2. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de
overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je
nodig?
§ 3.4
Sociale gelijkheid: waarom moet
je naar school?
3. § 3.1 + § 3.2
De
verzorgingsstaat
en de overheid
§ 4.2
Waarom doe je
wat je doet?
§ 4.3
Krijgen of pakken
nieuwkomers
geen kansen?
§ 4.4
Mag iedereen
leven volgens zijn
eigen cultuur?
§ 4.5
Hoe gastvrij moet
Nederland zijn?
4. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Nederland is een
verzorgingsstaat: overheid heeft
zorg voor welvaart en welzijn voor
alle burgers
Welvaart = mate waarin mensen
in hun behoeften kunnen voorzien
Welzijn = lichamelijk, geestelijk
en sociaal welbevinden van
mensen
Discussie: eigen
verantwoordelijkheid van burgers
versus de positie van de overheid
(“Vangnet of hangmat?”)
5. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
In Nederland
mengvorm van:
sociaal-democratie
(gelijkheid,
rechtvaardigheid,
solidariteit)
en liberalisme
(vrijheid,
verantwoordelijkheid,
marktwerking)
6. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het ontstaan van de
Nederlandse
verzorgingsstaat:
t/m 19de eeuw:
nachtwakersstaat,
liefdadigheid
na 1870: door industriële
revolutie ontstond sociale
kwestie (slechte woon-,
werk- en
leefomstandigheden
arbeiders) sociale
wetgeving, eerste
vakbonden
7. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het ontstaan van de
Nederlandse
verzorgingsstaat:
Tussen 1900 en 1945
werd de
verzorgingsstaat
uitgebouwd (leerplicht,
overheid financierde
ziekenhuizen en
scholen)
Na 1945 voltooiing o.l.v.
Willem Drees: AOW,
bijstandswet, sociale
rechten in grondwet
8. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Oudste voorbeeld van sociale wetgeving
in Nederland: Kinderwetje van Van Houten
(1874)
9. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Discussie: moet de
overheid hulp organiseren
of zijn burgers zelf
verantwoordelijk?
Voordeel van hulp door
de overheid: gelijkheid;
iedereen in dezelfde situatie
wordt hetzelfde behandeld
Nadeel van hulp door de
overheid: geen
keuzevrijheid, andere
burgers moeten verplicht
meebetalen
10. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Discussie: moet de overheid hulp
organiseren of zijn burgers zelf
verantwoordelijk?
Als burgers zelf verantwoordelijk
zijn, wordt de zorg overgelaten aan
‘de markt’
Voordeel van hulp door de markt:
maatwerk en keuzevrijheid
Nadeel van hulp door de markt: (te?)
kostbaar
Marktwerking: aanbieders van zorg
sluiten contracten met zorgvragers op
basis van vrijheid en wederkerigheid
11. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Particulier initiatief: niet de
overheid of de markt helpt, maar
mensen helpen elkaar (voorbeeld:
mantelzorg) naastenliefde en
solidariteit
Voordeel van particulier
initiatief: het versterkt de banden
tussen mensen in de samenleving en
het kost de samenleving geen geld
Nadeel van particulier initiatief:
als mensen geen sterk sociaal
netwerk hebben, is geen goede zorg
mogelijk
12. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Overheid, markt en
particulier initiatief
worden de drie
‘regulerings-
mechanismen’
genoemd, waarmee
goederen en diensten
in de samenleving
worden verdeeld
Keuze tussen één van
de drie kan of-of &
en-en zijn
15. Van welk
reguleringsmechanisme is
hier sprake?
Voorbeeld 3:
De Onderwijsinspectie
controleert om de vier jaar de
kwaliteit van het onderwijs op
het Johan de Witt-gymnasium
16. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Sociaal-democraten
(PvdA, SP, GL): de
overheid is het beste
mechanisme (want die
biedt burgers de meeste
gelijkheid)
Argument: zwakkeren in
de samenleving krijgen zo
de beste zorg
17. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Liberalen (VVD, D66):
voorkeur voor de markt
(want die biedt burgers
de meeste vrijheid)
Argument: als er
concurrentie is, hebben
burgers vrije keuze.
