jou. Her is zaak om bij jezelf te herkennen wat je bent. Als je een harrzoeker, een bhakta bent, zul je de neiging hebben om meegesleurd re worden in je gevoelens en wil je liever niet begrijpen wár je nu 48 eigenlijk zoekt. Wel heb je van narure zomaar veel vertrouwen meegekregen. Omgekeerd heeft de hoofdzoeker, de jnani, de neiging steeds maar in her denken re blijven hangen en niets te geloven of niemand re vertrouwen; hij durft zich nier over re geven. Maar hij heeft ook goede kanten, wam hij kan de dingen op een rij zetten. Bhakra en jnani vullen elkaar aan en her hare en her hoofd moeten elkaar ergens ontmoeten; de jnani zal zich vroeg of laar moeten overgeven en de bhakra zal nier zonder begrip thuis kunnen komen.Volg je leven en her volgt vanzelf een van dierwee wegen. Beide vloeien ineen in het uiteindelijke thuis­ zijn. Het is dan ook nier verwonderlijk dat Odysseus uiteinde­ lijk zowel Skylla als Charybdis zal moeren passeren. Odysseus kiest eerst de weg van Skylla en zo leert hij dat alles wat hij denkt re zijn en war hij bezit ieder moment kan wor­ den afgepakt, zonder dat hij iets kan doen of laren. Hij leert inzien dat de goden alle rouwtjes in handen hebben. Met an­ dere woorden, hij blijkt geen vrije wil re hebben, al had hij zich wel altijd een vrije wil toegedacht. Wie zich regen overgave verzet moet nog meer manschap­ pen inleveren. Overgave kan zich alleen in de praktijk voltrek­ ken en niet vanuit de theorie. Je kunr jezelf je hele leven blij­ ven wijsmaken dar je leert om je over re geven, maar dar is onzin. Je kunt overgave nier 'doen', maar je kunt er wel de comauren van leren zien, de smaak ervanre pakken krijgen en aanvaarden dar her nog nier zover is; je kunt je van overgave bewust worden. Je bewust worden is al een stap weg van de 'doener', weg van de waan dar er voor overgave een cursus kan of moer worden gevolgd. Je kunt wel met roken willen stoppen, maar je doet her niet, dus geef je je bewust eraan over dar je her niet kunt. Het is alleen her bewustzijn dar je kan helpen. Geneesmiddelen wer­ ken alleen omdat her bewustzijn dar wil. Her is dat bewustzijn dar in Psalm 127 is verwoord: 'Als God het huis nier bouwt, vergeefs zwoegen de arbeiders.' 49
  • 27. De verslonden kameraden symboliseren de machteloosheid wanneer er dingen van ons wegvallen. Je kunt je kinderen leren naar rechts en links te kijken voor het oversteken, maar je kunt niet hun leven voor ze leiden. Niemand ter wereld heeft de macht om wat dan ook tegen te houden. Als je kinderen een hele nacht wegblijven, kun jij je wel zorgen liggen maken, _ m�r dat helpt niets. Om thuis te komen, moet je daarom eerst mz.Jen dat Zeus, of hoe je het ook wilt noemen, alle rouwtjes in handen heeft. Dat is voor de meesren van ons een onmogelijke opdracht. Zeg­ gen we bijvoorbeeld wel bij een begrafenis: 'Uw wil geschiede,' in het dagelijks leven doet geen mens dat. . We ondergaan dit leven als zelfstandige individuen, al JS er misschien af en toe een vaag vermoeden dat er soms iets van hogerhand wordt geregeld. Circe heeft Ody�seus _ du�delijk gemaakt dar zelfstandige individuen in werkel�?khe�d met b�­ sraan, dat het bewustzijn alles regelt en dat vnJe w1l evenmm bestaat. Odysseus komt er bij Skylla achter dat dit zo moet zijn, al kan hij het nog niet behappen. Skylla is her onafwendbare noodlot, het volle besef dat her voor het lichaam een keer afgelopen zal zijn en dar je nooit weet wanneer dat jou zal overkomen. Hoe je je ook voorbe­ reidt, of hoe je je ook regen al het