Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016Claire Stramrood
Overzicht van de resultaten van het onderzoek onder gynaecologen en AIOS naar het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer, en toelichting over de nieuwe NVOG commissie Collegiale Ondersteuning
Voordracht cursus Academie voor Psychosomatiek in de Obstetrie en Gynaecologie, maart 2016
Info: www.capture-group.nl
Intercollegiale opvang na ingrijpende gebeurtenissen - APOG 2016Claire Stramrood
Overzicht van de resultaten van het onderzoek onder gynaecologen en AIOS naar het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer, en toelichting over de nieuwe NVOG commissie Collegiale Ondersteuning
Voordracht cursus Academie voor Psychosomatiek in de Obstetrie en Gynaecologie, maart 2016
Info: www.capture-group.nl
Op maandag 3 december 2012 lanceerden we officieel de 3 expertisecentra die onze onderzoeksinspanningen bundelen én kwalitatief sterker gaan uitbouwen. Deze expertisecentra bieden praktijkgericht onderzoek op vraag van en in samenwerking met het werkveld.
http://www.kdg.be/expertisecentra
Samenwerking als antwoord in de basis ggzRaedelijn
Minicollege over het nut van samenwerking in de basis-GGZ. Kaderartsen Martin Beeres en Christine Weenink schetsen een helder overzicht van de laatste veranderingen in de basis-GGZ en verbinden dit met praktische voorbeelden. Wat zijn de kansen, de bedreigingen en uitdagingen. Wat kunt u doen om de basis-GGZ goed het hoofd te bieden.
This document discusses an app called Event & Parking that helps users avoid parking stress during events by predicting parking availability based on historical data from Cultuurnet Vlaanderen and the city of Ghent's open data on parking lots and their availability. It encourages thinking about parking options in advance of events to help alleviate parking issues.
Algemene presentatie van E.care ED.
Workflow ondersteunende software voor de gehele spoedeisende hulp
Intresse? Neem contact op met Gecko-ICT voor meer informatie of een vrijblijvende demonstratie.
www.gecko-ict.nl
085 40 111 30
Verslaving onder én door artsen: Marcel Marijnissen, donderdag 24 november 2016.Triora
De ‘non-discriminatoire’ chronische hersenziekte verslaving komt onder artsen meer voor - 12-13% , dan onder de algehele populatie - 10%. Hoe (h)erken je het, welke quick-scans zijn er? Voorts een bespiegeling over iatrogene verslavingen.
Op maandag 3 december 2012 lanceerden we officieel de 3 expertisecentra die onze onderzoeksinspanningen bundelen én kwalitatief sterker gaan uitbouwen. Deze expertisecentra bieden praktijkgericht onderzoek op vraag van en in samenwerking met het werkveld.
http://www.kdg.be/expertisecentra
Samenwerking als antwoord in de basis ggzRaedelijn
Minicollege over het nut van samenwerking in de basis-GGZ. Kaderartsen Martin Beeres en Christine Weenink schetsen een helder overzicht van de laatste veranderingen in de basis-GGZ en verbinden dit met praktische voorbeelden. Wat zijn de kansen, de bedreigingen en uitdagingen. Wat kunt u doen om de basis-GGZ goed het hoofd te bieden.
This document discusses an app called Event & Parking that helps users avoid parking stress during events by predicting parking availability based on historical data from Cultuurnet Vlaanderen and the city of Ghent's open data on parking lots and their availability. It encourages thinking about parking options in advance of events to help alleviate parking issues.
Algemene presentatie van E.care ED.
Workflow ondersteunende software voor de gehele spoedeisende hulp
Intresse? Neem contact op met Gecko-ICT voor meer informatie of een vrijblijvende demonstratie.
www.gecko-ict.nl
085 40 111 30
Verslaving onder én door artsen: Marcel Marijnissen, donderdag 24 november 2016.Triora
De ‘non-discriminatoire’ chronische hersenziekte verslaving komt onder artsen meer voor - 12-13% , dan onder de algehele populatie - 10%. Hoe (h)erken je het, welke quick-scans zijn er? Voorts een bespiegeling over iatrogene verslavingen.
Teenage drug and alcohol abuse can have serious short-term and long-term consequences. In the short-term, drugs and alcohol can cause nausea, dizziness, headaches and other issues. Long-term effects include liver damage, brain damage, and even death from overdose. Similarly, alcohol abuse in the short-term can impact perception and coordination, while long-term effects involve health issues like stomach problems, vitamin deficiencies, and liver/heart damage. The best approaches for teens struggling with addiction include seeking professional help, getting family support, and participating in detox and recovery programs like Alcoholics Anonymous.
The most common drug is marijuana. Marijuana use is increasing while opium and cocaine use are decreasing. The year 2000 saw the highest rates of drug use according to the document.
