SlideShare a Scribd company logo
1 of 24
Grammatica voor NT2-docenten
Programma
• Vragen
• Wat is grammatica?
• Woordvolgorde
• Werkwoorden
• Lidwoorden
• Tips en bronnen
Vragen
• Hoe ga je om met grammaticale termen?
• Hoe oefen je met verschillende werkwoordstijden / onregelmatige
werkwoorden?
• Hoe leer je het gebruik van lidwoorden aan?
• Hoe kun je op een actieve manier grammatica oefenen?
Wat is grammatica?
• Beschrijving van structuren in een taal
 zinsdelen
 woordsoorten
Zinsdelen
• onderwerp – subject – wie doet het?
• persoonsvorm – eerste werkwoord
• lijdend voorwerp – direct object – wat doet het onderwerp?
• meewerkend voorwerp – indirect object – bij / voor / met wie of wat
doet het onderwerp iets
• bepaling – tijd / plaats / enz.
Woordsoorten
• werkwoord – verbum
• lidwoord – artikel
• zelfstandig naamwoord – substantief
• bijvoeglijk naamwoord – adjectief
• bijwoord – adverbium
• voornaamwoord – pronomen
• voorzetsel – prepositie
• voegwoord – conjunctie
Overige termen
• Werkwoordstijden
 tegenwoordige tijd – presens
 verleden tijd – imperfectum
 voltooide tijd – perfectum
• Soorten zinnen
 hoofdzin
 ja/nee-vraag
 vraagwoordvraag
 bijzin
• inversie
Woordvolgorde
• Maak goede hoofdzinnen (zonder inversie) van de woorden. Elke
kleur is één zin. Begin met het onderwerp.
Woordvolgorde
• Links-rechtsprincipe
 Hoe belangrijker de informatie, hoe verder naar rechts in de zin.
• Grammatica
 Zinsdelen die nauw verbonden zijn met het hoofdwerkwoord, staan daarbij in
de buurt
• Woordsoort
 Voornaamwoorden meestal eerder in de zin dan zelfstandige naamwoorden
Vaste posities in hoofdzin
• Eerste positie
 Onderwerp
 Vraagwoord
 Bepaling, voorwerp, enz.
• Tweede positie
 Persoonsvorm
• Eind van de zin
 Overige werkwoorden
Middendeel van de hoofdzin
• Meestal: meewerkend voorwerp voor lijdend voorwerp
• Tijd komt meestal als eerste van de bepalingen
• Bepalingen die beginnen met een voorzetsel kunnen ook na het
tweede werkwoord komen
• meewerkend voorwerp – tijd – wijze – lijdend voorwerp – plaats
 Maxim heeft zijn moeder gisteren een brief geschreven.
 Michael gaat elke dag lopend naar zijn werk.
Invloed van woordsoort
• Volgorde hangt ook van woordsoort: als de voorwerpen persoonlijke
of aanwijzende voornaamwoorden zijn, kan de volgorde anders zijn.
 Ik geef die jongen een boek.
 Ik geef het die jongen.
 Ik geef het (aan) hem.
Zinnen met inversie
• Welke zinsdelen kun je ook vooraan in de zin zetten?
 Eigenlijk alle
• Bepaalde elementen kunnen makkelijk vooraan staan dan
onbepaalde
 Vanochtend vroeg de docent enkele cursisten om de tekst voor te lezen.
 Enkele cursisten vroeg de docent vanochtend om de tekst voor te lezen.*
 Appels moet je schillen voor je ze kunt eten.
Werkwoordstijden
Verkorte naam Volledige naam Internationale aanduiding
tegenwoordige tijd
Ik loop
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) presens
verleden tijd
Ik liep
onvoltooid verleden tijd (ovt) imperfectum
voltooide tijd
Ik heb gelopen
voltooid tegenwoordige tijd (vtt) perfectum
voltooid verleden tijd
Ik had gelopen
voltooid verleden tijd (vvt) plusquamperfectum
toekomende tijd
Ik zal lopen
onvoltooid tegenwoordige
toekomende tijd (ottt)
futurum
Gebruik van de werkwoordstijden
• Tegenwoordige tijd (presens)
 Het schilderij hangt aan de muur.
 Wij verhuizen volgend jaar.
• Toekomende tijd (futurum)
 zullen
• belofte: Ik zal je morgen bellen.
