Leeswijzer bij het nieuwe decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Versie november 2017 (Socius vzw).
De wereld redden begint bij ontbijt - Gert Engelen (Socius Trefdag - 18 novem...
Decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk 7 juli 2017
1. DECREET VAN 7 JULI 2017 HOUDENDE DE SUBSIDIËRING
EN ERKENNING VAN HET SOCIAAL-‐CULTUREEL
VOLWASSENENWERK
SOCIUS vzw, steunpunt sociaal-‐cultureel volwassenenwerk
2. LEGENDE
In deze leeswijzer worden in de tekst verschillende kleuren
gebruikt. Elke kleur staat voor een officiële brontekst:
§ Memorie van Toelichting
§ Decreet
§ Uitvoeringsbesluit
Letterlijke verwijzingen hebben we niet opgenomen, maar ze
zijn makkelijk te vinden via de zoekfuncties in de
respectieve documenten.
4. POSITIONERING VAN HET SOCIAAL-‐CULTUREEL
VOLWASSENENWERK, ALGEMENE BELEIDSAMBITIES EN
ACCENTEN VAN DE DECREETGEVER
De decreetgever positioneert het scvw als een belangrijk onderdeel van de
opbouw van een democratische samenleving.
De beleidsambities m.b.t. het decreet:
§ scvw de mogelijkheid bieden soepel in te spelen op de uitdagingen van
de samenleving,
§ de intrinsieke waarde van scvw koesteren,
§ de veelzijdigheid en dynamiek van het scvw versterken,
§ bijdragen aan zichtbaarheid en profilering van het scvw.
Een belangrijk beleidsaccent van de decreetgever:
§ Het nastreven van sociaal-culturele participatie voor iedereen door
scvw.
5. WELKE ACTUELE UITDAGINGEN EN VRAAGSTUKKEN
VOOR HET SCVW DEFINIEERT DE DECREETGEVER?
Een veranderende kijk op groepsvorming en gemeenschapsvorming.
De decreetgever geeft aan dat scvw-organisaties en werkers praktijken
ontwikkelen rond tal van thema’s en noden in de actuele samenleving. De
memorie stipuleert drie grote gemeenschappelijke maatschappelijke
uitdagingen: toenemende diversiteit, duurzame samenleving,
digitalisering.
6. DE IDENTITEIT EN LEGITIMITEIT VAN HET WERKVELD
DOORHEEN DE TIJD VOLGENS DE DECREETGEVER
Scvw is van oudsher een breed vertakt werkveld dat op het snijvlak met vele andere
maatschappelijke domeinen (werk, zorg, politiek, onderwijs, milieu, kunst,….) opereert.
In het werkveld en aan de rand ervan onstaan voortdurend nieuwe sociaal-culturele
werkingen. Bestaande sociaal-culturele volwassenenorganisaties passen zich
voortdurend aan aan veranderende omstandigheden waardoor ze van vorm of van
oriëntering veranderen.
Daarom moet een decretaal kader:
§ organisaties en de sector toelaten de eigen identiteit zichtbaar te maken en zich ook
maatschappelijk te legitimeren
§ organisaties en praktijken toelaten eigen formats en hybride vormen aan te nemen in
functie van hun antwoorden op maatschappelijke uitdagingen
§ worden opgebouwd rond twee elementen: de sociaal-culturele rollen en een
weloverwogen mix van functies van organisaties
7. HYBRIDE VORMEN?
Het gaat altijd over organisaties die op een of andere manier
klassieke grenzen overstijgen:
§ Organisaties die kenmerken van verschillende werksoorten in
zich dragen (bv. een beweging die elementen van
verenigingswerk opneemt, een vereniging die praktijken
ontwikkelt die doen denken aan de gespecialiseerde
vormingsinstellingen én aan de bewegingen)
§ Organisaties die klassieke sectorgrenzen overstijgen: sociaal-
cultureel volwassenenwerk met jeugdwerk, welzijn, arbeid,
samenlevingsopbouw, …
8. DE ZEVEN KRACHTLIJNEN VAN HET DECREET
1. Het civiel perspectief
2. Opereren in de vrije tijd
3. Sociaal-culturele participatie
4. Kiezen voor een open benadering met stimulansen
voor vernieuwing, innovatie en kwaliteit
5. Een sterkere kwalitatieve benadering
6. Klemtoon op verduidelijking van de rollen van het
scvw
7. Opereren op drie niveaus
9. KRACHTLIJN 1
HET CIVIEL PERSPECTIEF
§ Scvw beweegt zich in een ruimte tussen leefwereld en politiek op de naad tussen
leefwereld en systeem
§ Scvw-organisaties zijn intrinsiek waardevol en verdienen ondersteuning omdat ze een
rol spelen in het verfijnen en verdiepen van de democratie. Ze verbinden burgers,
versterken de capaciteit van burgers om hun rol te spelen, bieden plekken waar
burgerschap echt vorm krijgt, en geven publiek stem aan noden en verzuchtingen van
burgers.
§ Scvw-organisaties ontwikkelen op eigen initiatief en onder eigen verantwoordelijkheid
praktijken die op kleine of grote schaal uitdagende maatschappelijke kwesties
aanpakken en schuiven deze naar voren op de publieke agenda.
§ Scvw-organisaties spelen een rol bij het inleiden in en het doorgeven, bewaren en
voortdurend scheppen van cultuur in de brede zin van het woord en geven daarmee
ook vorm en betekenis aan het publieke.
§ Het scvw moet zijn rol kunnen blijven spelen in het maatschappelijk middenveld en
tegengewicht kunnen blijven bieden in dit evenwichtsspel tussen burger, politiek of
overheid en markt
10. KRACHTLIJN 2
OPEREREN IN DE VRIJE TIJD
§ Scvw richt zich op mensen in hun vrije tijd. Mensen nemen er vrijwillig aan deel,
los van enig schoolverband of van enige beroepsopleiding.
§ Vrije tijd is de tijd die volwassenen niet hoeven te besteden aan verplichte of
noodzakelijke activiteiten zoals betaalde arbeid, school- of beroepsopleiding.
De organisatie moet kunnen aantonen dat ze subsidies die ze krijgt via dit
decreet hoofdzakelijk gebruikt voor haar werking waaraan mensen
deelnemen in hun vrije tijd.
Opmerking: gebruik van ‘vrije tijd’ in twee betekenissen:
§ Een aanduiding van ‘tijd’;
§ Een aanduiding van ‘een levenssfeer’.
11. KRACHTLIJN 3
STERKER INZETTEN OP SOCIAAL-‐CULTURELE PARTICIPATIE
§ Scvw wordt herbevestigd en gewaardeerd in zijn emancipatorische kracht en zijn
aloude aandacht voor specifieke en kwetsbare groepen in de samenleving.
§ Sociaal-culturele participatie betekent dat scvw mensen en groepen stimuleert en
versterkt om deel te nemen aan of deel te hebben in informele netwerken (sociale
participatie), maatschappelijke instituties (maatschappelijke participatie), kunst en
cultuur (culturele participatie) of politiek en beleid (politieke en beleidsparticipatie).
§ Sociaal-cultureel volwassenenorganisaties kunnen weloverwogen keuzes maken op
vlak van strategie, perspectief, doelstellingen met betrekking tot bepaalde
gemeenschappen, doelgroepen, kansengroepen of het brede publiek. Het decreet wil
sociaal-culturele volwassenenorganisaties wel stimuleren en waarderen om de brede
bevolking of eigen achterban te versterken in het samenleving in onze superdiverse
samenleving.
Kansengroep: mensen in armoede, mensen met een beperking, personen
van vreemde herkomst en gedetineerden.
12. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Gezien de autonome positie en de vrijheid van verenigen (en
de eigen keuzes die daaruit voortvloeien) moeten subsidies
verantwoord worden vanuit de centrale vraag:
Dragen scvw-organisaties en hun praktijken voldoende bij
aan het realiseren en ontwikkelen van burgerschap en het
versterken en verfijnen van de civiele samenleving in een
gezonde democratie?
Uitgangspunt:
13. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Een functiegerichte benadering:
Een functie geeft de aard, vorm en structurering aan van de georganiseerde sociaal-
culturele praktijk en de daarmee beoogde processen. De vier functies worden
geactualiseerd. Het beleidskader erkent ook het belang van de ontmoetings- en
ontspanningsfunctie als gemeenschappelijke pijler om sociaal-culturele praktijken te
ontwikkelen maar beschouwt deze niet als een onderscheidende functie.
Organisaties kunnen zelf hun functies kiezen (behoudens de organisaties die werken in
een regio) en dit kan fluctueren in de tijd.
Organisaties moeten kiezen uit minstens twee functies en kunnen aantonen dat ze er een
duidelijke visie op hebben en deze ook geïntegreerd weten te realiseren middels hun
praktijken.
14. Een functiegerichte benadering
§ Meerdere functies kunnen, in meer of mindere mate in eenzelfde praktijk of in
een geheel van praktijken opgezet door een organisatie gerealiseerd worden.
Eenzelfde praktijk of mix van praktijken kan dus als voorbeeld dienen voor
meerdere functies.