denkbare indekt, de dood kan je altijd in iedere situatie overvallen. . . De dood is de angst voor het onbekende. Dte angst JS de diepste oorzaak dat je her geluk niet kunt vinden en de groot­ ste hindernis voor je thuiskomst. Die angst maakt dat we vast blijven zitten en niet langs Skylla komen. Odysseus heeft de raad gekregen om zich nier regen Skylla, her noodlot, re verzenen, maar hij kan nier nalaten om op her laatst roch zijn wapenrusting aan re trekken en naar boven re kijken. Ondanks al her geleerde, namelijk zich niet r� _ verzer­ ren, denkt hij als het er echt om spant nog steeds dat htJ er wat aan kan en moet doen. Niemand ontkomt aan die angst. Hij heeft vele namen: doodsangst, leefangst, faalangst, enzovoort. Als je wilt dar de 50 hele reis zich rot her eind afrolt, zul je die hindernis moeten nemen. Dar kan voor jou een moment van overgave zijn. Overgave is een proces waarin we leren dar war ons zo'n angst inboezemt en wat we uit de weg gaan, nu juist datgene is waar we ons hele leven naar op zoek zijn, namelijk naar onszelf, naar de alles­ omvattende liefde. Bij Skylla heeft Odysseus dus gezien dat hij niets kan doen. Hoe hij zich ook verzet, hem is van alle kanten duidelijk ge­ maakt dat hij en zijn manschappen niers in te brengen heb­ ben. Hij heeft van alles gedaan om de manschappen voor re bereiden de hindernissen op weg naar huis te kunnen nemen, maar vreest het ergste. Hij ziet eigenlijk al in dat hun nog meer verschrikkingen boven her hoofd hangen. Zelf weer hij nog niet precies hoe of wat en kan hij het alleen maar laten gebeu­ ren en op genade wachten. 10 De runderen van Hellos - De waan van tijd Na het jammerlijke schouwspel van de door SkyUa verslon­ den manschappen komt Odysseus met zijn schip aan bij het prachtige eiland Thrina.kia, waar de runderen van de zonne­ god Helios grazen. Odysseus wil het eiland liever mijden, indachtig de waarschuwingen van zowel Teiresias als Circe. Immers alleen wanneer de zeven goddelijke kudden van vijf­ tig runderen ongemoeid worden gelaten, kan hij met zijn man­ schappen thuiskomen. Maar de manschappen willen toch aan land om bij te komen van atle rampspoed. Ze zijn uitgeput en treuren om hun omgekomen makkers. Zij zweren geen rund aan re raken en krijgen Odysseus zover tenminste één nacht op het eiland door te brengen. Nog voor het aanbreken van de volgende dag steekt er echter een ongunstige wind op, die een maand lang zal aanhouden. Ze zijn met hun schip aan het eiland gekluisterd. De etensvoorraden raken snel op 51
  • 28. en de honger kan maar ten dele worden gestild met vis en gevogelte. Odysseus is ten einde raad en zoekt een stille plek op om tot de goden te bidden. Misschien kan één van hen hem op weg naar huis helpen maar de goden doen hem in een zoete slaap verzinken. Zijn manschappen houden het intussen niet langer uit en worden het er samen over eens dat ze liever het risico lopen om de toom van de goden over zich af te roepen en straks wellicht op zee in één klap aan hun eind te komen, dan ter plaatse een trage, ellendige hongerdood te moeten sterven. Tegelijkertijd proberen ze de goden gunstig te stemmen door jonge eikenbladeren te offeren en hun te beloven dat zij, als ze ooit thuiskomen, een tempel voor de god Helios op zullen richten. In deze episode worden het verschil en de breuk tussen Odysseus en de rest van zijn manschappen onafwendbaar. Ze blijken niet de buigzaamheid van Odysseus te kunnen opbren­ gen om de voorspellingen van Teiresias en Circe te eerbiedi­ gen en zijn