SlideShare a Scribd company logo
1 of 15
De media-Explosie

Trends en issues in massacommunicatie

       4de druk   Kees van Wijk
H1 Massacommunicatie Inleiding

In de huidige wereld is er overal reclame. Men kan er niet meer omheen. Dit tijdperk kan ook worden
gezien als de informatietijdperk. De media-explosie houdt in dat er een snelle groei is van media.
Bijvoorbeeld mediakanalen, mediaberoepen en mediaorganisaties

7 kenmerken van media-explosie
    1. Enorme groei van communicatiemiddelen.
    2. De groei van het aantal communicatiemiddelen brengt een toename van de verscheidenheid
       aan mediaproducten met zich mee
    3. Digitalisering van de media
    4. Convergentie Steeds meer ineenvloeien van informatiedragers
    5. Uitbreiding van de zintuigelijke ervaring
    6. Het verdwijnen van de scheidslijn tussen interpersoonlijke communicatie en klassieke
       communicatie
    7. De groei van het aantal professionele communicatiebanen en communicatieberoepen

H2 Van actie naar interactie

Vele communicatiewetenschappers bestuderen communicatieprocessen. Doordat zij uit
verschillende regio’s komen, hebben zij verschillende opvattingen en interpretaties. Door de
samenwerking krijgen zij wel meer inzicht in het proces. Communicatie heeft 7 basiselementen

    1.   Er is een verbinding tussen de zender en de ontvanger.
    2.   Communicatiegegevens worden getransporteerd.
    3.   Wat is de intentie van de zender?
    4.   De rol van maatschappelijke organisaties
    5.   Het symboolgebruik en taalgebruik
    6.   De gemeenschappelijke relatie tussen de zender en de ontvanger
    7.   De reacties van de ontvanger

Van 1900 tot 1950 was het bestuderen van massacommunicatieprocessen vooral gericht op
actiegerichte zendercommunicatie. Vanaf de jaren 50 kwam het accent te liggen op
effectiviteitsgerichte communicatie. Tegenwoordig wordt er meer aandacht besteed aan de
interactie. De ontwikkeling over het denken over massacommunicatie is onder te verdelen in 3 fasen
    1. De handeling van de zender bepaalt alles  actiegericht
    2. De zender houdt rekening met de wereld van de ontvanger effectiviteitgericht
    3. Wederzijdse betrokkenheid interactie

H3 Visie en beoordeling

Communicatie kent vele definities. Iedere definitie heeft een andere benadering en geeft ook een
andere invalshoek weer. Deze definitie bepaalt wel de invalshoek. De nadruk kan op verschillende
punten worden gelegd.
        Intentie of bedoeling van de zender
        Het effect dat ze zender op de ontvanger wilt krijgen
        Het gemeenschappelijk beleven

Er zijn verschillende criteria bij verschillende visies. Hiermee kan er worden aangegeven of het
communicatieproces is geslaagd. De verschillende criteria zijn:
1. Intentionaliteitscriterium. Dit is gericht op de intentie of bedoeling van de zender. Hier wordt
       onderzocht in hoeverre de bedoeling van de zender is gerealiseerd. Op basis hiervan wordt
       er bepaald of de actie is geslaagd.
    2. Effectiviteitscriterium. Hier staat ‘’impact’’ centraal. De zender wil inspelen op de wereld van
       de ontvanger. Daarom wordt er onderzocht in hoeverre de boodschap de wereld van de
       ontvanger overlapt. De wijzen van ontvangst bepaalt, of het communicatieproces geslaagd
       is.
    3. Interactiviteitscriterium. De wisselwerking tussen de zender en ontvanger wordt in kaart
       gebracht.

Bij elke benadering kan er een onderscheid worden gemaakt. Het overbrengen van de boodschap, of
het delen en beleven. Sinds de komst van het internet, licht het accent op de interactieve
benadering. Dit is voor de moderne massacommunicatie. Het eenrichtingsverkeer is verouderd.
Tegenwoordig kan men bij elke communicatiesituatie een onderscheid worden gemaakt tussen
publieksgroepen, doelgroepen en stakeholders,

De publieke opinie is continu in beweging, omdat de meningen en stemmingen steeds veranderen.
Om nu het effect van massacommunicatie te kunnen achterhalen, dan moet er eerst concreet
worden onderzocht wat de boodschap is en wie de doelgroep is.

