Sessie 1 Samenwerking loont integrale veiligheid bij KPN
Presenteer jezelf met LEF
1. Zelfonderzoek bij presentaties
Iedereen die presentaties verzorgt vraagt zich af of datgene wat hij/zij zichzelf
voorgenomen heeft wel kan, mag, goed is, opgepakt zal worden, etc. Soms zul je
gedachten/stemmen bij jezelf herkennen die je aansporen om vooral eens
ondeugend, baanbrekend en origineel te zijn. Waarschijnlijk zijn er ook
gedachten/stemmen die roepen dat je beter gewoon kunt doen, dan doe je al gek
genoeg. Tussen die twee gedachten/stemmen neem je de uiteindelijke beslissing.
Door jezelf de onderstaande vragen te stellen krijg je een helder beeld van je
interne balans. Een beeld van je huidige IK, een beeld van je uitdagende IK, en
een beeld van je brave IK. Alle gedachten kunnen functioneel zijn en positief
bijdragen aan een goed resultaat. Soms is het echter verstandiger om je
uitdagende Ik wat meer te volgen. Geef altijd antwoord vanuit je rol (dus huidige
ik, uitdagende ik en brave ik. Wat zou hij/zij doen?)
De huidige IK
- Hoe verzorg je nu presentaties?
- Met welke overtuigingen en gedachten?
- Wat is belangrijk voor je als je een presentatie verzorgt?
- Wat wil je dat het publiek van je ziet?
- Hoe moet het publiek over je denken?
De uitdagende IK
- Hoe denk je over je huidige ik?
- Wat is je indruk van hem/haar?
- Wat gebeurt er als je een presentatie van hem/haar bekijkt?
- Hoe verzorg je nu presentaties?
- Met welke overtuigingen en gedachten?
- Wat is belangrijk voor je als je een presentatie verzorgt?
- Wat wil je dat het publiek van je ziet?
- Hoe moet het publiek over je denken?
De Brave Ik
- Hoe denk je over huidige ik?
- Hoe denk je over de uitdagende ik?
- Wat is je indruk van hem/haar?
- Wat gebeurt er als je een presentatie van hem/haar bekijkt?
- Hoe verzorg je nu presentaties?
- Met welke overtuigingen en gedachten?
- Wat is belangrijk voor je als je een presentatie verzorgt?
- Wat wil je dat het publiek van je ziet?
- Hoe moet het publiek over je denken?
2. De structuur van de presentatie
Iedere toespraak of presentatie bestaat uit een inleiding, een romp en een slot.
Het is zowel voor de presentator als voor het publiek handig om een heldere
structuur te hanteren. Op deze manier kan het publiek het beter en logischer
volgen en kan de presentator het gemakkelijker onthouden. Een heldere
structuur dient als een kapstok voor beide.
De inleiding
- aandacht trekken voor het onderwerp
- jezelf voorstellen
- verwachtingen managen
- duidelijke inhoudsopgave van het onderwerp
- aangeven wat je met vragen wilt doen (direct of later)
- tijdsduur van de presentatie aangeven (en jezelf er aan houden)
- aangeven wat het publiek met de inhoud van je presentatie kan bereiken
- werken met originele openingen (metafoor, anekdote, muziek, gedicht,
kinderboek, stelling, shock, etc)
(voorkom “dooddoeners” als: “het is een eer om hier te mogen staan”)
De Romp
- de werkelijke informatie
- de argumentatie
- werk ook binnen de romp met een heldere structuur (inleiding, kern, slot)
- maak gebruik van herhaling in andere bewoordingen
- geef de feitelijke informatie (cijfers) maar niet te detaillistisch
- geef voorbeelden
- vergelijk en geef contrasten aan
- gebruik verklaringen of getuigenissen van deskundigen (citaten)
- maak gebruik van visuele hulpmiddelen
Het slot
- geef een heldere samenvatting
- trek je conclusies
- geef ruimte voor vragen
- kom terug op het begin (stelling, metafoor, anekdote, etc)
- sta open voor een eventueel applaus
- bedank het publiek
- sluit af met een voorbereide slotzin die ook klinkt als het einde van je
presentatie (zonder dat je dit benoemd)
(voorkom “dooddoeners” als: “dat was het” of “ik maak er nu maar een eind
aan”)
3. Tips
• Presenteren mag leuk zijn. Zowel voor de presentator als voor het publiek
• Gewoonte is de sluipmoordenaar voor creativiteit
• Authenticiteit spreekt het overgrote deel van het publiek aan
• De presentator kan overtuigen, een hulpmiddel niet
• Verander gewoontegedrag op het podium en men zal je onthouden
• Beweeg functioneel. Zowel met je benen als met je handen.
• Maak echt oogcontact met je publiek
• Vraag nooit advies aan “angsthazen”. Zij zullen nieuwe, mooie, originele
ideeën vaak afkeuren
• Je moet je presentatie altijd kunnen houden zonder hulpmiddel
• Gebruik hulpmiddelen waarvoor ze bedoeld zijn: als hulpmiddel
• Durf in je presentatie stellig te zijn. Het publiek trekt toch zijn eigen
conclusie
• Begin anders, krachtig, origineel, gedurfd. Anders schiet het publiek in
gewoontegedrag (onderuit hangen)
• Hou rekening met welke indruk je wil maken en wat je daarvoor moet doen
om dat te bereiken
• Schrijf met zwart en blauw en gebruik rood en groen om accenten aan te
geven
• Voorbereiding en oefening draagt bij aan een beter resultaat
• Eenvoud bij het gebruik van hulpmiddelen. Geen overbodige “poespas”
• Voorkom clichés bij begin en eind van je presentatie (“het is een eer om
hier te mogen staan” of “het lijkt me het beste als ik er nu een eind aan
maak”)
• Maak gebruik van je eigen kracht, inspiratiebronnen en creativiteit i.p.v.
kopiegedrag