This document discusses drugs and their effects. It defines a drug as any chemical that affects the body's functioning. It notes that heroin, alcohol, ecstasy, caffeine and nicotine are all forms of drugs. Drugs must pass through the body and into the brain to change brain cell functioning by interfering with neurotransmitters. Drugs can make people less aware and alert, and can relieve pain, but can also cause sleepiness, convulsions, comas and even death. Hard drugs are physically addictive and easy to overdose on, while soft drugs are not physically addictive. Illegal drugs are classified as Class A, B or C depending on their penalties for possession and dealing. The document provides signs that someone
- Drug addiction and abuse refers to the chronic or habitual use of any chemical substance to alter states of body or mind for non-medical purposes. This includes both licit and illicit drugs.
- Addiction is compulsive drug use despite harm, while substance abuse refers to frequently using drugs like alcohol and inhalants that can be addictive.
- Dependence involves psychological need for a drug and physical tolerance and withdrawal symptoms. Addiction affects the reward pathway in the brain.
- Drug abuse has negative effects on individuals, families, and society through health issues, crime, and lost productivity.
Posterpresentatie van mw. drs. Gigi van de Loo op het Voorjaarscongres Psychiatrie van de NVvP 2016 over het onderzoek rondom de inzet van specialistische ondersteuning aan huisartsen (SOH-KJP)
ZIN forum Zorginstituut Nederland 24 maart 2022.pptxMarkus Oei
Presentatie ZIN forum Zorginstituut Nederland 24 maart 2022
Dr. Markus Oei- voorzitter Stichting BetrouwbareBron
Over Rapport Patiënteninformatie op maat- een onderschatte factor Stichting BetrouwbareBron in opdracht van Ministerie VWS
Achtergrond: In de huidige Belgische samenleving worden huisartsen in toenemende mate met multiculturaliteit en taaldiversiteit geconfronteerd. Dit fenomeen beperkt zich op de dag van vandaag niet enkel tot grootstedelijke huisartsenpraktijken, maar heeft zich ook verspreid naar kleinere steden en gemeenten. Een taalbarrière kan de communicatie tussen de arts en de patiënt met een migratieachtergrond bemoeilijken en de kwaliteit van medische zorg verlagen. Het spreekt bijgevolg voor zich dat huisartsen hun communicatie en praktijkvoering met deze groep patiënten dienen aan te passen aan hun specifieke noden. Met dit onderzoek willen wij door middel van vragenlijsten deze noden identificeren. Vraagstelling: Wat zijn de huidige hindernissen waar huisartsen en anderstalige patiënten tegenaan lopen wat betreft hun communicatie? Wat zijn de drempels die deze patiënten ervaren in de eerstelijns gezondheidszorg? Tevens wordt aandacht geschonken aan de etnisch-culturele verschillen die de praktijkvoering beïnvloeden. Methodologie: design: Er worden vragenlijsten opgesteld die bij patiënten zullen worden afgenomen. Aan de hand van deze resultaten worden aanbevelingen en aandachtspunten opgesteld ter verbetering van de praktijkvoering. Populatie: Volwassen patiënten met een migratie achtergrond die de Nederlandse, Engelse of Franse taal niet beheersen op een lagere school niveau. Uitkomstmaten: De verbanden tussen de resultaten van de vragenlijsten worden op een statistische wijze getoetst. Conclusie: Met de aanbevelingen die we ontwikkelen, willen we de kwaliteit van zorg voor deze patiëntenpopulatie verbeteren, en die een leidraad vormen voor de huisarts die met deze noden wordt geconfronteerd.
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voo...Stefanie_VM
Het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten in de huisartsenpraktijk voor de opvolging van patiënten met chronische aandoeningen -Meerwaarde en haalbaarheid voor de arts
Presentatie 'Spoedinterventies in UZ Gasthuisberg bij psychiatrische patiënten: een data-analyse van 2010 en 2104.
1. Spoedinterventies
in UZ Gasthuisberg
bij psychiatrische patiënten:
een data-analyse van 2010 en 2014
Kim Van Vlasselaer
Ilke Callewaert
Promotor: Prof. Dr. J. De Lepeleire
Co-promotor: Prof. Dr. M. Sabbe
4. Situering (1)
1. Psychiatrische spoedinterventies:
Toename door de-institutionalisering en ontstaan van
psychiatrische urgentieteams
34 000 psychiatrische spoedcontacten/jaar in België
13 000 patiënten met gemiddelde aanmelding van 2,6x per
patiënt
(Bruffaerts ea.) 4
5. Veeckman ea.
• Retrospectieve studie van psychiatrische spoedcontacten op
spoedgevallendienst van het Universitair Ziekenhuis in Brussel
• Globaal toename aan (psychiatrische) spoedinterventies
• 1% van alle aanmeldingen betreft psychiatrische problematiek
5
6. Situering (2)
2. Spoedinterventies bij psychiatrische patiënten:
Spoedgevallen UZ Gasthuisberg: 1551 patiënten van 2010
t.e.m. 2014
Weinig gegevens over indicatie, diagnose, prognose,…
Vertrekpunt voor ons beschrijvend statistisch onderzoek
6
7. Situering (3)
3. Identificatie van ‘terechte’ verwijzingen
• Groeiende interesse in definiëren van ‘appropriatness’
van verwijzingen
Wanneer is een verwijzing ‘terecht’ of ‘onterecht’
Hoeveel ‘onterechte’ verwijzingen (al dan niet
psychiatrisch) zijn er op de spoedgevallendienst van het
UZ GHB?