§ Een mix van minimaal twee functies die worden beschouwd als de kernfuncties
van een organisatie: ze zijn het DNA van een organisatie, als die wegvallen zou
het uitzicht en de realisatie van de missie en visie fundamenteel veranderen
§ De realisatie van de kernfuncties kan ook bijdragen aan de realisatie van andere
functies waar niet expliciet wordt op ingezet.
§ De functies krijgen maar hun volle betekenis in het licht van de drie rollen die
scvw-organisaties opnemen in het maatschappelijk middenveld. Deze rollen
verwijzen naar de manier waarop het scvw zich kan verhouden tot de
samenleving en wat het kan bijdragen aan de vormgeving van de samenleving.
15. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Een vlottere in- en uitstroom van organisaties.
Per beleidsperiode is er een bredere in- en uitstroom van organisaties met een werking in het
Nederlandse taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad)
mogelijk.
Nog niet erkende organisaties kunnen één keer per beleidsperiode een subsidieaanvraag
indienen.
Er zijn geen instroombeperkingen.
Organisaties worden in het midden van een beleidsperiode geëvalueerd. Bij een negatieve
evaluatie krijgen organisaties kans hun werking te remediëren gedurende een periode van
maximaal 24 maanden. Indien na die periode opnieuw een negatief oordeel wordt uitgesproken
kan de VR beslissen de subsidie te stoppen.
Wanneer zou blijken dat organisaties wel positief remedieerden maar de
beoordelingscommissie een negatief eindoordeel zou geven op basis van de subsidieaanvraag
heeft de VR ook de mogelijkheid de subsidie stop te zetten.
16. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Een dynamisch financieel kader.
In het decreet zijn groei- en afbouwmogelijkheden ingebouwd. Per beleidsperiode
kunnen subsidies stijgen, dalen of stopgezet worden.
Organisaties kunnen zelf aangeven in hun subsidieaanvraag hoeveel middelen zij
nodig hebben om hun ambities waar te maken.
Er is een minimumenveloppe van 150.000,- voor organisaties die werken in het
Nederlandse taalgebied. Voor regionale scvw-organisaties is een subsidie van 1,7
Euro per inwoner voorzien met een minimum van 600.000,- (deze bedragen zijn
inclusief de middelen in het kader van de regularisatie van de Gesco- projecten, de
middelen houdende de aanvullende subsidies voor tewerkstelling (DAC-middelen)
en de middelen interne staatshervorming die nu al in de sector aanwezig zijn.
17. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Een dynamisch financieel kader.
Een beoordelingscommissie geeft om de vijf jaar een subsidieadvies aan de VR voor
de al eerder gesubsidieerde organisaties met een werking in het Nederlandse
taalgebied (al dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad)
waarbij het advies een verhoging, behoud of verlaging kan zijn. De maximale
stijging of daling t.o.v. de totaal toegekende subsidie-enveloppe per organisatie van
het laatste werkjaar van de vorige beleidsperiode is begrensd op 25%
Voor organisaties met een subsidiebedrag kleiner of gelijk aan 260.000€ bedraagt de
maximale stijging 65.000€.
Een beoordelingscommissie kan adviseren een organisatie niet langer te
subsidiëren.
18. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Een dynamisch financieel kader: vanwaar de middelen?
1. de middelen voor de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 zoals van
kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;
2. de middelen voor de uitvoering van artikel 23 en 24 van het
Participatiedecreet van 18 januari 2008 zoals van kracht vóór de
inwerkingtreding van dit decreet;
3. de middelen interne staatshervorming op grond van artikel 44, §4, van het
decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit
decreet;
4. de middelen op grond van artikel 9, 1°, en 9, 3°, van het decreet van 7 mei
2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele
sector;
5. de middelen in het kader van de regularisatie van de gesco-projecten.
19. KRACHTLIJN 4
KIEZEN VOOR EEN OPEN BENADERING MET STIMULANSEN
VOOR VERNIEUWING, INNOVATIE EN KWALITEIT
Mogelijkheden voor sociaal-cultureel ondernemerschap.
Een rechtsvorm met niet-commercieel karakter:
De verplichting om een VZW-structuur aan te houden, vervalt.
20. KRACHTLIJN 5
EEN STERKERE KWALITATIEVE BENADERING
§ De eigen ambities en de zelfsturing van organisaties vormen het
uitgangspunt.
§ Die ambities moeten bijdragen aan de doelstelling van het decreet en worden
beoordeeld en geëvalueerd op basis van een kwalitatief beoordelingskader
§ Het decreet legt geen kwantitatieve normen op. Kwantitatieve gegevens
maken wel deel uit van de subsidieaanvraag en het voortgangsrapport om de
omvang van de werking en de resultaten van de werking zowel inhoudelijk
als zakelijk in kaart te brengen.
§ In ruil voor de toegekende middelen verwacht de overheid dat een sociaal-
culturele organisatie zijn ‘governance’ – hoe ze de middelen inzet om vanuit
de missie, doelen en principes te komen tot effectieve praktijken - helder kan
verantwoorden.
21. KRACHTLIJN 6
KLEMTOON OP VERDUIDELIJKING VAN DE ROLLEN VAN HET SCW
De relatie tussen visie, missie en doelstelling tot de decretale
doelstellingen, de drie sociaal-culturele rollen, de vier functies en
de eigen functiemix en de interventiestrategieën vormen het
eenduidige uitgangspunt voor zowel het beleidskader als voor de
sociaal-culturele praktijk.
In opvolging van de ‘sociaal-culturele methodiek’ als
onderscheidend element ter afbakening en positionering in de
samenleving.
22. KRACHTLIJN 7
OPEREREN OP 3 NIVEAUS
§ Scvw-organisaties die werken in het Nederlandse taalgebied (al
dan niet met inbegrip van het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad);
§ Scvw-organisaties met een werking in een afgebakend gebied:
per regio of voor meerdere regio’s samen. De 13 regio’s worden
gedefinieerd in het decreet;
§ Bovenlokale projecten van scvw-organisaties of van sociaal-
culturele initiatieven.
24. DOELSTELLING DECREET 2017, ARTIKEL 3
Dit decreet heeft tot doel om in het domein van het sociaal-cultureel
volwassenenwerk organisaties te subsidiëren die, vanuit een civiel
perspectief en met respect voor de gemeenschappelijke sokkel van
waarden, fundamentele rechten en vrijheden, een betekenisvolle
bijdrage leveren aan de emancipatie en dialoog van mensen en
groepen én aan de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire
en democratische samenleving door sociaal-culturele participatie en
gedeeld burgerschap van volwassenen te bevorderen en gedeelde
samenlevingsvraagstukken tot publieke zaak te maken. Hiervoor
ontwikkelen en verspreiden zij praktijken die hierop een werkend
antwoord kunnen bieden.
25. TER VERGELIJKING:
DOELSTELLING DECREET 2003, ARTIKEL 3
De Vlaamse Gemeenschap wil in het domein van het
sociaal-cultureel volwassenenwerk organisaties
ondersteunen die een bijdrage leveren tot de vorming
van competente en geëmancipeerde personen, en zo de
gemeenschapsvorming bevorderen. Die organisaties
hebben de vorm van een vereniging, beweging of
vormingsinstelling.
26. AFBAKENING: SOCIAAL-‐CULTURELE PRAKTIJKEN,
ORGANISATIES EN SOCIAAL-‐CULTUREEL VOLWASSNENWERK
Missie- en waardengedreven: een democratische, duurzame, inclusieve en solidaire
samenleving.
Sociaal-culturele rollen: de verbindende, de kritische en de laboratoriumrol.
Sociaal-culturele praktijken:
§ Multifunctioneel:
□ mix van minimaal twee functies;
□ cultuurfunctie, gemeenschapsvormende functie, maatschappelijke bewegingsfunctie,
leerfunctie.
§ Ontmoeting;
§ Doelgericht handelen;
§ Processen van vorming en vernieuwing van individuen, groepen en
maatschappij;
§ Hoofdzakelijk in de vrije tijd.
27. SOCIAAL-‐CULTURELE ROLLEN
§ Verbindende rol:
mensen verbinden met groepen, gemeenschappen en de brede
samenleving door hen ruimtes te bieden waarin ze zich kunnen
ontwikkelen in relatie tot anderen en door hen kansen te bieden op
deelnemen en deelhebben aan die groepen, aan gemeenschappen en
aan de brede samenleving;
§ Kritische rol:
in vraag stellen van waarden, normen, opvattingen, instituties en
spelregels en de publieke dialoog daarover voeden en voeren;
§ Laboratoriumrol:
in maatschappelijk innoverende praktijken experimenteren met nieuwe
maatschappelijke spelregels als antwoord op complexe
samenlevingsvraagstukken.
28. SOCIAAL-‐CULTURELE FUNCTIES
§ Cultuurfunctie:
doelgericht creëren, deelnemen, bewaren en delen van cultuur;
§ Gemeenschapsvormende functie:
doelgericht ondersteunen en faciliteren van processen en
praktijken die leiden tot vormen en ondersteunen van groepen
en gemeenschappen of versterken van de interactie tussen
groepen en gemeenschappen;
29. SOCIAAL-‐CULTURELE FUNCTIES
§ Maatschappelijke bewegingsfunctie:
in relatie tot samenlevingsvraagstukken doelgericht ruimte
creëren voor engagement en politisering met het oog op
veranderingen in denken en handelen en in de inrichting van de
maatschappij;
§ Leerfunctie:
doelgericht opzetten van leeromgevingen die het leren door
individuen, groepen of gemeenschappen mogelijk maken en
bevorderen.