ervan overtuigd dat het met de hongerdood voor­ goed is afgelopen. Waarom zou je dan niet uitbundig gaan eten en erop los leven nu het nog kan en de zorgen over dat abstracte en wezenlijke 'thuiskomen' voor je uit schuiven? Het is Odysseus allemaal al voorspeld maar het doet hem toch veel pijn om te zien dat zijn eigen maten met wie hij zoveel heeft doorgemaakt niet dezelfde beleving en doel in het leven hebben als hij. In jouw leven doet dat zich voor wanneer je niet meer net zoals je vrienden en familie in het leven kunt staan. Meestal zien zij aan jou dat er iets aan je is veranderd. Het leven en zijn wereld zie je niet meer als iets wat blijvend geluk herbergt, maar je zoekt nu naar wat komt noch gaat en eeuwig is. Dar verandert je houding ten opzichte van wat je 52 nog uit dit leven verlangt en de waarde die je eraan hecht. Je verliest je niet langer in het uitstippelen van je leven en de drang om iets in de wereld te bereiken. Ja, je regelt nog wel de dingen op je werk, voor je kinderen en je pensioen, maar dat wil niet zeggen dat je gelooft dat alles wat je plant ook echt gaat gebeuren. Hetzelfde geldt voor een droom. Daarin kan ook sprake zijn van een verleden en een morgen en kun je bijvoorbeeld door een ander beschuldigd worden van iets wat je al je hele leven doet terwijl het toch echt in die droom pas verschenen is en weer helemaal verdwijnt als de droom voorbij is. Vervolgens verschijnt er weer iets anders in je aandacht. Het doet pijn om te zien dat jij wel dat doel in je leven hebt en de rest van de geliefden om je heen niet. Het is moeilijk om je relatie, je familie en je vrienden over dat verschil te vertellen en hen te overtuigen om dat ook zelf te gaan onderzoeken. De meesten van ons zullen maar heel zelden iemand vinden met wie ze erover kunnen praten. Odysseus heeft nog wel Circe- de enige waarmee hij echt gelukkig kon zijn- verlaten om de wens van zijn manschappen die naar huis wilJen in te willigen. Het is pijnlijk om te zien dat voor hen 'naar huis gaan' iets totaal anders betekent dan voor hemzelf Toch houdt hij van ze, maar hij begrijpt niet wat nu precies de oorzaak van dit uit elkaar groeien is. Heel vaak zijn in deze fase van de reis de botsingen tussen jou en je omgeving een voortdurend terugkerend patroon en leer je steeds meer je mond te houden over je verschil van mening met hen over wat 'thuis' voor jou betekent. Hun 'thuis' is duidelijk: je leeft, je vermenigvuldigt je, je consumeert en sterft. Verder is er niets, of misschien iets vaags zoals een hel of een hemel waarin je- al naar gelang je daden- terecht­ komt. Odysseus heeft zijn thuis in dat goddelijke jaar van vrede bij Circe geproefd. Na de dood van Elpenor kreeg hij de zekerheid dat die toestand met Circe de voorbode was van een eeuwig leven, ofwel het vinden van onze onveranderlijke essentie. 53
  • 29. Na het gebed tot de goden stormen de manschappen op de mooiste runderen af om een feestmaal van ongekende om­ vang aan te richten. Het vlees wordt aan het spit geregen en boven grote vuren geroosterd. Odysseus is intussen wakker geworden en spoedt zich naar het strand. Scheldend staat hij tussen zijn mannen, maar het onheil is niet meer af te wenden. De runderen zijn dood. De goden tonen de manschappen direct wonderbaarlijke tekenen. De huiden van de geslachte koeien kruipen over de grond en het vlees aan het spit loeit alsof de dieren nog leven. Helios dreigt Zeus dat hij onderduikt in de Hades om al­ leen nog voor de doden te schijnen, als de oppergod geen