SlideShare a Scribd company logo
1 of 39
VISIE OP ICT
BLENDED LEARNING EN HYBRIDE
LEREN
• Wat is het?
 Blended learning:
- Engelse term die sinds de jaren 90 wordt gebruikt om een combinatie van
leervormen te beschrijven.
- Het bewust kiezen van een combinatie van online en face-to-face
leeractiviteiten.
 Hybride leren: Verschillende leeromgevingen worden gecombineerd tot een
samenhangend geheel. (Een deel is fysiek aanwezig en een deel is online
aanwezig in een les.)
• Waarom zegt professor Jan Elen vanKUL "onderwijs zal blended zijn of zal
niet zijn"?
 Hij pleit voor blended learning omdat: we het hoger onderwijs kunnen
professionaliseren. We meer rekening kunnen houden met de kenmerken van
de huidige studentengeneratie.
BLENDED LEARNING EN HYBIDE
LEREN
• Wat kan het veranderen in je school?
 Ze kunnen zich aanpassen aan de behoefte van de leerling: leermateriaal
kan een adaptieve digitale content hebben. Leerkrachten kunnen gebruik
maken van de omstandigheden van de leerlingen en daarop hun instructies
aanpassen. Leerlingen hebben meer leertijd doordat ze vaak toegang hebben
tot meer leermateriaal.
• Waarom is het zinvol om een cursus te redesignen aan de hand van blended
learning?
 Redisgnen van een cursus kan efficiënter zijn omdat er veel cursussen
voorzien zijn voor fysieke lessen. Dit zijn dan cursussen die speciaal ontwikkeld
zijn voor online.
 Redisgnen van een cursus is efficiënter omdat het dan mee is met de tijd en
het is gericht naar elk individu zodat ze het allemaal kunnen begrijpen.
BLENDED LEARNING EN HYBRIDE
LEREN
• Wat met corona?
 Corona is niet meer echt van toepassing. Er worden dus veel minder online
lessen gegeven in vergelijking toen corona hard aan de gang was. De lessen
die nu online gegeven worden hangen dus af van de scholen/leerkrachten.
Door corona kunnen er wel sneller online lessen gegeven worden, maar we
weten zelf niet wat de toekomst brengt.
• Wat is een MOOC?
 MOOC staat voor Massive Open Online Cours.
 Dit is een gratis online cursus waarbij het aantal deelnemers ongelimiteerd
is.
 Het is een complete, op zichzelf staande online cursus die voor iedereen
waar ook ter wereld te volgen is.
 Een MOOC biedt je alle leerstof via het internet aan bijvoorbeeld in de vorm
van korte filmpjes, interviews, artikels, oefeningen en blogs.
SAMR
• Wat is het?
 Het SAMR-model helpt je het
gebruik van technologie in een
onderwijssetting te selecteren,
gebruiken en evalueren. Het SAMR-
model bestaat uit vier niveaus:
 Substitution (vervanging)
 Augmentation (meerwaarde)
 Modification (aanpassing)
 Redefinition (transformatie)
SAMR
 Substitution (vervanging)
 De technologie wordt ingezet als vervangend hulpmiddel.
 Augmentation (meerwaarde)
 De technologie wordt ingezet als vervangend hulpmiddel en levert een
functionele verbetering op.
 Modification (aanpassing)
 De technologie leidt tot een verbetering van de opdracht.
 Redefinition (transformatie)
 De technologie wordt op transformatieve wijze ingezet bij een opdracht, die
zonder de app of digitale toepassing niet mogelijk was geweest.
SAMR
• Toepassing in onderwijscontext:
 De leerlingen maken een
oefening op Bingel
dierengeluiden. Als ze op het dier
klikken horen ze een geluid en
moeten ze deze verbinden met
het juiste dier. Als ze het
dierengeluid niet herkennen
kunnen ze dit online opzoeken.
SAMR
• Analoge activiteit:
Niveau Voorbeeld
Substitution (vervanging) Je laat de leerlingen op een iPad in een e-book geluiden
afspelen van dieren en de omschrijving ervan in plaats van
in een geluidsboekje dat je moet aankopen in de winkel.
Augmentation (meerwaarde) Wanneer de leerlingen gaan duwen op de dieren zullen ze
het geluid en de omschrijving van dat dier te horen krijgen.
De leerling kan het fragment opnieuw afspelen.
Modification (aanpassing) De leerlingen bekijken en luisteren het e-book over de
dierengeluiden en de beschrijving ervan. Hierna gaan ze
zelf het dier beschrijven en daarna het geluid nadoen van
het dier. Terwijl de andere leerling dit filmt. Ze zijn er actief
mee bezig.
Redefinition (transformatie) Ze maken nu video’s van elkaar. Ze zetten de omschrijving
en de geluiden van het dier (de video dat ze gemaakt
hebben) in een Padlet en sorteren ze in de kolommen bij
het juiste dier. Hierna projecteerd de leerkracht de Padlet
en kunnen de leerlingen elkaars meningen delen over de
geluiden. Ze kunnen reageren onder elkaars video’s door
er een reactie onder te typen. Hierdoor geven de leerlingen
elkaar feedback.
T-PACK
• Wat is het?
 Staat voor: Technological
Pedagogical Content Knowledge
 De specifieke deskundigheid van
de leraar om de kennis en de
vaardigheden die bij een vak horen,
op een aantrekkelijke en begrijpelijke
manier te presenteren aan de leerling
met behulp van ict.
 Het model gaat er van uit
dat diverse soorten kennis elkaar
aanvullen en overlappen en een
lesgever moet zowel voor ICT,
didactiek en vakinhoud over een
grondige kennis beschikken.
T-PACK
• Wat betekent het voor jou als leerkracht?
 Dit model kan mij helpen om te kijken hoe ik het leerproces bij de leerlingen
kan ondersteunen doormiddel ICT in te zetten.
• Waarom loopt het nog zo vaak fout in lagere scholen wanneer ICT (Media)
wordt geïntegreerd?
 Vroeger werkte we nog niet veel met ICT. Toen waren het vooral krijtborden,
alles via papieren agenda’s, papieren taken,…
 Alle leerkrachten hebben veel lessen gekregen over didactiek, pedagogie en
over inhouden van de leergebieden, maar de lessen ICT ontbraken vroeger.
 Leerkrachten die al even zijn afgestudeerd moeten het tijdens de
schoolcarrière zelf aanleren (via bijscholing of dergelijke). Terwijl de studenten
die nu aan deze opleiding bezig zijn het vooral aangeleerd krijgen.
T-PACK
• Op welke van de drie componenten moet jij nog het meeste leerwinst
boeken?
 Ik denk dat ik nog het meeste leerwinst moet boeken op de technologische
vaardigheden. Ik ben zelf nog niet ver met de technologie. Ik begrijp er nog
niet veel van. Ik ken er enkel de basis van. Er verder op ingaan zou dus handig
zijn. In het middelbaar koos ik er bijvoorbeeld voor om via handboeken en
papieren de theorie mee te volgen in de les. Ik vond via het bordboek niet
handig omdat ik er niet goed mee kon werken. Het bordboek was wel pas van
toepassing vanaf mijn laatste jaar in het middelbaar.
EINDTERMEN ICT
• Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?
 Eindtermen lager onderwijs:
 1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT
te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
 2. De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige
