Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx
1. Stand van zaken
integrale kindcentra
Februari 2013
Kennis centrum kindcentra
Frank Studulski
Discussiepunten voor de IKC Club van 7 februari
De klankbordgroep IKC heeft de volgende werkdefinitie voor een integraal kindcentrum
voorgesteld.
Een integraal kindcentrum is een voorziening voor kinderen van tenminste 0-12 jaar, waar
zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle
ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. De omgeving biedt een totaalpakket
op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling, waarbij wel functionele specialismen
zijn (inclusief taakverdeling), maar geen institutionele en organisatorische verdeling. Het
centrum biedt kinderen een dagprogramma voor zolang als zij willen deelnemen, met
minimale en maximale uren, (maar met een ruim openingsregime).
Dat betekent dat we uitgaan van de volgende kenmerken:
één directeur of leidinggevende voor de gehele locatie
De instellingen zijn zo veel mogelijk geclusterd op één plek (school, psz, opvang)
De instellingen zijn zo veel mogelijk onder één bestuur ondergebracht
Er wordt gewerkt vanuit één financieel kader
Er wordt gewerkt vanuit één personeelsbeleid
Ruime dagarrangementen en dagroosters (8.00-18.00 uur)
Eén pedagogisch plan
Met deze organisatorische uitgangspunten wil men ook een stap verder komen dan men nu kan
komen met het op samenwerking gebaseerde brede school model. Het integraal kindcentrum, of
steeds vaker: het kindcentrum, is bij veel mensen in goede aarde gevallen. Er is een kopgroep van
20 wethouders (en de VNG) die zich inzetten voor het kindcentrum. Het project Andere tijden heeft
voorbeelden en portretten gemaakt van kindcentra, die in de afsluitende conferentie in 2012 zijn
verspreid. Er ontstaan her en der nieuwe initiatieven.
De ontwikkeling van de kindcentra heeft wel last van de bezuinigingen in de kinderopvang. Maar
toch zag ook de SER, in het advies over dagarrangementen, het kindcentrum als een beloftevolle
ontwikkeling. In die zin zijn brede scholen en kindcentra ook genoemd in het nieuwe regeerakkoord
(2012), onder de kop arbeidsmarkt. Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen staat in het
tweede deel van de tekst.
Er spelen verschillende vraagstukken in het veld, die betrekking hebben op de ontwikkeling van de
kindcentra.
Eerste vraagstuk: omlabeling
In het land zien we nu verschillende gemeenten en instellingen die hun brede school omlabelen
naar een kindcentrum, zonder dat er wezenlijk wat verandert aan de organisatie van de brede
school. Het wordt pas een ikc als er minstens aan twee randvoorwaarden is voldaan, namelijk één
directeur en één bestuur. Soms gaat het om hele gemeenten, waar via het beleid wordt besloten
om brede scholen nu kindcentra te noemen.
Op zich zijn hier verschillende (op zich legitieme) redenen voor. De term brede school begint een
beetje afgesleten te raken en men is op zoek naar een nieuw woord dat niet het imago van
moeizame samenwerking met zich meesleept. Het begrip kindcentrum waar kinderen van 0-12 jaar
worden opgevangen is aansprekend en men kijkt daarbij minder naar de organisatorische
randvoorwaarden.
Discussievragen:
1) Is dit een probleem?
2) Zijn het kindcentrum en de brede school geholpen als we weer verdwalen in een puriteinse
definitiediscussie?
1
2. 3) Kun je ook een kindcentrum zijn als je bijvoorbeeld één personeelsbeleid hebt en één
pedagogisch plan, maar wel meerdere directeuren?
4) Met andere woorden: is de structuur voorwaardelijk voor de cultuur, of is de cultuur
belangrijker dan de structuur?
Tweede vraagstuk: samenwerkingsinstrumenten
Als de school, de peuterspeelzaal, de kinderopvang en bijvoorbeeld de culturele instelling
samenwerken in een kindcentrum, hoe geef je dan vorm aan de samenwerking. Welke
instrumenten zijn er om samenwerking om te vormen tot een eenduidige organisatie in
afstemmingsstructuur en cultuur?
Wij denken dan in eerste instantie aan:
Een integraal kindvolgsysteem
Personeelsbeleid met gezamenlijke trainingen / scholing
Één pedagogisch plan
Een gemeenschappelijke aanpak voor sociaal-emotionele ontwikkeling
Integrale portfolio’s voor leerlingen
Discussievragen:
1) Zijn dit goede instrumenten?
2) Welke instrumenten zijn een basisniveau (minimaal) en welke zijn een plus?
3) Zijn er wellicht andere instrumenten die de samenwerking en afstemming nog verder
kunnen versterken?
Derde vraagstuk: buiten het IKC
De samenwerking en organisatie binnen een IKC op orde en gang krijgen is één ding, maar een
kindcentrum heeft ook te maken met een omgeving. Een schoolbestuur kan autonoom besluiten
nemen over een voorzieningenaanbod, maar heeft toch altijd te maken met huisvestingsbeleid van
de gemeente. Wat doet een IKC met het CJG, de bibliotheek of de sportvereniging / het
sportbeleid? Wat hebben kindcentra eigenlijk nodig van de omgeving om een goed kindcentrum te
zijn?