Hoofdpunten transport
      Overdracht van info is altijd transport
      Bij elke overdracht zit er een zakelijke, sociale en emotionele kant aan
      De zender heeft andere kennis als de ontvanger. Wordt de boodschap goed gedecodeerd?

Hoofdpunten cultureel ritueel:
   1. Hoe gaat de mens om met informatie en hoe wordt de mediaboodschap verwerkt?
   2. Een neutrale communicatieboodschap bestaat niet. Iedereen kleurt het op zijn eigen manier
      in.
   3. Met de sociale en emotionele kant wordt meer rekening gehouden.
   4. Het effect hangt voornamelijk af van de invulling hiervan.

H4 massacommunicatie: de klassieke benadering

Interpersoonlijke communicatie is communicatie tussen personen. Bij interactie is er een directe
wederzijdse handeling tussen twee mensen. Wanneer zij een gesprek hebben, wisselt het om de
beurt wie de zender is en wie de ontvanger. Interpersoonlijke communicatie is daarom ook gelijk
interactieve communicatie. Het tegenovergestelde hiervan is massacommunicatie. De klassieke
manier is via de radio, krant, film, boek, en tv. Dit is een eenrichtingsverkeer en voor iedereen
toegankelijk.

Een Duitse psycholoog Maletzke heeft de volgende definitie over massacommunicatie. De essentie
van zijn theorie is: massacommunicatie is een openbare communicatie.
         Het vindt plaats door de media
         Het verloopt zonder dat de zender en ontvanger van rol wisselen
         Boodschappen zijn openbaar
         De boodschappen een publiek worden overgebracht
         Het is indirect

De beginvraag die gesteld wordt over massacommunicatie is: ‘’Wie zegt wat tegen wie, via welk
middel en met welk effect’’
De zender is wie
       De boodschap is wat
       De ontvanger is tegen wie
       Het medium is welk middel
       Gevolgen is met welk effect

H5 Massa en publiek

De massa wordt beïnvloed door de massamedia. Onder de massamedia valt:
       pers
       dagbladen
       tijdschriften
       boeken
       radio
       televisie
       bioscopen
       internet

Vroeger waren er mensen die zich niet aangesproken voelden wanneer men sprak over de ‘’massa’’.
Zij zagen zichzelf als de elite. Tegenwoordig staat de massa voor alle soorten publieksgroepen. De
boodschap die de zender overbrengt is voor iedereen toegankelijk. Daarom wordt er bij
massacommunicatie steeds meer naar de relatie gekeken tussen de zender, media, boodschap en
publieksgroepen.

De mensen die wordt verstaan onder publiek:
      Alle die via media worden bereikt
      Die niet bij een sociale klasse of bevolking horen
      Mensen die een gebruiker of de bron van de media kunnen zijn
      Mensen die verbonden zijn doordat zij dezelfde doelen en belangen hebben
      Mensen die niet bekend zijn voor de zender
      Mensen die van de groepskenmerken niet gelijksoortig zijn

De publieksgroep is een verzamelnaam van verschillende groepen die voor een zender van betekenis
kunnen zijn. De doelgroep is de groep op wie de zender zich wilt richten. Stakeholders zijn de
vertegenwoordigers van een organisatie of publieksgroep. De publieke opinie is de mening van de
publieksgroep. Deze is continu in beweging.

H6 De mediaboodschap

De mediaboodschap heeft 4 kanten.
      referentieel aspect: Het gaat hier op de zakelijke inhoud
      expressief aspect: De zender wil een persoonlijke boodschap zenden.
      Relationeel aspect: Het belangrijkste is de band en/of het contact tussen de zender en de
      ontvanger
      appellerend aspect: De zender wil dat de ontvanger iets gaat doen.

