presentatietips powerpoint met gedragsindicatoren

1. presentatietips
OM
versie 4 juni 2012 www.howest.be

2. Inhoud
structureren formuleren vormgeven organiseren

3. Inhoud
 structureren
▫ opbouw
 inleiding
 midden
 slot
 formuleren
▫ stemgebruik
▫ lichaamstaal
▫ taal
 vormgeven
 organiseren

4. Structureren
structureren formuleren vormgeven organiseren

5. Opbouw
 drieledige structuur
▫ opening/inleiding
▫ midden
▫ slot

6.  TTT methode
▫ Tell your audience what you're going to tell them
▫ Tell them
▫ Then tell them what you told them

7. Inleiding
 Ik trek de aandacht van mijn publiek.
▫ actualiteit
 iets actueels als kapstok gebruiken
▫ anekdote
▫ metafoor
▫ humor
 gevaar: ..pijnlijke stilte…
▫ citaat
 maar vermeld wel je bron!

8. Inleiding
 Ik begroet mijn publiek.

9. Inleiding
 Ik stel mezelf voor.

10. Inleiding
 Ik geef mijn structuur mee.

11. Inleiding
 Ik geef doel en doelgroep mee.

12. Inleiding
 Ik geef de kern van mijn betoog mee.

13. Inleiding
 Ik geef aan wanneer er ruimte is voor vragen.

14. Midden
 Ik pas mijn betoog aan doel en doelgroep aan.

15. Midden
 Ik herhaal mijn kern regelmatig.
▫ natuurlijk niet overdrijven…..

16. Midden
 Ik blik vooruit en koppel terug.

17. Midden
 Ik zorg voor vlotte overgangen.

18. Midden
 Ik houd mij aan de essentie.

19. Midden
 Ik geef functionele voorbeelden.

20. Voorzie een pauze
 menig onderzoek heeft aangetoond dat
mensen niet langer dan 60 min. na elkaar
geconcentreerd kunnen/willen luisteren….

21. Midden
 Mijn presentatie heeft een logische opbouw
(vaste structuur).

22. Slot
 Ik koppel terug naar doel en doelgroep.

23. Slot
 Ik controleer of ik mijn doel heb bereikt
▫ informeren
▫ activeren
▫ overtuigen

24. Slot
 Ik sluit krachtig af.
▫ laatste indruk blijft hangen…
▫ samenvatting
 wat je laatst zegt, ligt vers in het geheugen!
▫ stelling (uitsmijter)
 mogelijkheid tot debat achteraf
▫ belofte
▫ vraagteken
▫ teruggrijpen naar je opening

25.  Ik werk interactief.

26.  Ik stel vragen.

28.  Ik geef het publiek de gelegenheid om vragen
te stellen.

29.  Mijn inhoud stemt overeen met de opdracht.

30.  Ik heb mijn bronnen vermeld (waar relevant).

31. Wij leren door
 1 % door tasten
 4 % door ruiken
 15 % door horen
 30 % door ZIEN
 50% door DOEN
▫ interactie verhogen! (*)

32. Formuleren
structureren formuleren vormgeven organiseren

33. Stemgebruik
 Ik articuleer duidelijk.

34. Stemgebruik
 Ik intoneer afwisselend.

35. Stemgebruik
 Mijn volume is aangepast (microgebruik).

36. Stemgebruik
 Mijn tempo is aangepast.

37. Stemgebruik
 Ik haal rustig adem.

38. Stemgebruik
 Ik las af en toe een stilte/pauze in.

39. Stemgebruik
 Ik maak geen storende geluiden (kuchen, keel
raspen, smakken, schrapen…).

40. Lichaamstaal
 Ik start met een glimlach en blijf verder
enthousiast.

41. Lichaamstaal
 Ik heb oogcontact met mijn publiek.

42. Lichaamstaal
 Ik heb een open houding.

43. Lichaamstaal
 Ik pas mijn gebaren aan
(thuis bekijken).
http://www.youtube.com/watch?v=ooOQQOQdhH8&feature=related

44. Wat moet ik met mijn
handen doen?

45. Lichaamstaal
 Ik sta stevig met twee voeten op de grond
(niet wiebelen).

46. Lichaamstaal
 Ik gebruik het podium correct.

47. Lichaamstaal
 Mijn kledij en kapsel zijn verzorgd en
aangepast.

48. video
 bekijk dit thuis
▫ http://www.youtube.com/watch?v=1ICuHhbHvMA
&feature=related