Discussievragen:
1) Hoe is de rolverdeling tussen gemeenten en andere partijen en de partners van het
kindcentrum.
2) Wat zijn actieve en passieve rollen van de gemeente?
3) Op wat voor manier hebben de partijen en elkaar nodig?
4) Welk andere partijen kunnen een rol spelen bij een kindcentrum?
Vierde vraagstuk: de regelgeving
Een belangrijke belemmering voor de kindcentra is de strijdige regelgeving. Hieraan zijn
verschillende aspecten te benoemen.
Er is strijdige regelgeving, binnen sectoren. Binnen de wet primair onderwijs, bijvoorbeeld als
het gaat om inwoning van een BSO in de school.
Er is spanning tussen regelgeving tussen de sectoren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om regels
omtrent leidster-kindratio bij het buitenspelen bij onderwijs en bij kinderopvang.
Er zijn ook wijze lessen te leren over de vraag hoe je als ondernemend schoolleider met die
regelgeving - en de betrokken personen – kunt omgaan. Dan hebben we het in feite over
hantering van de regels.
In de IKC club van 2012 is al gesuggereerd dat we strijdige regelgeving zouden verzamelen en die
aanbieden aan ….. aan wie eigenlijk?
De reactie van de departementen is vaak dat de beleving van de regelgeving anders is dan de
werkelijke regelgeving, met andere woorden, veel regelgeving en beelden over wat wel en niet
mag zitten in de hoofden van betrokkenen (zie het onderzoek van Regioplan, 2005). Een ander
argument is dat men vindt dat de sector kinderopvang die regels zelf heeft ingesteld, en daarom de
hand in eigen boezem zou moeten steken; we willen immers alle risico’s uitsluiten.
Discussievragen
1) Welke regels zijn nu werkelijk een belemmering om een kindcentrum te worden?
2) Wie is daar verantwoordelijk voor en wie kan er wat aan doen?
3) Wat zou er veranderd moeten worden.
In de discussie verzamelen we 3 tot 5 knellende regels en melden die bij de verantwoordelijken,
bijvoorbeeld met een brief.
2
3. Wat is de stand van zaken van de integrale kindcentra?
De twee rapporten die de wenselijkheid van de kindcentra markeerden zijn al weer drie jaar oud
(Dutch design en Op weg naar een integraal kindcentrum van de klankbordgroep integraal
kindcentrum, 2010).
Het project Andere tijden heeft op 23 mei 2012 de 8e landelijke brede school conferentie
aangegrepen om enerzijds hun project af te sluiten, maar ook het kindcentrum te promoten. Er zijn
verschillende brochures gemaakt.
Wij maken werk van kindcentra, portretten van pioniers
Opgroeien doe je maar één keer, door Jeanette Doornenbal
Voor de teksten zie: www.anderetijdeninonderwijsenopvang.nl
Op 23 mei verscheen ook een bundel van Sardes
Studulski, F., en Peterink, S., (reds) (2012). Nieuwe trends in brede scholen en kindcentra,
Amsterdam: SWP
Hierin zijn ook een paar portretten van IKCs opgenomen zoals Accrete (een schoolbestuur in
Overijssel) en Et Buut (een school in Zaandam).
In het regeerakkoord zijn brede scholen en integrale kindcentra genoemd, onder de kop
Arbeidsmarkt. Het feit dat IKC worden genoemd is al heel wat.
Tekst uit het regeerakkoord (2012):
Bijna 800.000 kinderen maken gebruik van kinderopvang. Het gaat om kinderen in een
kwetsbare leeftijd. Daarom moeten de opvangvoorzieningen een gezonde en veilige
omgeving bieden, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang biedt
ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan het arbeidsproces. Al met al voldoende
redenen om betaalbaarheid en kwaliteit van kinderopvang te blijven borgen.
Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op
elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om
ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren
van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit stelt
ook eisen aan de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij buitenschoolse
opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend dagarrangement te
realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de brede school of integrale kindcentra. Ouders
kiezen de voorziening die het beste bij hun kind past. Klachten moeten makkelijk kunnen
worden ingediend, verdienen serieuze en snelle behandeling en worden betrokken bij het
toezicht. Het risicogestuurde toezicht verbetert verder: streng waar nodig, zelf
verantwoordelijk waar dat kan.
Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet
Kinderopvang gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden
betrokken. Belemmeringen voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in
de nu lopende pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor-
en vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken.
Financieringsstromen stemmen we op elkaar af.
Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren we de
kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel.
De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste prioriteit.
Screening van het personeel zal voortdurend plaatsvinden.
De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en
geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke voorziening een
beroep kunnen doen op een klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een
laagdrempelige geschillenregeling.
Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van ouders. Met
de sector worden afspraken gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden
van contracten. Doel is een verbeterde aansluiting tussen gebruikte en betaalde
uren. Indien nodig wordt dit wettelijk vastgelegd.