(Michielsen ea. (2015), Breen ea. (2013), Dempsey ea. (2002))7
8. Michielsen ea. (2015)
• Observationele prospectieve studie over de
‘appropriateness’ van verwijzingen door de huisarts naar
de spoedgevallendienst UZ GHB
• Definitie ‘appropriate’:
Verwijsbrief bevat symptomen/klachten die onmiddellijke
diagnose/behandeling vereisen
ESI (Emergency Severity Index) 1 of 2 bij triage
Nood aan interventies die enkel in ziekenhuissetting
beschikbaar zijn
• Resultaat: 73,8% ‘appropriate’ verwezen8
10. Opzet
• Zicht krijgen op de psychiatrische patiënt die verwezen
wordt naar spoedgevallen vanuit een psychiatrische
instelling
Verwijzende instelling
Leeftijd, geslacht
Moment van verwijzing
Uitgevoerde technische prestaties op spoed
Subjectieve meerwaarde van verwijzing
Hospitalisatie na spoedopname
Diagnose
Mortaliteit
10
11. Na analyse…
• Vergelijking tussen verschillende instellingen
• Vergelijking 2010 en 2014
• Is er een invloed van de samenwerking tussen UPC Kortenberg
en UZ GHB op de manier van verwijzen?
• Zijn er bepaalde aandachtspunten/struikelblokken bij deze
verwijzingen?
• Later: terugkoppelen gevonden informatie naar de instellingen
om de efficiëntie van verwijzing te optimaliseren.
11
16. Variabelen: subjectieve meerwaarde
• Volgens aanmeldingsklacht
• Eerst afzonderlijk, daarna toetsing aan elkaar
• In geval van verschil: herevaluatie volledige casus tot
consensus
16
Meerwaarde Geen meerwaarde
Thoracale pijn
Dyspnee
Commotioneel na val
Intoxicaties medicatie/alcohol
Hemodynamische decompensatie
Bewustzijnsverlies/verandering
Enz…
Oppervlakkige snijwondes
Angst, depressie
Hyperventilatie
Luxatie blaassonde
Enz…
18. A. Verwijzende instelling (1)
• 2 belangrijkste instellingen:
Universitair Psychiatrisch Centrum (UPC) Kortenberg (41,62%)
Psychiatrisch Centrum St. Kamillus (PCK) Bierbeek (42,53%)
• Andere (7,93%)
• NA (7,93%)
18
24. D. Technische prestaties
• 86,62% krijgt minstens één technisch onderzoek
Laboratoriumonderzoek: 70,68%
Beeldvorming: 72,42%
Functiemeting (excl. ECG): 30,82%
• 25,23% krijgt zowel labo, beeldvorming als functiemeting
• Er is een significante stijging in het aantal uitgevoerde
laboratoriumonderzoeken tussen 2010 (67,24%) en 2014
(74,75%) (p = 0,0364)
24
30. 1. Psychiatrie (21,42%)
30
• Automutilatie (dubbel
geregistreerd met ORT/THR)
betreft meestal oppervlakkige
snijwonden (geen meerwaarde)
• Intoxicatie (altijd meerwaarde)
• Andere: depressie, hyperventilatie,
angststoornissen, … (meestal
geen meerwaarde)
2010 > 2014 met p = 0,0012
31. 2. Verwijzing o.w.v. verpleegkundige handeling
• 2,44% van alle verwijzingen
• Wisselen transurethrale/suprapubische sonde, wondzorg
(1), plaatsen perifeer infuus voor IV antibiotica (1)
31
33. 1. Vergelijking UPC Kortenberg en PCK Bierbeek
33
• Weinig significante verschillen tussen beide instellingen.
• We weerhouden:
- PC St. Kamillus en UPC Kortenberg hebben
vergelijkbaar aandeel in de verwijzingen naar
spoedgevallen
- PC St. Kamillus: meer mannen; UPC Kortenberg: meer
vrouwen
- Patiënten uit PC St. Kamillus waren gemiddeld 4,5 jaar
jonger dan patiënten vanuit UPC Kortenberg.
