2. 2
In vogelvlucht…
Het Improvement Model is een denkmodel en een certificatieschema. Het gaat allereerst om het komen tot een
nieuw gedachtegoed. Om te leren om steeds weer consequent vanuit de klant te denken. Om de gehele
organisatie steeds weer vanuit de klant op te bouwen.
Een certificering is daarom veel meer een logisch gevolg van deze verandering van mindset, dan dat het een
doel op zich is. Maar welke stappen doorloop je nu om te komen tot deze certificering als het zo ver is?
In deze serie slides nemen we je mee ‘in vogelvlucht’. Omdat je door deze ‘vogelvlucht’ een globaal idee hebt
van wat je te wachten staat. Om daarna ‘de diepte in te gaan’.
Deze vogelvlucht serie bestaat uit 4 delen:
1. De mindset en het uitgangspunt
2. Documenten en systemen
3. Het self-assessment door de organisatie
4. De beoordeling door de auditor
3. 3
Van oriëntatie tot certificering
Een organisatie kan zich verdiepen in het
Improvement Model en oriënteren door een
PreScan van het Improvement Model uit te voeren.
In de PreScan voert de organisatie een verkort self-
assessment uit.
Ook het bekijken van de documentatie hoort
daarbij. Uiteraard is in de leeromgeving alle
documentatie omgezet in cursussen.
Wanneer de organisatie daadwerkelijk aan de slag
wil gaan met het Improvement Model, dan vraagt
zij een omgeving aan waarin het self-assessment
kan worden uitgevoerd. In deze werkomgeving kan
de data worden verwerkt en kunnen scores worden
berekend.
De organisatie voert dan een interne audit uit en
vervolgens – bij voldoende score – kan een
aanvraag voor een externe audit worden gedaan.
Is de uitkomst van het self-assessment na de audit
nog steeds voldoende? Dan volgt certificering!
4. 4
Het self-assessment is
uitgevoerd
De organisatie heeft haar self-assessment
uitgevoerd en is toe aan de externe
beoordeling.
De organisatie vraagt een offerte aan bij
een certificerende instelling en geeft
stichting BIM toestemming om de auditor
zes weken voor de audit vast in het
dashboard onderzoek te laten doen.
De auditor neemt de uitkomsten van het
self-assessment als vertrekpunt.
De auditor toetst nu eerst of de organisatie
aan de minimale eis voldoet dat alle
hoofdstukken minstens een score van 50%
hebben en of alle klant- en
medewerkersdossiers in de toetsing zijn
opgenomen. Zo ja, dan kan de audit
doorgaan.
5. 5
Beoordelingsrichtlijn
De auditor hanteert de beoordelingsrichtlijn
(rode draad) als uitgangspunt. Het doel van de
Beoordelingsrichtlijn is om vast te stellen of de
volgende vier vragen kloppend en consistent
beantwoord kunnen worden. Ze lopen dwars
door de 7 hoofdstukken van het Improvement
Model heen.
Ontrafelen door de rode draad. Rode draad heeft
4 vragen/thema’s:
1. Wat is de juridische ordening (publiek / privaat)?
2. Hoe is de bedrijfsmatige basis?
3. Hoe werkt dat uit in producten, medewerkers en middelen
(kwaliteit, veiligheid, risico’s)?
4. Wat zijn dan de resultaten voor klant en maatschappij?
6. 6
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar
deze vier antwoorden.
De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s
die als een rode draad door de 7 hoofdstukken van het
hele model heen lopen.
7. 7
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar deze vier
antwoorden. De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s die als een
rode draad door de 7 hoofdstukken van het hele model heen lopen.
Met een goede basis, een goed fundament,
kunnen de uitkomsten ook fundamenteel goed
zijn. Of andersom: zonder goede basis zijn de
uitkomsten wankel.
8. 8
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar deze vier
antwoorden. De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s die als een
rode draad door de 7 hoofdstukken van het hele model heen lopen.
Eerst moet de formele
(juridische)
ordening kloppen
Een juiste ordening aan de basis
= een kloppend fundament!
= een uitgangspunt voor de rest
van het bouwwerk
= stabiliteit
= voldoende duurzaamheid
Wie is de klant? Wanneer in welke rol? Patiënt
of consument? Of burger?
Wanneer biedt de organisatie wat aan de klant
in welke rol? Rol van burger, consument of
patiënt/cliënt? Klopt de juridische structuur
van de organisatie hierbij? Wanneer is iets
publiek of privaat? En sluit de bestuurs- en
toezichtsstructuur hierop aan?
9. 9
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar deze vier
antwoorden. De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s die als een
rode draad door de 7 hoofdstukken van het hele model heen lopen.
Dan moet ook de
businesscase en
bedrijfsvoering
kloppen.
Een kloppende businesscase
= betrouwbaarheid
= stabiliteit
= voldoende duurzaamheid
Is er voldoende (potentiële) klantvraag? Is er
een duidelijk product en heeft men de prijs
over voor dit product? De klant zelf vanuit
zijn/haar huishoudportemonnee en/of de
financier? Is er dan sprake van een voldoende
gezonde businesscase voor de organisatie?