Elke bericht wordt door middel van bepaalde tekens uitgebeeld. Deze tekens (codes) moet de
ontvanger decoderen. Wanneer men de precieze betekenis van een tekst of plaatje wilt decoderen,
dan moet hij letten op het gebruik van denotaties (standaard betekenis van een beeld of tekst) en
connotaties (bijbetekenissen)
Er zijn 4 soorten tekens die vanuit de tekenleer te onderscheiden zijn.
         Signalen en symptomen. Dit is niet persoonlijk en deze zijn gemaakt op basis van afspraken.
         Een rood stoplicht betekent stoppen.
         Iconen. Dit is een teken die gelijkenis heeft met de werkelijkheid. Een foto van iemand heeft
         de gelijkenis van de persoon zelf.
         Indexicale tekens. Het accent ligt niet op wat men ziet, maar ergens anders op. Een plas
         water duidt op een regenbui is al is geweest.
         Symbolen.

H7 Inkadering en inkleuring: framing en labelling

De mediaboodschappen die ontvangen worden, wordt door het publiek altijd gefilterd (niet alles
wordt opgenomen) en gekleurd (een eigen betekenis eraan geven).
Dit gebeurd via framing:
        inkaderen van achtergronden en feiten
        Hoe wordt de inhoudelijke kern van de mediaboodschap gezien
        Welke zakelijke kant van een boodschap wordt er gekozen
        Opbouw is belangrijk
        Zakelijke argumenten
en labelling
        inkleuren van feiten die geselecteerd zijn
        Sociale en emotionele invloed hebben invloed op de boodschap
        Het is expressief
        De manier waarop de zender de boodschap emotioneel over wil laten komen.
        Communicatietechnieken om de ontvanger zo goed mogelijk te kunnen beïnvloeden

H8 Van rotstekening naar dagblad: Twee mediarevoluties

De eerste mediarevolutie: Uitvinding van het schrift.
Vroeger werd er alleen gecommuniceerd door middel van spraak. Alles wat je leerde, kwam van je
ouderen en men kopieerde hun gedrag. Vanaf het begin werd er al communiceert door middel van
taal. Gevoelens werden ook visueel uitgedrukt, zoals gebaren en tekeningen. Rotstekeningen waren
de eerste visuele massacommunicatie middelen. Door de tijd heen, ging men steeds meer tekens
gebruiken om gegevens vast te leggen. De tekens moesten door derde worden gedecodeerd.

4000 jaar geleden begonnen de tekens vorm aan te nemen van een iets abstracts. Na mate van
veranderingen werd dat het alfabet. Dit is het begin van de eerste mediarevolutie. De revolutie had
nogal wat gevolgen:
        Het gesproken woord wordt direct gecodeerd in schrifttekens
        Men kan zelfstandig studeren
        Het culturele kapitaal kan worden opgeslagen.

De tweede mediarevolutie is het de uitvinding van de broekdrukkunst. Door deze techniek, werd
media voor iedereen toegankelijk om te lezen. Het point to point communiceren veranderde in de
eerste broadcast. Dit werd mogelijk gemaakt door:
        Het ontstaan van de mediamarkt van drukker
        De opkomst van anonieme lezerspubliek
        Ontwikkeling van nieuwe druktechnieken.
H9 Van telegraaf tot internet: de derde mediarevolutie

Dit is de ontwikkeling van de digitalisering. Dit heeft een elektronische media tot gevolg. Dit is op 2
mediarevoluties gebaseerd.
         Het ontwikkelen van systemen voor elektriciteit. Voor het overbruggen van afstand.
         De grootschalige toepassing van elektronica en elektronische middelen.

In de 19de eeuw werden de telegraaf, telefoon en fotografie ontwikkeld. Zo kon men communiceren
over grote afstanden. Hierna werd de film en televisie uitgevonden. Op deze manier konden beelden
over grote afstanden met elkaar gedeeld worden. Het doel van de radio en televisie was het
amuseren van het publiek, maar aan het einde van de 20ste eeuw veranderde het aanbod. Televisie
kreeg commerciële zenders met reclame. De radio ging zich richten op specifieke doelgroepen. Aan
het einde van de 20ste eeuw, kwam het internet. De elektronische snelweg begint hier aan zijn
opmars.

H10 Mediafuncties

Tussen de begrippen medium en kanaal zit een verschil. Kanaal is de fysieke, materiële en
technische vorm van de drager van de boodschap. Medium is de mediaorganisatie of de drager van
mediacontent. Het is voor menselijke gebruik.