- Verwijzing vanuit UPC Kortenberg: vaker subjectieve
meerwaarde
34. 2. Vergelijking 2010 en 2014
34
• Weinig significante verschillen
• We weerhouden:
- 2010: meer patiënten uit PC St. Kamillus Bierbeek (met
afname tussen 2010 en 2014)
- 2014: meer patiënten uit UPC Kortenberg
35. 3. Invloed samenwerking UZ GHB en UPC
Kortenberg?
35
• Initieel idee: meer verwijzingen vanuit UPC Kortenberg in
2014 tov 2010 door samenwerkingsverband
• Echter niet statistisch significant
Geen verschil in manier van verwijzen na opstarten
samenwerking
36. 4. Aandachtspunten bij verwijzing? (1)
36
Moment van verwijzing
• Ongeveer de helft van de verwijzingen is ‘s avonds, ‘s
nachts of in het weekend
• In totaal (2010 en 2014): meer verwijzingen op vrijdag
• Doch: geen verschil in pathologie op vrijdag
37. 4. Aandachtspunten bij verwijzing? (2)
Pathologie (1)
• Veel psychiatrische problematiek
Vb. Agressie, depressie, angst, …
Suggestie voor verder onderzoek:
Retrospectieve analyse opvolgnota’s assistenten psychiatrie
om de redenen tot doorverwijzing in te schatten
37
38. 4. Aandachtspunten bij verwijzing? (3)
Pathologie (2)
• Verwijzingen voor oppervlakkige snijwonden
(automutilatie)
Onvoldoende vertrouwen/ervaring voor het uitvoeren van
hechtingen bij assistenten psychiatrie?
Suggestie voor verder onderzoek:
Positieve invloed van trainingssessies technische
vaardigheden op het aantal verwijzingen voor hechting?
38
39. 4. Aandachtspunten bij verwijzing? (4)
Pathologie (3)
• Verwijzingen voor basisverpleegkundige handelingen
(perifeer infuus, blaassondewissels, …)
Intern overleg om dergelijke verwijzingen te optimaliseren
naar de toekomst toe
Nood aan onderhoud/oefening technische vaardigheden?
39
40. 5. Meerwaarde verwijzing
• Globaal: 74,77% ‘appropriate’ verwezen
• Ondanks subjectieve inschatting: zelfde resultaat als
Breen et al, Michielsen et al.
• Bekrachtigd doordat helft van de verwijzingen
gehospitaliseerd wordt voor diagnostiek en/of behandeling
40
42. • Meeste verwijzingen vanuit UPC Kortenberg en PCK
Bierbeek
• Weinig significante verschillen tussen beide instellingen
• Geen invloed van samenwerkingsverband tussen UPC
Kortenberg en UZ GHB
• De helft van de verwijzingen gebeurt buiten de werkuren,
met tijdens de week een piek op vrijdag
• De helft van de patiënten wordt opgenomen voor 24u
observatie of langer
42
43. • 75% van de verwijzingen wordt subjectief als meerwaarde
beoordeeld
• 1/5 van de verwijzingen bedraagt zuiver psychiatrische
problematiek, waarvoor in 30% van de gevallen geen
meerwaarde kan worden weerhouden
• Ongeveer 3% van de patiënten overlijdt na verwijzing
tijdens spoedopname of hospitalisatie
43
46. • Breen BM., McCan M. Healthcare providers attitudes and perceptions
of ‘inapproprate attendance’ in the Emergency Department. Int. Emerg.
Nurs. 2013; 21: 180-185
• Bruffaerts R, Demyttenaere K, Claes SJ. Emergency psychiatry in
Belgium; a challenge for the mental health services. Tijdschr Psychiatr
2008; 13: 35-39
• Dempsey O.P, Bekker H.L. ‘Heads you win, tails I lose’: a critical
incident study of GPs’ decisions abouts emergency admission
referrals. Fam. Pract. 2002; 19: 611-619
• Hulens J, Sabbe M. In welke mate is de verwijzing van een patiënt,
door zijn huisarts, naar een spoedgevallenafdeling, terecht?
(Masterproef 2015)
• Michielsen H, Hulens J, Sabbe M. To which extent is GP referral to the
Emergency Department appropriate? (Masterproef 2015)
• Veeckman S, Hubloue I, Lauwaert D, Matthys F. Psychiatrische
aanmeldingen op de spoedgevallendienst van het UZ Brussel, 2003-
2012. Tijdschr Psychiatr 2015; 57: 323-331
46
Editor's Notes
We starten met een situering van het onderwerp in de literatuur. Daarna geven we kort het opzet van ons onderzoek en de vragen die we wilden beantwoorden. Vervolgens geven we een uiteenzetting van hoe we het onderzoek hebben opgezet, gevolgd door de resultaten. In de discussie bespreken we onze eigen bedenkingen.
