3. Uren, dagen, maanden, jaren
vliegen als een schaduw heen;
ach, wij vinden, waar wij staren,
niets bestendigs hier beneên!
Op de weg, die wij betreden,
staat geen voetstap, die beklijft;
al het heden wordt verleden,
schoon 't ons toegerekend blijft!
4. Dat de tijd hier 't al verover',
aan geen tijdperk hangt mijn lot;
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Welk een ramp mij hier ook
nader‘,
'k vind in U mijn rustpunt weer;
Gij blijft in Uw' Zoon mijn Vader,
wat verander, wat verkeer'.
5. Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
met uw blijdschap en verdriet;
welk een ramp ik moog
bewenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven,
voortgeleid door Zijne hand,
schouw ik uit dit nietig leven
in mijn eeuwig vaderland.
6. Welkom
Voorganger dhr de Kok
organist Joh de Vries
Thema: “In hetzelfde schuitje Anno
Domini 2016”
12. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
Amen.
21. Geen misbruik van de vrijheid
13 Want u bent tot vrijheid
geroepen, broeders, alleen niet
tot die vrijheid die aanleiding
geeft aan het vlees; maar dien
elkaar door de liefde.
14 Want de hele wet wordt in
één woord
vervuld, namelijk hierin:
22. U zult uw naaste liefhebben als
uzelf.
15 Maar als u elkaar bijt en
verslindt, pas dan op dat u niet
door elkaar verteerd wordt.
16 Maar ik zeg: Wandel door de
Geest en u zult zeker de
begeerte van het vlees niet
volbrengen.
23. 17 Want het vlees begeert tegen
de Geest in, en de Geest tegen
het vlees in; en die staan
tegenover elkaar, zodat u niet
doet wat u zou willen.
18 Als u echter door de Geest
geleid wordt, bent u niet onder
de wet.
19 Het is bekend wat de werken
van het vlees zijn,
24. namelijk overspel, hoererij,
onreinheid, losbandigheid,
20 afgoderij, toverij,
vijandschappen, ruzie,
afgunst, woede-uitbarstingen,
egoïsme, onenigheid,
afwijkingen in de leer,
21 jaloersheid, moord,
dronkenschap, zwelgpartijen,
en dergelijke;
25. waarvan ik u voorzeg, zoals ik
ook al eerder gezegd heb, dat
wie zulke dingen doen, het
Koninkrijk van God niet zullen
beërven.22 De vrucht van de
Geest is echter: liefde,
blijdschap, vrede, geduld,
vriendelijkheid, goedheid,
geloof, zachtmoedigheid,
zelfbeheersing.
39. Lezen Jona 1
11 Het woord van de HEERE kwam
tot Jona, de zoon van Amitthai:
2 Sta op, ga naar de grote stad
Ninevé en predik tegen haar, want
hun kwaad is opgestegen voor
Mijn aangezicht.
3 Maar Jona stond op om naar
Tarsis te vluchten, weg van het
aangezicht van de HEERE.
40. Hij daalde af naar Jafo en vond
een schip dat naar Tarsis ging. Hij
betaalde de prijs voor de
overtocht en ging aan boord om
met hen mee te gaan naar Tarsis,
weg van het aangezicht van de
HEERE.
41. 4 Maar de HEERE wierp een hevige
wind op de zee; er ontstond een zware
storm op de zee, zodat het schip
dreigde te breken.
5 Toen werden de zeelieden bevreesd
en zij riepen, ieder tot zijn god. Zij
wierpen de lading die in het schip was,
in de zee om het daardoor lichter te
maken. Maar Jona was afgedaald in
het ruim van het schip, was gaan
liggen en was in een diepe slaap
gevallen.
42. 6 De kapitein kwam bij hem en zei
tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap
zijn! Sta op, roep uw God aan!
Misschien zal die God aan ons denken,
zodat wij niet vergaan!
7 Daarop zeiden de mannen tegen
elkaar: Kom, laten wij het lot werpen,
zodat wij weten door wie dit onheil
ons overkomt. Zij wierpen het lot, en
het lot viel op Jona.