• voorstel: Zullen we zaterdag naar de bioscoop gaan?
• iets gaat zeker gebeuren: Het kantoor zal om 17.00 sluiten.
• met een waarschijnlijkheid: De winkels zullen wel om 17.00 sluiten.
 gaan
• voorgenomen, geplande actie: Ik ga volgende week een cursus Frans volgen.
• zal waarschijnlijk plaatsvinden: Het gaat morgen regenen.
Gebruik van de werkwoordstijden
• Verleden tijd (imperfectum)
 Beschrijvingen, details
• De jongens maakten het eten klaar.
• Voltooide tijd (perfectum)
 Meest gebruikt
 Afgeronde zaken uit het verleden
• Ik ben vorig jaar in Nederland aangekomen.
Zijn of hebben?
• Meeste werkwoorden met hebben
• Zijn:
 werkwoorden die een verandering van toestand uitdrukken (gaan, groeien,
komen, opstaan, vallen, worden, enz.), en de werkwoorden blijken, blijven,
gebeuren, geschieden, lukken, mislukken, slagen en zijn.
• Wat is er gebeurd?
• Hij is geslaagd voor het examen.
• Hoe laat ben je vanochtend opgestaan?
Zijn of hebben?
• Beide mogelijk:
 werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze
krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de
richting waarin de beweging plaatsvindt gaat. Vergelijk de volgende zinnen:
• Ik heb gisteren 20 kilometer gefietst.
• Ik ben naar mijn werk gefietst.
 werkwoorden die zowel met als zonder lijdend voorwerp gebruikt kunnen
worden, zoals bedaren, eindigen, genezen, smelten, stoppen, veranderen. Met
lijdend voorwerp krijgen ze hebben, anders zijn. Vergelijk de volgende zinnen:
• Zij heeft hem bedaard.
• De politie heeft de automobilist gestopt.
• Hij is eindelijk bedaard.
• De automobilist is gestopt.
Werkvormen
• NT2 Taalspel
• Wordwall / Flippity / Wheeldecide / Quizlet
• Begin met meest frequente (zijn, hebben, komen, gaan, drinken,
doen, eten, kopen) + modale werkwoorden
Lidwoorden
• Bepaalde lidwoorden: de en het
• Onbepaald lidwoord: een
• Een minister schrijft een brief aan een Tweede Kamer.
• De minister schrijft de brief aan de Tweede Kamer.
• Bepaald lidwoord: als de referent bekend is (uit context of kennis van
de wereld.
• Onbepaald lidwoord: als de referent onbekend is.
Wanneer geen lidwoord?
• Bij onbepaalde zelfstandige naamwoorden in het meervoud
• Vaak na voorzetsels. Het gaat dan om een algemene referentie.
 Per trein, per kilo
 Zonder bril
 Van … tot (Van directeur tot portier) – kan ook met lidwoord
 Bij plaatsaanduidingen: op school, naar kantoor, naar huis
• Bij niet-telbare zelfstandig naamwoorden
• Zie verder: https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans04lingtopic
Werken met plaatjes
Tips voor websites en werkvormen
• Wheeldecide: https://wheeldecide.com/
• Flippity: https://flippity.net/
• Wordwall: https://wordwall.net/
• NT2 Taalspel (van Boom)
• Facebookgroep Docenten NT2
Bronnen
• Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997)
 https://e-ans.ivdnt.org/
• Welles, nietes. Didactische grammatica voor NT2-docenten. Lidy Zijlmans (Intertaal – niet
meer te koop)
 https://www.nt2.nl/documenten/lesvaardig/extra_/extramateriaal.pdf
• Nederlandse grammatica voor anderstaligen. A.M. Fontein en A. Pescher-ter Meer (NCB
Uitgeverij)
• Website van Onze Taal: https://onzetaal.nl/taalloket
• Website van de Taalunie: https://taaladvies.net/
• Website van Van Dale: https://www.vandale.nl/
• Dutchgrammar.com: http://www.dutchgrammar.com/nl/
• Zichtbaar Nederlands: https://zichtbaarnederlands.nl/zn/
• Grammatica voor NT2-docenten: https://www.grammaticavoornt2docenten.nl/