Alleen de best
presterende aanbieders
overleven
18. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Christen-
democraten (CDA,
CU): voorkeur voor
particulier initiatief
Argument: gezin is
hoeksteen van de
samenleving,
naastenliefde en
solidariteit
19. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Waarom is er zoveel
overheidsbemoeienis?
4 verklaringen
20. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Verklaring 1 - sociologisch:
Er is overheidsbemoeienis ten behoeve van het
algemeen maatschappelijk belang
Externe effecten = gevolgen van tegenslag of
problemen voor anderen dan de direct getroffene(n)
Toegenomen interdependentie = onderlinge
afhankelijkheid tussen mensen neemt toe (zeker na de
industriële revolutie)
Dilemma van collectieve actie = individuele keuzes
kunnen leiden tot ongewenste gevolgen voor de hele
samenleving; overheidsingrijpen kan er d.m.v.
wetgeving voor zorgen dat dit dilemma wordt
doorbroken
21. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Verklaring 2 - historisch:
Er is overheidsbemoeienis als gevolg van de
opkomst van arbeidersbewegingen
Door de industriële revolutie ontstond er een
nieuwe klasse in de samenleving: de arbeiders
Het verzet tegen de slechte omstandigheden
van arbeiders (kinderarbeid, lange werkdagen,
lage lonen, gevaarlijke omstandigheden, kleine
huizen, slechte hygiëne) leidde tot de oprichting
van vakbonden en socialistische politieke
partijen
Vakbonden en socialisten wilden rechten van
arbeiders in de wet vastleggen
22. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Verklaring 3 – sociologisch-historisch:
Overheidsbemoeienis is gevolg van
initiatieven van de gegoede burgerij
‘beschavingsoffensief’ aan het einde van
negentiende eeuw
Veel sociale verschillen (materieel, maar ook
v.w.b. waarden, normen en gebruiken)
“Onbeschaafde” arbeiders konden niet lezen of
schrijven, dronken veel en gebruikten grove taal
Burgers wilden arbeiders ‘verheffen’ d.m.v.
onderwijs, zorg en volksontwikkeling (cultureel
opvoeden)
Beschavingsoffensief leidde tot sociale wetgeving
23. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Verklaring 4 - economisch:
Overheidsbemoeienis groeide na 1945 als
gevolg van de ideeën van de Engelse econoom
John Keynes
Tot de Tweede Wereldoorlog: economen vonden
dat overheid zich niet moest bemoeien met de
economie, zij vertrouwden op de werking van de
markt
Keynes vond dat de overheid een belangrijke rol
had in het bestrijden van economische crises
Keynes: tijdens crisis moet overheid de economie
stimuleren, oorzaak van crisis is namelijk tekort aan
vraag uitgebreid stelsel van sociale zekerheid
24. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
De verzorgingsstaat heeft 4 functies:
1. Verzorgingsfunctie hulp aan mensen die niet
(meer) voor zichzelf kunnen zorgen, kan financieel zijn,
maar ook troost, begeleiding of medische zorg
2. Verzekeringsfunctie iedereen is verzekerd van een
(minimum)inkomen bij ziekte, ouderdom of werkloosheid
3. Verheffingsfunctie mensen krijgen de kans zich te
ontwikkelen (zowel op de arbeidsmarkt als in culturele
zin)
4. Verbindingsfunctie creëren van sociale cohesie
(onderlinge verbondenheid), overbruggen van sociale
afstand tussen groepen in de samenleving
25. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het is onmiskenbaar dat mensen in onze
huidige netwerk- en informatiesamenleving
mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger.