49.  begin

50.  iets beklemtonen

51.  zonder enige twijfel

52.  terwijl iemand een vraag stelt

53. Taal
 Ik gebruik spreektaal.
 Ik maak mijn zinnen niet te lang.
 Ik lees/dreun mijn tekst niet af.

54. Taal
 Mijn woordenschat en uitspraak zijn correct.

55. Taal
 Mijn woordgebruik is aangepast aan de
doelgroep (uitleg vaktaal).

56. Taal
 Ik vermijd clichés.

57. Taal
 Ik vermijd stopwoorden.

58. Taal
 Ik gebruik voldoende en correcte
signaalwoorden.
▫ bv.
 ten tweede
 ten slotte
 dus je geeft duiding aan de structuur van je tekst.

59. Taal
 Ik gebruik consequente aanspreekvormen.
▫u
▫ je/jullie

60. Taal
 De spelling op mijn dia’s/hand-outs is correct.

61. Taal
 Ik zorg voor variatie in mijn zinsbouw.

62. Vormgeven
structureren formuleren vormgeven organiseren

63. audiovisuele
ondersteuning
 Ik gebruik aangepaste hulpmiddelen.

64. audio-visuele
ondersteuning
 Ik gebruik bij voorkeur beelden om mijn verhaal
te ondersteunen in plaats van tekst.
▫ bv. screenshot website
▫ bv. folder

65. audio-visuele
ondersteuning
 Ik laat enkel beelden en tekst zien die relevant
zijn.

66. audio-visuele
ondersteuning
 "Ik kader een eventueel videofragment duidelijk
in de presentatie en houd de lengte ervan in het
oog."

67. audiovisuele
ondersteuning
 Mijn visuele ondersteuning oogt professioneel
en is conform de basisregels
▫ kleur
▫ lettertype
▫ animatie
▫ …

68. audiovisuele
ondersteuning
 Ik blijf praten terwijl ik demonstreer.

69. Organiseren
structureren formuleren vormgeven organiseren

70.  Ik dien mijn abstract/voorbereiding tijdig in
(indien gevraagd).

71.  Ik heb mijn presentatie ingeoefend
▫ voor een testpubliek
▫ voor de spiegel
▫…

72.  Als ik in een andere taal moet
presenteren, denk ik bij de voorbereiding al in
die taal.

73.  Ik stel mijn materiaal op voor de presentatie
begint
▫ laptop
▫ beamer
▫ projectiescherm
▫ internetconnectie
▫ microfoon
▫ USB-stick
▫ opstelling ruimte
▫ …

74.  Ik heb voldoende hand-outs mee of vooraf
doorgegeven (indien gevraagd).

75.  Ik kom ruim op tijd.

76.  Ik ken de locatie en heb mijn podiumgebruik
daarop afgestemd.

77. gsm
 Ik zet mijn gsm uit.

78. tot slot
 Sylvie Verleye vroeg aan dertig Belgische topvrouwen hoe belangrijk
presentaties zijn in hun job. Het antwoord kan je lezen in haar boek
Stilte, ik Spreek!, waaruit we volgende drie essentiële tips hebben gehaald.
 1 - Drie is troef
▫ Structureer je presentatie rond drie kernboodschappen. Vertrek vanuit de
gedachte: ‘wat wil ik dat het publiek onthoudt’. Vat dit samen in drie gedachten die
je stuk voor stuk duidelijk maakt. Die drie punten zijn meteen een goede
geheugensteun voor jezelf.
 2 - Meer dan slides alleen
▫ Maak een onderscheid tussen de slides die je presenteert en de documentatie die
je de deelnemers meegeeft of verspreidt via e-mail of intranet. Voeg hiervoor
extra informatie toe in de notities onderaan de slide, die je zo kan afdrukken.
 3 - Gebruik een elevator pitch
▫ Moet je een presentatie houden voor een directiecomité, beperk je dan tot een
elevator talk van drie tot vijf minuten. Gebruik zo weinig mogelijk of liefst geen
slides, werk een duidelijke rode draad uit en houd je aan de kernboodschappen.

79. http://www.youtube.com/watch?v=KbSPPFYxx3o&feature=autoplay&list=PLF
6980AD32184EF1E&playnext=2