30. MET RESPECT VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE SOKKEL
VAN WAARDEN, FUNDAMENTELE RECHTEN EN VRIJHEDEN
Verwijzing naar parlementaire resolutie (366/19 mei
2015) betreffende de bestrijding van gewelddadige
radicalisering:
“Een democratische rechtsstaat met gewaarborgde
rechten en vrijheden; die van gelijkheid, solidariteit,
respect, burgerschap en pluralisme. Deze staan borg
voor een inclusieve, gedeelde samenleving en iedereen
die deel uitmaakt van onze samenleving wordt geacht
ze te onderschrijven en na te leven.”
31. BETEKENISVOLLE BIJDRAGE
§ Verantwoording afleggen
§ Impact, relevantie aannemelijk maken
§ Kwaliteitsvol werken
§ Zelf kunnen zichtbaar maken in een systeem van
§ voortgangsrapportering en visitatie
§ beleidsplannen en beoordeling
32. EMANCIPATIE EN DIALOOG VAN MENSEN
EN GROEPEN
§ Uiteraard is er binnen onze samenleving ook plaats voor individuele of
groepsgebonden identiteitsbeleving. Gemeenschapsvorming en identiteit
zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enkel de erkenning van de
meerwaarde van een gezonde en sterke identiteitsbeleving zal tot meer
burgerschap leiden. Geen gesloten burgerschap, dat uitsluit op basis van
tegenstelling, maar een inclusief burgerschap, dat mensen insluit en betrekt.
§ Het gaat om actieve betrokkenheid van mensen bij de samenleving, waarbij
we met en niet naast elkaar leven, waarbij we segregatie tegengaan, met
respect voor elkaars vrijheid en eigenheid. Dit kan de overheid niet alleen
realiseren. Ook het brede middenveld, de levensbeschouwelijke
gemeenschappen, de media, de welzijns-en onderwijsinstellingen, de jeugd-
en sportverenigingen hebben een rol te spelen. Essentieel is bij deze
gemeenschapsvorming een klimaat van dialoog en respect voor diversiteit.
33. DE VERSTERKING VAN EEN DUURZAME, INCLUSIEVE,
SOLIDAIRE EN DEMOCRATISCHE SAMENLEVING
De Vlaamse samenleving wil een open, democratische
en toekomstgerichte samenleving zijn. Het
aanzwengelen van een opwaartse sociale mobiliteit
binnen die samenleving is bijzonder belangrijk.
Burgerschap door actieve deelname aan onze
samenleving ontleent daartoe de nodige kansen en
rechten. Daartegenover staat ook een
verantwoordelijkheid ten opzichte van onze gedeelde
samenleving. Er deel van uitmaken is niet vrijblijvend.
34. SOCIAAL-‐CULTURELE PARTICIPATIE
Sociaal-culturele participatie betekent dat sociaal-
culturele volwassenenorganisaties mensen en groepen
stimuleren en versterken om deel te nemen aan of deel
te hebben in informele netwerken (sociale participatie),
maatschappelijke instituties (maatschappelijke
participatie), kunst en cultuur (culturele participatie) of
politiek en beleid (politieke en beleidsparticipatie).
35. GEDEELD BURGERSCHAP
De Vlaamse overheid wenst de samenleving te stimuleren en te
versterken door zeer bewust te investeren in een gedeeld
burgerschap. Dat gedeelde burgerschap gaat over de wil om deel uit
te maken van een samenleving die stoelt op grondbeginselen als
het recht op vrije meningsuiting, de gelijkheid tussen man en
vrouw, de scheiding van kerk en staat, maar ook het bieden van
gelijke kansen, het uitsluiten van discriminatie en het bestrijden
van racisme. Op deze fundamentele principes kunnen en willen we
niet toegeven. Iedereen die deel uitmaakt van onze samenleving
heeft de plicht deze te respecteren.
36. GEDEELDE SAMENLEVINGSVRAAGSTUKKEN
TOT PUBLIEKE ZAAK MAKEN
Verwijzing naar:
§ Kritische rol en laboratoriumrol;
§ Maatschappelijke bewegingsfunctie.
37. DE VORMEN VAN ONDERSTEUNING
§ Subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een
werking ontplooien met een relevantie en uitstraling voor het
Nederlandse taalgebied of een relevantie en uitstraling voor het
Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
§ Subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een
werking ontplooien, afgestemd op en complementair aan één of
meerdere specifieke regionale werkingsgebieden, vermeld in artikel
29 (= 13 werkingsgebieden);
§ Projectsubsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties met
een maximale duurtijd van drie jaar.
Opmerking: subsidiëring houdt ook automatisch erkenning in.
38. 3.
ORGANISATIE VAN DE
KWALITEITSBEOORDELING: VAN
SUBSIDIEAANVRAAG TOT OPVOLGING
4 PROCESBESCHRIJVINGEN
39. 4 PROCESBESCHRIJVINGEN
§ Landelijk: “sociaal-culturele volwassenenorganisaties met
een werking voor het Nederlandse taalgebied en het
tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of sociaal-culturele
volwassenenorganisaties met een werking voor het
Nederlandse taalgebied.”
§ Regionaal: “sociaal-culturele volwassenenorganisaties met
een werking binnen specifieke regio’s”.
§ Nieuwe sociaal-culturele volwassenenorganisaties.
§ Project: erkende en gesubsidieerde scvw-organisaties; niet
erkende en gesubsidieerde bovenlokale initiatieven.
40. PROCES
‘SOCIAAL-‐CULTURELE VOLWASSENENORGANISATIES
MET EEN WERKING VOOR HET NEDERLANDSE
TAALGEBIED EN HET TWEETALIGE GEBIED BRUSSEL-‐
HOOFDSTAD OF SOCIAAL-‐CULTURELE
VOLWASSENENORGANISATIES MET EEN WERKING
VOOR HET NEDERLANDSE TAALGEBIED’
41. KWALITEITSBEOORDELING: DE SPELERS
Adviescommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk:
§ Uittekenen visitatie- en beoordelingsprotocol;
§ Kwaliteitsbewaking van de procedures.
Visitatiecommissie.
Beoordelingscommissie.
Administratie.
Vlaamse Regering.
42. KWALITEITSBEOORDELING
Evaluatie- en beoordelingscyclus:
§ Visitatie: evaluatie van bestaande werking op basis van
beoordelingselementen en onderliggende evaluatiecriteria aan de
hand van bezoek ter plaatse en vooraf ingediende documenten.
§ Beoordeling van de ingediende subsidieaanvraag voor de
toekomstige werking op basis van beoordelingselementen en
onderliggende beoordelingscriteria aan de hand van vooraf
ingediende documenten.
Bij ‘landelijke’ verspreid over twee momenten (respectievelijk 3e en 5e
jaar van beleidscyclus).
43. BEOORDELINGSELEMENTEN
INHOUDELIJK DEEL
1. de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele
volwassenenorganisatie aan het doel van het decreet;
2. de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele
volwassenenorganisatie tot de door de organisatie omschreven
actuele maatschappelijke context;
3. de bijdrage van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie
aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen;
4. de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-
culturele volwassenenorganisatie;
44. BEOORDELINGSELEMENTEN
INHOUDELIJK DEEL
5. de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-
culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de
uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de
sociaal-culturele volwassenenorganisatie;
6. de werking met een relevantie en uitstraling voor het
Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad of de werking met een relevantie en uitstraling voor
het Nederlandse taalgebied;
7. een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt
binnen de vrije tijd;
45. BEOORDELINGSELEMENTEN
INHOUDELIJK DEEL
8. de werking voor:
a) het brede publiek en de keuzes daarin voor
gemeenschappen, doelgroepen of kansengroepen;
b) kansengroepen en de keuzes daarin voor gemeenschappen,
doelgroepen of het brede publiek;
9. de plaats van vrijwilligers in de sociaal-culturele
volwassenenorganisatie en de manier waarop ze betrokken en
ondersteund worden in relatie tot de visie en missie van de
sociaal-culturele volwassenenorganisatie.
46. BEOORDELINGSELEMENTEN
ZAKELIJK DEEL
1. een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel
meerjarenbeleid;
2. de toepassing van de principes van goed bestuur;
3. de afstemming tussen het voormelde inhoudelijke
en zakelijke deel van het beleidsplan.
47. ELEMENTAIRE
BEOORDELINGSELEMENTEN
1. de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-
culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de
uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de
sociaal-culturele volwassenenorganisatie;
2. de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse
taalgebied of de werking met een relevantie en uitstraling voor het
Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad;
3. een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen
de vrije tijd;
4. een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid
48. VERSCHILLENDE CRITERIA VOOR EVALUATIE (VISITATIE-‐
COMMISSIE) EN BEOORDELING (BEOORDELINGSCOMMISSIE)
Beoordelingselement 4: de strategische en operationele doelstellingen van
de sociaal-culturele organisatie
Evaluatie
tijdens
visitatie
§ De organisatie toont aan hoe ze uitvoering geeft aan de
strategische en operationele doelstellingen van haar
beleidsplan.