3
4. In de afgelopen periode hebben de ministeries van OCW en SZW een paar experimenten ingezet.
Ontwikkelingen schooltijden basisonderwijs
Basisscholen bepalen zelf hoe een schooldag eruit ziet. Sinds schooljaar 2011-2012 doen
10 basisscholen mee aan een proef om de onderwijstijd flexibel te verdelen over het
schooljaar.
Hiervoor wordt een proef flexibele schooltijden basisonderwijs uitgevoerd
In schooljaar 2011-2012 zijn 7 basisscholen gestart met een proef om lesuren flexibeler te
verdelen over het schooljaar. Deze scholen kunnen dan bijvoorbeeld ook les blijven geven
tijdens de zomervakantie. De scholen delen de lesuren in overleg met de ouders in. Sinds 1
augustus 2012 doen nog 3 andere scholen aan het experiment mee. De proef duurt 3 jaar.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gebruikt de ervaringen om te
kijken of regels voor onderwijstijd flexibeler kunnen.
De minister wil scholen en ouders zo de mogelijkheid geven het onderwijs aan te passen op
de wensen van deze tijd. Bijvoorbeeld door de lessen beter aan te laten sluiten op de
naschoolse opvang en op de werktijden van de ouders.
Voorwaarde is wel dat de scholen de leerlingen minimaal 7520 uren onderwijs in 8 jaar
blijven geven. Daarbij moet de onderwijstijd evenwichtig over de dag en het jaar zijn
verdeeld. Ook moet het onderwijs aan de kwaliteitseisen voldoen en moeten de resultaten
van de leerlingen voldoende blijven.
Monitor continurooster op basisscholen
Steeds meer scholen voeren een continurooster in: 5 schooldagen met 5 uren onderwijs en
een korte middagpauze. Hiermee kunnen zij de schooltijden beter aanpassen aan de
wensen van de ouders. Ouders hoeven hun kinderen bijvoorbeeld niet op te halen tussen
de middag.
Het ministerie van OCW brengt met de monitor continurooster de gevolgen van dit rooster
in kaart. Zo meet de monitor de prestaties van de leerlingen en de kwaliteit van het
onderwijs. De monitor is gestart in het schooljaar 2011-2012 en loopt 3 jaar.
(www.minocw.nl)
Inmiddels zijn de eerste monitorrapporten verschenen:
Weerd, M. de en Krooneman, P.J. (2012). De monitor experiment flexibilisering
onderwijstijd, 1e meting, 2011-2012, Amsterdam: Regioplan
Tillaard, J.C.M. van den, en Weerd, M. de (2012). Vijf gelijke dagen monitor, 2011-2012,
Amsterdam: Regioplan
(De management samenvattingen worden uitgedeeld)
Aan deze experimenten doen mee: Laterna Magica in Amsterdam, De Sterrenschool te Apeldoorn,
De Parapluschool in Ede, Bikube te Hoofddorp, De Casaschool te Pijnacker, De School te
Zandvoort, De Sterrenschool te Zevenaar.
Daarnaast is er een experiment dagarrangementen van het ministerie van SZW. Op de landelijke
conferentie brede school (23 mei 2012) werd bekend gemaakt dat Zaandam, Wijchen en Nijmegen
hier aan deelnemen.
Experiment Integraal Dagarrangement (Nieuwsbericht 24-09-2012)
Vanaf 1 januari 2013 tot 1 juli 2016 krijgen maximaal vijftien samenwerkingsverbanden
van basisscholen en kinderopvangorganisaties de mogelijkheid om onderwijs en
kinderopvang gedurende de dag af te wisselen. Zij mogen daarbij, in overleg met de GGD,
afwijken van de kwaliteitsregels bijvoorbeeld ten aanzien van de grootte van de groep (zie
voor de exacte voorwaarden het Besluit). De begeleiding daarvan wordt geboden door het
landelijk steunpunt brede school.
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/24/experiment-integraal-dagarrangement.html
Ook voor dit experiment is een monitor ingesteld.
Onderzoek CAOP
Het CAOP heeft onlangs een onderzoek uitgezet naar knelpunten in de personele sfeer bij scholen
die innoveren met organisatie en dagindeling. De titel was: personele knelpunten en
ontwikkelingen van innovatieve scholen, kindcentra en brede scholen. Het idee is dat bij
geselecteerde scholen wordt onderzocht wat de knelpunten zijn en wat de oplossingen zijn die de
scholen daarbij hebben gekozen.
4
5. Het doel van het onderzoek is:
• Zicht krijgen op de nieuwe personeelsaanpak (taken en functies, cao’s) op basis de nieuwe
organisatiewensen en de problemen die de scholen belemmeren in hun plannen
• Oplossingen verzamelen en in beeld brengen die scholen hebben gevonden in de sfeer van
personeel (maar ook ruimte, tijdsindelingen, administratie/beheer, functies en rollen).
• een voorstel voor een goede heldere presentatie, zodat deze direct toepasbaar en
toegankelijk wordt voor belangstellende scholen.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Oberon.