More Related Content

What's hot

The problem of non equivalence
The problem of non equivalenceThe problem of non equivalence
The problem of non equivalence
Eve_55
 
Modaaliset apuverbit
Modaaliset apuverbitModaaliset apuverbit
Modaaliset apuverbit
jomppa68
 

What's hot (20)

Heads in Syntax
Heads in SyntaxHeads in Syntax
Heads in Syntax
 
Structures of Predication Introduction
Structures of Predication IntroductionStructures of Predication Introduction
Structures of Predication Introduction
 
Collocations
CollocationsCollocations
Collocations
 
Epäsuora esitys englannin kielessä
Epäsuora esitys englannin kielessäEpäsuora esitys englannin kielessä
Epäsuora esitys englannin kielessä
 
8 Steps to Writing an Essay
8 Steps to Writing an Essay8 Steps to Writing an Essay
8 Steps to Writing an Essay
 
The problem of non equivalence
The problem of non equivalenceThe problem of non equivalence
The problem of non equivalence
 
Applied linguistics (doing being applied linguists: the important of experience)
Applied linguistics (doing being applied linguists: the important of experience)Applied linguistics (doing being applied linguists: the important of experience)
Applied linguistics (doing being applied linguists: the important of experience)
 
Wh Cleft Sentences
Wh Cleft SentencesWh Cleft Sentences
Wh Cleft Sentences
 
S passiivi
S passiiviS passiivi
S passiivi
 
Correlation of Comparative Typology with History.pptx
Correlation of Comparative Typology with History.pptxCorrelation of Comparative Typology with History.pptx
Correlation of Comparative Typology with History.pptx
 
Modaaliset apuverbit
Modaaliset apuverbitModaaliset apuverbit
Modaaliset apuverbit
 
Päälauseen sanajärjestys
Päälauseen sanajärjestysPäälauseen sanajärjestys
Päälauseen sanajärjestys
 
Ppp lesson plan format
Ppp lesson plan formatPpp lesson plan format
Ppp lesson plan format
 
Basic principles of translation
Basic principles of translationBasic principles of translation
Basic principles of translation
 
Paraphrasing
ParaphrasingParaphrasing
Paraphrasing
 
How to write an essay (Revisiting paragraph writing)
How to write an essay (Revisiting paragraph writing)How to write an essay (Revisiting paragraph writing)
How to write an essay (Revisiting paragraph writing)
 
Affixation
AffixationAffixation
Affixation
 
Concession and Contrast - Linking Words
Concession and Contrast - Linking WordsConcession and Contrast - Linking Words
Concession and Contrast - Linking Words
 
Teaching grammar presentation
Teaching grammar presentationTeaching grammar presentation
Teaching grammar presentation
 
Translation strategy
Translation strategyTranslation strategy
Translation strategy
 

Similar to Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) - september 2022.pptx

Kennismakinggr7 2012
Kennismakinggr7 2012Kennismakinggr7 2012
Kennismakinggr7 2012
elke
 

Similar to Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) - september 2022.pptx (20)

Grammatica voor NT2-docenten (a0 - a2)
Grammatica voor NT2-docenten (a0 - a2)Grammatica voor NT2-docenten (a0 - a2)
Grammatica voor NT2-docenten (a0 - a2)
 
Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) - 29 september 2022.pptx
Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) -  29 september 2022.pptxGrammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) -  29 september 2022.pptx
Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) - 29 september 2022.pptx
 
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptxGrammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
 
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptxGrammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
 
Werkwoordspelling 1
Werkwoordspelling 1Werkwoordspelling 1
Werkwoordspelling 1
 
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptxGrammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
 
Kennismakinggr7 2012
Kennismakinggr7 2012Kennismakinggr7 2012
Kennismakinggr7 2012
 
