16. Enige aansporingen
1 Laat de broederliefde blijven.
2 Vergeet de gastvrijheid niet, want
hierdoor hebben sommigen zonder
het te weten engelen onderdak
geboden.
3 Denk aan de gevangenen alsof u zelf
ook gevangen bent, en denk aan hen
die slecht behandeld worden, alsof u
ook zelf lichamelijk slecht
behandeld wordt.
17. 4 Laat het huwelijk bij allen in ere
zijn en het huwelijksbed
onbevlekt, want ontuchtplegers
en overspelers zal God oordelen.
5 Laat uw handelwijze zonder
geldzucht zijn. Wees tevreden met
wat u hebt, want Hij heeft Zelf
gezegd: Ik zal u beslist niet
loslaten en Ik zal u beslist niet
verlaten.
18. 6 Daarom zeggen wij met goede
moed: De Heere is voor mij een
Helper en ik zal niet vrezen. Wat
zal een mens mij doen?
7 Denk aan uw voorgangers, die
het Woord van God tot u
gesproken hebben. Let op de
uitkomst van hun
levenswandel, en volg hun geloof
na.
19. 8 Jezus Christus is gisteren en
heden Dezelfde en tot in
eeuwigheid.
15 Laten wij dan altijd door Hem
een lof offer brengen aan God,
namelijk de vrucht van lippen die
Zijn Naam belijden.
20. 16 En vergeet het weldoen en het
onderlinge hulpbetoon niet, want
aan zulke offers heeft God een
welgevallen.
17 Gehoorzaam uw voorgangers en
wees hun onderdanig, want zij
waken over uw zielen omdat zij
rekenschap moeten afleggen,
opdat zij dat mogen doen met
vreugde en niet al zuchtend. Dat
heeft immers voor u geen nut.
36. De bruid en de Bruidegom
1 Het Hooglied, dat van Salomo is.
2 Laat Hij mij kussen met de
kussen van Zijn mond,
want Uw uitnemende liefde is
beter dan wijn.
37. 3 Uw zalfoliën zijn heerlijk van
geur,
Uw Naam is een
uitgegoten zalfolie.
Daarom hebben de meisjes U lief.
4 Trek mij mee, wij zullen achter
U aan snellen.
De Koning heeft mij gebracht in
Zijn binnenkamers.
38. Laten wij ons verheugen en ons in
U verblijden,
laten wij Uw uitnemende liefde in
herinnering roepen boven de
wijn.
Met recht hebben zij U lief.
5 Donker van huid ben ik, maar
bekoorlijk,
dochters van Jeruzalem,
39. als de tenten van Kedar,
als de tentkleden van Salomo.
6 Zie niet op mij neer omdat ik
donker ben,
want de zon heeft mij beschenen.
De zonen van mijn moeder
ontstaken tegen mij in woede,
40. zij maakten mij tot bewaakster
van de wijngaarden.
Mijn eigen wijngaard heb ik niet
bewaakt.
7 U, Die ik innig liefheb,
maak mij bekend waar U de
kudde weidt,
41. waar U die op de middag laat
rusten.
Want waarom zou ik zijn als een
gesluierde
bij de kudden van Uw
metgezellen?
43. Petrus en Johannes voor het
Sanhedrin
1 En terwijl zij tot het volk
spraken, kwamen de priesters, de
bevelhebber van de
tempelwacht en de Sadduceeën
op hen af,
2 geërgerd, omdat zij het volk
onderwezen en in Jezus de
opstanding uit de doden
verkondigden.
44. 3 En zij sloegen de handen aan hen
en zetten hen gevangen tot de
volgende dag, want het was al avond.
4 En velen van hen die het Woord
gehoord hadden, geloofden, en het
aantal mannen werd ongeveer
vijfduizend.
5 En het gebeurde de volgende dag
dat hun leiders en oudsten en schrift
geleerden in Jeruzalem
bijeenkwamen,
45. 6 ook Annas, de hogepriester, en
Kajafas, Johannes, Alexander en
allen die tot het hogepriesterlijk
geslacht behoorden.
7 En toen zij hen in het midden
hadden doen staan, vroegen zij:
Door welke kracht of door welke
naam hebt u dit gedaan?
8 Toen zei Petrus, vervuld met de
Heilige Geest, tegen hen:
46. Leiders van het volk en oudsten
van Israël!
9 Wanneer wij vandaag
ondervraagd worden over de
weldaad aan een zieke
man bewezen, waardoor hij
gezond geworden is,
10 laat het dan bij u allen en bij
heel het volk Israël bekend zijn
dat door de Naam van Jezus
Christus, de Nazarener,
47. Die u gekruisigd hebt maar Die
God uit de doden opgewekt heeft,
dat door Hem deze man hier
gezond voor u staat.
11 Deze Jezus is de steen die door
u, de bouwers, veracht werd,
maar Die de hoeksteen
geworden is.
48. 12 En de zaligheid is in geen ander,
want er is onder de hemel geen
andere Naam onder de mensen
gegeven waardoor wij zalig
moeten worden.
68. Onze Vader in de hemel,
heilig is uw naam.
Laat uw koninkrijk spoedig komen.
Laat uw wil worden gedaan.
In de hemel,
zo ook hier op aard'.
2x
69. Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
70. Onze Vader in de hemel,
geef ons daaglijks brood.
En vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij dat doen.
Hen vergeven die ons iets schuldig zijn.
71. Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
72. En leidt ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van het kwaad.
73. Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
Want van U is het koninkrijk,
de kracht en de heerlijkheid,
tot in eeuwigheid.
Amen. Amen.