Kopgroep
Landelijk is er nog steeds een Kopgroep van wethouders actief.
Deze kopgroep van wethouders uit de grote en middelgrote gemeenten en kleine kernen wil het
debat over kindcentra stimuleren. Een samenwerkingsproject van het project Andere Tijden,
Taskforce Kinderopvang Onderwijs en de VNG.
Het integraal kindcentrum is een verkenning naar een nieuwe organisatie voor kinderen van 0 tot
12 jaar. Steeds meer peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en scholen werken samen op één
locatie. Soms gaat dat goed, soms kan het beter.
Niet alleen schoolbesturen en kinderopvangorganisaties zijn op zoek naar manieren om de
organisatie van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 12 jaar beter te laten functioneren. Ook een
groep gemeenten werkt aan samenhang in de voorzieningen. Deze zogenaamde 'kopgroep
kindcentra' bestaat uit een twintigtal gemeenten verspreid over het hele land.
De aftrap voor het project Kopgroep kindcentra werd gegeven tijdens de startbijeenkomst op 11
februari 2011 in Utrecht. Een enerverende bijeenkomst waar de kopgroepgemeenten onder meer
hun ambities, ervaringen en verwachtingen deelden. (www.vng.nl)
De Kopgroep heeft in mei 2012 een lobbybrief verstuurd aan de Tweede Kamer (zie bijlage)
Wethouder Janneke Oude Alink van Hengelo hield op de Vversterk conferentie van 20 november
2012 een vurig pleidooi voor de kindcentra. Zij verscheen ook met een filmpje op youtube.
Ruimte OK
Nog ander nieuws is dat in 2012 Ruimte OK is ingesteld. Dit is een kenniscentrum voor huisvesting
op het gebied van Onderwijs en kinderopvang. Het is ingesteld door PO-Raad, VO-Raad, VNG en
Waarborgfondskinderopvang. De verwachting is dat zij zich meer integraal zullen richten op
huisvestingsvraagstukken, zoals voor een deel ook al is gedaan met de Scholenbouwwaaier.
Zie www.ruimte-ok.nl
Medezeggenschap
Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen organiseerde onlangs een bijeenkomst om te praten over
medezeggenschap op IKC’s. Op CBS de Schakel in Utrecht spraken adviseurs van het Steunpunt
met afgevaardigden van ouderorganisaties, waaronder BOINK, Ouders&Coo en Stichting Kleurrijke
Scholen.
Hoe kun je medezeggenschap op een IKC het beste regelen? Op die vraag was tot voor kort geen
sluitend antwoord. Medezeggenschap op scholen is altijd in de vorm van een mr. En bij
kinderopvangorganisaties kunnen papa’s en mama’s via een oudercommissie meepraten. Maar hoe
moet dat nou als de school en de kinderopvang één instelling als één fungeren? Rond dit
onderwerp organiseerde het Steunpunt een bijeenkomst. Daarbij stonden het reglement en het
ontwerp Kindcentrum Raad (KCR) centraal. Deze documenten zijn door het Amsterdamse IKC,
Laterna Magica, en Margot Koekkoek ontwikkeld. (tekst wordt uitgedeeld)
De middag begon met een inspirerende inleiding van Margot Reukers, directeur van de Schakel,
een brede school in Utrecht. Margot vertelde hoe zij met haar team vorm geeft aan
ouderbetrokkenheid. “Dat ouderbetrokkenheid echt een effect heeft op de leerprestaties van de
kinderen, staat buiten kijf. We organiseren bijvoorbeeld aan het begin van een schooljaar KOM-
gesprekken. Dat staat voor Kind Ouder Medewerker. Ouders en kinderen zijn aan het woord en de
leerkracht luistert.”
Vervolgens bespraken de adviseurs van het Steunpunt en de afgevaardigden van de
ouderorganisaties het reglement en het ontwerp Kindcentrum Raad (KCR). Zij maakten meteen de
5
6. afspraak om dat in maart 2013 nog eens te doen, waarna ze een advies uitbrengen over hoe je
ouderbetrokkenheid in een IKC het beste kunt regelen.
6
7. BIJLAGE Na de brede scholen, nu de kindcentra
Auteur: Leo Mudde - 23/11/2012
We zijn nog maar net gewend aan de brede scholen die in alle gemeenten tot stand zijn
gekomen of de volgende ontwikkeling staat al voor de deur. En opnieuw zijn het
wethouders die het initiatief nemen. De nieuwe trend: integrale kindcentra, waar
onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaal echt samengaan. Onder één leiding en met
een heldere pedagogische visie.
‘Het is onbegrijpelijk dat Nederland, een land dat het moet hebben van zijn kenniseconomie,
geen samenhangende infrastructuur heeft voor de opvang en ontwikkeling van kinderen
tussen de 0 en 12 jaar. Met de Wet Kinderopvang (2005) lijkt politiek Den Haag gestopt te
zijn met het nadenken over het belang van hoogwaardige voorzieningen voor kinderen.