NT2_A2_o.v.t., v.t.t., t.t. en tijdsbepalingenpptx
NT2_A2_o.v.t., v.t.t., t.t. en tijdsbepalingenpptxNT2_A2_o.v.t., v.t.t., t.t. en tijdsbepalingenpptx
NT2_A2_o.v.t., v.t.t., t.t. en tijdsbepalingenpptx
 
Ouderinformatieavond groep 4
Ouderinformatieavond groep 4Ouderinformatieavond groep 4
Ouderinformatieavond groep 4
 
Presentatie1 def
Presentatie1 defPresentatie1 def
Presentatie1 def
 
Presentatie1 def
Presentatie1 defPresentatie1 def
Presentatie1 def
 
GPD 2013 Activerende werkvormen voor spreekvaardigheid, leesvaardigheid en sc...
GPD 2013 Activerende werkvormen voor spreekvaardigheid, leesvaardigheid en sc...GPD 2013 Activerende werkvormen voor spreekvaardigheid, leesvaardigheid en sc...
GPD 2013 Activerende werkvormen voor spreekvaardigheid, leesvaardigheid en sc...
 
Spelling - samenstellingen en afleidingen.pptx
Spelling - samenstellingen en afleidingen.pptxSpelling - samenstellingen en afleidingen.pptx
Spelling - samenstellingen en afleidingen.pptx
 
Werkwoordspelling
WerkwoordspellingWerkwoordspelling
Werkwoordspelling
 
Zinsdelen
ZinsdelenZinsdelen
Zinsdelen
 
Vragen maken
Vragen makenVragen maken
Vragen maken
 
Zelfstudieles grammatica: zinsdelen
Zelfstudieles grammatica: zinsdelenZelfstudieles grammatica: zinsdelen
Zelfstudieles grammatica: zinsdelen
 
Taaldorp 2014
Taaldorp 2014Taaldorp 2014
Taaldorp 2014
 
2. Vragen stellen en gespreksvormen
2. Vragen stellen en gespreksvormen2. Vragen stellen en gespreksvormen
2. Vragen stellen en gespreksvormen
 
Pptom4les2
Pptom4les2Pptom4les2
Pptom4les2
 

More from Aleid van de Vooren-Fokma (8)

Anderstaligen goed leren schrijven.pptx
Anderstaligen goed leren schrijven.pptxAnderstaligen goed leren schrijven.pptx
Anderstaligen goed leren schrijven.pptx
 
Woordvolgorde samengestelde zinnen.pptx
Woordvolgorde samengestelde zinnen.pptxWoordvolgorde samengestelde zinnen.pptx
Woordvolgorde samengestelde zinnen.pptx
 
Verwijswoorden.pptx
Verwijswoorden.pptxVerwijswoorden.pptx
Verwijswoorden.pptx
 
Woordkeuze - hun jou(w) als dan.pptx
Woordkeuze - hun jou(w) als dan.pptxWoordkeuze - hun jou(w) als dan.pptx
Woordkeuze - hun jou(w) als dan.pptx
 
Spelling - hoofdletters meervouden en bezitsvormen.pptx
Spelling - hoofdletters meervouden en bezitsvormen.pptxSpelling - hoofdletters meervouden en bezitsvormen.pptx
Spelling - hoofdletters meervouden en bezitsvormen.pptx
 
Engelse ww gebiedende wijs en infinitief.pptx
Engelse ww gebiedende wijs en infinitief.pptxEngelse ww gebiedende wijs en infinitief.pptx
Engelse ww gebiedende wijs en infinitief.pptx
 
Voltooid deelwoord.pptx
Voltooid deelwoord.pptxVoltooid deelwoord.pptx
Voltooid deelwoord.pptx
 
Persoonsvorm tt en vt
Persoonsvorm tt en vtPersoonsvorm tt en vt
Persoonsvorm tt en vt
 