§ De organisatie geeft aan hoe ze haar werking opvolgt,
zelfkritisch evalueert en bijstuurt als dat nodig is.
Beoordeling § De organisatie heeft een onderbouwd en samenhangend
geheel van strategische en operationele doelstellingen
die ze wil realiseren.
§ De organisatie expliciteert de relatie tussen haar eigen
doelen en haar missie, visie en de actuele
maatschappelijke context die ze zelf omschreven heeft.
49. PROCESBESCHRIJVING BESTAANDE
SOCIAAL-‐CULTURELE ORGANISATIES
Stap 1: indienen subsidieaanvraag, toetsing ontvankelijkheid;
Stap 2: beoordelingscommissie;
Stap 3: gemotiveerd preadvies met indicatie van de evolutie van de
subsidie-enveloppe – gelegenheid tot schriftelijke reactie;
Stap 4: definitief subsidieadvies met voorstel van subsidie-
enveloppe;
Stap 5: beslissing Vlaamse Regering;
Stap 6: indien van toepassing: geactualiseerd beleidsplan;
Stap 7: indienen voortgangsrapport en visitatie;
Stap 8: voorlopig visitatieverslag – mogelijkheid tot reageren;
Stap 9: definitief visitatieverslag – mogelijkheid tot remediëring.
51. STAP 1: INDIENEN SUBSIDIEAANVRAAG,
TOETSING ONTVANKELIJKHEID
Bestaat uit:
Vorm nog te bepalen.
Uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode (31
december 2019).
§ Nodige documenten om ontvankelijkheidsvoorwaarden te kunnen
toetsen
§ Een beschrijving van de invulling van elk beoordelingselement, vermeld
in artikel 10 van het decreet
§ Beleidsplan
52. ONTVANKELIJKHEIDSWAARDEN,
BEOORDEELD DOOR ADMINISTRATIE
(15 januari, laatste jaar beleidsperiode)
1. Tijdig ingediend;
2. Rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;
3. Gevestigd in Nederlands taalgebied of in tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad;
4. Minstens 1 voltijds equivalent personeelslid of aan te stellen binnen 3
maanden na het begin van de beleidsperiode;
5. Subsidieaanvraag opgesteld in het Nederlands;
6. Aantonen van sociaal-culturele werking van minstens twee jaar
onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
53. BELEIDSPLAN VOOR OP MOMENT VAN AANVRAAG
GESUBSIDIEERDE EN ERKENDE ORGANISATIES
1. een inhoudelijk deel voor de volgende beleidsperiode;
2. een zakelijk deel voor de volgende beleidsperiode;
3. de omvang en de resultaten van de werking, namelijk:
a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor het
tweede en derde jaar van de lopende beleidsperiode;
b) kerngegevens en cijfers over het personeel voor het
derde en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;
c) kerngegevens en cijfers over de werking voor het derde
en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;
54. BELEIDSPLAN VOOR OP MOMENT VAN AANVRAAG
GESUBSIDIEERDE EN ERKENDE ORGANISATIES
4. een zelfevaluatie van de werking van de voorbije jaren van de
lopende beleidsperiode;
5. de gevraagde subsidie-enveloppe op jaarbasis voor de
beleidsperiode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;
6. in voorkomend geval een plan van aanpak waarin wordt
aangegeven hoe de sociaal-culturele volwassenenorganisatie
die een positieve evaluatie met aanbevelingen kreeg, is
omgegaan met die aanbevelingen;
7. een managementsamenvatting.
55. STAP 2: BEOORDELINGSCOMMISSIE
Beoordeelt de kwaliteit van de werking op basis van de
beoordelingselementen en de onderliggende
beoordelingscriteria en aan de hand van:
§ Visitatieverslag;
§ Alle elementen vervat in beleidsplan;
§ Algemene informatie en gegevens met betrekking tot
de werking;
§ Desgevallend een tweede visitatieverslag na
remediëring.
56. OPBOUW VAN BEOORDELING EN
GEMOTIVEERD ADVIES
Beoordeling per beoordelingselement op basis van onderliggende
beoordelingscriteria.
Per beoordelingselement een eindresultaat:
Voor één of meerdere onderliggende
beoordelingscriteria ‘onvoldoende’.
Onvoldoende
Voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium
‘onvoldoende’ en voor één of meerdere onderliggende
beoordelingscriteria ‘voldoet ten dele’.
Voldoet ten dele
Voor alle onderliggende beoordelingscriteria ‘voldoet’. Voldoet
57. OPBOUW VAN BEOORDELING EN
GEMOTIVEERD ADVIES
Voor één van de elementaire beoordelings-
elementen wordt ‘onvoldoende’ behaald, of voor
minstens vijf andere beoordelingselementen wordt
‘onvoldoende’ behaald.
Een negatief
subsidieadvies
Voor elk van de elementaire beoordelingselementen
wordt een ‘voldoet’ of ‘voldoet ten dele’ behaald, en
op minstens 4 andere ‘voldoet’ of ‘voldoet ten dele’.
Een positief
subsidieadvies met
aandachtspunten
Voor alle beoordelingselementen wordt een ‘voldoet’
of ‘voldoet ten dele behaald’.
Een positief
subsidieadvies
58. 2 BELANGRIJKE RESTRICTIES BIJ ELEMENTAIRE
BEOORDELINGSELEMENTEN
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie die bij de evaluatie
voor alle elementaire beoordelingselementen een “voldoet”
behaalde, behoudt dit eindresultaat bij de beoordeling.
Voor de toepassing van de beoordeling vanaf de tweede
beleidsperiode is het eerste lid (van artikel 11) enkel van toepassing
op de sociaal-culturele volwassenenorganisaties die bij de
evaluatie, vermeld in artikel 23, op minimaal één van deze vier
beoordelingselementen een “voldoet ten dele” of een “onvoldoende”
behaalden.
59. STAP 3: GEMOTIVEERD PREADVIES
(15 april van jaar voorafgaand aan beleidsperiode)
Verslag en beoordeling per beoordelingselement.
Aanduiding van de aard van het preadvies:
§ Een positief subsidieadvies;
§ Een positief subsidieadvies met aandachtspunten;
§ Een negatief subsidieadvies.
Indicatie van de evolutie van de subsidie-enveloppe voor de
nieuwe beleidsperiode.
Meegedeeld door de administratie.
60. EVALUATIE
VISITATIECOMMISSIE
BEOORDELING EFFECT OP SUBSIDIE-‐
ENVELOPPE
Positieve evaluatie zonder
aanbevelingen
Positief subsidieadvies of positief
subsidieadvies met aandachtspunten
Gelijk of hoger
Positieve evaluatie met
aanbevelingen
Positief subsidieadvies Gelijk of hoger
Positieve evaluatie met
aanbevelingen
Positief subsidieadvies met
aandachtspunten
Lager, gelijk of hoger
Positieve evaluatie zonder
aanbevelingen
Negatief subsidieadvies Lager of gelijk
Positieve evaluatie met
aanbevelingen
Negatief subsidieadvies Stopzetten of lager
Negatieve evaluatie met
aanbevelingen
Positief subsidieadvies of positief
subsidieadvies met aandachtspunten
Lager of gelijk
Negatieve evaluatie met
aanbevelingen
Negatief subsidieadvies Stopzetten of lager
61. REACTIE AANVRAGER OP PREADVIES
(binnen 14 dagen na bezorging van preadvies)
Mogelijkheid tot indienen van schriftelijke reactie.
Gebaseerd op oorspronkelijk ingediende dossier – geen nieuwe
inhoudelijke of zakelijke elementen.
Indien positief preadvies:
§ Enkel met betrekking tot feitelijke onjuistheden;
§ Beoordeling door dezelfde beoordelingscommissie uitgebreid met 1 lid.
Indien negatief preadvies:
§ Subsidieaanvraag, preadvies, schriftelijke reactie worden voorgelegd
aan een andere beoordelingscommissie.
62. STAP 4: DEFINITIEF SUBSIDIEADVIES MET
VOORSTEL VAN SUBSIDIE-‐ENVELOPPE
(uiterlijk 15 juli van jaar voorafgaand aan beleidsperiode)
Administratie brengt organisatie op de hoogte van definitief
subsidieadvies.
Voorstel van subsidie-enveloppe voor de volgende
beleidsperiode (subsidie-enveloppe gekoppeld aan
prijsindex).
Rekening houdend met totale subsidie-enveloppe zoals
bepaald door de Vlaamse Regering en goedgekeurd door het
Vlaams Parlement.
63. ORGANISATIE IN REMEDIËRINGSTRAJECT
Vlaamse Regering beslist of ze advies van de visitatiecommissie na
tweede bezoek (positief of negatief) volgt.
Procedure is verder gelijk, alleen een jaar later.