Maatregelen richten zich uitsluitend op wel of niet bezuinigen.’
Dit stelt de Bernard van Leer Foundation, het fonds dat zich inzet voor kinderen die opgroeien
in moeilijke sociale of economische omstandigheden. Samen met het Kinderopvangfonds
staat deze organisatie aan de basis van het programma Kies nu voor Kinderen dat zich richt op
betere en meer samenhangende voorzieningen voor kinderen en hun ouders, en op een grotere
toegankelijkheid van kinderopvang en een betere aansluiting tussen opvang en onderwijs.
Deze zomer lieten de twee instellingen onderzoeken wat hun programma de samenleving zou
kosten. Voor de overheid: niets, was de uitkomst. En voor de maatschappij zou het per saldo
248 miljoen euro per jaar opleveren. Dat mooie resultaat wordt veroorzaakt door een
verlaging van de leid(st)er/kind-ratio in de buitenschoolse opvang (van één leid(st)er op tien
kinderen naar één op vijftien kinderen) en door het integreren van de peuterspeelzalen in de
kinderdagverblijven. De baten kunnen vervolgens worden doorgegeven aan de ouders in de
vorm van een verlaging van de ouderbijdrage en het toegankelijk maken van kinderopvang
voor niet-werkende ouders.
Het versnipperde veld was de belangrijkste aanleiding voor het onderzoek. Voor kinderen zijn
er nu verschillende voorzieningen en verschillende financiële stromen.
Binnen de kinderopvang zijn er de dagopvang voor 0-3-jarigen, de peuterspeelzalen voor
kinderen van 2 en 3 jaar, en de buitenschoolse opvang (bso) voor kinderen van 4 tot 12 jaar.
Dagopvang en bso kunnen worden aangeboden in een centrum, maar ook door gastouders.
Beide vormen vallen onder de Wet kinderopvang, maar peuterspeelzalen vallen onder
gemeentelijke regelgeving. En dan is er nog de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) die
in peuterspeelzalen en dagopvang wordt aangeboden. Deze voorzieningen staan vaak allemaal
los van het basisonderwijs.
Dat kan beter, vindt Kies nu voor Kinderen. Er moet meer samenhang komen in het systeem
van kinderopvang. Verschillen in toegankelijkheid tussen dagopvang, bso en gastouderopvang
enerzijds en de peuterspeelzaal anderzijds moeten worden opgeheven en de samenwerking
tussen opvang en onderwijs kan beter.
Kopgroep
Kies nu voor Kinderen staat hierin niet alleen. Gemeenten startten in 2011 al het debat over de
vorming van integrale kindcentra, waarin peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en
scholen samenwerken op één locatie, onder één leiding en met één pedagogische aanpak voor
kinderen van 0 tot 12 jaar. Een kopgroep van twintig wethouders wil de ontwikkeling van die
kindcentra in hun gemeenten stimuleren zolang ` de wet- en regelgeving hier nog geen kader
voor biedt.
Een van die wethouders die hun nek uitsteken is René Peeters van Almere. Hij kreeg voor
elkaar dat de kindcentra zijn opgenomen in het verkiezingsprogramma van zijn partij, D66. Er
zijn weliswaar meer partijen die voorstander zijn van een verdere integratie van onderwijs en
kinderopvang, maar D66 zegt nu expliciet dat een kindcentrum onder één leiding moet staan –
dus geen competentiestrijd meer tussen onderwijs en kinderopvang – en dat kinderopvang
beleidsmatig wordt ondergebracht bij het ministerie van OCW.
Een goede zaak, zegt Peeters. Hij weet waarover hij het heeft. Hij was leerkracht,
schooldirecteur en algemeen directeur van het openbaar onderwijs in Amsterdam-West en
voltooide een masteropleiding bovenschools leiderschap. Dat kinderopvang verhuist van het
departement van sociale zaken en werkgelegenheid (waar het nu onder valt) naar onderwijs
vindt hij vanzelfsprekend. ‘Kinderopvang wordt nu benaderd als
werkgelegenheidsinstrument: het geeft ouders de mogelijkheid werk en gezin te combineren.
Maar de benadering zou een pedagogische moeten zijn: het gaat om het kind.’
Spelen is leren
Zo staat het ook in de brief die de Kopgroep Wethouders voor Kindcentra dit voorjaar naar de
politieke partijen stuurde: ‘Wij willen onze jonge burgers in staat stellen hun talenten
7
8. optimaal te ontwikkelen. (…) In een integraal kindcentrum kunnen kinderen de hele dag
terecht om te spelen, te leren, te ontdekken en te ontspannen.’
Peeters, wiens handtekening ook onder die brief staat, is het daar uiteraard van harte mee
eens. ‘Vaak reageren mensen, als ze horen dat ik voorstander ben van het integreren van
kinderopvang en onderwijs, bezorgd. De kinderopvang mag geen school worden, zeggen ze
dan. Natuurlijk mag dat niet en dat zal ook niet gebeuren. Maar ik vind wel dat je heel jonge
kinderen moet voorzien van een rijke speel-omgeving, want spelen ís leren.’