wraak neemt op de manschappen van Odysseus. Zeus be­ looft hem dat zij hun welverdiende straf niet zullen ontlo­ pen. Zes dagen eten de manschappen van het vee. Dan voegt Zeus de zevende dag toe en gaat de wind eindelijk Liggen. Ze kunnen het eiland weer verlaten, de rampspoed tegemoet die Zeus over hen zal afroepen. Als de manschappen beginnen met de grote schransparrij die zes dagen zal duren, wordt her Odysseus duidelijk dar de go­ den de manschappen hebben verleid de runderen op re eren. Door hem in slaap re sussen, heeft hij her onheil immers nier kunnen afwenden. Hij ziet her echter nog wel als zijn tekort­ koming en ook die van de manschappen die zich zonder hem nier kunnen beheersen. Pas later, als hij thuiskomt, mag hij leren hoe her echt in elkaar zit; dan blijken de manschappen vrijers of ik-neigingen te zijn. De runderen van Helios, waarvan Circe heeft gezegd dar ze geen jongen krijgen en nooit sterven, staan symbool voor het 54 verloop van de tijd. De zeven kudden kun je zien als de dagen van de week en her totaal aanral runderen (zeven maal vijftig) als de dagen van het jaar. De mannen eren de mooiste en beste runderen op en feesten zes dagen lang. Door de runderen op re eten en in de waan van de tijd te trappen, loopt her leven op zijn eind en sterft je lichaam af. De manschappen geloven dar de runderen van Helios hun honger alleen tijdens hun leven kunnen stillen. Voor hen is het leven een consumptiebestaan tussen gisteren en morgen. Her geloof dat alles sterfelijk is, geeft ze de overruiging dar wat ze in die zes dagen hebben opgegeten ervoor zorgt dar het op de zevende dag, de dag gods, zal aflopen. Toch laren de goden Odysseus en zijn manschappen direct zien dat dit een waan is en dat die zevende dag geen einde berekent, want de huiden van de geslachte dieren lijken nog te leven en het vlees loeit aan her spit. Zowel de manschappen als Odysseus zien die tekens. De manschappen zijn verwonderd zonder erbij stil re staan. Alleen Odysseus kan her begrijpen, wam Circe heeft hem verteld dat de tijd en de dood niet echt kunnen bestaan. Maar hij kan en durft de consequenties voor hem en zijn man­ schappen nog niet re accepteren. Op dezevende dag gaan zij scheep, maar het eiland van Helios is nog niet uit het zicht verdwenen of er breekt een wilde storm los. Zeus treft het schip met een bliksemschicht. Allen komen om en zo ontneemt Zeus hen de thuiskomst. Alleen Odysseus blijft gespaard. Hij grijpt de afgerukte mast vast en bindt die aan de kielbalk en laat zich daarop gezeten door de storm meesleuren. ')')
  • 30. Bij Skylla, het noodlot, zag hij zijn idee sneuvelen iets in de hand te kunnen hebben. Vervolgens ontdekte hij op Helios dat de waaktoestand niet uit materie besraat maar steeds op­ nieuw wordt geboren. Helios' runderen staan evenals zijn manschappen voor de dagen en dus voor de rijd. Odysseus kan door her verlies van zijn vertrouwde kijk op her leven de pijn en de machteloosheid nog nier echt onder ogen komen. Dar hoeft ook niet, want daar zorgt Zeus wel voor. Hij pakt met brute kracht Odysseus zijn schip en man­ schappen af zonder hem re doden, als Zeus met de zevende dag de waan van de tijd opheft en weer een nieuw begin schept. Oe genade daarvan is Odysseus bij lange na nier duidelijk en hij heeft symbolisch de kiel en de mast nog nodig om nier verloren te zijn, nu hij her schip is kwijtgeraakt. Het schip staat voor je lichaam en de manschappen voor je vrienden, familie, kennissen én je innerlijke neigingen. Hem rest niets anders