Massacommunicatie kan ingedeeld worden in 2 functies:
Intentiefunctie. Hoe willen de zenders hun gekozen doelen realiseren?
        Dat doen ze door het streven naar ontspanning bij de ontvanger.
        Vermeerderen van kennis en inzicht bij ontvangers.
        Het beïnvloeden van meningen, een houding en het gedrag van de ontvangers.

Gevolgfunctie. Hoe worden de gebruikers aangesproken? Hoe wordt het bericht verwerkt door de
ontvangers? 4 gevolgen functies zijn:
       amusement en ontspanning
       nieuws of berichtgeving
       commentaar en opinievorming
       cultuuroverdracht

In de functies kan ook weer een onderscheid worden gemaakt.
Manifeste functies. Men ziet wat de zender van de boodschap expliciet wil. Het ligt er dik bovenop
wat de bedoeling van de zender is.
Latente functies. De zender heeft een diepere gedachte in de boodschap gestopt. Men kan niet
meteen zien wat er wordt bedoeld.
Eufuncties. Door deze boodschap wordt het contact tussen de zender en ontvanger versterkt.
Disfuncties. Dit is het tegenovergestelde van eufuncties. Door dit bericht, gaat de verhouding tussen
zender en ontvanger verder uit elkaar. Dit kan expres bedoeld doen, maar hoeft niet.

H11 Eigenschappen van het medium

Het medium kan als meer gezien worden dan alleen een informatieverschaffer. Het laat ook de taal
zien die er in een land wordt gesproken, of hoe een organisatie is en materiële signalen. Wanneer
men de eigenschappen van een medium willen bepalen, moet eerst goed worden vastgesteld wat
het verschil is tussen kanaal en medium.
Kanaal is meer de fysieke en technische vorm van de drager van de boodschap. Het medium zorgt
ervoor dat men kan communiceren door kanalen.
Drie belangrijke punten bij mediacontacten
        tijdsaspect. Wanneer wordt de boodschap ontvangen
        relatie tussen zender en ontvanger
        de mate van bekendheid van de ontvanger

Vier kenmerken van internet
        Internet is overal en is er altijd. Internet is hier niet afhankelijk van
        Het is de combinatie van beeld, tekst en geluid. Multimediaal aanbod.
        Iedereen die is aangesloten op het internet, kan contact maken met andere.
        Internet kan als medium zorgen dat mensen elkaar vinden. Zo zijn ze niet meer alleen.

In het medialandschap vinden verschillende verschuivingen plaats. Door de commerciële zenders, is
de tv een nieuwe weg ingeslagen. Volgens deskundigen wordt de tv en computers straks één
apparaat. Steeds meer tv’s hebben al internet, dus de trend is al zichtbaar.

Internet heeft alles wat alle andere media ook hebben, daarom is het zo populair onder de bevolking.
Door de extra dimensie van feedback, kan er beter gecommuniceerd worden.

12 Sociaal media

Social media is web 2.0. Social media versterkt de interactie tussen verschillende partijen. Dit wordt
mogelijk gemaakt door het internet. Hierdoor kan iedereen op de hoogte worden gehouden over
iedereen. Daarnaast kan er ook nog persoonlijk commentaar worden gegeven.
Wetenschappelijk onderzoek van massacommunicatie

H13 Communicatieonderzoek in der 21ste eeuw.

Met fundamenteel onderzoek wordt de kennis vergroot. Door het opstellen van hypotheses, wordt
er onderzocht of men gelijk heeft, of dat de werkelijkheid anders in elkaar zit. Dan wordt er een
verbetering bedacht. Het gaat hier om het ‘’weten om te weten’’. Dit is in tegenstelling tot de
praktijkgericht onderzoek. Daar gaat het om ‘’weten om te doen’’. Dit wordt vaak toegepast om
problemen op te lossen.

Bij toegepaste communicatieonderzoek gaat men onderzoeken waarom bepaalde uitkomsten zo zijn.
Of waarom het ene beter werkt dan het andere. Bij fundamenteel onderzoek wordt er onderzocht of
de theorie nog wel van toepassing is. Er wordt onderzocht of er aanvullingen bij moeten of, of dat er
een compleet nieuw model moet worden gemaakt. Bij communicatieonderzoek lopen deze twee
onderzoeken door elkaar heen.

