3. 186b. Wees mijn leidsman
1. Wees mijn leidsman, trouwe Here, voer
mij, pelgrim, door de nacht. Ik ben zwak,
maar Gij zijt machtig, van wie ’k al mijn
steun verwacht. Brood des hemels,
brood des hemels, voed mij door uw
heil’ge kracht, voed mij door uw heil’ge
kracht.
4. 2. Open uw kristalfonteinen, waar de
heilstroom uit ontspringt. Laat uw
wolkkolom verschijnen als mij moed en
kracht ontzinkt. Doe mij reizen, doe mij
reizen door uw trouwe zorg omringt,
door uw trouwe zorg omringt.
5. 3. Komt het uur, dat ik moet sterven, red
mij dan uit angst en nood. Doe mij
Kanaän beërven; vrij van satan, hel en
dood. Eeuwig durend, eeuwig durend
maak ik dan uw liefde groot, maak ik dan
uw liefde groot.
6. “een paaltje in het windscherm
van God”
Voorganger: Dhr. Kamphuis
Organist: Johannes de Vries
8. Volle verzeek'ring, Jezus is mijn!
Wat schenkt dat rust aan 't
volgzaam gemoed.
In Hem zal 'k zalig, zalig steeds zijn,
wedergeboren door Jezus' bloed.
9. (refrein)
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
10. Voll' onderwerping, zijn eigendom,
in Hem te rusten, heerlijk genot.
't Eigen ik doden, zijn wil alleen,
rijk in mijn Heiland, leven voor God.
11. (refrein)
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
12. Volle verlossing, gans vrij te zijn.
'k Mag alles leggen in zijn hand.
't Harte naar boven, 't oog hemelwaarts;
zo Jezus volgen naar 't vaderland.
13. (refrein)
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
14. Volle bewustheid, Hij leeft voor mij,
dit geeft mij blijvend heerlijk genot!
'k Mag altijd wand'len aan Jezus' zij.
'k Mag nu steeds leven voor mijne God.
15. (refrein)
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
Dit is mijn vreugde, altoos te zijn,
in mijne Heiland, Jezus is mijn!
16. Votum en Groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
18. Staand' op de beloften
van mijn Heer en God,
ga ik moedig voorwaarts
onder hoon en spot.
Bergen zullen wank'len,
maar Gods woord houdt stand,
veil'ge gids naar 't hemels vaderland!
20. Staand' op de beloften
van mijn Heer en God,
weet ik in zijn hand geborgen
gans mijn lot.
Glorie en aanbidding zij mijn
dierb're Heer,
zijn beloften falen nimmermeer.
22. Staand' op de beloften
van mijn Heer en God,
vind ik in zijn Woord
mijn hoogste zielsgenot.
Zijn beloften zijn, o welk een zaligheid,
ja en amen, tot in eeuwigheid!
24. Staand' op de beloften
van mijn Heer en God,
onderhoud ik vast en moedig zijn gebod.
Rustend in mijn Jezus als mijn al in al,
vrees ik voor geen tegenspoed of val.
27. Refrein:
Welkom, Heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
O, welkom, heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
28. Zoals koren op het veld
wordt bewogen door de wind,
buigen wij ons voor uw kracht,
opdat uw Geest het werk begint.
29. Refrein:
Welkom, Heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
O, welkom, heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
30. Schenk uw levensadem, Heer,
want wij buigen voor U neer.
Laat geen angst of trots bestaan
en maak ons heilig in uw naam.
31. Refrein:
Welkom, Heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
O, welkom, heil'ge Geest van God,
waai over ons.
Maak onze harten rein.
33. U moet ook de voorhof van de tabernakel
maken. Aan de zuidzijde, in zuidelijke
richting, moeten kleden voor de voorhof
van dubbeldraads fijn linnen komen; de
lengte van die ene zijde is honderd el.
10 En de bijbehorende twintig pilaren en
hun twintig voetstukken moeten van koper
zijn, en de haken van de pilaren en hun
verbindingsstukken van zilver.
34. 11 Zo moeten ook aan de noordzijde de
kleden in de lengte honderd el lang zijn. De
bijbehorende twintig pilaren en hun
twintig voetstukken moeten van koper zijn,
de haken van de pilaren en hun
verbindingsstukken van zilver.
12 In de breedte van de voorhof, aan de
westzijde, moeten kleden komen van vijftig
el, met de tien bijbehorende pilaren en
hun tien voetstukken.
35. 13 Eveneens moet de breedte van de
voorhof aan de oostzijde, waar de zon
opkomt, vijftig el zijn,
14 zodat er vijftien el kleden aan de ene
zijde zijn, met de drie bijbehorende pilaren
en hun drie voetstukken,
15 en vijftien el kleden aan de andere zijde,
met de drie bijbehorende pilaren en hun
drie voetstukken.
36. 16 Verder moet er voor de poort van de
voorhof een gordijn van twintig el komen,
van blauwpurperen, roodpurperen en
scharlakenrode wol en dubbeldraads fijn
linnen, borduurwerk; en bovendien vier
bijbehorende pilaren en hun vier
voetstukken.
17 Alle pilaren rondom de voorhof moeten
verbindingen van zilver krijgen. Hun haken
moeten van zilver zijn en hun voetstukken
van koper.
37. 18 De lengte van de voorhof moet honderd
el zijn, de breedte vijftig en nog eens
vijftig, en de hoogte vijf el, van
dubbeldraads fijn linnen; de bijbehorende
voetstukken moeten van koper zijn.
19 Wat betreft alle voorwerpen van de
tabernakel die nodig zijn in heel de dienst
ervan, met alle bijbehorende pinnen en
alle pinnen van de voorhof, ze moeten van
koper zijn.