In de literatuur wordt er de laatste jaren vooral geschreven over het toenemend aantal aanmeldingen op spoedgevallen omwille van psychiatrische problematiek. Dit is vooral ontstaan door de de-institutionalisering en afname van de opnameduur enerzijds en het ontstaan van gespecialiseerde psychiatrische urgentieteams. In België zijn er zo’n 34 000 psychiatrische spoedcontacten per jaar, waarvan 13 000 patiënten die gemiddeld 2,6 keer de spoedgevallen consulteren.
In een recente studie aan het Universitair Ziekenhuis van Brussel werd een beschrijvend onderzoek gedaan van alle spoedcontacten voor psychiatrische problematiek tussen 2003 en 2012. Daarin werd bevestigd dat er over de jaren heen een globale toename is van het aantal psychiatrische spoedinterventies. Ongeveer 1% van alle spoedcontacten betreft psychiatrische problematiek. De meeste patiënten bevinden zich in een relatief jonge leeftijdscategorie van 26 tot 45 jaar. De frequentst voorkomende pathologie zijn psychotische of depressieve stoornissen en alcohol- of middelenmisbruik.
Weinig is echter geweten over de verwijzingen of aanmeldingen van psychiatrische patiënten uit psychiatrische instellingen voor allerhande problematiek, dus ook somatische klachten. Ook op de spoedgevallen van UZ GHB zijn er jaarlijks honderden verwijzingen vanuit dergelijke psychiatrische instellingen. Daarom onderzochten wij aan de hand van een retrospectieve studie de kenmerken van die verwijzingen.
Een laatste voorbeschouwende bedenking gaat over de identificatie van ‘terechte ‘ verwijzingen. Zoals iedereen al heeft kunnen ervaren kan een spoedgevallendienst snel overbevolkt raken. Heel vaak wordt hiervoor intuïtief het groot aantal onterechte verwijzingen als grootste boosdoener aangewezen. Maar wat is een ‘terechte verwijzing’ en hoeveel ‘onterechte’ verwijzingen zijn er dan wel? De laatste jaren is er dan ook een groeiende interesse in het definiëren van de ‘appropriatness’ van verwijzingen. Een co-assistent urgentiegeneeskunde deed hierop samen met een studente verpleegkunde een interessant onderzoek.
Samen beoordeelden zij de ‘appropriatness’ van een totaal van 378 verwijzingen door de huisarts door gebruik te maken van een uniforme definitie. Een verwijzing werd als ‘terecht’ beschouwd wanneer de verwijsbrief symptomen of klachten bevatte die onmiddellijke diagnose of behandeling vereisen (zoals hemodynamische decompensatie, thoracale pijn, respiratoire distress, …) of wanneer de patiënt bij triage als heel urgent of urgent werd gecategoriseerd of wanneer de huisarts interventies vermoedde die enkel in ziekenhuissetting beschikbaar zijn. Het resultaat van deze studie was dat 73,8% van de verwijzingen ‘appropriate’ of terecht was en dat dus ¼ van de patiënten beter door de huisarts zelf of in een andere setting was behandeld.
Het opzet van onze studie bestond erin zicht te krijgen op de verwijzingen vanuit psychiatrische instellingen naar de spoedgevallendienst van het UZ GHB. Een aantal parameters werden daarvoor geregistreerd en geanalyseerd: verwijzende instelling, leeftijd en geslacht, aanmeldingsklacht en uiteindelijke diagnose, bestemming van de patiënt na spoedopname, enzovoort.
Naast een beschrijving van de verschillende parameters wilden we ook een vergelijkend onderzoek doen tussen de verschillende instellingen en de twee onderzoeksjaren 2010 en 2014. Verder wilden we nagaan of dit onderzoek een vertrekpunt zou kunnen zijn voor een doorlichting van de interne organisatie van de verwijzende instellingen en of er bepaalde aandachtspunten/struikelblokken zijn die in de toekomst zouden kunnen worden geoptimaliseerd. Ook konden we nagaan of de samenwerking tussen het UZ GHB en UPC Kortenberg een invloed heeft gehad op de manier van verwijzen. Later zouden we de gevonden informatie kunnen terugkoppelen aan de instellingen om zo de efficiëntie van verwijzing te optimaliseren.
Uit de meer dan 200 000 spoedcontacten in UZ GHB werd een lijst geselecteerd van 1551 patiënten uit psychiatrische instellingen in Leuven en omstreken. Wij deden een steekproef op de patiënten uit 2010 en 2014, wat een totaal van 656 patiënten opleverde.