Negatief advies, geaccepteerd door Vlaamse
Regering
Subsidieaanvraag niet
beoordeeld, stopzetting
Positief advies, geaccepteerd door de
Vlaamse Regering
Subsidieaanvraag wordt
beoordeeld
Positief advies, niet geaccepteerd door de
Vlaamse Regering
Subsidieaanvraag niet
beoordeeld, stopzetting
Negatief advies, niet geaccepteerd door de
Vlaamse Regering
Subsidieaanvraag wordt
beoordeeld
64. STAP 5: BESLISSING VLAAMSE REGERING
§ Wordt uiterlijk genomen op 1 oktober van het jaar dat
vooraf gaat aan de nieuwe beleidsperiode voor organisaties
met een positieve evaluatie of positieve evaluatie met
aanbevelingen.
§ Wordt uiterlijk genomen op 31 december van het eerste jaar
van de nieuwe beleidsperiode voor organisaties met een
negatieve evaluatie met aanbevelingen (subsidie-
enveloppe is in eerste jaar van de beleidsperiode gelijk aan
het laatste jaar van de vorige beleidsperiode).
65. STAP 6: ACTUALISERING BELEIDSPLAN
Als de toegekende subsidie-enveloppe aan een sociaal-culturele
volwassenenorganisatie afwijkt van de gevraagde subsidie-
enveloppe van die organisatie, beschikt de aanvrager over de
mogelijkheid om voor 1 april in het jaar volgend op de beslissing
van de Vlaamse Regering een geactualiseerd beleidsplan in te
dienen, dat afgestemd is op de omvang van de toegekende
subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenen-
organisatie. De Vlaamse Regering valideert het geactualiseerde
beleidsplan.
Gevalideerd door administratie, ter kennisgeving voorgelegd aan
Minister voor 15 mei van het jaar volgend op beslissing.
66. STAP 7: INDIENEN
VOORTGANGSRAPPORT EN VISITATIE
Voor 1 april van het derde jaar van de beleidsperiode, omvat:
1. een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in de eerste twee
jaar van de beleidsperiode en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het
beleidsplan in het lopende jaar en de laatste twee jaar van de beleidsperiode;
2. de omvang en de resultaten van de werking:
a) de kerngegevens en de cijfers over de financiën voor het eerste jaar van de
beleidsperiode;
b) de kerngegevens en de cijfers over het personeel voor het eerste en tweede
jaar van de beleidsperiode;
c) de kerngegevens en de cijfers over de werking voor het eerste en tweede jaar
van de beleidsperiode;
3. een beschrijving van de invulling van elk beoordelingselement, vermeld in
artikel 10 van het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk.
67. STAP 7: INDIENEN
VOORTGANGSRAPPORT EN VISITATIE
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie bezorgt jaarlijks voor 1 april
van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie is toegekend:
1. een financieel verslag dat bestaat uit:
a) een afrekening, een begroting en een balans conform het model,
vermeld in artikel 55;
b) het verslag van een erkende accountant of bedrijfsrevisor die niet
betrokken is bij de dagelijkse werking van de organisatie, met
commentaar bij de waarheidsgetrouwe weergave van de afrekening en
de balans;
c) een overzicht van de individuele bezoldigingen, waarin de totale
loonkosten per werknemer vermeld worden;
2. een lijst met beleidsrelevante gegevens die wordt aangeleverd via een
webapplicatie.
68. STAP 7: INDIENEN
VOORTGANGSRAPPORT EN VISITATIE
Visitatiecommissie: 4 externe deskundigen en 1 deskundige van de
administratie (voorbereiding, begeleiding, voorzitten en rapportering).
Daaraan wordt een notulist van de administratie toegevoegd.
Bezoek ter plaatse in het derde jaar van de lopende beleidsperiode (de
facto vanaf kwartaal 2).
Evaluatie op basis van beoordelingselementen en onderliggende criteria en a.d.h.v.:
§ het beleidsplan;
§ het voortgangsrapport;
§ de begrotingen;
§ de financiële verslagen;
§ algemene informatie;
§ gegevens met betrekking tot de werking.
69. OPBOUW TOT GEMOTIVEERDE
EVALUATIE
Evaluatie per beoordelingselement op basis van onderliggende
evaluatiecriteria.
Per beoordelingselement een eindresultaat:
Voor één of meerdere onderliggende evaluatiecriteria
‘onvoldoende’.
Onvoldoende
Voor geen enkel onderliggend evaluatiecriterium
‘onvoldoende’ en voor één of meerdere onderliggende
evaluatiecriteria ‘voldoet ten dele’.
Voldoet ten dele
Voor alle onderliggende evaluatiecriteria ‘voldoet’. Voldoet
70. EINDVERSLAG MET GEMOTIVEERDE
EVALUATIE
Voor één van de elementaire beoordelings-
elementen wordt ‘onvoldoende’ behaald, of voor
minstens vijf andere beoordelingselementen
wordt ‘onvoldoende’ behaald.
Een negatieve
evaluatie met
aanbevelingen
Voor elk van de elementaire beoordelings-
elementen wordt een ‘voldoet’ of ‘voldoet ten
dele’ behaald, en op minstens 4 andere ‘voldoet’
of ‘voldoet ten dele’.
Een positieve
evaluatie met
aanbevelingen
Voor alle beoordelingselementen wordt een
‘voldoet’ of ‘voldoet ten dele behaald’.
Een positieve
evaluatie zonder
aanbevelingen
71. STAP 8: VOORLOPIG VISITATIEVERSLAG
STAP 9: DEFINITIEF VISITATIEVERSLAG
Uiterlijk 35 dagen na visitatie: voorlopig visitatieverslag.
Sociaal-culturele organisatie heeft 28 dagen om te
reageren.
Binnen 49 dagen na het meedelen van voorlopig
visitatieverslag:
§ Kennisname van opmerkingen en opmaak definitief
visitatieverslag;
§ Bezorging van het definitief visitatieverslag.
72. NEGATIEVE EVALUATIE MET
AANBEVELINGEN: REMEDIËRING
Binnen maximaal 24 maanden na definitief
visitatierapport: aantonen via remediëringsrapport hoe
met de aanbevelingen is omgegaan.
Visitatiecommissie evalueert kwaliteit en effectiviteit
van de ondernomen processen en acties met
betrekking tot de aanbevelingen met bezoek ter plaatse.
Visitatiecommissie formuleert positief of negatief
advies aan Vlaamse Regering.
73. VERPLICHTINGEN VERBONDEN AAN
SUBSIDIE
1. in het derde jaar van de beleidsperiode tijdig een volledig
voortgangsrapport indienen in het Nederlands;
2. jaarlijks een financieel verslag, financiële afrekening en een balans,
waaruit blijkt dat de sociaal-culturele volwassenenorganisatie
sluitend of met batig saldo kan werken, en een begroting indienen.
Positieve financiële resultaten van de organisatie kunnen
uitsluitend naar het maatschappelijk doel van de organisatie gaan;
3. jaarlijks in het Nederlands alle nuttige en noodzakelijke gegevens
over de werking verstrekken in de gevraagde vorm;
4. alle verantwoordelijken beschikken over actieve kennis van het
Nederlands;
74. VERPLICHTINGEN VERBONDEN AAN
SUBSIDIE
5. de subsidie gebruiken voor de uitvoering van het beleidsplan op
basis waarvan de subsidie is toegekend;
6. een boekhouding voeren volgens het genormaliseerde
boekhoudkundige stelsel en die zo organiseren dat de financiële
controle op de aanwending van de subsidies mogelijk is;
7. de principes van goed bestuur naleven;
8. de principes en de regels van de democratie en het Europees
Verdrag inzake de Rechten van de Mens toepassen in de
werking;
9. voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden.
75. MOGELIJKHEID TOT FUSEREN
Definitie: van meerdere naar één rechtspersoon evolueren.
Kan tijdens beleidsperiode.
Behoud van toegekende subsidie-enveloppes van de fuserende
organisaties.
Enkel besteedbaar aan de werking van de gefuseerde organisatie.
Werking in verlengde van de beleidsplannen van oorspronkelijke
organisaties.
Administratie houdt hierop toezicht.
76. OVERGANGSREGELING
§ Beoordelingselementen van het huidige decreet zijn
het uitgangspunt – worden per werksoort uitgewerkt
naar evaluatiecriteria, te vinden in het
uitvoeringsbesluit artikel 58. Er zijn geen elementaire
beoordelingselementen.
§ Kwantitatieve gegevens met betrekking tot de
werking sinds 2003 – afgeleid uit bestaande
rapportering – worden in evaluatie meegenomen
(2004, 2008, 2012 en 2016) – administratie brengt
gegevens samen.
77. OVERGANGSREGELING
§ Geen ‘mathematische’ beoordeling voor het geheel op basis van het
aantal keer dat ‘voldoet’, ‘voldoet ten dele’ of ‘onvoldoende’ werd behaald
– wel gemotiveerde evaluatie van de visitatiecommissie met dezelfde
categorieën als in de toekomst (‘positief subsidieadvies’, ‘positief
subsidieadvies met aandachtspunten’, ‘negatief subsidieadvies’);
§ Visitatie gebeurt zoveel mogelijk naar toekomstig model,
visitatiecommissies zullen ook later worden samengetrokken naar
beoordelingscommissies;
§ Koppeling met beoordeling zal leiden tot subsidieadvies, op zelfde
manier als in de toekomst;
§ Remediëringsperiode beperkt tot 12 maanden.