manier.
 3. De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
 4. De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
 5. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.
 6. De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale
informatie opzoeken, verwerken en bewaren.
 7. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan
anderen.
 8. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en
doelmatige manier te communiceren.
EINDTERMEN ICT
• Wat is er aan het gebeuren in het secundair onderwijs?
 Op 1 september 2019 startte de eerste graad van het secundair onderwijs met nieuwe
eindtermen. Die eindtermen werden geformuleerd in functie van zestien sleutelcompetenties. In
deze sleutelcompetenties komen ook heel wat eindtermen aan bod die met ICT te maken
hebben.
 In het totaal zijn er 382 nieuwe eindtermen. Vijftien daarvan hebben rechtstreeks met digitale
competenties te maken. Bij vier andere eindtermen is onderliggende kennis van ICT
noodzakelijk. Verder zijn er nog veertien ICT-eindtermen opgenomen als basisgeletterdheid.
Voor de digitale competenties werd het Europese referentiekader The Digital Competence
Framework for Citizens of kortweg DigComp gebruikt.
Om in al deze ICT-gerelateerde eindtermen structuur aan te brengen, kiezen we er ook hier
voor om de digitale competenties voor leerlingen volgens het DigComp-framework te
groeperen.
De vijf digitale competentiegebieden voor leerlingen zijn :
1. Informatieverwerking,
2. Communiceren en samenwerken,
3. Inhoud creëren,
4. Veiligheid,
5. Problemen oplossen.
EINDTERMEN ICT
• Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?
 Secundair onderwijs: 1ste graad (A-stroom en B-stroom):
Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.
 4.1 De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal inhouden te creëren en te delen.
 4.2De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal samen te werken, te communiceren
en te participeren aan initiatieven.
Computationeel denken en handelen.
 4.3 De leerlingen onderscheiden bouwstenen van digitale systemen.
 4.4 De leerlingen passen een eenvoudig zelf ontworpen algoritme toe om een probleem digitaal en
niet-digitaal op te lossen.
Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale media en informatie.
 4.5 De leerlingen lichten de invloed van digitale en niet-digitale media op mens en samenleving toe.
 4.6 De leerlingen passen aangereikte regels van de digitale wereld toe.
 4.7 De leerlingen evalueren de mogelijkheden en risico’s van eigen en andermans mediagedrag.
EINDTERMEN ICT
• Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?
 Secundair onderwijs: 2de graad (ASO, KSO, TSO, BSO):
Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.
 4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en
toepassingen. (attitudinaal)
 4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale
infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
 4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale
infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren
aan initiatieven.
Computationeel denken en handelen.
 4.4 De leerlingen lichten toe hoe bouwstenen van digitale systemen zich tot elkaar verhouden en op
elkaar inwerken.
 4.5 De leerlingen ontwerpen algoritmen om problemen digitaal op te lossen.
Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale media en informatie.
 4.6 De leerlingen leggen wederzijdse invloeden uit tussen enerzijds het individu en anderzijds
media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.
 4.7 De leerlingen passen regels van de digitale wereld toe.
 4.8 De leerlingen evalueren de mogelijkheden en risico’s van hun mediagedrag en dat van anderen.
EINDTERMEN ICT
• Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?
 Secundair onderwijs: 3de graad (ASO, KSO, TSO):
Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.
 4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en
toepassingen. (attitudinaal)
 4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en
toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
 4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en
toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.
Computationeel denken en handelen.
 4.4 De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het
gebruik ervan in een maatschappelijke context.
 4.5 De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de
hand van zelfontworpen algoritmes.
Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale
 4.6 De leerlingen stellen consequent passend mediagedrag. (attitudinaal)
 4.7 De leerlingen beoordelen kritisch wederzijdse invloeden tussen enerzijds het individu en de samenleving
en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.
 4.8 De leerlingen passen regels van de digitale wereld kritisch toe.
EINDTERMEN ICT
• Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?
 Secundair onderwijs: 3de graad (BSO):
Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.
 4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en
toepassingen. (attitudinaal)
 4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en
toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
 4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en
toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.
Computationeel denken en handelen.
 4.4 De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het
gebruik ervan in een maatschappelijke context.
Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale
 4.5 De leerlingen stellen consequent passend mediagedrag. (attitudinaal)
 4.6 De leerlingen beoordelen kritisch wederzijdse invloeden tussen enerzijds het individu en de samenleving
en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.
 4.9 De leerlingen passen regels van de digitale wereld kritisch toe.
VIER IN BALANS
• Wat is het?
 Vier in balans is een model dat beschrijft welke
randvoorwaarden nodig zijn om ict in het
onderwijs goed te kunnen gebruiken. Het model
bestaat uit vier randvoorwaarden ofwel
bouwstenen:
 Visie
 Deskundigheid
 Inhoud en toepassingen
 Infrastructuur
Wanneer deze bouwstenen goed op elkaar zijn
afgestemd (met elkaar in balans zijn), kan uw
school de gewenste opbrengsten op het gebied
van ICT behalen.
VIER IN BALANS
• Wat loopt er vaak fout in scholen?
 De meeste scholen spenderen te weinig of geen aandacht aan de vier
bouwstenen tegelijkertijd. Ze concentreren zich bijvoorbeeld maar op één
bouwsteen van de vier en laten de andere opzij liggen. Terwijl het belangrijk is
