2. O kom, o kom, Immanuël
Gezang 125: 1,3 en 5
Lied voor de dienst
3. 1
O kom, o kom, Immanuël,
verlos uw volk, uw Israël,
herstel het van ellende weer,
zodat het looft uw naam, o Heer!
Weest blij, weest blij, o Israël!
Hij is nabij, Immanuël!
4. 3
O kom, o kom, Gij Oriënt,
en maak uw licht alom bekend;
verjaag de nacht van nood en
dood,
wij groeten reeds uw morgenrood.
Weest blij, weest blij, o Israël!
Hij is nabij, Immanuël!
5. 5
O kom, die onze Heerser zijt,
in wolk en vuur en majesteit.
O Adonai die spreekt met macht,
verbreek het duister van de nacht.
Weest blij, weest blij, o Israël!
Hij is nabij, Immanuël!
17. 1
Alles wat over ons geschreven is
gaat Gij volbrengen deze laatste
dagen,
alle geboden worden thans
voldragen,
alle beproeving van de wildernis.
18. 2
Gods schepping die voor ons gesloten
bleef
ontsluit Gij weer, Gij opent onze
harten,
die Zoon van David zijt en Man van
Smarte,
Koning der Joden die de dood
verdreef.
19. 3
Jezus, de haard van uw
aanwezigheid
zal in ons hart een vreugdevuur
ontsteken.
Gij gaat vooraan, Gij zult ons niet
ontbreken,
Gij Hogepriester in der eeuwigheid.
29. 36 En zie, Elisabet, uw verwante, is
eveneens zwanger van een zoon in
haar ouderdom en dit is reeds de
zesde maand voor haar, die
onvruchtbaar heette. 37 Want geen
woord, dat van God komt, zal
krachteloos wezen. 38 En Maria zeide:
Zie, de dienstmaagd des Heren; mij
geschiede naar uw woord. En de
engel ging van haar heen.
30. Maria en Elisabet – De lofzang van Maria
39 Maria dan maakte zich op in die dagen
en reisde met spoed naar het bergland,
naar een stad van Juda. 40 En zij ging het
huis van Zacharias binnen en groette
Elisabet. 41 En toen Elisabet de groet van
Maria hoorde, geschiedde het, dat het
kind opsprong in haar schoot, en Elisabet
werd vervuld met de heilige Geest. 42 En
zij riep uit met luider stem en sprak:
31. Gezegend zijt gij onder de vrouwen en
gezegend is de vrucht van uw schoot.
43 En waaraan heb ik dit te danken,
dat de moeder mijns Heren tot mij
komt? 44 Want zie, toen het geluid
van uw groet in mijn oren klonk,
sprong het kind van vreugde op in
mijn schoot. 45 En zalig is zij, die
geloofd heeft, want wat vanwege de
Here tot haar gezegd is, zal volbracht
worden.
32. 46 En Maria zeide:
Mijn ziel maakt groot de Here,
47 en mijn geest heeft zich verblijd
over God, mijn Heiland, 48 omdat
Hij heeft omgezien naar de lage
staat zijner dienstmaagd. Want zie,
van nu aan zullen mij zalig prijzen
alle geslachten,
33. 49 omdat grote dingen aan mij
gedaan heeft de Machtige. En heilig is
zijn naam, 50 en zijn barmhartigheid
van geslacht tot geslacht voor wie
Hem vrezen.
51 Hij heeft een krachtig werk gedaan
door zijn arm,
en Hij heeft hoogmoedigen in de
overlegging huns harten verstrooid;
34. 52 Hij heeft machtigen van de troon
gestort en eenvoudigen verhoogd,
53 hongerigen heeft Hij met goederen
vervuld en rijken heeft Hij ledig
weggezonden.
54 Hij heeft Zich Israël, zijn knecht,
aangetrokken, om te gedenken aan
barmhartigheid, – 55 gelijk Hij
gesproken heeft tot onze vaderen –
35. voor Abraham en zijn nageslacht in
eeuwigheid.
56 En Maria bleef ongeveer drie
maanden bij haar en keerde terug
naar haar huis.
De geboorte van Johannes – De
lofzang van Zacharias
57 Toen voor Elisabet de tijd vervuld
was, dat zij baren zou, bracht zij een
zoon ter wereld.
37. 2
Om wat God heeft gedaan
zal elk geslacht voortaan
alom mij zalig spreken:
o groot geheimenis
dat mij geschonken is
Zijn almacht is gebleken.
38. 3
Hoe heilig is zijn naam!
Laat volk bij volk tesaam
barmhartigheid verwachten,
nu Hij de zaligheid
voor wie Hem vreest, bereidt
door al de nageslachten.
39. 6
Hij trok zich Israël aan,
Hij laat niet hulploos staan
die Abrams troost verwachten.
Groot en in eeuwigheid
is Gods barmhartigheid
voor duizenden geslachten!
41. 31 Nog een gelijkenis hield Hij hun
voor en Hij zeide: Het Koninkrijk
der hemelen is gelijk aan een
mosterdzaadje, dat iemand nam en
in zijn akker zaaide.
42. 32 Het is wel het kleinste van alle
zaden, maar als het volgroeid is, is
het groter dan de tuingewassen en
het wordt een boom, zodat de
vogelen des hemels in zijn takken
kunnen nestelen.
43. 33 Nog een gelijkenis sprak Hij tot
hen: Het Koninkrijk der hemelen is
gelijk aan een zuurdesem, welke
een vrouw nam en in drie maten
meel deed, totdat het geheel
doorzuurd was.
46. 1
Gaat, stillen in den lande,
uw Koning tegemoet,
de intocht is ophanden
van Hem die wondren doet.
Gij die de Heer verwacht,
laat ons voor alle dingen
Hem ons hosanna zingen.
Hij komt, Hij komt met macht.
47. 2
Vat moed, bedroefde harten,
de Koning nadert al.
Vergeet uw angst en smarten,
daar Hij u helpen zal.
Er is weer nieuwe hoop:
Hij noemt u zijn beminden,
in 't woord laat Hij zich vinden,
in avondmaal en doop.
48. 4
Weest onbezorgd, gij armen,
aan kinderen gelijk;
in koninklijk erbarmen
maakt God u groot en rijk.
Hij die het veld bekleedt,
de vogelen kan spijzen,
wil ook zijn kind bewijzen
dat Hij zijn noden weet.
49. 5
Juicht nu, trots al uw zorgen,
de Koning komt met macht.
Ons, in zijn hart geborgen
heeft Hij zo rijk bedacht.
Nu zullen angst en pijn
en toorn ons nooit meer schaden.
God wil, in zijn genade,
dat wij zijn kindren zijn.