De hoofdpunten ontwikkeling van het denken over massacommunicatie:
       actiegericht  Eenrichtingsverkeer
       effectiviteitsgericht van actieve zender naar passieve ontvanger
       Interactief gericht tweerichtingsverkeer

H14. De almacht van de media

Dit is fase 1. Bij deze theorie wordt er verondersteld dat de media alle macht heeft. Alles het de
media zegt, is bepalend. Hierdoor kunnen zij het gedrag van het volk sturen. Dit wordt de
injectienaaldtheorie genoemd. De kenmerken van deze theorie:
          Vanaf 1900 met name op massapers en bioscoop van toepassing
          Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen informationele berichten en beïnvloeding
          berichten.
          Zender is actief en de ontvanger neemt alles passief tot zich op
          Dit werd gebruikt door dagbladen, tijdschriften en films
          Het is de bedoeling van de zender om zijn intentie over te brengen

De bezwaren die er waren op deze theorie waren:
       kritiek op het mensbeeld en de verkeerde voorstelling van het publiek. Mensen werden dus
       ook beïnvloed door elkaar en niet alleen door een medium.
       De ontvangers waren selectief in het ontvangen van berichten.

H15 Opinieleider

In fase twee krijgt de ontvanger iets meer macht. Hij is niet meer 100% passief. Hier komt naar voren
dat een opinieleider meer invloed heeft op het volk, dan de media. De kenmerken zijn:
         Vanaf 1930
         Er is geen onderscheid tussen beïnvloedingsstroom en informatiestroom
         Aandacht voor afzonderlijke rol van interpersoonlijke communicatie
         Opinieleiders worden als intermediairs gezien
         Dagbladen, films, tijdschriften en radio worden hiervoor gebruikt

Er werd verondersteld dat opinieleiders beter op de hoogte waren van het nieuws. Mensen keken
tegen hun op en hun mening werd daarom ook belangrijk gevonden. Door het beïnvloeden van deze
personen, konden zij hun als een olievlek gebruiken. Zo werd de gehele doelgroep beïnvloed.
Bij verder onderzoeken, bleken er meer opinieleiders te zijn dan van tevoren werd aangenomen.
Iedereen kon ergens een opinieleider over zijn, zolang mensen die persoon maar zo zagen.

H16 De aandacht voor de ontvanger

Na de jaren 50 kwam er meer aandacht voor de ontvanger. De ontvanger werd serieuzer genomen
dan voorheen. Er kwamen onderzoeken naar de impact van massamedia op verschillende
publieksgroepen. Hieruit kwam naar voren dat het van belang was om het publiek serieus te nemen,
in plaats van een passief.

Op deze manier is fase 3 ontstaan. Mensen gaan met elkaar praten over de theorie en nemen zelf
hun standpunt in. De informatie stopt niet bij het einde van de boodschap. Zo kwam de theorie van
de uses-and-gratifications. Wat doet het volk met de massamedia

H17. De sturende macht van de media onderzocht

Vanaf de jaren 60 kwam fasen 4 aan bod. Kenmerken van deze fase zijn:
       aandacht voor soort informatieverschaffing. (manipulatie, en bewerking van het publiek)
       zenden is actief en effectief
       kennisklooftheorie, agendasetting
       internationaal

In deze fase is de agendasetting geboren. De media bepaalt waar men over spreekt, maar het publiek
bepaalt hun eigen standpunten. Hier zijn ook een paar kritiekpunten op.
        Dit is gericht op het overdragen van kennis. Niet op de eigen invulling hiervan.
        De tijd is van belang. Dit komt vaak niet aan de orde
        Er wordt alleen gekeken naar de overdracht van kennis en niet naar het veranderen van het
        gedrag.
        Er wordt bijna geen rekening gehouden met de sociale achtergrond van het volk.

H18 De macht van de media bekritiseerd

Kritische mediatheorie. Hier wordt er gekeken wie de macht van de media daadwerkelijk heeft en
hoe komt dit naar voren? Hoe wordt het volk gemanipuleerd door de media. Door deze theorie
kwamen de negatieve punten over de westerse kapitalisme naar voren.

Cultural studies. De culturele vormen staan hier i het middelpunt. De massamedia brengt gedachtes
over naar het volk. De nadruk ligt hier op de ervaring van de gewone man.