dat je aandacht hebt voor de vier bouwstenen. De vier bouwstenen moeten in
gelijke maten aanwezig zijn.
• Problemen op een stageschool of op jouw school:
 Leerkrachten hebben weinig weet van ICT of scholen gebruiken niet
voldoende ICT waardoor leerkrachten niet weten hoe ze dit moeten gebruiken.
 Op mijn oude middelbare school hadden ze niet zoveel aandacht voor de
bouwsteen ‘deskundigheid’. Mijn leerkrachten konden niet echt met de ICT
overweg en hadden er nog niet veel kennis over.
VIER IN BALANS
• Wanneer ik zeg dat alles staat en valt met een goeie visie, klopt dat dan?
 Als alles staat en valt in een goeie visie is er een goede leraarsgestuurd
onderwijs en een goede leerlingsgestuurd onderwijs. De leraar is nog steeds
de baas maar de leerling heeft wel inspraak op de leerkracht.
• Voorbeeld van techniekgedreven beslissingen:
 Alle scholen krijgen Laptops van de overheid. Maar er zijn leerkrachten die
blijven werken in handboeken of papieren. Dus wanneer de leerkracht de
Laptops niet integreert in de lessen heeft verandering geen zin.
FAKE NEWS EN CLICKBAIT
• Wat is het?
 Fake news
= nepnieuws
= desinformatie verhuld als schijnbaar nieuws, die verspreid
wordt via websites, sociale media en traditionele media.
Doel?
= maken van winst of het beïnvloeden van de publieke
opinie.
 Clickbait
= verwijst meestal naar de titel van een (nieuws)artikel. Een
titel die clickbait is, is bedoeld om mensen nieuwsgierig te
maken, zodat ze erop zouden klikken om het volledige
artikel te lezen.
FAKE NEWS EN CLICKBAIT
• Krijg je als gewone mens nog neutraal nieuws?
 Neen met neutraal nieuws ga je niet viraal waardoor je geen neutraal nieuws
als een gewone mens zal tegenkomen.
 Nieuws kan niet neutraal zijn. (Als journalist of nieuwsredactie bekijk je
nieuws namelijk altijd met een bepaalde bril. In België kijken we naar nieuws
met een westerse, democratische blik.)
 Er komen vaak sites voor die een foute titelkeuze maken voor een artikel.
Mensen die op dit artikel tikken, zullen op iets heel anders uitkomen en zullen
iets lezen wat niets met de titel te maken heeft.
 Het nieuws dat je het meest kan vertrouwen is het nieuws dat je hoort op de
radio of ziet op de tv.
FAKE NEWS EN CLICKBAIT
• Wanneer ik zeg dat je zoekresultaten in Google beperkt worden zoals je
filmkeuze in Netflix wat bedoel ik daar dan mee?
 Vanaf het moment dat mensen iets opzoeken op Google, gaan ze meestal
enkel de eerste pagina bekijken. Google kan zelf bepalen welke websites ze
aan de hand van de zoekresultaten bovenaan zetten en welke meer onderaan.
Aan de hand van sponseringen kan Google websites bovenaan zetten. Deze
websites zullen mensen meer opvallen. Op basis van je zoekgeschiedenis kan
Google te weten komen wat je interesses zijn en past Google zijn
zoekresultaten hieraan aan. De filmkeuze op Netflix wordt ook zo beïnvloed en
beperkt door vroegere zoekopdrachten, je kijkgeschiedenis, bezochte
internetpagina’s en het geld dat filmbedrijven betalen om hun film meer
vooraan te plaatsen.
FAKE NEWS EN CLICKBAIT
• Wat is deepfake en waarom moet het je verontrusten?
 Deepfakes zijn beelden, geluiden en teksten die door kunstmatige
intelligente software worden gecreëerd. Slimme software wordt dan gebruikt
voor de creatie of manipulatie van beelden, audio en teksten. Dat noemt men
dus ook wel ‘deepfakes‘.
 Deepfake komt steeds vaker voor. Het zorgt voor risico’s. Makers van
deepfakes kunnen mensen uitspraken laten zonder hij/zij deze uitspraak
werkelijk gedaan heeft. Ook zijn deepfakes gevaarlijk omdat gezichten
verwisseld/vervangen kunnen worden. Zo werden er ook deepfakes gebruikt
om niet-bestaande pornografische video’s te maken van bekendheden.
Conclusie: De geloofwaardigheid van de waarheid wordt aangetast.
FAKE NEWS EN CLICKBAIT
• We hebben de natuurlijke reflex om tekst kritisch te bekijken en beelden te
aanvaarden als waarheid, is dat nog steeds een goed idee?
 Helemaal niet. Steeds meer beelden en teksten dat we tegen komen zijn
bewerkt. Zo kan je denken aan de app ‘fotoshop’. Je kan je eigen foto’s erop
bewerken en er alles op aanpassen. Zo kan je de achtergrond aanpassen van
een eigen foto en kan het lijken alsof je op vakantie bent, terwijl je gewoon in
je zetel zit. Je kan het vergelijken als kinderspel, zelfs kinderen kunnen al
afbeeldingen aanpassen. Tegenwoordig is niets vertrouwbaar.
AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT
• Wat is het?
 Auteursrecht
= Het auteursrecht beschermt de originele creaties zoals beeldhouwwerken,
literaire en wetenschappelijke teksten, scenario's, schilderijen, foto's,
filmwerken, voordrachten, choreografieën, kledingontwerpen en ook
alledaagse voorwerpen, zoals een bril of het motief van een tapijt. Het werk
van de maker wordt beschermd tot 70 jaar na zijn dood. Door auteursrecht
moet je toestemming van de maker vragen en krijgen om zijn werk te mogen
gebruiken.
 Plagiaat
= Je vraagt geen toestemming aan de maker en doet alsof het werk van jezelf
is.
AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT
• Wat mag nu eigenlijk wel en wat niet?
 Plagiaat is inbreuk op het auteursrecht. Het is verboden om het werk van de
auteur te kopiëren zonder toestemming. Vanaf het moment dat het
auteursrecht verlopen is mag je het werk wel kopiëren.
• Wat zijn de meest gemaakte fouten in onderwijs?
 Plagiaat komt vrij vaak voor in het onderwijs. Leerlingen gaan snel
werkstukken kopiëren van een auteur om zo hun taken te kunnen maken.
Bijvoorbeeld: bij een boekbespreking. Leerlingen gaan dit kopiëren en doen
alsof dit hun eigen werkstuk is. Dit is dus bewust. Maar onbedoeld plagiaat
komt ook voor bij leerlingen. Ze vergeten hun bronnen te melden of doen hun
bronvermelding verkeerd.
Leraren en leerlingen hebben onvoldoende kennis over plagiaat en
auteursrechten waardoor ze deze fouten onbewust maken.
AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT
• Hoe kan je nakijken of een leerling iets al dan niet zelf heeft geschreven?
 Om na te gaan of een stuk tekst gekopieerd is kan je dit controleren met
een online plagiaatchecker.
 Indien het een werkje op papier is kan je ook op de schrijfwijze letten van de
leerling. Ook kan je aan de leerling navragen waarover het onderwerp gaat, de
schrijfstijl van de voorgaande taken controleren of door de bronvermelding na
te kijken.
FLIPPED
CLASSROOM
• Wat is het?
 De letterlijke vertaling van Flipped Classroom is omgedraaide
klas.
 De leerlingen nemen het zelf in handen doordat ze de leerstof
thuis aanleren. Hierna heb je de tijd om in de klas te oefenen,