Het is goed dat de wethouders opstaan om de kindcentra van de grond te krijgen, zoals ze dat
ook deden met de brede scholen, zegt Peeters. Die zijn ook ontstaan als lokale initiatieven,
met de mond – maar niet met de portemonnee – gesteund door het ministerie van OCW.
De wethouder ziet de kindcentra als de logische vervolgstap. Hij vraagt niet om geld van het
Rijk, maar wel om een beleidskader dat het gemeenten mogelijk maakt aan de slag te gaan.
Dat gemeenten het voortouw nemen kan ook bijna niet anders. Ze moeten nu al een integraal
jeugdbeleid hebben, ze zijn wettelijk verantwoordelijk voor het organiseren van de
‘doorgaande ontwikkelingslijn’ voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand,
straks komt daar de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg nog bij. En uiteindelijk moet de
gemeente zich ervoor inspannen dat alle jongeren een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt
verwerven; de komende nieuwe sociale wetgeving maakt dat extra urgent.
Peeters: ‘Op dit moment hebben verschillende partijen verschillende verantwoordelijkheden.
De kinderopvang werkt tegenwoordig commercieel, het peuterspeelzaalwerk valt vaak onder
de afdeling Welzijn van de gemeente en de VVE is versnipperd over peuterspeelzaal,
kinderopvang en basisonderwijs. Ze hebben allemaal een eigen geldstroom en eigen
verantwoordingskaders. Zeker, ze willen vaak wel samenwerken, maar de regelgeving
belemmert dat. Dat moet veranderen.’
Spanningen
Hij constateert ook dat er in de huidige situatie vaak spanningen zijn tussen school en
voorschool. ‘Er is niet altijd een automatische doorgaande lijn, er is niet één pedagogische
visie op het kind. Daarom is één leiding ook zo nodig, het zou allemaal in één hand moeten
komen.’ Het laatste wat Peeters wil is een blauwdruk voor de kindcentra. ‘Net als de brede
scholen moeten ze in de wijk staan en aansluiten op de omgeving.’
Is dit wel het moment om de discussie over een heel nieuwe leeromgeving aan te zwengelen?
Scholen hebben moeite het hoofd boven water te houden, kinderopvanginstellingen moeten
sluiten doordat ouders het niet meer kunnen betalen en het grijze circuit weer opzoeken. Wat
de laatste jaren aan kinderopvang is opgebouwd, wordt nu in rap tempo weer afgebroken.
Bovendien, in die gevallen waar onderwijs en kinderopvang met elkaar in gesprek gaan over
samenwerking trekt de kinderopvang vaak aan het kortste eind, omdat het onderwijs de
kinderopvang niet als gelijkwaardige partner ziet.
Peeters: ‘Dit is bij uitstek het moment om de discussie aan te gaan. Er gaat veel gebeuren met
het lokale jeugdbeleid. In onze kopgroep van 25 gemeenten wordt geworsteld en
geëxperimenteerd en wij merken dat het aanslaat. We zien ook dat de kinderopvang
buitenspel staat door de belastingmaatregelen van het kabinet. Dat kan anders met die 248
miljoen uit het onderzoek van Kies nu voor Kinderen.’
Noodzaak
Fel: ‘Het is een feit dat de achterstandsproblematiek ons economisch geld kost. Maar er is ook
een inhoudelijke kant. Er is een enorme pedagogisch-didactische noodzaak om te voorkomen
dat kinderen achterstand oplopen. Als kinderen drie jaar oud zijn, is hun taalgevoeligheid
gigantisch. Dan moeten ze geprikkeld worden, in hele zinnen worden aangesproken,
voorgelezen. Kinderopvang kan kinderen de aandacht geven die ze nodig hebben. Doe je dat
goed, dan voorkóm je dat te veel kinderen later een beroep op de jeugdzorg doen.’
In zijn eigen Almere is in ieder geval draagvlak voor de kindercentra. ‘Alle partners –
schoolbesturen, kinderopvang, welzijnspartner – zijn blij dat de gemeente de regie heeft
genomen. Misschien zijn nog niet alle scholen en instellingen zo ver dat ze ook daadwerkelijk
de stap maken, maar het is in ieder geval onderwerp van gesprek. We hebben een gezamenlijk
belang: ook voor mijn stad is het belangrijk dat de jeugd zich goed ontwikkelt. Echt, het
initiatief van de gemeente wordt met applaus ontvangen.’
Regeerakkoord
Het Regeerakkoord van VVD en PvdA onderschrijft de noodzaak om onderwijs,
kinderopvang, peuterspeelzalen en VVE op elkaar af te stemmen. De regeringspartijen
willen
met het oog daarop de financiering van het peuterspeelzaalwerk onderbrengen bij de Wet
kinderopvang, waarbij ook de bestaande gemeentelijke financiering wordt betrokken.
8
9. Belemmeringen voor samenwerking zullen worden weggenomen, zo staat in het
Regeerakkoord, dat ook belooft met extra investeringen in VVE de kwaliteit en
taalvaardigheid van het personeel te verbeteren.
