34. Zoeken wat boven is
31 Als u nu met Christus opgewekt
bent, zoek dan de dingen die boven
zijn, waar Christus is, Die aan de
rechterhand van God zit.
2 Bedenk de dingen die boven zijn en
niet die op de aarde zijn,
35. 3 want u bent gestorven en uw leven is
met Christus verborgen in God.
4 Wanneer Christus geopenbaard zal
worden, Die ons leven is, dan zult ook
u met Hem geopenbaard worden in
heerlijkheid.
36. De oude en de nieuwe mens
5 Dood dan uw leden die op de aarde
zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht,
kwade begeerte, en de hebzucht, die
afgoderij is. 6 Door deze dingen komt
de toorn van God over de
ongehoorzamen.
7 In deze dingen hebt ook u voorheen
gewandeld, toen u in die dingen leefde.
37. 8 Maar nu, legt ook u dit alles af,
namelijk toorn, woede, slechtheid,
laster, en schandelijke taal uit uw
mond.
9 Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de
oude mens met zijn daden uitgetrokken
hebt,
38. 10 en u met de nieuwe mens bekleed
hebt, die vernieuwd wordt tot kennis,
overeenkomstig het beeld van Hem Die
hem geschapen heeft. 11 Daarbij is niet
Griek en Jood van belang, besnedene
en onbesnedene, barbaar en Scyth,
slaaf en vrije, maar Christus is alles en
in allen.
39. 12 Bekleed u dan, als uitverkorenen van
God, heiligen en geliefden, met innige
gevoelens van ontferming,
vriendelijkheid, nederigheid,
zachtmoedigheid, geduld.
13 Verdraag elkaar en vergeef de een
de ander, als iemand tegen iemand
anders een klacht heeft; zoals ook
Christus u vergeven heeft, zo moet ook
u doen.
40. 14 En doe boven dit alles de liefde aan,
die de band van de volmaaktheid is.
15 En laat de vrede van God heersen in
uw harten, waartoe u ook in één
lichaam geroepen bent; en wees
dankbaar.
41. 16 Laat het woord van Christus in rijke
mate in u wonen, in alle wijsheid;
onderwijs elkaar en wijs elkaar terecht,
met psalmen, lofzangen en geestelijke
liederen. Zing voor de Heere met dank
in uw hart. 17 En alles wat u doet met
woorden of met daden, doe dat alles in
de Naam van de Heere Jezus, terwijl u
God en de Vader dankt door Hem.
73. 21 Toen bad Jona tot de HEERE, zijn
God, vanuit het binnenste van de vis.
2 Hij zei:
Ik riep uit mijn benauwdheid
tot de HEERE en Hij antwoordde mij.
Uit de schoot van het graf riep ik om
hulp,
U hoorde mijn stem. 3 Want U wierp mij
de diepte in, in het hart van de zeeën,
een watervloed omringde mij;
74. al Uw baren en Uw golven
sloegen over mij heen. 4 En ík zei:
Verstoten ben ik
van voor Uw ogen;
toch zal ik opnieuw aanschouwen
Uw heilige tempel.
5 Water omving mij, bedreigde mijn
leven,
de watervloed omving mij. Zeewier was
om mijn hoofd gebonden.
75. 6 Naar de diepste gronden van de
bergen
daalde ik af in de aarde;
haar grendels sloten zich voor eeuwig
achter mij.
Maar uit het verderf trok U mijn leven
omhoog,
HEERE, mijn God!
7 Toen mijn ziel in mij bezweek,
dacht ik aan de HEERE;
76. mijn gebed kwam tot U,
in Uw heilige tempel. 8 Wie nietige
afgoden vereren,
verlaten Hem Die hun goedertieren is.
9 Maar ik, met dankzegging
zal ik U offers brengen;
wat ik beloofd heb, zal ik nakomen.
Het heil is van de HEERE!
10 Toen sprak de HEERE tot de vis, en
hij spuwde Jona uit op het droge.
77. Jona te Ninevé
31 Het woord van de HEERE kwam
voor de tweede keer tot Jona:
2 Sta op, ga naar de grote stad Ninevé
en predik tegen haar de prediking die Ik
tot u spreek.
3 Toen stond Jona op en ging naar
Ninevé, overeenkomstig het woord van
de HEERE. Ninevé was een geweldig
grote stad, van drie dagreizen
doorsnee.
78. 4 En Jona begon de stad in te gaan,
één dagreis. Hij predikte en zei: Nog
veertig dagen en Ninevé wordt
ondersteboven gekeerd!
5 De mensen van Ninevé geloofden in
God. Zij riepen een vasten uit en
trokken rouwgewaden aan, van de
grootste tot de kleinste onder hen.
84. Het teken van Jona
38 Toen antwoordden sommigen van de
schriftgeleerden en Farizeeën:
Meester, wij zouden van U een teken
willen zien.
39 Maar Hij antwoordde en zei tegen
hen: Een verdorven en overspelig
geslacht verlangt een teken, maar het
zal geen teken gegeven worden dan
het teken van Jona, de profeet.
85. 40 Want zoals Jona drie dagen en drie
nachten in de buik van de grote vis
was, zo zal de Zoon des mensen drie
dagen en drie nachten in het hart van
de aarde zijn.
41 De mannen van Ninevé zullen
opstaan in het oordeel samen met dit
geslacht en zullen het veroordelen,
want zij hebben zich bekeerd op de
prediking van Jona; en zie, meer dan
Jona is hier!
86. 42 De koningin van het Zuiden zal
opstaan in het oordeel samen met dit
geslacht en het veroordelen, want zij is
gekomen van de einden van de aarde
om de wijsheid van Salomo te horen;
en zie, meer dan Salomo is hier!
87. De wacht bij het graf
62 De volgende dag, dat is de dag na
de voorbereiding, kwamen de
overpriesters en de Farizeeën bij
Pilatus bijeen,
63 en zeiden: Heer, wij herinneren ons
dat deze verleider gezegd heeft toen
Hij nog leefde: Na drie dagen zal Ik
opgewekt worden.
88. 64 Geef dan bevel dat het graf tot de
derde dag toe beveiligd wordt, opdat
Zijn discipelen Hem 's nachts
misschien niet komen stelen en tegen
het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de
doden. En dan zal de laatste dwaling
erger zijn dan de eerste.
89. 65 Pilatus zei tegen hen: Hier hebt u
een wacht; ga heen, beveilig het naar
uw beste weten.
66 Zij gingen erheen en beveiligden het
graf met de wacht, nadat zij de steen
verzegeld hadden.
90. De opstanding
281 Laat na de sabbat, toen het licht
begon te worden op de eerste dag van
de week, kwamen Maria Magdalena en
de andere Maria om naar het graf te
kijken.
2 En zie, er vond een grote aardbeving
plaats, want een engel van de Heere,
die uit de hemel neerdaalde, ging
erheen, rolde de steen van de opening
weg en ging erop zitten.
91. 3 Zijn gedaante was als een bliksem en
zijn kleding wit als sneeuw.
4 De bewakers beefden van angst voor
hem en werden als doden.
5 Maar de engel antwoordde en zei
tegen de vrouwen: U hoeft niet
bevreesd te zijn, want ik weet dat u
Jezus zoekt, Die gekruisigd was.
92. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt,
zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de
plaats waar de Heere gelegen heeft.
7 En ga haastig heen en zeg tegen Zijn
discipelen dat Hij opgewekt is uit de
doden; en zie, Hij gaat u voor naar
Galilea; daar zult u Hem zien. Zie, ik
heb het u gezegd.