Grammatica voor NT2-docenten (A0 - A2) - september 2022.pptx

  • 2. Programma • Vragen • Wat is grammatica? • Woordvolgorde • Werkwoorden • Lidwoorden • Tips en bronnen
  • 3. Vragen • Hoe ga je om met grammaticale termen? • Hoe oefen je met verschillende werkwoordstijden / onregelmatige werkwoorden? • Hoe leer je het gebruik van lidwoorden aan? • Hoe kun je op een actieve manier grammatica oefenen?
  • 4. Wat is grammatica? • Beschrijving van structuren in een taal  zinsdelen  woordsoorten
  • 5. Zinsdelen • onderwerp – subject – wie doet het? • persoonsvorm – eerste werkwoord • lijdend voorwerp – direct object – wat doet het onderwerp? • meewerkend voorwerp – indirect object – bij / voor / met wie of wat doet het onderwerp iets • bepaling – tijd / plaats / enz.
  • 6. Woordsoorten • werkwoord – verbum • lidwoord – artikel • zelfstandig naamwoord – substantief • bijvoeglijk naamwoord – adjectief • bijwoord – adverbium • voornaamwoord – pronomen • voorzetsel – prepositie • voegwoord – conjunctie
  • 7. Overige termen • Werkwoordstijden  tegenwoordige tijd – presens  verleden tijd – imperfectum  voltooide tijd – perfectum • Soorten zinnen  hoofdzin  ja/nee-vraag  vraagwoordvraag  bijzin • inversie
  • 8. Woordvolgorde • Maak goede hoofdzinnen (zonder inversie) van de woorden. Elke kleur is één zin. Begin met het onderwerp.
  • 9. Woordvolgorde • Links-rechtsprincipe  Hoe belangrijker de informatie, hoe verder naar rechts in de zin. • Grammatica  Zinsdelen die nauw verbonden zijn met het hoofdwerkwoord, staan daarbij in de buurt • Woordsoort  Voornaamwoorden meestal eerder in de zin dan zelfstandige naamwoorden
  • 10. Vaste posities in hoofdzin • Eerste positie  Onderwerp  Vraagwoord  Bepaling, voorwerp, enz. • Tweede positie  Persoonsvorm • Eind van de zin  Overige werkwoorden
  • 11. Middendeel van de hoofdzin • Meestal: meewerkend voorwerp voor lijdend voorwerp • Tijd komt meestal als eerste van de bepalingen • Bepalingen die beginnen met een voorzetsel kunnen ook na het tweede werkwoord komen • meewerkend voorwerp – tijd – wijze – lijdend voorwerp – plaats  Maxim heeft zijn moeder gisteren een brief geschreven.  Michael gaat elke dag lopend naar zijn werk.
  • 12. Invloed van woordsoort • Volgorde hangt ook van woordsoort: als de voorwerpen persoonlijke of aanwijzende voornaamwoorden zijn, kan de volgorde anders zijn.  Ik geef die jongen een boek.  Ik geef het die jongen.  Ik geef het (aan) hem.
  • 13. Zinnen met inversie • Welke zinsdelen kun je ook vooraan in de zin zetten?  Eigenlijk alle • Bepaalde elementen kunnen makkelijk vooraan staan dan onbepaalde  Vanochtend vroeg de docent enkele cursisten om de tekst voor te lezen.  Enkele cursisten vroeg de docent vanochtend om de tekst voor te lezen.*  Appels moet je schillen voor je ze kunt eten.
  • 14. Werkwoordstijden Verkorte naam Volledige naam Internationale aanduiding tegenwoordige tijd Ik loop onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) presens verleden tijd Ik liep onvoltooid verleden tijd (ovt) imperfectum voltooide tijd Ik heb gelopen voltooid tegenwoordige tijd (vtt) perfectum voltooid verleden tijd Ik had gelopen voltooid verleden tijd (vvt) plusquamperfectum toekomende tijd Ik zal lopen onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) futurum
  • 15. Gebruik van de werkwoordstijden • Tegenwoordige tijd (presens)  Het schilderij hangt aan de muur.  Wij verhuizen volgend jaar. • Toekomende tijd (futurum)  zullen • belofte: Ik zal je morgen bellen. • voorstel: Zullen we zaterdag naar de bioscoop gaan? • iets gaat zeker gebeuren: Het kantoor zal om 17.00 sluiten. • met een waarschijnlijkheid: De winkels zullen wel om 17.00 sluiten.  gaan • voorgenomen, geplande actie: Ik ga volgende week een cursus Frans volgen. • zal waarschijnlijk plaatsvinden: Het gaat morgen regenen.