opdrachten of projecten te maken, vragen te stellen, elkaar te
helpen of met elkaar te discussiëren over de leerstof.
FLIPPED CLASSROOM
• Bedenk een goede case voor je school (instructie wel in de klas, niet thuis).
 De leerkracht heeft op voorhand een ingesproken PowerPoint gemaakt die
de leerlingen in de les zullen beluisteren. Wanneer iedereen klaar is met het
beluisteren van de ingesproken PowerPoint zal de leerkracht op het einde van
de les theorie kort overlopen om te zien of de leerlingen het begrepen hebben.
Ook kan de leerkracht na het bekijken van de ingesproken PowerPoint
klassikaal oefeningen maken om te zien of de leerlingen het wel begrepen
hebben.
FLIPPED CLASSROOM
• Moet je die filmpjes als onderwijzer zelf maken?
 Dit moet niet bepaald, er staan veel video’s online die de leerkracht kan
gebruiken om de leerstof aan te brengen aan de leerlingen. Indien de
leerlingen achteraf vragen hebben of het nog niet begrijpen kan de leerkracht
dit uitleggen op een andere manier dan in de video. De leerkracht kan
uiteraard de video’s ook zelf maken.
• Kan dit door kinderen (Jonatan academie)?
 Dit kan zeker door kinderen gemaakt worden. Nadat de leerlingen de
leerstof begrepen zouden moeten hebben kan je hen een filmpje laten maken.
Dit filmpje kan ook de controle zijn om te kijken of ze de leerstof goed
begrepen hebben. Indien er leerlingen zijn die de leerstof nog niet goed
begrepen hebben kunnen de filmpjes die de andere leerlingen gemaakt
hebben ook helpen.
FLIPPED CLASSROOM
• Zie je een verband en /of mogelijkheden bij verbeteren of differentiatie?
 Je kan de leerlingen de leerstof laten verwerken op hun eigen tempo. Ze
kunnen de filmpjes altijd herbekijken, op pauze zetten of terugspoelen indien
het te snel gaat of ze het niet begrepen hebben. Leerlingen die de leerstof al
begrijpen kunnen zelf bepalen of ze het filmpje bekijken. Als ze dan toch
vastlopen bij een opdracht kunnen ze altijd naar het filmpje gaan om te zien
welke oplossingsmethode ze het best toepassen.
• Mogelijkheden bij Corona?
 Tijdens corona verwerken leerlingen vooral de leerstof thuis (omwille van
afstandsonderwijs). Ze verwerken de leerstof thuis tijdens afstandsonderwijs en
tijdens contactonderwijs kunnen ze vragen stellen aan de leerkracht over de
leerstof. Filmpjes tijdens afstandsonderwijs zijn zeer handig. Zo kunnen ze het
opnieuw de filpmjes herbekijken, op pauze zetten of terugspoelen indien het te
snel gaat of ze het niet begrepen hebben.
SCHRIJVEN IS BETER DAN TYPEN
• Onderzoek heeft uitgewezen dat wie schrijft bij het noteren in de les meer
onthoudt dan wie tikt op een pc. Hoe zou dat kunnen komen? (denk aan
hoe traag je schrijft en hoe snel sommigen kunnen tikken t.o.v. wat de
leerkracht zegt)
 Schrijven gaat trager dan typen waardoor je meer met de leerstof bezig
bent. Dit komt omdat je er meer over gaat nadenken en het antwoord dan
beter gaat onthouden. Leerlingen zijn dus actiever bezig met de leerstof
wanneer ze schrijven.
Doordat typen sneller gaat dan schrijven kan de leerling op dat moment alles
typen wat de leerkracht zegt waardoor ze minder moeten nadenken en dit
amper verwerkt wordt.
SCHRIJVEN IS BETER DAN TYPEN
• In dat geval geef ik aan studenten steeds het advies dat ze leerlingen
moeten doen vertalen. Van het ene medium naar het andere (tekst,
stilstaand beeld, bewegend beeld en geluid) Leg uit waarom je dat beter zo
doet:
 Als je de leerstof van het ene medium naar het andere medium overzet dan
ga je het beter en sneller kunnen onthouden. Hoe meer varianten er gebruikt
worden hoe beter ze dit gaan kunnen onthouden. Dit werkt ook zo bij
herhaling, dan onthouden ze dit ook beter.
 Door bijvoorbeeld een tekst om te zetten naar een video ga je meer
zintuigen gebruiken. Wanneer de informatie door meerdere zintuigen
binnenkomt wordt het meerdere keren opgeslagen. Doordat je de informatie
met verschillende zintuigen combineert, worden de hersenen meer geactiveerd
en ontstaan er meer verbindingen tussen de neuronen. Hoe meer combinaties,
hoe dikker de verbinding wordt tussen de neuronen en hoe beter de
informatie wordt vastgezet in het geheugen. Hierdoor kan informatie terug
makkelijker opgeroepen worden.
WEBQUESTS
• Wat is het?
 Een webquest is een didactische
werkvorm, waarbij leerlingen zelfstandig
leerinhouden verwerven en taken vervullen
binnen een concrete leercontext. Centraal in
een webquest staat de betekenisvolle taak
die moet uitgevoerd worden met als
ruggensteun de bijgeleverde documentatie
in klassieke digitale vorm en verwijzingen
naar betekenisvolle websites op het internet.
WEBQUESTS
• Wat zijn de bouwstenen?
 Inleiding (introduction)
 Opdracht (task)
 Werkwijze (process)
 Informatiebronnen (resources)
 Beoordelingsschema (evaluation)
 Terugblik (conclusion)
 Leerkracht (teacherpage)
WEBQUESTS
• Goeie voorbeelden en verzamelsites?
https://www.webkwestie.nl/
https://webquests.nl/site/
 Goede voorbeelden van
Nederlandstalige informatieve en
educatieve verzamelsites die voor
kinderen ontworpen zijn en waar een
webquest naar kan linken:
 Schooltv: Schooltv is sinds 2014 een
online platform van de NPO met
educatieve video’s voor het
onderwijs. Schooltv is onderdeel van
de NTR, de publieke omroep met als
wettelijk vastgelegde taken
informatie, educatie, kunst & cultuur,
jeugd en diversiteit.
 Het klokhuis: Het Klokhuis is een
educatief jeugdprogramma van de
NTR, dat iedere week van maandag
tot en met vrijdag in de vooravond
wordt uitgezonden op NPO Zapp.
Het Klokhuis leert kinderen in de
leeftijdscategorie van 7 tot 12 jaar
over de wereld om hen heen, in de
breedste zin van het woord.
WEBQUESTS
• Onder welke Eindterm (diamant) valt dit? (Gearceerde zijn de eindtermen waaronder het
valt)
1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te
gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
2. De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.
3. De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
4. De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.
5. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.
6. De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren.
7. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.
8. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige
manier te communiceren.
WEBQUESTS
• Zie je kansen voor differentiatie?
 Ja er is kans op differentiatie je kan de moeilijkheidsgraad aanpassen aan
het niveau van het kind.
• Binnen welke vakgebieden?
 Je kan wiskunde oefeningen een kleur geven op basis van
moeilijkheidsgraad. Maar het kan op elk vakgebied toegepast worden.