Flexibele vakanties
Aan het begin van dit schooljaar opende in Almere de eerste ‘Sterrenschool’, De Ruimte,
zijn deuren. Het is een kindcentrum zoals wethouder René Peeters voor ogen staat:
onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal en buurtactiviteiten gaan er hand in hand.
De Sterrenschool is vijftig weken per jaar, elke werkdag van zeven tot zeven open. De
vakantieperiodes zijn flexibel, de leerlingen en hun ouders bepalen zelf wanneer ze op
vakantie gaan. Dat kunnen losse weken zijn, maar ook acht of negen aaneengesloten
weken.
De ouders bepalen vooraf samen met de leerkrachten wanneer de kinderen naar school
komen. Ieder kind krijgt minimaal 25 uur per week onderwijs, verdeeld over vijf dagen.
Naast het normale lesprogramma is er ruimte voor sport- en cultuuractiviteiten.
De Ruimte is een van de twaalf scholen in Nederland die de komende jaren mag
experimenteren met de flexibele onderwijstijden. De proef is ingesteld door het ministerie
van OCW om beter in te kunnen spelen op de wensen van ouders, leerlingen en scholen.
De flexibele lestijden moeten ertoe bijdragen dat leerlingen het beste uit zichzelf kunnen
halen en dat ouders zorg en werk beter kunnen combineren.
VNG magazine, 23-11-2012
9
10. BIJLAGE Lobbybrief VNG / Andere tijden / Kopgroep wethouders voor kindcentra / mei 2012
Aan de Tweede Kamer woordvoerders Onderwijs en Kinderopvang de programmacommissies van de
landelijke politieke partijen.
Betreft: doorontwikkeling kindcentra 0 - 12
Geachte dames en heren,
De Kopgroep Wethouders voor Kindcentra roept de politiek op om het beleid rondom Integrale
Kindcentra (IKC) zoals die in de afgelopen jaren zich in Nederland heeft ontwikkeld verder te bevorderen
en te borgen. Het lange termijnperspectief is een ongedeelde basisvoorziening voor alle kinderen van 0 –
12 jaar, waarin naast de kernactiviteiten opvang en onderwijs de zorg voor een doorgaande
ontwikkelingslijn is geïntegreerd.
Wethouders voor Kindcentra vragen de landelijke politieke partijen de ontwikkeling van kindcentra als
basisvoorziening voor kinderen van 0 – 12 jaar op te nemen in het programma voor de komende Tweede
Kamerverkiezingen. Hoewel de kindcentra zich in het huidige stelsel vanuit lokale initiatieven ontwikkelen
is het voor een duurzame ontwikkeling van groot belang dat er de komende jaren aan een landelijk kader
wordt gewerkt. In dat kader moeten obstakels worden weggenomen die in het huidige versnipperde
voorzieningenstelsel de soepele doorgaande ontwikkeling voor kinderen teveel onderbreken.
Kopgroep Wethouders voor kindcentra
De Kopgroep is een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het project Andere Tijden
in Opvang en Onderwijs. Aan de basis van het initiatief liggen het rapport van de Taskforce Kinderopvang
Onderwijs en de petitie van de VNG van januari 2010 aan de Tweede Kamer waarin gepleit wordt voor
een ongedeelde voorziening voor alle kinderen van 0 – 4, respectievelijk 12 jaar. Een groeiende groep
wethouders sluit zich bij het initiatief aan en wil de lokale regie op zich nemen om vaart te maken met het
integreren van peuterspeelzalen, kinderopvang en basisonderwijs. De op handen zijnde decentralisatie
van de jeugdzorg zien deze wethouders als kans om het huidige versnipperde zorgstelsel te transformeren
naar zorg op maat voor elk kind die het nodig heeft en in de voorziening waar het kind dagelijks komt.
Wethouders voor Kindcentra willen hun jonge burgers in staat stellen hun talenten optimaal te
ontwikkelen. Binnen Integraal Kindcentra is dat mogelijk waar doorlopende ontwikkelingslijn van kinderen
tussen 0 en 12 jaar en kwalitatief goede begeleiding vanuit één pedagogische en educatieve visie het
uitgangspunt is. Wij sluiten aan bij de binnenkort te publiceren 10 Adviezen van de Werkgroep Onderwijs
Kinderopvang (WOK) en het project Andere Tijden in Opvang en Onderwijs.