dan het naakte er-zijn en een mast om zich aan vast te houden. De mast staat voor de wijze waarop hij de Sirenen is gepasseerd en waardoor hij op dit momene nier naar her waarom van war er gebeurt vraagt om niet de kans te lopen alsnog te moeren sterven. Oe kiel is zijn vcrmogen om in evenwicht te blijven, zelfs als je weinig tot niets meer over hebt. Dat vermogen vindt zijn oorsprong in het samenzijn met Circe, die hij pas weer verliet toen de manschappen klaagden dat ze weg wilden. Nu de manschappen hem ontnomen zijn, komt dat vertrouwen weer terug en geeft het hem houvast in die grote lege oceaan. Dat inzicht is de voorbode van dargene waarvan hij later, als hij wezenlijk thuis is, pas echt de vruchten plukt. Odysseus begint in re zien dar alles aan de vertrouwde, gekende kam: rammelt en dat het plaatje nier zo mooi oogt als het verhaal erover lijkt. Door de waan van de tijd en het geloof een lichaam te zijn, verlies je op de zevende dag alles wat gekend is. De waakroestand houdt op en er is even geen vorm, tot Zeus je een nieuwe ochtend schenkt met een nieuwe wereld- als je w 56 gelukkig bent dar je niet in de waan trapt dat die een vervolg is van een gisteren. Toch heeft Odysseus nog nier helemaal door waarom de goden hem laren leven, maar wel zijn laatste manschappen en zijn schip afpakken. Hij denkt nog steeds dat hij het allemaal zelf doet en dat hij net als zijn manschappen is. Odysseus heeft nog nier door dar de goden alles veroorzaken en regelen, en dar dit er-zijn nier iets tijdelijks, of iets gekends is. 11 Terug bij Charybdis - De weg van het hoofd Mast en kiel worden door de razende golven teruggedreven naar Skylla en Charybdis. Wanneer Charybdis het zoute wa­ ter met mast en kiel opslokt, weet Odysseus zich op het nip­ pertje vast te grijpen aan de grote vijgenboom voordat hij de opening in dreigt te schieten. Urenlang blijft hij hangen zonder dat zijn voeten steun vin­ den. Uit die benarde positie kan hij zich pas bevrijden als Charybdis het zoUle water met de balk weer uitspuugt. Hij laat zich vallen, grijpt de balk en drijft weg zonder door Skylla te worden opgemerkt. Negen dagen later spoelt Odysseus aan op het eiland Ogygia. Voordat je de symboliek van Charybdis kunt doorgronden, moet je inzien dar vorm in al zijn waarneembaarheid geen stabiliteit heeft. Alleen wie flexibel genoeg is om de echtheid van de materie ter discussie re stellen en een onderzoek naar zijn eigen bron re doen, maakt een kans de nooduitgang- de eeuwige vijgenboom bij Charybdis- re kunnen vastgrijpen. Her 'vijgenboomsrandpunr' is de uitnodiging om een vraagre­ ken re zenen bij deze hele rastbare wereld die van moment tor moment zo 'echt' lijkt. 57
  • 31. Alles is Odysseus al voorspeld. Hij wist dat hij op weg naar huis zijn bemanning en schip, zijn afweermechanismen, ego en lichaam, 'kwijt' zou raken. Hij had verwacht zelf ook daar­ bij re vergaan net als de manschappen en her schip, maar de mogelijkheid om bij zijn leven alles war hij meende re zijn kwijt te raken en dus re sterven om thuis te komen, is nooit bij hem opgekomen. Her drama met de bemanning en her schip is in feite de hoogste vorm van genade. Het is het inzicht dat we geen wezens van vlees en bloed zijn, maar absolute, vorm­ loze aanwezigheid, hier verbeeld door her water. Her theoreti­ sche inzicht niet de golf maar her water re zijn had Odysseus al bij Circe gekregen. Charybdis neemt drie keer per dag de wereldzeeën in zich op en spuugt ze weer uit. Daar wordt zelfs Poseidon voortdurend naar binnen