More Related Content

Similar to Visie op ICT.pptx gemaakt in een PowerPoint

Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docxsarahstynen
 
visie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdfvisie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdfssusereecfe4
 
PP Visie op ICT.pptx
PP Visie op ICT.pptxPP Visie op ICT.pptx
PP Visie op ICT.pptxGoedeleCeunen
 
visie op ict.pdf
visie op ict.pdfvisie op ict.pdf
visie op ict.pdfnona340343
 
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulen
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana VandermeulenPowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulen
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulenkianavandermeulen2
 
visie op ICT.pdf
visie op ICT.pdfvisie op ICT.pdf
visie op ICT.pdfMinteDeTroy
 
Visie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docxVisie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docxCaroSerneels
 
Presentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfPresentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfarnevdb3022
 
Presentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfPresentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfarnevdb3022
 
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdf
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdfVisie op ICT Lise Vanrillaer.pdf
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdfLiseVanrillaer
 
Visie op ICT taak ICT B ppt.pptx
Visie op ICT taak ICT B         ppt.pptxVisie op ICT taak ICT B         ppt.pptx
Visie op ICT taak ICT B ppt.pptxFemkeNijs
 
Visie op ICT pdf .pdf
Visie op ICT pdf .pdfVisie op ICT pdf .pdf
Visie op ICT pdf .pdfEmmaDemolder
 

Similar to Visie op ICT.pptx gemaakt in een PowerPoint (20)

Visie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docxVisie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
visie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdfvisie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdf
 
Visie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdfVisie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
PP Visie op ICT.pptx
PP Visie op ICT.pptxPP Visie op ICT.pptx
PP Visie op ICT.pptx
 
visie op ict.pdf
visie op ict.pdfvisie op ict.pdf
visie op ict.pdf
 
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulen
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana VandermeulenPowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulen
PowerPoint: Visie op ICT- Kiana Vandermeulen
 
visie op ICT.pdf
visie op ICT.pdfvisie op ICT.pdf
visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docxVisie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docx
 
Presentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfPresentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdf
 
Presentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdfPresentatie ict.pdf
Presentatie ict.pdf
 
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdf
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdfVisie op ICT Lise Vanrillaer.pdf
Visie op ICT Lise Vanrillaer.pdf
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT taak ICT B ppt.pptx
Visie op ICT taak ICT B         ppt.pptxVisie op ICT taak ICT B         ppt.pptx
Visie op ICT taak ICT B ppt.pptx
 
Visie op ICT pdf .pdf
Visie op ICT pdf .pdfVisie op ICT pdf .pdf
Visie op ICT pdf .pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT
Visie op ICTVisie op ICT
Visie op ICT
 