Media imperialisme. Grote multinationals zouden hier de 3de wereld in hun macht hebben door
middel van de media. Doordat maar een paar organisatie het meeste te zeggen hadden in de wereld,
kregen zij de meeste macht. Het westen heerste het meeste over de media, daardoor zou er een
scheef beeld zijn over de wereld. Zo zou er een wereldwijde kenniskloof ontstaan tussen het westen
en de derde wereld.

H19 Een nieuwe fase in het denken over massacommunicatie

Fase 5. Het blijft nodig om na te denken over massacommunicatie, want dit is altijd in beweging.
Waar gaat het in de toekomst naar toe en wat vinden professionals hiervan? Hoe moet hiermee
worden omgegaan?
Tegenwoordig worden de huidige modellen aangescherpt en verbeterd. Daarnaast worden er ook
nieuwe modellen gecreëerd. Dit komt doordat er nieuwe middelen op de markt komen en dat
verandert het gedrag. Zo blijft de trend in beweging en blijft onderzoek nodig. Door de komst van het
internet, is een deel van het gedrag veranderd van het publiek. Mensen hebben meer te zeggen over
reclame en ze worden ook meer gehoord. Daarom wordt er ook gebruik van gemaakt.

H20 Discussies over internet

In het begin van het internet hadden verschillende experts uiteenlopende meningen. Sommige
waren positief en andere weer negatief. Nadat de beginfase van het internet voorbij is en nu
duidelijk is geworden hoe men internet gebruikt, is het nu pas duidelijk. Het wordt gebruikt om
kennis te verbreden en te communiceren. Helaas wordt het ook ongepast gebruikt. De
verwachtingen van het internet blijken wel minder te zijn dan de verwachtingen waren.

H21 Massacommunicatie nieuwe stijl

De 5de fase speelt in op de interactie rol van social media. Deze zal in de loop van deze eeuw nog wel
verder ontwikkeld worden. De nieuwe fase over massacommunicatie is uit te lichten in 5 punten die
voorheen al werden besproken.
        openbaarheid. Dit staat onder druk door de opdeling van het publiek en de beperkte
        toegankelijkheid voor de gebruiker
        Verspreidingsmiddelen. Momenteel kan iedereen zijn informatie makkelijk verspreiden en
        doet dit ook.
        Indirecte relatie tussen zender en ontvanger. Door social media is er voortaan direct contact
        met de klant.
        Eenrichtingsverkeer. Dit is er niet meer. Er wordt zelfs een band opgebouwd met de de
        consument.
        Verspreid publiek. De samenstellingen en ideeën van groepen veranderen steeds sneller.

Internet is tegenwoordig een must geworden. Iedereen gebruikt en is er afhankelijk van geworden.
Langzaam is internet wel alle andere media aan het vervangen. Het is nog steeds belangrijker
geworden.

H22 Trends in de informatiemaatschappij

Trends: Algemene, tamelijk zelfstandige ontwikkelingslijnen uit het verleden die in het heden
zichtbaar zijn en de toekomst richting zullen geven.

4 verschillende manieren om trends te ordenen:
        Soorten trends: macro, meso of micro
        Soort omgeving: organisationele omgeving, transactionele omgeving, contextuele omgeving
        Schaalgrootte: trends die decennia lang meegaan
        Waarden, meningen en ervaringen: bijvoorbeeld een enquête houden en na een paar jaar
        hetzelfde onderzoek doen om te kijken of de trends en bevindingen hetzelfde zijn gebleven.
        Je kan hierdoor zien wat is veranderd en wat gelijk is gebleven in de jaren.

Trendwatching: Signaleren van onverwachte en nieuwe ontwikkelingen en latente behoeften van
publieksgroepen. Dit is op de nabije toekomst gericht.
Trendwatchers voorspellen welke trends uit het heden zich in de toekomst door zullen zetten.
Trendanalyse: Signaleren en analyseren van bestaande invloedrijke trend uit verleden en heden.
Gaat over het verleden en is gebaseerd op extrapoleren. Extrapoleren is dat er lijnen uit het verleden
door getrokken worden naar het heden.