gezogen, wam hij is her symbool van water; her water dar drie verschillende vormen (gasvormig, vloeibaar en bevroren) aan kan nemen zonder dar her 'water-zijn' veran­ dert. Odysseus hangt weliswaar moeizaam aan de vijgenboom, maar is regelijkertijd getuige van de drie uitdrukkingen: de waaktoestand, de droom en de droomloze slaap. Her zijn de enige 'werelden' die zich aan ieder van ons spomaan voordoen. Drie keer per etmaal wordt er een wereld weggezogen en weer uitgespuugd. Ze komen en gaan, maar de eeuwige vijgenboom -die de drie toescanden zier verschijnen en verdwijnen- blijft onveranderlijk getuige van dar gebeuren. Dar inzicht brengt Odysseus op de rand van realisatie. Er is dus maar één conclusie mogelijk: hij moer zelf dár zijn, war her komen en gaan van de drie toestanden ontstijgt! Hier treedt het getuige-zijn, het 'bewuste zijn' op de voor­ grond, maar Odysseus kan het nog niet bevatten; de goden keren de genade nog niet uit. Hij heeft nog niet echt door dat hij al voor honderd procent aan de kennende kant woont omdat hij denkt dar hij eerst nog afmoer van her ervaren van zijn lichaam. Hij zit nog vast aan her idéé dar hij een lichaam 58 is. Zelfs als hij her nier ervaart, heeft hij volgens zijn denken coch auromarisch een lichaam. Daarom hangt hij zo moei­ zaam aan die vijgenboom en laar hij die weer los zo gauw de balk van de waakroesrand weer voorbij komt. Kijkend vanuit de vijgenboompositie is her Odysseus duide­ lijk dar de waak- en droomroesrand mee hoofd- en bijrolspelers sleehes tijdelijke verschijnselen zijn, maar dar er iecs blijvends moer zijn, dar daaraan voorafgaat, zonder precies re doorzien war her is. De 'kennendheid'-de vijgenboom, die de drie roe­ sranden waarneemt-is vormloos en heeft niets mee hem als persoon, als lichaam in één van de drie roesranden re maken. Hijzelf kan geen lid van de bemanning zijn; hij zier dar de be­ manning en her eren dar zij roe zich nemen een soort luchespie­ geling en niet echt zijn. Hij weer dat hij ze nier mee kan nemen naar de plek vanwaar hij nu schouwe. Zij en hun werelden zul­ len vanavond bij her slapengaan in Charybdis verdwijnen, ter­ wijl alleen hij zich aan de vijgenboom kan vastklampen om nier re verdwijnen wanneer de waakroesrand oplost. Dar lijken activiteiten, want dankzij inspanningen van Odys­ seus is her roe stand gekomen. Her doen kost hem nog moeite: wwel her 'vastgrijpen' van de vijgenboom als 'her moeizaam hangen'. Die moeite is aanvankelijk onvermijdelijk, omdat hij nog in de waan verkeen een golf re zijn die naar huis getoverd moer worden. Hij is nog nier rijp om de hele waarheid van de vijgen­ boom roe re laten; dar hij én die boom-de eeuwige eoeschou­ wer- één zijn. Toch mag hij negen dagen op zee-in her zelf -dobberen alvorens op her eiland Ogygia aan re spoelen. Maa� ik volgde de weg van de hoofdzoeker, die her makkelij­ ker vmdr om de moeilijkste weg re nemen en nier her vage pad van overgave, zoals harezoekers doen. Circe- in mijn verhaal Woleer Keers- verrelde mij hoe her thuiskomen via de weg van de hoofdzoeker eruitzier en gafme een geheel nieuwe kijk op watJan mee zijn wereld wérkelijk is. 59