43. 8 Toen zeiden zij tegen hem: Vertel
ons toch door wie dit onheil
ons overkomt. Wat is uw werk en
waar komt u vandaan? Wat is uw
land en van welk volk bent u?
9 Hij zei tegen hen: Ik ben een
Hebreeër en ik vrees de HEERE,
de God van de hemel, Die de zee
en het droge gemaakt heeft.
44. 10 Toen werden de mannen zeer
bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe
hebt u dit kunnen doen? De mannen
wisten namelijk dat hij op de vlucht
was, weg van het aangezicht van de
HEERE, want hij had het hun verteld.
11 Zij zeiden dan tegen hem: Wat
moeten wij met u doen, zodat de zee
ons met rust laat? Want de zee werd
hoe langer hoe onstuimiger.
45. 12 Daarop zei hij tegen hen: Pak
mij op en werp mij in de zee; dan
zal de zee u met rust laten, want ik
weet dat deze zware storm u
omwille van mij overkomt.
13 De mannen roeiden echter
om het schip terug te brengen
naar het droge. Maar zij konden
het niet, want de zee werd hoe
langer hoe onstuimiger tegen hen.
46. 14 Toen riepen zij de HEERE aan
en zeiden: Och HEERE, laat ons
toch niet vergaan om het leven van
deze man! Leg geen onschuldig
bloed op ons! Want U, HEERE,
doet zoals het U behaagd heeft.
15 Daarop pakten zij Jona op en
wierpen hem in de zee. En de
woedende zee kwam tot bedaren.
47. 16 Toen werden de mannen zeer
bevreesd voor de HEERE; zij
brachten de HEERE een
slachtoffer en legden geloften af.
17 En de HEERE beschikte een
grote vis om Jona op te slokken.
Jona was drie dagen en drie
nachten in het binnenste
van de vis.
48. Lezen Lukas 8 : 22 t/m 25
De storm gestild
22 Het gebeurde op een van die
dagen dat Hij met Zijn discipelen
aan boord van een schip ging. En
Hij zei tegen hen: Laten wij
overvaren naar de overkant van
het meer. En zij voeren weg.
49. 23 Toen zij voeren, viel Hij in slaap.
En er viel een stormwind neer op
het meer, en hun schip liep
vol water en zij waren in nood.
24 Zij gingen naar Hem toe, wekten
Hem en zeiden: Meester, Meester,
wij vergaan! Toen stond Hij op en
bestrafte de wind en de golven. En
ze gingen liggen en er kwam stilte.
50. 25 Hij zei tegen hen: Waar is uw
geloof? Maar zij waren bevreesd
en verwonderden zich, en zij
zeiden tegen elkaar: Wie is Deze
toch, dat Hij ook de winden en het
water bevel geeft en ze Hem
gehoorzaam zijn?
51. Lezen Openbaring 21 : 1 t/m 7
De nieuwe hemel en de nieuwe
aarde
211 En ik zag een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde, want de
eerste hemel en de eerste
aarde waren voorbijgegaan. En
de zee was er niet meer.
52. 2 En ik, Johannes, zag de heilige
stad, het nieuwe Jeruzalem,
neerdalen van God uit de hemel,
gereedgemaakt als een bruid die
voor haar man sierlijk gemaakt is.
3 En ik hoorde een luide stem uit
de hemel zeggen: Zie, de tent van
God is bij de mensen en Hij zal bij
hen wonen,
53. en zij zullen Zijn volk zijn, en God
Zelf zal bij hen zijn en hun God
zijn.
4 En God zal alle tranen van hun
ogen afwissen, en de dood zal er
niet meer zijn; ook geen rouw,
jammerklacht of moeite zal er
meer zijn. Want de eerste dingen
zijn voorbijgegaan.
54. 5 En Hij Die op de troon zit, zei:
Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En
Hij zei tegen mij: Schrijf, want
deze woorden zijn waarachtig en
betrouwbaar.
6 En Hij zei tegen mij: Het is
geschied. Ik ben de Alfa en de
Omega, het Begin en het Einde.
Wie dorst heeft,
55. zal Ik voor niets te drinken geven
uit de bron van het water des
levens.
7 Wie overwint, zal alles beërven,
en Ik zal voor hem een God zijn en
hij zal voor Mij een zoon zijn.