Visie op ICT.pptx gemaakt in een PowerPoint

  • 2. BLENDED LEARNING EN HYBRIDE LEREN • Wat is het?  Blended learning: - Engelse term die sinds de jaren 90 wordt gebruikt om een combinatie van leervormen te beschrijven. - Het bewust kiezen van een combinatie van online en face-to-face leeractiviteiten.  Hybride leren: Verschillende leeromgevingen worden gecombineerd tot een samenhangend geheel. (Een deel is fysiek aanwezig en een deel is online aanwezig in een les.) • Waarom zegt professor Jan Elen vanKUL "onderwijs zal blended zijn of zal niet zijn"?  Hij pleit voor blended learning omdat: we het hoger onderwijs kunnen professionaliseren. We meer rekening kunnen houden met de kenmerken van de huidige studentengeneratie.
  • 3. BLENDED LEARNING EN HYBIDE LEREN • Wat kan het veranderen in je school?  Ze kunnen zich aanpassen aan de behoefte van de leerling: leermateriaal kan een adaptieve digitale content hebben. Leerkrachten kunnen gebruik maken van de omstandigheden van de leerlingen en daarop hun instructies aanpassen. Leerlingen hebben meer leertijd doordat ze vaak toegang hebben tot meer leermateriaal. • Waarom is het zinvol om een cursus te redesignen aan de hand van blended learning?  Redisgnen van een cursus kan efficiënter zijn omdat er veel cursussen voorzien zijn voor fysieke lessen. Dit zijn dan cursussen die speciaal ontwikkeld zijn voor online.  Redisgnen van een cursus is efficiënter omdat het dan mee is met de tijd en het is gericht naar elk individu zodat ze het allemaal kunnen begrijpen.
  • 4. BLENDED LEARNING EN HYBRIDE LEREN • Wat met corona?  Corona is niet meer echt van toepassing. Er worden dus veel minder online lessen gegeven in vergelijking toen corona hard aan de gang was. De lessen die nu online gegeven worden hangen dus af van de scholen/leerkrachten. Door corona kunnen er wel sneller online lessen gegeven worden, maar we weten zelf niet wat de toekomst brengt. • Wat is een MOOC?  MOOC staat voor Massive Open Online Cours.  Dit is een gratis online cursus waarbij het aantal deelnemers ongelimiteerd is.  Het is een complete, op zichzelf staande online cursus die voor iedereen waar ook ter wereld te volgen is.  Een MOOC biedt je alle leerstof via het internet aan bijvoorbeeld in de vorm van korte filmpjes, interviews, artikels, oefeningen en blogs.
  • 5. SAMR • Wat is het?  Het SAMR-model helpt je het gebruik van technologie in een onderwijssetting te selecteren, gebruiken en evalueren. Het SAMR- model bestaat uit vier niveaus:  Substitution (vervanging)  Augmentation (meerwaarde)  Modification (aanpassing)  Redefinition (transformatie)
  • 6. SAMR  Substitution (vervanging)  De technologie wordt ingezet als vervangend hulpmiddel.  Augmentation (meerwaarde)  De technologie wordt ingezet als vervangend hulpmiddel en levert een functionele verbetering op.  Modification (aanpassing)  De technologie leidt tot een verbetering van de opdracht.  Redefinition (transformatie)  De technologie wordt op transformatieve wijze ingezet bij een opdracht, die zonder de app of digitale toepassing niet mogelijk was geweest.
  • 7. SAMR • Toepassing in onderwijscontext:  De leerlingen maken een oefening op Bingel dierengeluiden. Als ze op het dier klikken horen ze een geluid en moeten ze deze verbinden met het juiste dier. Als ze het dierengeluid niet herkennen kunnen ze dit online opzoeken.
  • 8. SAMR • Analoge activiteit: Niveau Voorbeeld Substitution (vervanging) Je laat de leerlingen op een iPad in een e-book geluiden afspelen van dieren en de omschrijving ervan in plaats van in een geluidsboekje dat je moet aankopen in de winkel. Augmentation (meerwaarde) Wanneer de leerlingen gaan duwen op de dieren zullen ze het geluid en de omschrijving van dat dier te horen krijgen. De leerling kan het fragment opnieuw afspelen. Modification (aanpassing) De leerlingen bekijken en luisteren het e-book over de dierengeluiden en de beschrijving ervan. Hierna gaan ze zelf het dier beschrijven en daarna het geluid nadoen van het dier. Terwijl de andere leerling dit filmt. Ze zijn er actief mee bezig. Redefinition (transformatie) Ze maken nu video’s van elkaar. Ze zetten de omschrijving en de geluiden van het dier (de video dat ze gemaakt hebben) in een Padlet en sorteren ze in de kolommen bij het juiste dier. Hierna projecteerd de leerkracht de Padlet en kunnen de leerlingen elkaars meningen delen over de geluiden. Ze kunnen reageren onder elkaars video’s door er een reactie onder te typen. Hierdoor geven de leerlingen elkaar feedback.
  • 9. T-PACK • Wat is het?  Staat voor: Technological Pedagogical Content Knowledge  De specifieke deskundigheid van de leraar om de kennis en de vaardigheden die bij een vak horen, op een aantrekkelijke en begrijpelijke manier te presenteren aan de leerling met behulp van ict.  Het model gaat er van uit dat diverse soorten kennis elkaar aanvullen en overlappen en een lesgever moet zowel voor ICT, didactiek en vakinhoud over een grondige kennis beschikken.
  • 10. T-PACK • Wat betekent het voor jou als leerkracht?  Dit model kan mij helpen om te kijken hoe ik het leerproces bij de leerlingen kan ondersteunen doormiddel ICT in te zetten. • Waarom loopt het nog zo vaak fout in lagere scholen wanneer ICT (Media) wordt geïntegreerd?  Vroeger werkte we nog niet veel met ICT. Toen waren het vooral krijtborden, alles via papieren agenda’s, papieren taken,…  Alle leerkrachten hebben veel lessen gekregen over didactiek, pedagogie en over inhouden van de leergebieden, maar de lessen ICT ontbraken vroeger.  Leerkrachten die al even zijn afgestudeerd moeten het tijdens de schoolcarrière zelf aanleren (via bijscholing of dergelijke). Terwijl de studenten die nu aan deze opleiding bezig zijn het vooral aangeleerd krijgen.
  • 11. T-PACK • Op welke van de drie componenten moet jij nog het meeste leerwinst boeken?  Ik denk dat ik nog het meeste leerwinst moet boeken op de technologische vaardigheden. Ik ben zelf nog niet ver met de technologie. Ik begrijp er nog niet veel van. Ik ken er enkel de basis van. Er verder op ingaan zou dus handig zijn. In het middelbaar koos ik er bijvoorbeeld voor om via handboeken en papieren de theorie mee te volgen in de les. Ik vond via het bordboek niet handig omdat ik er niet goed mee kon werken. Het bordboek was wel pas van toepassing vanaf mijn laatste jaar in het middelbaar.
  • 12. EINDTERMEN ICT • Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?  Eindtermen lager onderwijs:  1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.  2. De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.  3. De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving.  4. De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving.  5. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.  6. De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren.  7. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.  8. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.
  • 13. EINDTERMEN ICT • Wat is er aan het gebeuren in het secundair onderwijs?  Op 1 september 2019 startte de eerste graad van het secundair onderwijs met nieuwe eindtermen. Die eindtermen werden geformuleerd in functie van zestien sleutelcompetenties. In deze sleutelcompetenties komen ook heel wat eindtermen aan bod die met ICT te maken hebben.  In het totaal zijn er 382 nieuwe eindtermen. Vijftien daarvan hebben rechtstreeks met digitale competenties te maken. Bij vier andere eindtermen is onderliggende kennis van ICT noodzakelijk. Verder zijn er nog veertien ICT-eindtermen opgenomen als basisgeletterdheid. Voor de digitale competenties werd het Europese referentiekader The Digital Competence Framework for Citizens of kortweg DigComp gebruikt. Om in al deze ICT-gerelateerde eindtermen structuur aan te brengen, kiezen we er ook hier voor om de digitale competenties voor leerlingen volgens het DigComp-framework te groeperen. De vijf digitale competentiegebieden voor leerlingen zijn : 1. Informatieverwerking, 2. Communiceren en samenwerken, 3. Inhoud creëren, 4. Veiligheid, 5. Problemen oplossen.
  • 14. EINDTERMEN ICT • Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?  Secundair onderwijs: 1ste graad (A-stroom en B-stroom): Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.  4.1 De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal inhouden te creëren en te delen.  4.2De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal samen te werken, te communiceren en te participeren aan initiatieven. Computationeel denken en handelen.  4.3 De leerlingen onderscheiden bouwstenen van digitale systemen.  4.4 De leerlingen passen een eenvoudig zelf ontworpen algoritme toe om een probleem digitaal en niet-digitaal op te lossen. Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale media en informatie.  4.5 De leerlingen lichten de invloed van digitale en niet-digitale media op mens en samenleving toe.  4.6 De leerlingen passen aangereikte regels van de digitale wereld toe.  4.7 De leerlingen evalueren de mogelijkheden en risico’s van eigen en andermans mediagedrag.