  • 32. Wolter legde uit dat hij in India van zijn mentor geleerd had, dar Charybdis de vlugste manier naar huis uitbeeldt. Het is natuurlijk bijzonder dar uitgerekend ik naar mijn weren de enige man in Nederland die deze weg kende, mocht ontmoe­ ten. Nier dat ik het als genade zag, hoor! Ik was toen iemand die überhaupt niets vertrouwde en kwam er pas jaren later achter dar je zoiets als venrouwen niet kunt 'doen'. Het over­ komt je. Wolter wist mij voorbij de wereldwijd verspreide, rotsvaste waan te loodsen, dat de droom en de droomloze toestand in her hoofd van Jan plaatsvinden. Inzien dat daar geen bewijs voor re vinden is, was een openbaring van de eerste orde voor deze ongelovige Thomas. Ik heb toen een paar weken met dat 'nieuwe kijken' gestoeid, veel vragen gesteld en zelfs een ca­ mera bij mijn bed gezet om het bewijs van een 'slapende Jan' te leveren. Heel simpel en natuurlijk weerlegde Wolter dar dan weer, door me erop te wijzen dar er wel weer eerst een waak­ roesrand moet zijn, om die nachtelijk gemaakte film re zien en dar je nooit her bewijs voor een zich gelijktijdig afspelen van droom- en waaktoestand uit je droom kunt halen. 'Wat stom dar ik daar zelf nier opgekomen ben!' stamelde het opschep­ pertje in mij. De hoofdrolspeler van de waaktoestand kan nooit in de droom en droomloze toestand komen om daar iets te contro­ leren. Het is niet meer dan een geloof dat we 's nachts tijdens het slapen in een bed liggen, wam je kunt het niet bewijzen. In her begin ging ik na een bezoek aan Wolter op weg naar huis, eerst de kroeg in om me een stuk in m'n kraag te drinken, zo overweldigend waren die denkbeelden voor mij. Tot ik inzag en kon behappen dar het niet anders kón zijn. Jan de hoofd­ rolspeler van de waaktoestand verdwijnt, samen met zijn hele wereld inclusief heelal en wat ook, terwijl er toch iets onveran­ derlijks, ongedefinieerds overblijft om de droom met zijn droomhoofdrolspeler en zijn wereld te volgen. De angsten van die droomhoofdrolspeler worden ook als een 'ik' ervaren en 60 we griezelen er op los als her moer. Maar niets van war ik daar meemaak, heeft iets met Jan in de waaktoestand te maken en omgekeerd geldt dat ook. Ook het afwezig-zijn van iets waarneembaars nam ik waar, omdat ik de droomloze slaap leerde kennen als de afwezigheid van wat dan ook. Ik over­ leefde blijkbaar en, net zoals de balk in het verhaal van Odys­ seus, de waaktoestand weer te voorschijn kwam, volgde ik dat ook weer vanzelf. Jij hoeft hier niets voor te doen of re laten. Het kan nier anders! Ik volg zowel de aan- als de afwezigheid van het gekende! Wár in ons volgt moeiteloos de drie toestanden? Dar was her ei waarop ik ging zitten broeden. Net zo lang tor het enige juiste ancwoord plotseling langskwam. Her gebeurde bij Wol­ terthuis. Er was een hoop volk over de vloer en we zouden net aan tafel gaan. Ik was zoals alrijd met dat sommetje bezig. Ik loop naar de rafel en net als ik wil gaan zirren, realiseer ik me: 'Hé! Ik ben dus niks! Dat war alles volgt, heeft vorm noch kenmerken.' Die ontdekking stelde weinig voor en ik zou haar glad vergeten zijn, als Wolter nier een brandende sigaret op mijn hand had geduwd. Hij had gezien dat er iets wezenlijks met me was gebeurd en wilde dar verankeren. Her is war zenmeesters doen wanneer ze een leerling mee een stok op her hoofd slaan. Dar met die sigaret was eigenlijk niks voor Wolter, maar hij had gewoon geen stok bij de hand. Ik was dat hele voorval vergeren rot ik jaren later, na te zijn 'thuisgekomen', de hele film nog eens terugspoelde en dar moment als de onherroepelijke ommezwaai van honderdtachtig graden herkende. Dus zien dat je nier îers bent heeft niets re maken met al die toeters en bellen die vaak worden beschreven over de verlich­ ting van leermeesters die allang dood en begraven zijn. Wam in het gewone leven verandert er door dat inzicht helemaal niets! Jan eet gewoon zijn eten en gaat door met wat het leven 61