Kunnen producten in beginsel worden
geleverd en zijn declaraties navolgbaar?
10. 10
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar deze vier
antwoorden. De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s die als een
rode draad door de 7 hoofdstukken van het hele model heen lopen.
Kloppen de eerste twee
thema’s?
Dan kan je werkelijk
iets zeggen over
kwaliteit en veiligheid
Zijn mogelijke risico’s bij de klant vooraf in
kaart gebracht en wordt hierop geanticipeerd?
Is de missie van de organisatie gericht op
welzijns- en gezondheidsdoelen, op de beste
kwaliteit, grootste veiligheid tegen de beste
prijs? Wordt er op afwijkingen gestuurd?
Worden juiste deskundigheden ingezet? Is er
een gezonde businesscase als basis? Worden
inhoudelijke en financiële risico’s zoveel
mogelijk beheerst?
11. 11
Beoordelingsrichtlijn
Volgens een vaste methode gaat de auditor op zoek naar deze vier
antwoorden. De vier vragen hangen dus samen met de vier thema’s die als een
rode draad door de 7 hoofdstukken van het hele model heen lopen.
En alleen als de eerste drie
kloppen, kan
maatschappelijke
meerwaarde en
verantwoording
ontstaan en zichtbaar
worden
Wie is de klant? Wat vindt de klant belangrijk?
Wat is de opinie van de samenleving ten
opzichte van de hulpvraag? Is de organisatie
gericht op het halen van welzijns- en
gezondheidsdoelen? Sluiten uitkomsten van
het product aan op de verwachtingen? Zijn
middelen doelmatig? Is de begroting
opgebouwd aan de hand van de klantvraag? Is
realisatie volgens begroting? En is de
verantwoording, zowel financieel als
inhoudelijk, conform resultaat?
12. 12
Hoe onderzoek je dit?
In de eerste plaats gaan we aan de slag om een
360-graden-foto van de organisatie te nemen.
Als auditor onderzoek je de organisatie. Dit doe
je in de eerste plaats op basis van wat er door
de organisatie zelf in de Improvement Wizard is
ingevuld. De organisatie heeft dat werk tijdens
het self-assessment immers ook niet voor niets
gedaan.
Door aan de hand van een format en
onderzoekstools aan de slag te gaan, kan je al
een heel groot deel van de foto inkleuren.
Ontbrekende onderdelen
in de foto vul je tijdens
de onderzoeksdag in.
Net zo lang tot de foto
volledig en helemaal rond
genomen is.
13. 13
Hoe onderzoek je dit?
Wanneer de foto gereed is, en alle informatie is
gevuld in format 1 (alle vragen uit de
onderzoeksonderwerpen zijn beantwoord), dan
verplaatsen we onderdelen van de foto naar de
format 2, per thema.
In de foto hebben we nog geen oordeel. Het is
puur een weergave van de feitelijke situatie.
Alles wat dan gaat over de juridische ordening
uit de foto zetten we in het format van thema 1.
Pas in dit format 2 gaan we aan hetgeen we
hebben waargenomen een oordeel hangen. Is
wat we hebben gezien, overeenkomstig de
normen uit het Improvement Model?
14. 14
Hoe onderzoek je dit?
In de bijlagen bij de rode draad
zien we daarvoor de vragen en
de antwoorden op een rij.
Bijvoorbeeld:
‘is het duidelijk aantoonbaar
onderbouwd dat de juiste
deskundigheden zijn ingezet,
conform productportfolio?’.
In het format 2 geven we hierop
het antwoord. Wanneer dat niet
zo is, volgt de laatste stap.
In de laatste stap gaan we terug
naar het Improvement
Dashboard. Conform de
instructie waarderen we waar
nodig indicatoren af naar 0.
Daardoor zakt de totaalscore.
15. 15
Na beoordeling certificering
Blijkt aan het einde van het uitvoeren van de volledige audit, dat de scores op alle 7
hoofdstukken boven de 50% blijven, dan is certificering een feit en wordt de
certificering in het register bijgeschreven. Is de certificering te ver gezakt? Dan levert
de organisatie een concreet verbeterplan in en vindt er na 3 maanden een
herbeoordeling plaats. Wanneer de herbeoordeling inderdaad binnen deze 3 maanden
uitgevoerd wordt, dan hoeven alleen de indicatoren uit het plan van aanpak
herbeoordeeld te worden.
Uiteraard zijn er auditprogramma’s en richtlijnen voor rapportage en
verantwoording beschikbaar. Meer daarover leer je meer in het vervolg van de
opleiding.
16. 16
De leer- en werkomgeving wordt mogelijk gemaakt en
onder licentie uitgebracht door de Improvement Academy.
De Improvement Academy ontwikkelt en beheert
opleidingen op basis van het landelijk door de Raad voor
Accreditatie geaccepteerde Improvement Model.