Gecombineerd met de noodzaak om het
tekort van de overheid terug te dringen, leidt
dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat
langzaam maar zeker verandert in een
participatiesamenleving. Van iedereen die dat
kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te
nemen voor zijn of haar eigen leven en
omgeving.
26. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
https://nos.nl/artikel/2193442-de-
participatiesamenleving-is-vooral-iets-voor-
hogeropgeleiden.html
28. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Uitdagingen van de
verzorgingsstaat:
Betaalbaarheid in de
toekomst
Vergrijzing
Politiek en
maatschappelijk
draagvlak voor solidariteit
29. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de
overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je
nodig?
§ 3.4
Sociale gelijkheid: waarom moet
je naar school?
30. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Sociaal minimum = het bedrag
dat mensen minimaal nodig
hebben om in hun
levensonderhoud te voorzien
Het vaststellen van het
sociaal minimum is lastig
Het sociaal minimum mag
niet te hoog zijn, mensen
moeten erop vooruit gaan als
ze gaan werken
Als de minimumuitkering te
hoog is, komen draagvlak en
solidariteit onder druk te
staan
31. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Een bijstandsuitkering heeft
een minimumbehoefte-
functie: de ontvanger heeft in
elk geval een inkomen op het
niveau van het sociaal minimum
Een uitkering kan ook een
loondervingsfunctie hebben
(bv als inkomen wegvalt door
ziekte)
Er is sprake van het
equivalentiebeginsel
(evenredigheid tussen vorig loon
en de uitkering)
32. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Uitkeringen met een
minimumbehoeftefunctie
zijn nooit opgezet vanuit
het equivalentiebeginsel,
maar vanuit het
solidariteitsbeginsel
Individuele rechten en
plichten (uitkering is een
individuele zaak) of
draagkracht van de
leefeenheid (uitkering
hangt af van samenstelling
van het huishouden)
33. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het Nederlandse stelsel van
sociale zekerheid kent zowel
de
minimumbehoeftefunctie,
als de loondervingsfunctie;
als het
equivalentiebeginsel, als
het solidariteitsbeginsel en
gaat soms uit van individuele
rechten en plichten en soms
van de draagkracht van de
leefeenheid
35. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
19de eeuw: eerste uitkeringen niet door de
overheid, maar door onderlinge regelingen
van arbeiders (voorloper huidige
werknemersverzekeringen)
alleen werknemers met dienstverband
loondervingsfunctie
Na 1945: het denken over sociale zekerheid
verandert: er moest sociale zekerheid voor
alle burgers komen (leidde tot de invoering
van volksverzekeringen)
voor alle burgers
minimumbehoeftefunctie
36. Sociale verzekeringen =
werknemers- én
volksverzekeringen
Sociale voorzieningen =
maatregelen om ervoor te
zorgen dat niemand onder
het sociaal minimum zakt
37. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Participatieladder
38. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Zorgkosten worden deels
geregeld via de AWBZ
(Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten): een
volksverzekering die de kosten
van bv een verzorgingstehuis
betaalt
De Zorgverzekeringswet
(Zvw) verplicht iedereen in
Nederland een zorgverzekering
af te sluiten (bv voor de kosten
van huisarts en het ziekenhuis)
39. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het basispakket
wordt de overheid
vastgesteld (discussie:
welke zorg is
noodzakelijk?)
Verplicht eigen risico
(bedoeld om mensen
kritisch te maken over
het gebruik van zorg)
en aanvullende
verzekeringen (via de
markt, niet via de
overheid)
40. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het stelsel van sociale zekerheid en de
kosten voor de gezondheidszorg worden
betaald door belastingen en premies die
mensen betalen
Betalen kan op twee manier worden
geregeld:
Het omslagstelsel: de werkenden van nu
betalen de uitkeringsgerechtigden van nu
Stijging uitkeringen verhoging
premies
Een kapitaaldekkingsstelsel: de premies die
mensen nu betalen worden gespaard voor
de toekomst (werkenden van nu betalen de
toekomstige uitkeringen van zichzelf)
41. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
42. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de
overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je
nodig?