  • 15. EINDTERMEN ICT • Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?  Secundair onderwijs: 2de graad (ASO, KSO, TSO, BSO): Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.  4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. (attitudinaal)  4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.  4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. Computationeel denken en handelen.  4.4 De leerlingen lichten toe hoe bouwstenen van digitale systemen zich tot elkaar verhouden en op elkaar inwerken.  4.5 De leerlingen ontwerpen algoritmen om problemen digitaal op te lossen. Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale media en informatie.  4.6 De leerlingen leggen wederzijdse invloeden uit tussen enerzijds het individu en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.  4.7 De leerlingen passen regels van de digitale wereld toe.  4.8 De leerlingen evalueren de mogelijkheden en risico’s van hun mediagedrag en dat van anderen.
  • 16. EINDTERMEN ICT • Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?  Secundair onderwijs: 3de graad (ASO, KSO, TSO): Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.  4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. (attitudinaal)  4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.  4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. Computationeel denken en handelen.  4.4 De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context.  4.5 De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes. Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale  4.6 De leerlingen stellen consequent passend mediagedrag. (attitudinaal)  4.7 De leerlingen beoordelen kritisch wederzijdse invloeden tussen enerzijds het individu en de samenleving en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.  4.8 De leerlingen passen regels van de digitale wereld kritisch toe.
  • 17. EINDTERMEN ICT • Wat zijn in Vlaanderen de eindtermen?  Secundair onderwijs: 3de graad (BSO): Digitale media en toepassingen gebruiken om te creëren, te participeren en te interageren.  4.1 De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. (attitudinaal)  4.2 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.  4.3 De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat standaardfunctionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. Computationeel denken en handelen.  4.4 De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context. Verantwoord, kritisch en ethisch omgaan met digitale en niet-digitale  4.5 De leerlingen stellen consequent passend mediagedrag. (attitudinaal)  4.6 De leerlingen beoordelen kritisch wederzijdse invloeden tussen enerzijds het individu en de samenleving en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.  4.9 De leerlingen passen regels van de digitale wereld kritisch toe.
  • 18. VIER IN BALANS • Wat is het?  Vier in balans is een model dat beschrijft welke randvoorwaarden nodig zijn om ict in het onderwijs goed te kunnen gebruiken. Het model bestaat uit vier randvoorwaarden ofwel bouwstenen:  Visie  Deskundigheid  Inhoud en toepassingen  Infrastructuur Wanneer deze bouwstenen goed op elkaar zijn afgestemd (met elkaar in balans zijn), kan uw school de gewenste opbrengsten op het gebied van ICT behalen.
  • 19. VIER IN BALANS • Wat loopt er vaak fout in scholen?  De meeste scholen spenderen te weinig of geen aandacht aan de vier bouwstenen tegelijkertijd. Ze concentreren zich bijvoorbeeld maar op één bouwsteen van de vier en laten de andere opzij liggen. Terwijl het belangrijk is dat je aandacht hebt voor de vier bouwstenen. De vier bouwstenen moeten in gelijke maten aanwezig zijn. • Problemen op een stageschool of op jouw school:  Leerkrachten hebben weinig weet van ICT of scholen gebruiken niet voldoende ICT waardoor leerkrachten niet weten hoe ze dit moeten gebruiken.  Op mijn oude middelbare school hadden ze niet zoveel aandacht voor de bouwsteen ‘deskundigheid’. Mijn leerkrachten konden niet echt met de ICT overweg en hadden er nog niet veel kennis over.
  • 20. VIER IN BALANS • Wanneer ik zeg dat alles staat en valt met een goeie visie, klopt dat dan?  Als alles staat en valt in een goeie visie is er een goede leraarsgestuurd onderwijs en een goede leerlingsgestuurd onderwijs. De leraar is nog steeds de baas maar de leerling heeft wel inspraak op de leerkracht. • Voorbeeld van techniekgedreven beslissingen:  Alle scholen krijgen Laptops van de overheid. Maar er zijn leerkrachten die blijven werken in handboeken of papieren. Dus wanneer de leerkracht de Laptops niet integreert in de lessen heeft verandering geen zin.
  • 21. FAKE NEWS EN CLICKBAIT • Wat is het?  Fake news = nepnieuws = desinformatie verhuld als schijnbaar nieuws, die verspreid wordt via websites, sociale media en traditionele media. Doel? = maken van winst of het beïnvloeden van de publieke opinie.  Clickbait = verwijst meestal naar de titel van een (nieuws)artikel. Een titel die clickbait is, is bedoeld om mensen nieuwsgierig te maken, zodat ze erop zouden klikken om het volledige artikel te lezen.
  • 22. FAKE NEWS EN CLICKBAIT • Krijg je als gewone mens nog neutraal nieuws?  Neen met neutraal nieuws ga je niet viraal waardoor je geen neutraal nieuws als een gewone mens zal tegenkomen.  Nieuws kan niet neutraal zijn. (Als journalist of nieuwsredactie bekijk je nieuws namelijk altijd met een bepaalde bril. In België kijken we naar nieuws met een westerse, democratische blik.)  Er komen vaak sites voor die een foute titelkeuze maken voor een artikel. Mensen die op dit artikel tikken, zullen op iets heel anders uitkomen en zullen iets lezen wat niets met de titel te maken heeft.  Het nieuws dat je het meest kan vertrouwen is het nieuws dat je hoort op de radio of ziet op de tv.
  • 23. FAKE NEWS EN CLICKBAIT • Wanneer ik zeg dat je zoekresultaten in Google beperkt worden zoals je filmkeuze in Netflix wat bedoel ik daar dan mee?  Vanaf het moment dat mensen iets opzoeken op Google, gaan ze meestal enkel de eerste pagina bekijken. Google kan zelf bepalen welke websites ze aan de hand van de zoekresultaten bovenaan zetten en welke meer onderaan. Aan de hand van sponseringen kan Google websites bovenaan zetten. Deze websites zullen mensen meer opvallen. Op basis van je zoekgeschiedenis kan Google te weten komen wat je interesses zijn en past Google zijn zoekresultaten hieraan aan. De filmkeuze op Netflix wordt ook zo beïnvloed en beperkt door vroegere zoekopdrachten, je kijkgeschiedenis, bezochte internetpagina’s en het geld dat filmbedrijven betalen om hun film meer vooraan te plaatsen.
  • 24. FAKE NEWS EN CLICKBAIT • Wat is deepfake en waarom moet het je verontrusten?  Deepfakes zijn beelden, geluiden en teksten die door kunstmatige intelligente software worden gecreëerd. Slimme software wordt dan gebruikt voor de creatie of manipulatie van beelden, audio en teksten. Dat noemt men dus ook wel ‘deepfakes‘.  Deepfake komt steeds vaker voor. Het zorgt voor risico’s. Makers van deepfakes kunnen mensen uitspraken laten zonder hij/zij deze uitspraak werkelijk gedaan heeft. Ook zijn deepfakes gevaarlijk omdat gezichten verwisseld/vervangen kunnen worden. Zo werden er ook deepfakes gebruikt om niet-bestaande pornografische video’s te maken van bekendheden. Conclusie: De geloofwaardigheid van de waarheid wordt aangetast.
  • 25. FAKE NEWS EN CLICKBAIT • We hebben de natuurlijke reflex om tekst kritisch te bekijken en beelden te aanvaarden als waarheid, is dat nog steeds een goed idee?  Helemaal niet. Steeds meer beelden en teksten dat we tegen komen zijn bewerkt. Zo kan je denken aan de app ‘fotoshop’. Je kan je eigen foto’s erop bewerken en er alles op aanpassen. Zo kan je de achtergrond aanpassen van een eigen foto en kan het lijken alsof je op vakantie bent, terwijl je gewoon in je zetel zit. Je kan het vergelijken als kinderspel, zelfs kinderen kunnen al afbeeldingen aanpassen. Tegenwoordig is niets vertrouwbaar.