79. KWALITEITSBEOORDELING
Evaluatie- en beoordelingscyclus:
§ Evaluatie van bestaande werking op basis van
beoordelingselementen en onderliggende evaluatiecriteria aan
de hand van bezoek ter plaatse en vooraf ingediende
documenten.
§ Beoordeling van de ingediende subsidieaanvraag voor de
toekomstige werking op basis van beoordelingselementen en
onderliggende beoordelingscriteria aan de hand van vooraf
ingediende documenten.
Bezoek ter plaatse in eerste kwartaal van het 5de jaar van de
beleidsperiode.
80. KWALITEITSBEOORDELING: DE SPELERS
Adviescommissie sociaal-cultureel volwassenenwerk:
§ Uittekenen visitatie- en beoordelingsprotocol;
§ Kwaliteitsbewaking van de procedures.
Beoordelingscommissie.
Administratie.
Vlaamse Regering.
81. BEOORDELINGSELEMENTEN
INHOUDELIJK DEEL
1. de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele
organisatie tot het doel van het decreet;
2. de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele
organisatie tot de door de organisatie omschreven actuele
maatschappelijke context;
3. de bijdrage van de sociaal-culturele organisatie tot de realisatie
van de drie sociaal-culturele rollen;
4. de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-
culturele organisatie;
5. de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies;
82. BEOORDELINGSELEMENTEN
INHOUDELIJK DEEL
6. de werking met een relevantie en uitstraling voor de betrokken
regio, afgestemd op de culturele en maatschappelijke context
van de regio en complementair aan de werking van andere
spelers in de specifieke regio;
7. een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt
binnen de vrije tijd;
8. de werking naar het brede publiek en de keuzes daarin naar
gemeenschappen, doelgroepen en kansengroepen;
9. de plaats van vrijwilligers in de organisatie en hoe ze betrokken
en ondersteund worden.
83. BEOORDELINGSELEMENTEN
ZAKELIJK DEEL
1. een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel
meerjarenbeleid;
2. de toepassing van principes van goed bestuur;
3. de afstemming tussen het inhoudelijke en zakelijke
deel van het beleidsplan.
84. ELEMENTAIRE
BEOORDELINGSELEMENTEN
1. de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies;
2. de werking met een relevantie en uitstraling voor de
betrokken regio, afgestemd op de culturele en
maatschappelijke context van de regio en complementair
aan de werking van andere spelers in de specifieke regio;
3. een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt
binnen de vrije tijd;
4. een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel
meerjarenbeleid.
86. STAP 1: INDIENEN SUBSIDIEAANVRAAG,
TOETSING ONTVANKELIJKHEID
Bestaat uit:
Beleidsplan
Beschrijving van de invulling van elk beoordelingselement, vermeld in
decreet
Nodige documenten om ontvankelijkheidsvoorwaarden te kunnen
toetsen
Vorm nog te bepalen.
Uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode (31
december 2019).
Kan enkel door organisaties die onder het decreet van 2003 erkend zijn als regionale
volkshogeschool of organisaties aangeduid op initiatief van de Vlaamse Regering.
87. BELEIDSPLAN
1. een inhoudelijk deel voor de volgende beleidsperiode;
2. een zakelijk deel voor de volgende beleidsperiode;
3. de omvang en de resultaten van de werking, namelijk:
a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor het tweede en
derde jaar van de lopende beleidsperiode;
b) kerngegevens en cijfers over het personeel voor het derde en
vierde jaar van de lopende beleidsperiode;
c) kerngegevens en cijfers over de werking voor het derde en
vierde jaar van de lopende beleidsperiode;
88. BELEIDSPLAN VOOR OP MOMENT VAN AANVRAAG
GESUBSIDIEERDE EN ERKENDE ORGANISATIES
4. een zelfevaluatie van de werking van de voorbije
jaren van de lopende beleidsperiode;
5. een managementsamenvatting.
89. ONTVANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN,
BEOORDEELD DOOR DE ADMINISTRATIE
1. het beleidsplan is uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van
de beleidsperiode ingediend;
2. de organisatie is gevestigd in een van de 13 regio’s,
3. de organisatie heeft doelstellingen waaruit blijkt dat ze een werking
ontplooit:
a) die afgestemd is op de specificiteit van de regio of regio’s waarin
wordt gewerkt en die complementair is aan andere spelers in de regio
of regio’s;
b) die sociaal-culturele participatie mogelijk maakt van zoveel mogelijk
inwoners met bijzondere aandacht voor kansengroepen;
c) vanuit de vier sociaal-culturele functies;
(uiterlijk 15 januari van jaar voorafgaand aan beleidsperiode)
90. ONTVANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN,
BEOORDEELD DOOR DE ADMINISTRATIE
4. de organisatie beschikt over rechtspersoonlijkheid
met een niet-commercieel karakter;
5. het beleidsplan wordt in het Nederlands opgesteld;
6. de organisatie treedt in overleg met de andere
sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een
werking binnen specifieke regio’s.
91. STAP 2: BEZOEK TER PLAATSE,
EVALUATIE EN BEOORDELING
§ Het beleidsplan van de lopende periode
§ Het voortgangsrapport
§ De begrotingen en de financiële verslagen
§ Algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking
§ Het beleidsplan van de volgende periode
De beoordelingscommissie doet een bezoek ter plaatse in het eerste
kwartaal van het 5de jaar van de beleidsperiode.
De beoordelingscommissie evalueert en beoordeelt de kwaliteit van de
werking op basis van de beoordelingselementen en de onderliggende
beoordelingscriteria en aan de hand van:
92. OPBOUW VAN BEOORDELING EN
GEMOTIVEERD ADVIES
Beoordeling per beoordelingselement op basis van onderliggende
beoordelingscriteria.
Per beoordelingselement een eindresultaat:
Voor één of meerdere onderliggende
beoordelingscriteria ‘onvoldoende’.
Onvoldoende
Voor geen enkel onderliggend
beoordelingscriterium ‘onvoldoende’ en voor
één of meerdere onderliggende
beoordelingscriteria ‘voldoet ten dele’.
Voldoet ten dele
Voor alle onderliggende beoordelingscriteria
‘voldoet’.
Voldoet
93. OPBOUW VAN BEOORDELING EN
GEMOTIVEERD ADVIES
Voor één van de elementaire beoordelings-
elementen wordt ‘onvoldoende’ behaald, of voor
minstens vijf andere beoordelingselementen
wordt ‘onvoldoende’ behaald.
Een negatief
oordeel met
aanbevelingen
Voor elk van de elementaire beoordelings-
elementen wordt een ‘voldoet’ of ‘voldoet ten
dele’ behaald, en op minstens 4 andere ‘voldoet’
of ‘voldoet ten dele’.
Een positief
oordeel met
aanbevelingen
Voor alle beoordelingselementen wordt een
‘voldoet’ of ‘voldoet ten dele behaald’.
Een positief
oordeel zonder
aanbevelingen
94. STAP 3: GEMOTIVEERD PREADVIES
Verslag en beoordeling per beoordelingselement.
Aanduiding van de aard van het preadvies:
§ Een positief oordeel zonder aanbevelingen;
§ Een positief oordeel met aanbevelingen;
§ Een negatief oordeel met aanbevelingen.
Meegedeeld door de administratie.
95. STAP 3: GEMOTIVEERD PREADVIES EN
MOGELIJKHEID TOT REACTIE
Uiterlijk 35 dagen na bezoek: gemotiveerd
preadvies.
Sociaal-culturele organisatie heeft 28 dagen om
te reageren.
96. STAP 4: DEFINITIEF ADVIES
Binnen 49 dagen na het meedelen van
preadvies:
§ Kennisname door beoordelingscommissie van
opmerkingen en opmaak definitief advies;
§ Bezorging van het definitief advies.
97. INDIEN NEGATIEF ADVIES MET
AANBEVELINGEN
Binnen maximaal 12 maanden na definitief advies:
remediëringsrapport waarin organisatie aantoont hoe ze met de
aanbevelingen is omgegaan.
De beoordelingscommissie beoordeelt na het indienen van het
remediëringsrapport de kwaliteit en de effectiviteit van de
ondernomen processen en acties van de sociaal-culturele
volwassenenorganisatie met betrekking tot de aanbevelingen met
een bezoek ter plaatse.
De beoordelingscommissie formuleert op basis daarvan een
positief of negatief advies aan de Vlaamse Regering.
98. STAP 5: BESLISSING VLAAMSE REGERING
Vlaamse regering beslist of ze het positief of negatief advies van
de beoordelingscommissie al dan niet volgt,
uiterlijk op 1 oktober.
Indien positief advies wordt gevolgd: verderzetting subsidie (1,7€
per inwoner, 30% Brussels Gewest, minimum van 600.000€)
Indien negatief advies wordt gevolgd:
§ Stopzetting subsidiëring 1 januari 2de jaar beleidsperiode;
§ Vlaamse Regering neemt zelf initiatief om de continuïteit van
het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de sociaal-
culturele participatie in de regio te garanderen.