  • 16. Gebruik van de werkwoordstijden • Verleden tijd (imperfectum)  Beschrijvingen, details • De jongens maakten het eten klaar. • Voltooide tijd (perfectum)  Meest gebruikt  Afgeronde zaken uit het verleden • Ik ben vorig jaar in Nederland aangekomen.
  • 17. Zijn of hebben? • Meeste werkwoorden met hebben • Zijn:  werkwoorden die een verandering van toestand uitdrukken (gaan, groeien, komen, opstaan, vallen, worden, enz.), en de werkwoorden blijken, blijven, gebeuren, geschieden, lukken, mislukken, slagen en zijn. • Wat is er gebeurd? • Hij is geslaagd voor het examen. • Hoe laat ben je vanochtend opgestaan?
  • 18. Zijn of hebben? • Beide mogelijk:  werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de richting waarin de beweging plaatsvindt gaat. Vergelijk de volgende zinnen: • Ik heb gisteren 20 kilometer gefietst. • Ik ben naar mijn werk gefietst.  werkwoorden die zowel met als zonder lijdend voorwerp gebruikt kunnen worden, zoals bedaren, eindigen, genezen, smelten, stoppen, veranderen. Met lijdend voorwerp krijgen ze hebben, anders zijn. Vergelijk de volgende zinnen: • Zij heeft hem bedaard. • De politie heeft de automobilist gestopt. • Hij is eindelijk bedaard. • De automobilist is gestopt.
  • 19. Werkvormen • NT2 Taalspel • Wordwall / Flippity / Wheeldecide / Quizlet • Begin met meest frequente (zijn, hebben, komen, gaan, drinken, doen, eten, kopen) + modale werkwoorden
  • 20. Lidwoorden • Bepaalde lidwoorden: de en het • Onbepaald lidwoord: een • Een minister schrijft een brief aan een Tweede Kamer. • De minister schrijft de brief aan de Tweede Kamer. • Bepaald lidwoord: als de referent bekend is (uit context of kennis van de wereld. • Onbepaald lidwoord: als de referent onbekend is.
  • 21. Wanneer geen lidwoord? • Bij onbepaalde zelfstandige naamwoorden in het meervoud • Vaak na voorzetsels. Het gaat dan om een algemene referentie.  Per trein, per kilo  Zonder bril  Van … tot (Van directeur tot portier) – kan ook met lidwoord  Bij plaatsaanduidingen: op school, naar kantoor, naar huis • Bij niet-telbare zelfstandig naamwoorden • Zie verder: https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans04lingtopic
  • 23. Tips voor websites en werkvormen • Wheeldecide: https://wheeldecide.com/ • Flippity: https://flippity.net/ • Wordwall: https://wordwall.net/ • NT2 Taalspel (van Boom) • Facebookgroep Docenten NT2
  • 24. Bronnen • Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997)  https://e-ans.ivdnt.org/ • Welles, nietes. Didactische grammatica voor NT2-docenten. Lidy Zijlmans (Intertaal – niet meer te koop)  https://www.nt2.nl/documenten/lesvaardig/extra_/extramateriaal.pdf • Nederlandse grammatica voor anderstaligen. A.M. Fontein en A. Pescher-ter Meer (NCB Uitgeverij) • Website van Onze Taal: https://onzetaal.nl/taalloket • Website van de Taalunie: https://taaladvies.net/ • Website van Van Dale: https://www.vandale.nl/ • Dutchgrammar.com: http://www.dutchgrammar.com/nl/ • Zichtbaar Nederlands: https://zichtbaarnederlands.nl/zn/ • Grammatica voor NT2-docenten: https://www.grammaticavoornt2docenten.nl/

Editor's Notes

  1. Benoem in eerste instantie alleen ww die je cursisten kennen. Oefenen door veel herhaling
  2. https://www.flippity.net/ra.asp?k=1O_qlQikC5sNWaJN7neYw_uiTHT8ZahPTRWTe_75GJRk (vooral over hebben / zijn)
  3. Voorbeeld geven met ontkenningen. In twee groepjes: elk groepje krijgt een plaatje + een opdracht. Tijd: 10 minuten. Daarna nabespreken