Voor iedere patiënt registreerden we een aantal parameters uit het dossier. We registreerden telkens: leeftijd en geslacht van de patiënt, de instelling van waaruit verwezen werd, de aanmeldingsklacht of reden van verwijzing. Verder werd ook het uur van inschrijving opgenomen, deze werd ingedeeld in 3 groepen: overdag tussen 8 en 18u, ’s nachts tussen 18 en 8 en in het weekend. Ook de uitgevoerde technische onderzoeken werden geregistreerd, eveneens ingedeeld in 3 groepen: laboratoriumonderzoek (bloedname, urineonderzoek, CSV), beeldvorming (echo, RX, CT, MR) en functiemetingen (echo cor, endoscopie). EKG werd bewust niet als een functiemeting geregistreerd, gezien de hedendaagse laagdrempeligheid voor het uit voeren. De uiteindelijke diagnoses werden ingedeeld volgens medische disciplines of orgaansysteem. Soms hoorden bepaalde diagnoses thuis in meerdere categorieën (bv pneumonie bij pneumo en infectie, automutilatie bij psy en ortho).
Wanneer patiënten werden gehospitaliseerd werd gekeken hoelang die hospitalisatie duurde en wat de bestemming was na ontslag. Patiënten konden terug naar de oorspronkelijke instelling of naar een andere instelling en dit onmiddellijk na onderzoek, of na een observatie van max 24u of na klinische opname van meer dan 24u. Overlijdens tijdens opname werden eveneens geregistreerd.
Tenslotte werd ook voor iedere patiënt een subjectieve inschatting gemaakt van de meerwaarde van spoedinterventie. Dit deden we op basis van aanmeldingsklacht om te voorkomen dat potentieel levensbedreigende symptomen als geen meerwaarde werden beoordeeld wanneer uiteindelijk geen bedreigende pathologie kon worden vastgesteld. Zo werden aanmeldingsklachten als thoracale pijn, dyspnee, hemodynamische decompensatie, val op hoofd met commotionele tekens, val met potentieel trauma ed. consequent als meerwaarde beoordeeld. Belangrijk te vermelden is dat binnen de groep van specifiek psychiatrische klachten de intoxicaties met alcohol of medicatie, de verwikkelde automutilatiewonden, en de ernstige psychoses als meerwaarde werden ingeschat. Andere psychiatrische problematiek, zoals depressieve klachten, angststoornissen, hysterie, suicidale ideaties, hyperventilatie ed. werden niet als meerwaarde weerhouden gezien deze beter in een gespecialiseerd psychiatrisch centrum zouden kunnen worden opgevangen. Deze subjectieve beoordeelde deden we eerst afzonderlijk. Daarna toetsen we ons oordeel aan elkaar om bij verschillendde inschatting aan de hand van herevaluatie tot een consensus te komen.
UPC Kortenberg en PC St Kamillus in Bierbeek hebben duidelijk het grootste aandeel in de verwijzingen naar de spoedgevallendienst van het UZ GHB, met elk ongeveer 40% van de verwijzingen. Er is een restgroep van een kleine 8% waartoe andere instellingen behoren die elk afzonderlijk slechts een klein aandeel hebben. Verder was er ook voor een kleine 8% geen informatie over de instelling van afkomst.
Wanneer we beide jaren afzonderlijk bekijken, zijn er in 2010 significant meer verwijzingen vanuit PCK Bierbeek dan vanuit UPC Kortenberg. Het omgekeerde geldt voor 2014. Bovendien zien we een significante daling van het aantal verwijzingen vanuit PCK Bierbeek in 2014. (van 50% naar 33,33%) Voor UPC Kortenberg is er echter geen significant verschil voor 2010 en 2014, wat aantoont dat er geen invloed is geweest van de samenwerking tussen UZ GHB en UPC Kortenberg.
Op de totale patiëntenpopulatie worden ongeveer evenveel mannen als vrouwen doorverwezen, met een iets hoger aantal mannelijke patiënten. Wanneer we de instellingen afzonderlijk bekijken zien we dat er vanuit St Kamillus meer mannen worden verwezen en vanuit Kortenberg meer vrouwen.
De leeftijd van de verwezen patiënten strekt zich uit van 9 tot 100 jaar, met voor St Kamillus een mediane leeftijd van 55 en voor Kortenberg 63 jaar. Patiënten uit Bierbeek zijn gemiddeld 4,53 jaar jongen. De meeste patiënten behoren tot de leeftijdscategorie 45-65 jaar. Ongeveer 12% is jonger dan 25 jaar.
Verder zijn we ook gaan kijken naar het moment waarop patiënten werden verwezen. We maakten hier een onderscheid tussen verwijzing overdag, verwijzing ’s avonds en ’ s nachts en verwijzing in het weekend. De meeste verwijzingen gebeuren overdag, maar wanneer we de verwijzingen na 18u en de verwijzingen in het weekend samen nemen, zien we dat ongeveer evenveel patiënten worden verwezen tijdens de werkuren overdag als na de werkuren en in het weekend.
Nog opmerkelijker was de vaststelling dat op het totale aantal patiëntencontacten het meeste verwijzingen plaatsvond op vrijdag (ongeveer 20%). In tegenstelling tot wat de figuur doet vermoeden zijn er geen significante verschillen tussen de instellingen.