99. STAP 6: INDIENEN
VOORTGANGSRAPPORT
3e jaar van de beleidsperiode.
Indien ‘positief oordeel met aanbevelingen’:
§ aangeven hoe ze met de gegeven aanbevelingen zijn
omgegaan.
100. VERPLICHTINGEN VERBONDEN AAN
SUBSIDIE
1. in het derde jaar van de beleidsperiode tijdig een volledig
voortgangsrapport indienen in het Nederlands;
2. jaarlijks een financieel verslag, financiële afrekening en een balans,
waaruit blijkt dat de sociaal-culturele volwassenenorganisatie
sluitend of met batig saldo kan werken, en een begroting indienen.
Positieve financiële resultaten van de organisatie kunnen
uitsluitend naar het maatschappelijk doel van de organisatie gaan;
3. jaarlijks in het Nederlands alle nuttige en noodzakelijke gegevens
over de werking verstrekken in de gevraagde vorm;
4. alle verantwoordelijken beschikken over actieve kennis van het
Nederlands;
101. VERPLICHTINGEN VERBONDEN AAN
SUBSIDIE
5. de subsidie gebruiken voor de uitvoering van het beleidsplan op
basis waarvan de subsidie is toegekend;
6. een boekhouding voeren volgens het genormaliseerde
boekhoudkundige stelsel en die zo organiseren dat de financiële
controle op de aanwending van de subsidies mogelijk is;
7. de principes van goed bestuur naleven;
8. de principes en de regels van de democratie en het Europees
Verdrag inzake de Rechten van de Mens toepassen in de
werking;
9. voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden.
102. OVERGANGSREGELING
§ Beoordelingselementen van het huidige decreet zijn het
uitgangspunt – worden uitgewerkt naar evaluatiecriteria, te
vinden in het uitvoeringsbesluit artikel 61. Er zijn geen
elementaire beoordelingselementen.
§ Er is geen aparte visitatie meer in de lopende beleidsperiode.
§ Laatste voortgangsrapport in 2018.
§ De beoordeling in 2020 zal gebeuren op basis van een evaluatie
van de voorbije werking (o.a. op basis van voortgangsrapport 3e
jaar beleidsperiode) en een beoordeling van de toekomstige
plannen door een beoordelingscommissie die ook een bezoek ter
plaatse doet.
103. PROCES
‘NIEUWE SOCIAAL-‐CULTURELE
VOLWASSENENORGANISATIES MET EEN WERKING
VOOR HET NEDERLANDSE TAALGEBIED EN HET
TWEETALIGE GEBIED BRUSSEL-‐HOOFDSTAD OF
SOCIAAL-‐CULTURELE VOLWASSENENORGANISATIES
MET EEN WERKING VOOR HET NEDERLANDSE
TAALGEBIED’
104. UITGANGSPUNT ‘NIEUWE’ ORGANISATIES
Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die op
het moment van aanvraag niet erkend zijn op basis van
het decreet van 4 april 2003 of die vanaf 2021 niet
gesubsidieerd zijn als sociaal-culturele
volwassenenorganisatie kan de Vlaamse Regering een
subsidie-enveloppe toekennen, zich baserend op het
subsidieadvies van de beoordelingscommissie.
105. HOE KOMT SUBSIDIEADVIES TOT STAND?
Stap 1: indienen subsidieaanvraag, ontvankelijkheid
beoordeeld door de administratie;
Stap 2: beoordeling door de beoordelingscommissie;
Stap 3: preadvies en mogelijkheid tot schriftelijke
reactie;
Stap 4: definitief subsidieadvies met voorstel van
subsidie-enveloppe;
Stap 5: beslissing Vlaamse Regering.
106. STAP 1: INDIENEN SUBSIDIEAANVRAAG
UITERLIJK 31 DECEMBER VAN HET VOORLAATSTE JAAR VAN DE BELEIDSPERIODE
– ÉÉN KEER PER BELEIDSPERIODE
Omvat:
1. Beleidsplan.
2. Beschrijving van de invulling van elk beoordelingselement.
3. Nodige documenten om ontvankelijkheidsvoorwaarden te kunnen
toetsen.
Daarnaast:
1. Verklaring: voltijds equivalent personeelslid of intentie aanwerving binnen 3
maanden na het begin van de beleidsperiode;
2. Verslag dat sociaal-culturele werking aantoont twee jaar onmiddellijk
voorafgaand aan de aanvraag.
107. ONTVANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN,
BEOORDEELD DOOR ADMINISTRATIE
1. Tijdig ingediend;
2. Rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;
3. Gevestigd in Nederlands taalgebied of in tweetalige gebied
Brussel-Hoofdstad;
4. Minstens 1 voltijds equivalent personeelslid of aan te
stellen binnen 3 maanden na het begin van de
beleidsperiode;
5. Subsidieaanvraag opgesteld in het Nederlands;
6. Aantonen van sociaal-culturele werking van minstens
twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
108. BIJGEVOEGD AAN BELEIDSPLAN
Document waarin de aanvrager een sociaal-culturele werking van
minstens twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag
aantoont.
Het document omvat:
a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor de twee jaar
onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag;
b) kerngegevens en cijfers over de werking voor de twee jaar
onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag;
c) desgevallend kerngegevens en cijfers over het personeel voor de
twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
109. STAP 2: BEOORDELING DOOR DE
BEOORDELINGSCOMMISSIE
(met inbegrip van extra informatie die een sociaal-
culturele werking aantoont gedurende de voorbije
twee jaar), en algemene informatie en gegevens met
betrekking tot de werking;
2. Op basis van de beoordelingselementen (zoals geldig
voor de landelijke organisaties).
1. Aan de hand van een gesprek met de organisatie,
alle elementen vervat in het beleidsplan
110. STAP 3: PREADVIES EN MOGELIJKHEID
TOT SCHRIFTELIJKE REACTIE
§ In het preadvies aan nieuwe organisaties wordt
geadviseerd inzake de al dan niet toekenning van een
subsidie-enveloppe.
§ Modaliteiten voor schriftelijke reactie en het komen
tot een definitief subsidieadvies zijn dezelfde als voor
de reeds gesubsidieerde organisaties.
111. STAP 4: DEFINITIEF SUBDIDIEADVIES MET
VOORSTEL VAN SUBSIDIE-‐ENVELOPPE
Administratie brengt organisatie op de hoogte van
definitief subsidieadvies.
Dit bevat een voorstel van subsidie-enveloppe voor de
volgende beleidsperiode (subsidie-enveloppe gekoppeld
aan prijsindex), rekening houdend met totale subsidie-
enveloppe zoals bepaald door de Vlaamse Regering en
goedgekeurd door het Vlaams Parlement.
Uiterlijk op 15 juli
112. STAP 5: BESLISSING VLAAMSE REGERING
Wordt uiterlijk genomen op 1 oktober van het
jaar dat vooraf gaat aan de nieuwe
beleidsperiode voor organisaties.
114. PROJECTSUBSIDIES
Doelstelling:
§ Bijdrage aan de realisaties van de laboratoriumrol:
in maatschappelijke innoverende praktijken experimenteren met nieuwe
maatschappelijke spelregels als antwoord op complexe
samenlevingsvraagstukken
een expliciete bijdrage leveren aan een actuele maatschappelijke uitdaging die
door de Vlaamse Regering op de agenda wordt geplaatst, mogelijkheden
te creëren om in te spelen op zeer actuele maatschappelijke uitdagingen.
§ Bijdrage aan de door de Vlaamse Regering bepaalde maatschappelijke
uitdagingen:
dit om
115. PROJECTSUBSIDIES
Eerste aanvraag mogelijk in 2018.
Looptijd van maximaal 3 opeenvolgende jaren.
Toegankelijk voor:
§ Organisaties erkend en gesubsidieerd onder het
decreet van 2003, en vanaf 2021 organisaties erkend
en gesubsidieerd onder het decreet van 2017;
§ Andere sociaal-culturele organisaties of initiatieven.
116. KWALITEITSBEOORDELING: DE SPELERS
§ Administratie,
eventueel bijgestaan door experten aangeduid door de
Vlaamse Regering omwille van hun expertise over de
door de Minister geformuleerde maatschappelijke
uitdagingen;
§ De Minister.
118. STAP 1: BEKENDMAKING
MAATSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN
Bepaald door de Vlaamse Regering voor 1 februari van
het jaar voorafgaand aan de nieuwe beleidsperiode, na
overleg met steunpunt en sectorfederatie.
Jaarlijks voor 1 februari bijkomende of prioritaire
maatschappelijke uitdagingen.
De Vlaamse Regering kan ervoor kiezen om geen
maatschappelijke uitdagingen te formuleren. Dan
komen projecten gericht op de laboratoriumrol in
aanmerking.
119. STAP 2: INDIENEN PROJECTDOSSIER EN TOETSEN
ONTVANKELIJKHEIDSVOORWAARDEN
1. het projectdossier is tijdig ingediend (uiterlijk op 15 juli);
2. de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met een
niet-commercieel karakter;
3. de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of
in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
4. de aanvrager gaat ermee akkoord om op verzoek alle
nuttige en noodzakelijke gegevens over de werking te
verstrekken, in de gevraagde vorm;
5. het projectdossier is in het Nederlands opgesteld.