  • 26. AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT • Wat is het?  Auteursrecht = Het auteursrecht beschermt de originele creaties zoals beeldhouwwerken, literaire en wetenschappelijke teksten, scenario's, schilderijen, foto's, filmwerken, voordrachten, choreografieën, kledingontwerpen en ook alledaagse voorwerpen, zoals een bril of het motief van een tapijt. Het werk van de maker wordt beschermd tot 70 jaar na zijn dood. Door auteursrecht moet je toestemming van de maker vragen en krijgen om zijn werk te mogen gebruiken.  Plagiaat = Je vraagt geen toestemming aan de maker en doet alsof het werk van jezelf is.
  • 27. AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT • Wat mag nu eigenlijk wel en wat niet?  Plagiaat is inbreuk op het auteursrecht. Het is verboden om het werk van de auteur te kopiëren zonder toestemming. Vanaf het moment dat het auteursrecht verlopen is mag je het werk wel kopiëren. • Wat zijn de meest gemaakte fouten in onderwijs?  Plagiaat komt vrij vaak voor in het onderwijs. Leerlingen gaan snel werkstukken kopiëren van een auteur om zo hun taken te kunnen maken. Bijvoorbeeld: bij een boekbespreking. Leerlingen gaan dit kopiëren en doen alsof dit hun eigen werkstuk is. Dit is dus bewust. Maar onbedoeld plagiaat komt ook voor bij leerlingen. Ze vergeten hun bronnen te melden of doen hun bronvermelding verkeerd. Leraren en leerlingen hebben onvoldoende kennis over plagiaat en auteursrechten waardoor ze deze fouten onbewust maken.
  • 28. AUTEURSRECHT EN PLAGIAAT • Hoe kan je nakijken of een leerling iets al dan niet zelf heeft geschreven?  Om na te gaan of een stuk tekst gekopieerd is kan je dit controleren met een online plagiaatchecker.  Indien het een werkje op papier is kan je ook op de schrijfwijze letten van de leerling. Ook kan je aan de leerling navragen waarover het onderwerp gaat, de schrijfstijl van de voorgaande taken controleren of door de bronvermelding na te kijken.
  • 29. FLIPPED CLASSROOM • Wat is het?  De letterlijke vertaling van Flipped Classroom is omgedraaide klas.  De leerlingen nemen het zelf in handen doordat ze de leerstof thuis aanleren. Hierna heb je de tijd om in de klas te oefenen, opdrachten of projecten te maken, vragen te stellen, elkaar te helpen of met elkaar te discussiëren over de leerstof.
  • 30. FLIPPED CLASSROOM • Bedenk een goede case voor je school (instructie wel in de klas, niet thuis).  De leerkracht heeft op voorhand een ingesproken PowerPoint gemaakt die de leerlingen in de les zullen beluisteren. Wanneer iedereen klaar is met het beluisteren van de ingesproken PowerPoint zal de leerkracht op het einde van de les theorie kort overlopen om te zien of de leerlingen het begrepen hebben. Ook kan de leerkracht na het bekijken van de ingesproken PowerPoint klassikaal oefeningen maken om te zien of de leerlingen het wel begrepen hebben.
  • 31. FLIPPED CLASSROOM • Moet je die filmpjes als onderwijzer zelf maken?  Dit moet niet bepaald, er staan veel video’s online die de leerkracht kan gebruiken om de leerstof aan te brengen aan de leerlingen. Indien de leerlingen achteraf vragen hebben of het nog niet begrijpen kan de leerkracht dit uitleggen op een andere manier dan in de video. De leerkracht kan uiteraard de video’s ook zelf maken. • Kan dit door kinderen (Jonatan academie)?  Dit kan zeker door kinderen gemaakt worden. Nadat de leerlingen de leerstof begrepen zouden moeten hebben kan je hen een filmpje laten maken. Dit filmpje kan ook de controle zijn om te kijken of ze de leerstof goed begrepen hebben. Indien er leerlingen zijn die de leerstof nog niet goed begrepen hebben kunnen de filmpjes die de andere leerlingen gemaakt hebben ook helpen.
  • 32. FLIPPED CLASSROOM • Zie je een verband en /of mogelijkheden bij verbeteren of differentiatie?  Je kan de leerlingen de leerstof laten verwerken op hun eigen tempo. Ze kunnen de filmpjes altijd herbekijken, op pauze zetten of terugspoelen indien het te snel gaat of ze het niet begrepen hebben. Leerlingen die de leerstof al begrijpen kunnen zelf bepalen of ze het filmpje bekijken. Als ze dan toch vastlopen bij een opdracht kunnen ze altijd naar het filmpje gaan om te zien welke oplossingsmethode ze het best toepassen. • Mogelijkheden bij Corona?  Tijdens corona verwerken leerlingen vooral de leerstof thuis (omwille van afstandsonderwijs). Ze verwerken de leerstof thuis tijdens afstandsonderwijs en tijdens contactonderwijs kunnen ze vragen stellen aan de leerkracht over de leerstof. Filmpjes tijdens afstandsonderwijs zijn zeer handig. Zo kunnen ze het opnieuw de filpmjes herbekijken, op pauze zetten of terugspoelen indien het te snel gaat of ze het niet begrepen hebben.
  • 33. SCHRIJVEN IS BETER DAN TYPEN • Onderzoek heeft uitgewezen dat wie schrijft bij het noteren in de les meer onthoudt dan wie tikt op een pc. Hoe zou dat kunnen komen? (denk aan hoe traag je schrijft en hoe snel sommigen kunnen tikken t.o.v. wat de leerkracht zegt)  Schrijven gaat trager dan typen waardoor je meer met de leerstof bezig bent. Dit komt omdat je er meer over gaat nadenken en het antwoord dan beter gaat onthouden. Leerlingen zijn dus actiever bezig met de leerstof wanneer ze schrijven. Doordat typen sneller gaat dan schrijven kan de leerling op dat moment alles typen wat de leerkracht zegt waardoor ze minder moeten nadenken en dit amper verwerkt wordt.
  • 34. SCHRIJVEN IS BETER DAN TYPEN • In dat geval geef ik aan studenten steeds het advies dat ze leerlingen moeten doen vertalen. Van het ene medium naar het andere (tekst, stilstaand beeld, bewegend beeld en geluid) Leg uit waarom je dat beter zo doet:  Als je de leerstof van het ene medium naar het andere medium overzet dan ga je het beter en sneller kunnen onthouden. Hoe meer varianten er gebruikt worden hoe beter ze dit gaan kunnen onthouden. Dit werkt ook zo bij herhaling, dan onthouden ze dit ook beter.  Door bijvoorbeeld een tekst om te zetten naar een video ga je meer zintuigen gebruiken. Wanneer de informatie door meerdere zintuigen binnenkomt wordt het meerdere keren opgeslagen. Doordat je de informatie met verschillende zintuigen combineert, worden de hersenen meer geactiveerd en ontstaan er meer verbindingen tussen de neuronen. Hoe meer combinaties, hoe dikker de verbinding wordt tussen de neuronen en hoe beter de informatie wordt vastgezet in het geheugen. Hierdoor kan informatie terug makkelijker opgeroepen worden.
  • 35. WEBQUESTS • Wat is het?  Een webquest is een didactische werkvorm, waarbij leerlingen zelfstandig leerinhouden verwerven en taken vervullen binnen een concrete leercontext. Centraal in een webquest staat de betekenisvolle taak die moet uitgevoerd worden met als ruggensteun de bijgeleverde documentatie in klassieke digitale vorm en verwijzingen naar betekenisvolle websites op het internet.
  • 36. WEBQUESTS • Wat zijn de bouwstenen?  Inleiding (introduction)  Opdracht (task)  Werkwijze (process)  Informatiebronnen (resources)  Beoordelingsschema (evaluation)  Terugblik (conclusion)  Leerkracht (teacherpage)
  • 37. WEBQUESTS • Goeie voorbeelden en verzamelsites? https://www.webkwestie.nl/ https://webquests.nl/site/  Goede voorbeelden van Nederlandstalige informatieve en educatieve verzamelsites die voor kinderen ontworpen zijn en waar een webquest naar kan linken:  Schooltv: Schooltv is sinds 2014 een online platform van de NPO met educatieve video’s voor het onderwijs. Schooltv is onderdeel van de NTR, de publieke omroep met als wettelijk vastgelegde taken informatie, educatie, kunst & cultuur, jeugd en diversiteit.  Het klokhuis: Het Klokhuis is een educatief jeugdprogramma van de NTR, dat iedere week van maandag tot en met vrijdag in de vooravond wordt uitgezonden op NPO Zapp. Het Klokhuis leert kinderen in de leeftijdscategorie van 7 tot 12 jaar over de wereld om hen heen, in de breedste zin van het woord.
  • 38. WEBQUESTS • Onder welke Eindterm (diamant) valt dit? (Gearceerde zijn de eindtermen waaronder het valt) 1. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren. 2. De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier. 3. De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde leeromgeving. 4. De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde leeromgeving. 5. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven. 6. De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren. 7. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen. 8. De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.
  • 39. WEBQUESTS • Zie je kansen voor differentiatie?  Ja er is kans op differentiatie je kan de moeilijkheidsgraad aanpassen aan het niveau van het kind. • Binnen welke vakgebieden?  Je kan wiskunde oefeningen een kleur geven op basis van moeilijkheidsgraad. Maar het kan op elk vakgebied toegepast worden.