Meer dan 80% van de patiënten krijgt minstens 1 technisch onderzoek. 25% krijgt zowel labo, beeldvorming als functiemeting. Het aantal laboratoriumonderzoek steeg tussen 2010 en 2014.
Op deze figuur staan de percentages patiënten/verwijzingen waarbij een subjectieve meerwaarde voor spoedinterventie werd toegekend. Zo zien we dat we zowel bij de patiëntencontacten van 2010 als 2014 ongeveer 75% van de verwijzingen als subjectieve meerwaarde hebben beoordeeld. Bovendien zien we dat de verwijzingen vanuit Kortenberg doorgaans vaker als meerwaarde worden ingeschat (dit vooral op volledige populatie en in 2010, niet in 2014 afzonderlijk.).
Deze figuur toont hoeveel patiënten werden opgenomen na verwijzing naar de spoedgevallendienst (dit zowel voor een observatie van max 24u als een klinische opname van meer dan 24u)
Op de totale patiëntenpopulatie (2010 + 2014) wordt 58% van de patiënten gehospitaliseerd. Er is geen significant verschil tussen 2010 en 2014. Enkel in 2010 zijn er duidelijk meer opnames vanuit Kortenberg dan vanuit Bierbeek. De andere verschillen zijn niet significant. De gemiddelde opnameduur bedraagt ongeveer 4,5 dagen, zowel in 2010 en 2014 en voor beide instellingen.
We zagen een totale mortaliteit van 3,23%, 1,43% uit Bierbeek, 3,69% uit Kortenberg.
In 2010 was er een totale mortaliteit van 3,13% en in 2014 3,36%.
geen significante verschillen tussen kortenberg en bierbeek
wij beschikten voor de patiëntengroep uit 2010 ook over de gegevens van overlijden op later tijdstip: 17 overlijdens binnen het jaar na verwijzing, 10 overlijdens tussen één en twee jaar na verwijzing, 6 overlijdens tussen twee en drie jaar na verwijzing, en tot slot 3 overlijdens tussen drie en vier jaar na verwijzing.
De voornaamste diagnoses behoorden tot de medische disciplines orthopedie/traumatologie, psychiatrie, pneumologie, gastro-enterologie en neurologie.
Van alle patiënten verwezen voor een orthopedisch probleem had het grootste deel, 43%, een verwikkeld trauma. Afzonderlijk hiervan werd nog eens 8% verwezen met een heupfractuur. 1/5 van de patiënten in deze groep werd verwezen met snijwonden door automutilatie. Een kleine 20% werd gediagnosticeerd met een contusie of distorsie. De restgroep bestond uit patiënten met atraumatisch ruglijden, infectie van osteosynthesemateriaal, ed.
De derde grootste groep vormde de patiëntenpopulatie met longaandoeningen. Meestal betrof het infecties, al dan niet verwikkeld. Ook een aspiratiepneumonie (11,6%) kwam frequent voor. De restgroep (21%) werd gediagnosticeerd met COPD, COPD exacerbatie, longembolen, ed.
Ook gastro-enterologische diagnoses waren frequent. Heel vaak ging het over obstipatie, virale of bacteriële infecties, galblaaspathologie of PEG sonde problematiek.
De overige medische disciplines kwamen in lagere frequenties voor, doch zeker niet onbelangrijk. Opmerkelijk hierbij was vooral dat 21,4% van de urologische problemen bestond uit sondeproblematiek.
Epilepsie (28%), vermoeden commotio (14%), subarachnoïdale bloeding (6%), TIA/CVA (8%), hoofdpijn, meningitis, tumoren, …
cystitis (46,42%) (al dan niet met urosepsis), sondeprobleem (21,4%!) andere infecties (10,7%) (pyonefrose, peyelonefritis, prostatitis, …)
Binnen de populatie patiënten specifiek verwezen voor psychiatrische pathologie werd ongeveer 30% verwezen voor auto-intoxicaties met alcohol, medicatie of andere giftige stoffen, meestal in kader van een suïcidepoging. 26% van deze groep werd verwezen voor verzorging van automutilatiewonden, zowel oppervlakkige als gecompliceerde. Een grote 40% van de psychiatrische problematiek bestond uit depressieve stoornissen, angststoornissen, hyperventilatie, psychoses, deliria, … In 2014 (p= 0,0149) en in 2010+2014 (p= 0?0415) zijn er significant meer psychiatrische verwijzingen vanuit Kortenberg.
Deze laatste vaststelling zette aan tot het berekenen van het aantal patiënten dat wordt verwezen voor verpleegkundige handelingen, zoals het plaatsen van een blaassonde, wondzorg, PEG sonde verzorging of het plaatsen van een perifeer infuus. We vonden zo dat 2,44% van alle patiënten verwezen wordt voor dergelijke verpleegkundige zorgen. 2,57% vanuit Kortenberg, 3,23% vanuit Bierbeek.