In een integraal kindcentrum kunnen kinderen de hele dag terecht om te spelen, te leren, te ontdekken
en te ontspannen. Het kindcentrum gaat verder dan de brede school. Met als grootste en belangrijke
verschil dat het hier niet gaat om een samenwerking tussen verschillende organisaties, maar dat er
gewerkt wordt vanuit één gezamenlijke pedagogische en educatieve visie. Er is sprake van één organisatie
met één aansturing, één team en één aanspreekpunt voor de ouders. In de bijlage bij deze brief schetsen
wij een overzicht van de ingrediënten van het integrale kindcentrum
Huidige stelsel voorzieningen jeugd
Het huidige stelsel van voorzieningen voor kinderen is suboptimaal en biedt geen stabiliteit voor jonge
kinderen en hun ouders. We hebben in Nederland te maken met een versnippering van voorzieningen,
gestuurd vanuit een grote diversiteit aan wetten en regelingen. Deze versnippering zorgt voor een
verdeling van verantwoordelijkheden en taken. Door de versnipperde dagindeling ondervinden ouders bij
de combinatie van arbeid en zorg hinder en wordt de rust van kinderen verstoord. En kinderen die
(tijdelijk) extra zorg en aandacht nodig hebben kunnen vaak niet binnen de opvang of
onderwijsvoorziening geholpen worden maar worden doorverwezen naar min of meer gespecialiseerde
voorzieningen. Ook de doorgaande ontwikkelingslijn zoals in de onderwijswetgeving wordt beoogd wordt
10
11. sterk bemoeilijkt door de verdeelde verantwoordelijkheden. Dat kan ook anders. In het buitenland zijn
daar vele goede voorbeelden van te zien.
De trend naar meer integratie van voorzieningen voor kinderen is in Nederland al ingezet. De laatste jaren
is, mede door de invoering van de zgn OKE wet in veel gemeenten al een koers ingezet naar integratie van
kinderopvang en peuterspeelzalen. Voor gemeenten een belangrijke stap om segregatie in de opvang van
jonge kinderen te voorkomen en een doorgaande lijn voor alle kinderen te garanderen. Ook is sprake van
een groeiend aantal brede scholen in Nederland waarbij de noodzaak wordt gevoeld voor een verdere
doorontwikkeling van brede school naar ongedeelde voorziening vanuit een pedagogisch perspectief.
Echter door de versnippering van het stelsel, en dus de verantwoordelijkheden, gaat veel tijd verloren in
afstemmingsoverleg.
De kopgroep maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de forse bezuinigingen op de
kinderopvang. Een toenemend aantal kinderopvangcentra hebben moeite het aanbod in stand te houden
hetgeen een stevige wissel trekt op de pedagogische infrastructuur in gemeenten. Voor een grote groep
ouders is het opvang weer onbetaalbaar geworden. De basis voor de voorzieningen voor jonge kinderen is
hierdoor instabiel geworden.
Verantwoordelijkheid lokale overheid
In 2005 is er voor gekozen de kinderopvang bij de ‘markt’ onder te brengen. De rechtstreekse inhoudelijke
invloed van gemeenten op kinderopvang is daardoor verdwenen. Ook de directe invloed op het
basisonderwijs is in de afgelopen tien jaar verdwenen als gevolg van het op ‘afstand zetten’ van het
openbaar primair onderwijs. Echter de gemeente is en blijft verantwoordelijk voor een op de wensen en
behoeften afgestemd integraal jeugdbeleid. Ook is de gemeente wettelijk verantwoordelijk voor het
organiseren van de doorlopende ontwikkelingslijn voor kinderen met een risico op een
onderwijsachterstand. Binnen enkele jaren komt daar de lokale verantwoordelijk voor de jeugdzorg bij. En
uiteindelijk moet de gemeente zich inspannen dat alle kinderen een startkwalificatie voor de
arbeidsmarkt verwerven. De voorgestelde Wet Werken naar Vermogen maakt dat nog eens extra urgent.
Naast deze zorg voor de ontwikkeling van kinderen zijn gemeenten verantwoordelijk voor het creëren van
leefbare wijken en buurten met een gunstig vestigings- en woonklimaat voor gezinnen met kinderen.
Het is dus van groot belang dat de verantwoordelijkheid van gemeenten bekrachtigd wordt door landelijk
beleid en daarbij wettelijke sturingsinstrumenten worden gecreëerd voor het ontwikkelen en in stand
houden van ongedeelde basisvoorzieningen voor alle kinderen tot 12 jaar. Wij denken daarbij aan:
Een gefaseerde zorgverantwoordelijkheid van een basisaanbod voor alle kinderen van 2½ – 4 jaar
en op de lange termijn een basisvoorziening voor alle kinderen van 0 – 12 jaar.
Het behoud van de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting als onderdeel van het
publieke vastgoed.
Een krachtig sturingsinstrument voor het committeren van de kinderopvang en het
basisonderwijs aan de ontwikkeling van kindcentra.
Tot slot
De kopgroep nodigt u uit voor een rondetafelgesprek om met u van gedachten te wisselen over de
implicatie van de kindcentra en de noodzaak van een landelijk beleidskader voor kindcentra. Het
rondetafelgesprek vindt plaats op dinsdag 29 mei aanstaande van 17.30 – 19.00 uur in het kantoor van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten in den Haag.
Met vriendelijke groet,
namens de Kopgroep Wethouders voor Kindcentra
11
12. R. Peeters, wethouder Almere
J. Oude Alink, wethouder Hengelo
H. Beertens, wethouder Nijmegen
J. Bruintjes, wethouder Borger Odoorn
12