  • 33. in hem afdraait. Evenals Odysseus dacht Jan toen nog gewoon het lichaam te zijn. Een lichaam dar in een flits een aan-alles­ voorbijgaand moment heefi: ervaren, iets dat tot herinnering verbleekt, tot een plaatje uit het verleden waardoor de waar­ heid niet meer dan een begrip wordt. Wel met het groeiende besef dat het kennen er altijd is; het volgt dat wat komt en gaat, het gekende, moeiteloos. 12 Op het eiland van Kalypso - Het gekende Geen eiland ligt w ver van de bewoonde wereld als het bos­ rijke Ogygia, waar Odysseus als drenkeling aanspoelt. Zelfs de goden komen er niet graag. Daar woont de schone nimf Kalypso. Ze is eeuwig jong en vrolijk en altijd ligt er een lied op haar lippen. Ook de natuur van het eiland is weelderig en mooi. Zij neemt Odysseus liefderijk op en belooft hem on­ sterfelijkheid als hij voorgoed bij haar blijft. Met haar wet vleiende woorden tracht zij hem alles te doen vergeten: zijn vaderland Ithaka en zijn verlangen naar zijn vrouw Penelope. Zeven jaar gaan er voorbij op Ogygia en Kalypso behaagt Odysseus allang niet meer. Lijdzaam brengt hij zijn dagen op de kust van het eiland door, starend over zee en verlan­ gend naar huis. Het ergste voor Odysseus is dat dit zich afspeelt bij een mooie, edele en hartstochcelijke vrouw die hem echt bemint, maar hem nooit vrijwitlig zal laten gaan. Waarom moet hem die overkomen? Waarom blijfi: hij oneindig ver van Penelope, de vrouw van zijn hart? 62 De goden krijgen medelijden met Odysseus. Wann��r Poseidon op een goede dag afwezig is, bepleit Athene ZtJn verlossing uit de gevangenschap bij Kalypso. Haar vader Zeus herinnert haar eraan dat zijzelf het plan heeft beraamd Od sseus naar huis te laten teugkeren om weer heer en mees­ eer �eworden. De toorn van Poseidon lijkt dat te verhinde­ ren uit wraak omdat Odysseus zijn zoon de cycloop heeft blind gemaakt. Zeus besluit dat de zwaar beproefde Odysseus toch kan terugkeren, omdat Poseidon niet als enige, tegen de wil van alle goden in, kan volharden in zijn rancune. Hierop stuurt Zeus zijn boodschapper Hermes naar Kalyp- 50 om haar te bevelen de arme Odysseus te laten gaan. De evleugelde Hermes vliegt met tegenzin over de grote rout­g las waar geen mensen zijn die aan de goden offeren.p , .. Kalypso is kwaad over de boodschap van Zeus, want ZIJ denkt dat de goden het haar misgunnen om met een sterve­ ling te slapen. Ze noemt Hermes de namen van stervelin�en die gedood werden door de wrede, jaloerse machtswellustehng Zeus, omdat zij een verbintenis met goden hadden. Kalypso zegt Hermes dat het Zeus zelf was die het schip van Odysseus heeft laten zinken en hem op haar eiland heeft laten aan- spoelen. . . . Uiteindelijk zwicht ze voor de dretgmg van Zeus, die go- den noch stervelingen toestaat tegen zijn wil iets te doen of te laten. Kalypso belooft Odysseus te laten gaan, maar zij kan hem geen schip geven om naar huis te gaan. Ze zegt tegen de held dat ze bereid is hem te laten gaan en ��eft he . m gereedschap en advies om een vlot te maken voor ztJn th�ts­ reis. Odysseus gelooft haar aanvankelijk niet en vraagt ztch af wat erachter steekt. Kalypso leest de argwaan in zijn ogen en stelt hem gerust dat ze niets in haar schild voert. Bedroefd vraagt ze of hij direct weg wil. Wist hij immers wat hem nog allemaal aan ellende te wachten stond, dan zou hij vast blij­ ven. De nimf beg.rijpt niet dat hij terug wil naar zijn vrouw, want Kalypso is toch veel mooier? Odysseus geeft in alJe eer- 63