2. VDD ELB 191 – 1, 3 Veilig in Jezus' armen,veilig aan Jezus' hart;
3. 1Veilig in Jezus' armen,veilig aan Jezus' hart;d r in zijn teer erbarmen,d r rust mijn ziel van smart.Hoor, 't is het lied der eng'len,zingend van liefd' en vree,ruisend uit 's hemels zalen,
4. over de glazen zee.Veilig in Jezus' armen,veilig aan Jezus' hart;d r in zijn teer erbarmen,d r rust mijn ziel van smart.
5. 3Jezus, mijn dierb're toevlucht,Jezus, Gij stierft voor mij!Dat op die rots der eeuwen,eeuwig mijn hope zij.Heer, laat mij lijdzaam wachten,totdat het duister vliedt,en 't oog aan gindse kusten
6. uw heillicht gloren ziet.Jezus, mijn dierb're toevlucht,Jezus, Gij stierft voor mij!Dat op die rots der eeuwen,eeuwig mijn hope zij.
9. 1God heb ik lief, want die getrouwe HEERnam, toen ik riep, met toegenegen orenmijn woorden aan. Hij zal mij blijven horenen levenslang ben ik niet eenzaam meer.
10. 2Toen de benauwdheid dreigend op mij vielen angsten voor het doodsrijk mij bekropen,heb ik de naam des HEREN aangeroepenen weende: HEER mijn God, bewaar mijn ziel!
11. 3Hij is goedgunstig in gerechtigheid,Hij wil zich altijd over ons ontfermen.Zijn kracht kwam mij, eenvoudige, beschermen.Rust nu, mijn ziel, de HEER heeft u bevrijd.
14. 6Hoe zal ik naar geloften, toen gedaan,nu danken voor de redding van mijn leven?Ik heb de kelk van 's HEREN heil gehevenen noem voor heel het volk zijn grote naam.
16. 1 Dank U voor de wond'ren die gebeuren; dank U voor de bloemen in het veld. Dank U dat uw schepping vol met kleuren van uw liefde voor een mens vertelt.
17. Refrein: Dank, dank, dank o Heer, U blijft altijd bij ons Heer. Amen, amen, amen.
18. 2 Dank U voor die duizend mooie dingen; dank U voor uw liefde elke dag. Dank U dat als zorgen mij omringen ik eenvoudig bij U komen mag.
19. Refrein: Dank, dank, dank o Heer, U blijft altijd bij ons Heer. Amen, amen, amen.
20. 3 Dank U voor het zonlicht in de straten; dank U voor de sterren in de nacht. Dank U dat als vrienden mij verlaten U vanuit de hemel naar mij lacht.
21. Refrein: Dank, dank, dank o Heer, U blijft altijd bij ons Heer. Amen, amen, amen.
22. 4 Dank U voor het wonder in mijn leven; dank U voor uw Geest en voor uw kracht. Dank U dat U alles hebt gegeven, dat U alles voor mij hebt volbracht.
23. Refrein: Dank, dank, dank o Heer, U blijft altijd bij ons Heer. Amen, amen, amen.
25. Lezen Marcus 5 : 21 t/m 43 De dochter van Jairus en de bloedvloeiende vrouw.
26. 21 Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. 22 Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. 23 Hij smeekte hem dringend:
27. ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ 24 Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. 25 Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed.
28. 26 Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. 27 Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, 28 want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken,
29. zal ik al gered worden. 29 En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. 30 Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’
30. 31 Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ 32 Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. 33 De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid.
31. 34 Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’ 35 Nog voor hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ 36 Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’
32. 37 Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. 38 Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. 39 Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’
33. 40 Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen. 41 Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talitakoem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’
34. 42 Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. 43 Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven.
35. Gez 169 - 1, 4 Zingt nu de Heer, stemt allen inmet ons die God lofzingen,
36. 1Zingt nu de Heer, stemt allen inmet ons die God lofzingen,want Hij deed ons van het beginverrukkelijke dingen.Hij heeft het menselijk geslachtin 't licht geroepen en bedachtmet louter zegeningen.
37. 4Maar God heeft naar ons omgezien!Wij, in de nacht verdwaalden, -hoe zou het ons vergaan, indienHij ons niet achterhaalde,indien niet in de duisternishet licht dat Jezus Christus isgelijk de morgen straalde.
39. Gez 170 – 2, 3, 5 Arts aller zielen, 't is genoeg
40. 2Arts aller zielen, 't is genoeg,als Gij ons neemt in uw hoede.Heel toch de wond, die 't leven sloeg,laat ons niet hooploos verbloeden.Spreek slechts één woord, één woord met macht,dan krijgt ons leven nieuwe kracht.Spreek, dan keert alles ten goede.
41. 3Heiland, Gij weet, hoe dikwijls zorg,twijfel en angst ons benauwen.Van uw belofte zelf de borg,schraagt Gij ons wanklend vertrouwen.Licht wordt ons levens doel en grond,als Ge ons vergunt de zaalge stond,dat wij uw aanschijn aanschouwen.
42. 5Opperste Leidsman, geef ons raad,wij zijn door tweedracht gescheiden.Opstand der zinnen, twijfel, haat,maken ons zwak in het strijden.Stralende held, breng ons weer saâm,ga voor ons uit, uw grote naamzal tot de zege ons leiden.
46. 1Ik kom met haast, roept Jezus' stem.Hij heeft de dood verslagen.Nu zal al wie gelooft in Hemde kroon des levens dragen.Wijk niet van Hem.Hoor naar zijn stem.Reeds wenken ons van bovende scharen, die Hem loven.
47. 2Ik kom met haast, Ik kom! Houd vastwat Ik u heb gegeven.Er blijft bij alle aardse lasteen open deur ten leven.Werp van u afwat Ik niet gaf.Blijf u standvastig scharenbij wie mijn woord bewaren.
48. 3Ik kom met haast, houd wat gij hebt,nog is de worstling gaande.Ik ben 't, uit wie gij krachten schept,houd in de strijd u staande.Zie op naar Mij:Ik blijf nabij.Ik houd u vast in 't lijden.Niets zal u van Mij scheiden.