Laten we even terugkomen op onze initiële onderzoeksvragen. Wanneer we de twee grootste instellingen vergeleken waren er slechts weinig significante verschillen. We weerhouden wel: ….
Bij vergelijking van 2010 met 2014 vonden we eveneens weinig significante verschillen. Wel weerhouden we dat er in 2010 meer patiënten werden verwezen vanuit Bierbeek en in 2014 meer patiënten vanuit UPC Kortenberg. En dat de verwijzingen vanuit Bierbeek daalden tussen 2010 en 2014. In 2014 waren er ook meer laboratoriumonderzoeken, hoewel dit weinig relevant is.
De vraag of er een verandering was in de manier van verwijzen na opstarten van het samenwerkingsverband tussen UZ GHB en UPC Kortenberg kan ontkennend beantwoord worden. De absolute cijfers toonden ons initieel dat er in 2014 wel meer verwijzingen waren, maar dit verschil was niet significant. We kunnen dus besluiten dat de samenwerking geen invloed gehad heeft op de manier van verwijzen.
Verder wilden we ook nagaan of er uit het onderzoek aandachtspunten naar voor kwamen voor het optimaliseren van de verwijzingen in de toekomst. In eerste instantie merkten we op dat de helft van de verwijzingen plaatsvond ‘s avonds, ‘s nachts of in het weekend. Analyse van de data toonde echter geen verschil in pathologie op vrijdagen tov de andere weekdagen. Verder onderzoek zou kunnen uitwijzen waarom er meer verwijzingen zijn op vrijdag.
Wat betreft de pathologie deden we ook enkele opmerkelijke vaststellingen. Zo worden heel veel patiënten verwezen omwille van psychiatrische problematiek die eigenlijk in een gespecialiseerde psychiatrische instelling zou moeten behandeld worden. Denk maar aan depressieve stoornissen, angststoornissen, suïcidale ideaties, hyperventilatie, hysterie, enz. Om beter in te schatten wat dan de drijfveren zijn voor dergelijke verwijzingen kan een retrospectieve analyse van de opvolgnota’s van de assistenten psychiatrie uitgevoerd worden.
Ook worden een groot aantal oppervlakkige snijwonden doorverwezen voor hechting op de spoedgevallendienst. Plausibel is dat assistenten psychiatrie onvoldoende vertrouwen en ervaring hebben voor het uitvoeren van hechtingen. Er kan na gegaan worden of het organiseren van trainingssessies technische vaardigheden een positieve invloed heeft op deze verwijzingen.
Opvallend was dat er ook een aantal patiënten werden verwezen voor basisverpleegkundige handelingen, zoals wondzorg, plaatsen perifeer infuus, plaatsen blaassonde, verzorging PEG sonde. Dit kan bij intern overleg aangehaald worden om de oorzaak te achterhalen en dergelijke verwijzingen in de toekomst te optimaliseren. Eventueel kan nagegaan worden of het inoefenen van deze vaardigheden een gunstige invloed kan hebben.
Tot slot nog eens kort terugkomen op de meerwaarde van verwijzing naar spoedgevallen. Met onze subjectieve inschatting vonden we een meerwaarde van spoedinterventie bij ongeveer 75% van de verwijzingen. Zoals eerder gezegd, werd in het onderzoek van de co-assistent urgentie een appropriatness van 73,8% gevonden, wat dus ongeveer overeenkomt met onze subjectieve inschatting. Veel verwijzingen zijn dus wel zinvol en dit wordt nog eens bekrachtigd doordat de helft van de patiënten wordt gehospitaliseerd voor verdere diagnostiek en behandeling.
De mortaliteit van 3% die wij vonden dient nog vergeleken te worden met de algemene mortaliteitscijfers bij patiënten die zich presenteren op spoedgevallen.
Ter conclusie:
De meeste verwijzingen naar de spoedgevallen komen vanuit UPC Kortenberg en PCK Bierbeek.
We vonden weinig significante verschillen tussen beide instellingen
Wel kan gezegd worden dat er geen invloed is geweest van samenwerking tss UPC en UZ GHB
De helft van de patiënten wordt opgenomen
De helft van de patiënten wordt verwezen na de werkuren tijdens de week, en dit voornamelijk op vrijdag, en in het weekend
75% van de verwijzingen werd door ons subjectief als meerwaarde beoordeeld, wat overeenkomt met het resultaat via gestandaardiseerde beoordelingsmethodes
1/5 van de patiënten wordt verwezen voor psychiatrische problematiek, waarvan 30% eigenlijk even goed behandeld zou kunnen worden in het gespecialiseerd psychiatrisch centrum
Ongeveer 3% van de patiënten overlijdt na verwijzing tijdens spoedopname of hospitalisatie, wat nog dient vergeleken te worden met algemene mortaliteitscijfers.