(uiterlijk op 15 juli);
120. STAP 3: ADVIES ADMINISTRATIE AAN DE HAND
VAN BEOORDELINGSCRITERIA
1. de bijdrage van het project aan het doel van het
decreet;
2. de verduidelijking van de keuze voor minstens twee
sociaal-culturele functies en de uitwerking daarvan
in relatie tot het project;
3. de relatie van het project tot de door de organisatie
omschreven actuele maatschappelijke context;
(Jaarlijks uiterlijk op 15 oktober)
121. STAP 3: ADVIES ADMINISTRATIE AAN DE HAND
VAN BEOORDELINGSCRITERIA
4. de bijdrage van:
a) het project aan de realisatie van de laboratoriumrol;
b) het project aan de door de Vlaamse Regering bepaalde
maatschappelijke uitdagingen;
5. het project heeft een bovenlokaal karakter;
6. het project speelt zich grotendeels af binnen de vrije tijd;
7. de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van het
projectdossier.
(Jaarlijks uiterlijk op 15 oktober)
122. VERPLICHTINGEN VOOR DE ONTVANGER
VAN DE SUBSIDIE
1. uiterlijk drie maanden na afloop van het project een inhoudelijk
en een financieel verslag indienen in het Nederlands;
2. alle verantwoordelijken beschikken over actieve kennis van het
Nederlands;
3. de subsidie gebruiken voor de uitvoering van het projectdossier
op basis waarvan de subsidie is toegekend;
4. de principes en de regels van de democratie en het Europees
Verdrag inzake de Rechten van de Mens toepassen in de
werking;
5. voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden.
123. STAP 4: BESLISSING VAN DE MINISTER
Jaarlijks uiterlijk op 1 november.
Uitbetaling:
§ 80% na beslissing (van jaarlijks budget);
§ 20% na verslaggeving.
125. ADVIESCOMMISSIE SOCIAAL-‐CULTUREEL
VOLWASSENENWERK
Lijst kandidaat externe deskundigen (onderzoekswereld of
specifieke expertise SCVW, treden niet op als vertegenwoordiger
van organisaties) opgesteld door administratie, in samenwerking
met steunpunt en sectorfederatie.
Minister kan toevoegen en schrappen.
Minister stelt commissie samen (6-12 leden, maximaal 2/3 van
hetzelfde geslacht) en benoemt voorzitter. Ook administratie
maakt deel uit van adviescommissie.
Benoeming voor 5 jaar, startend op 1 januari van het tweede jaar
van de beleidsperiode (eerste keer: 4 jaar, vanaf 1 januari 2018).
126. ADVIESCOMMISSIE
ONVERENIGBAARHEDEN
1. een verkozen politiek mandaat;
2. een functie als medewerker van een parlementaire fractie of een
kabinet;
3. een functie als personeelslid in dienst van een gesubsidieerde sociaal-
culturele volwassenenorganisatie;
4. een functie als personeelslid of lid van de raad van bestuur van het
steunpunt;
5. een functie als personeelslid of lid van de raad van bestuur van de
sectorfederatie;
6. een functie als personeelslid of lid van de sectorraad sociaal-cultureel
werk van de SARC.
+ Lidmaatschap van visitatie- of beoordelingscommissie.
127. OPDRACHTEN ADVIESCOMMISSIE
1. een visie en methodiek ontwikkelen om het gemeenschappelijk
beoordelings-en visitatiekader te verfijnen en kwaliteitsvol uit te
voeren;
2. het proces van de inhoudelijke en zakelijke beoordeling door visitatie-
en beoordelingscommissies evalueren.
Concreet:
✚ Voorleggen van een visitatie- en beoordelingsprotocol in het tweede
jaar voor de ‘landelijke’, en in het vierde jaar voor de ‘regionale’ sociaal-
culturele volwassenenorganisaties;
✚ Binnen drie maanden na aanstelling voorstel huishoudelijk reglement
eigen werking en werking van visitatie- en beoordelingscommissies
voorleggen aan Minister.
128. VISITATIE-‐ EN
BEOORDELINGSPROTOCOL
= het geheel van elementen en afspraken voor de commissieleden
inzake de globale inhoudelijke en praktische aanpak van de
evaluatie en de beoordeling.
Bevat:
§ een beschrijving van de wijze waarop de visitatie- en
beoordelingscommissies evalueren en beoordelen;
§ de wijze waarop evaluatie- en beoordelingscriteria tijdens de
evaluatie en de beoordeling aan bod komen en onderdeel
vormen van het visitatieverslag en het advies.
=
Bevat:
129. POOL VAN EXTERNE DESKUNDIGEN VOOR
VISITATIE-‐ EN BEOORDELINGSCOMMISSIES
Administratie stelt een lijst op met kandidaat-deskundigen in overleg met
sectorfederatie en steunpunt. De Minister kan schrappen of toevoegen.
De Minister benoemt de pool van externe deskundigen, waarin maximaal 2/3
van de leden van hetzelfde geslacht zijn.
Voor 5 jaar vanaf 1 januari tweede jaar beleidsperiode, maar eerste keer vanaf 1
januari 2018, voor 4 jaar.
Een externe deskundige heeft kennis van en expertise in:
§ het sociaal-cultureel volwassenenwerk of belendende sectoren;
§ het werken met doelgroepen of kansengroepen;
of
§ het zakelijke beleid van een organisatie.
Als deskundige, niet als vertegenwoordiger van een organisatie.
130. ONVERENIGBAARHEDEN VOOR LIDMAATSCHAP
POOL EXTERNE DESKUNDIGEN
1. een verkozen politiek mandaat;
2. een functie als medewerker van een parlementaire fractie of een
kabinet;
3. een functie als personeelslid in dienst van een gesubsidieerde sociaal-
culturele volwassenenorganisatie;
4. een functie als personeelslid of lid van de raad van bestuur van het
steunpunt;
5. een functie als personeelslid of lid van de raad van bestuur van de
sectorfederatie;
6. een functie als personeelslid of lid van de sectorraad sociaal-cultureel
werk van de SARC.
+ onverenigbaar met lidmaatschap adviescommissie sociaal-cultureel
werk.
131. SAMENSTELLING VISITATIECOMMISSIE VOOR
LANDELIJKE ORGANISATIES
4 externe deskundigen.
Voorzitterschap door administratie.
Administratie staat in voor de samenstelling en ziet erop toe dat aanwezig
is:
§ Inhoudelijke expertise;
§ Zakelijke expertise;
§ Expertise op het vlak van werken met doelgroepen of kansengroepen
indien organisaties die dat doen moeten gevisiteerd worden.
Ziet er ook op toe dat:
§ De deskundigen geen bestuurslid zijn van organisaties die ze moeten
visiteren of beoordelen;
§ Maximaal 2/3 van de leden van hetzelfde geslacht is.
132. VISITATIE:
BEZOEK TER PLAATSE EN PEER REVIEW
Bezoek ter plaatse met twee externe deskundigen en
deskundige van de administratie.
Ontwerp van verslag.
Peer review om met de gehele visitatiecommissie tot
een voorlopige evaluatie te komen.
133. BEOORDELINGSCOMMISSIE VOOR
LANDELIJKE ORGANISATIES
Samengesteld uit:
§ De externe deskundigen van twee visitatiecommissies (8) –
deskundigen van visitatie dus aanwezig.
§ Altijd de drie gebieden aanwezig:
□ inhoudelijke expertise;
□ zakelijke expertise;
□ expertise inzake het werken met doelgroepen of kansengroepen.
§ Voorzitter:
□ niet stemgerechtigd;
□ aangeduid door administratie uit pool van externe deskundigen.
§ Bijgestaan door een secretaris van de administratie.
134. BEOORDELINGSCOMMISSIES FORMULEREN
SUBSIDIEADVIES
Formuleren op basis van aangeduide lezers en door middel van peer
review een gezamenlijk subsidieadvies aan de minister, waarin op basis
van een gemotiveerde beoordeling in eerste instantie ook een indicatie
van de evolutie van de subsidie vervat is.
De administratie formuleert samen met de voorzitters van de
beoordelingscommissies op basis van deze indicaties een voorstel van
subsidie-enveloppe: dat wordt opnieuw besproken in de
beoordelingscommissies.
Op basis hiervan wordt een definitief subsidieadvies geformuleerd met
voorstel van subsidie-enveloppe.
135. BEOORDELINGSCOMMISSIE ORGANISATIES MET
EEN WERKING BINNEN SPECIFIEKE REGIO’S
Samengesteld door administratie:
§ Minimaal 5 externe deskundigen;
§ Een deskundige van de administratie;
§ Onverenigbaar met bestuursfunctie binnen gesubsidieerde regionale
scvw-organisaties;
§ Altijd de drie gebieden aanwezig:
□ inhoudelijke expertise
□ zakelijke expertise
□ expertise inzake het werken met kansengroepen
§ Voorzitterschap door externe deskundige.
Bezoek ter plaatse door 2 externe deskundigen en deskundige van de
administratie.