§ 3.4
Sociale gelijkheid: waarom moet
je naar school?
43. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
44. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
1901: Leerplichtwet
Nu: kinderen vanaf 5 tot en
met 16 jaar zijn leerplichtig
Sinds 2007:
kwalificatieplicht (zonder
startkwalificatie moeten
jongeren tot hun 18de
verjaardag onderwijs volgen)
Een startkwalificatie is
een diploma havo, vwo of
mbo (ten minste op
niveau 2): meer kans op
vaste, goed betaalde baan
45. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Voorbereiden op de
arbeidsmarkt is een
belangrijke functie van
het onderwijs
Door industriële
revolutie steeds meer
behoefte aan geschoold
personeel
Als de arbeidsmarkt
hogere eisen stelt, moet
het onderwijs daarin
mee
46. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
1806: Lager Onderwijswet
‘opvoeden tot maatschappelijke en
christelijke deugden’
Onderwijs heeft een
maatschappelijk vormende functie
Conservatieve opvatting:
socialiseren (kinderen opvoeden tot
verantwoordelijke burgers in de
samenleving) d.m.v. canons, vaste
doelstellingen en eindtermen.
Docent is deskundige leraar die
leerlingen vertelt wat ze moeten
weten
47. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Progressieve
opvatting:
individualisering
(kinderen kans
geven zich te
ontwikkelen tot
individu) d.m.v.
kritisch leren
denken. Docent is
coach die leerlingen
begeleidt in flexibel
curriculum
48. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Het is niet
vanzelfsprekend dat
iedereen dezelfde kans
heeft op een goede
opleiding (lagere en hogere
sociale milieus / jongens en
meisjes / autochtonen en
niet-westerse allochtonen)
Sociale ongelijkheid = de
ongelijke verdeling van
levenskansen (macht, kennis
en inkomen) tussen mensen
49. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Doel ‘verbindingsfunctie’
is niet om sociale
verschillen op te heffen,
maar verschillen moeten
wel legitiem
(rechtvaardig) zijn
Te grote sociale
verschillen zijn slecht
voor de sociale cohesie
Drie grote
tegenstellingen: arm / rijk,
jong / oud, migrant /
autochtoon
50. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
De overheid houdt zich op twee
manieren bezig met
inkomensongelijkheid (verschil
tussen arm en rijk):
1. Het stelsel van sociale
zekerheid zorgt ervoor dat mensen
niet zonder inkomen komen te
zitten
2. Het (progressieve)
belastingstelsel (tarief wordt
hoger als iemand meer verdient;
leidt tot verkleining van
inkomensverschillen)
51. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Nivelleren = het verkleinen
van inkomensverschillen
Sociaal-democratie: voor
nivelleren (gelijkheid)
Christen-democratie: voor
een beetje nivelleren
(overheid is schild voor
zwakkeren in de
samenleving)
Liberalisme: tegen
nivelleren (marktwerking is
goed en hard werken moet
beloond worden)
52. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
In Nederland is er sprake
van vergrijzing: het aandeel
ouderen in de samenleving
t.o.v. jongere generaties
groeit
Vergrijzing wordt pas een
probleem als er
onenigheid ontstaat
tussen generaties over wie
het meest profiteert van
de verzorgingsstaat en wie
daarvoor de rekening
betaalt
53. § 3.1 + § 3.2
De verzorgingsstaat en de overheid
§ 3.3
Sociale zekerheid: wat heb je nodig?
§ 3.3
Sociale gelijkheid: waarom moet je naar school?
Jongere generaties: zijn
bang belastingen en
premies te betalen voor
ouderen, terwijl zij later
die voorzieningen
misschien niet meer zullen
hebben
Oudere generaties:
bezorgd of zij nog van
oude dag kunnen genieten
of dat ze zelf moeten
opdraaien voor hun
pensioen- en zorgkosten