Verdeling in verschillende soorten ontwikkelingen:
        Economisch: bijvoorbeeld vermogen, inkomen en beroep
        Politiek: bijvoorbeeld macht, gezag en beleid van de overheid
        Sociaal: bijvoorbeeld: familie, eer, mode, levenswijze en kunst

Volgens sociologen heeft massacommunicatie maatschappelijke functies:
       Economische: economische activiteiten stimuleren en legitimeren
       Politieke: opinievorming, kritische controle, openbaarmaking
       Sociaal-culturele: socialisatie, ontspanning, sociale en culturele oriëntatie
       Technologische: technologie heeft een belangrijke plek in de wereld.

De trends op wereldschaal hebben 4 thema’s:
    1. Natuur: er ontstaan ecologische trends door het ingrijpen van de mensen:
                De uitstoot van koolstofdioxide gaat door
                Er ontstaat een toenemend gebrek aan water
                Bosgebieden worden omgepakt
                Door steden en havens verdwijnen platen- en dierensoorten
    2. Bevolking: De bevolking zal gaan stijgen, vooral in Azië en Afrika. In Europa zal dit juist gaan
       dalen. Mensen worden ouder maar ook zieker. De demografische factoren zijn als trend vaak
       goed na te gaan. Het is erg zichtbaar.
    3. Techniek: 3 vernieuwingen:
                Medische technologie
                Verkeerstechnologie
                Informatie- en communicatietechnologie
    4. Politiek: Dictatoriale stelsels worden vervangen door democratische staatsvormen. De
       wereld wordt een grote markt voor diensten, goedere en geldverkeer.

    Kenmerken van trends:
          Spelen zich af in een bepaalde tijd
          Geven een ontwikkelingslijn aan
          Geven de richting van de toekomst weer
          Zijn zichtbaar en meetbaar
          Algemene, zelfstandige ontwikkelingen


Een bedrijfsomgeving kent 3 soorten gebieden:
       Transactionele omgeving: publieksgroepen, het gaat hierbij om de omgeving van de
       stakeholders.
       Contextuele omgeving: ontwikkelingen op het gebied van, economisch, cultureel,
       technologisch en politiek.
       Organisationele omgeving: management en personeel van een organisatie

H23 Monitoring van trends

3 technologische kanten van het informatiseringsproces:
    1. Technologische vernieuwingen
    2. Toepassingen van nieuwe informatietechnieken
3. Exponentiële groei van bestaande toepassingen

Er zijn 3 soorten trends:
         Macrotrends: zelfstandige, grootschalige en langdurige ontwikkelingen waarop
         ondernemingen geen invloed op uit kunnen oefenen.
         Kenmerken:
             o Maatschappelijke trends
             o Technologische, politieke, sociaal-culturele en economische trends
             o Tijdsduur 10 tot 25 jaar
         Mesotrends: langzame veranderingen op het gebied van voorkeuren, behoeften en wensen
         van klanten en gebruikers.
         Kenmerken:
             o Consumententrends
             o Veranderingen in de belevingswereld van publieksgroepen en consumenten
             o Tijdsduur 5 tot 10 jaar
         Microtrends: kortdurende en minder grootschalige trends.
         Kenmerken:
             o Markttrends
             o Veranderingen in branche of productcategorie
             o Tijdsduur 0 tot 5 jaar

H24 Van trends naar issues

Issue: thema waarover onderhandeld wordt en waar niet iedereen het mee eens is.

3 categorieën van politieke berichtgeving:
    1. Conglictgeoriënteerd nieuws
    2. Normale onderwerpen
    3. Nieuws over politieke wedstrijden

Beleidsissues: brandende kwesties die voor een organisatie in een branche van groot belang zijn,
maar nog niet veel in het nieuws komen. Intern is er veel te doen over dit onderwerp.
Publieke issues: brandende kwesties die in de openbaarheid komen en nieuwswaarde hebben.
Hoofdkenmerken van een issue:
        Controversieel: voor- en tegenstanders gaan met elkaar in discussie
        Spanningsvelden

Andere kenmerken van een issue:
       Korte levensduur
       Vast aantal fasen
       Affectief geladen onderwerp
       Nieuwswaardig
       Vol conflictstof
       Attentiewaarden
       Opinievormend
       Ethisch belangrijk
       Trendafhankelijk
       Maatschappelijk belang
       Organisatiebelang

Issuemanagement: de manier waarop een organisatie omgaat met een issue.
Issue-owner: de eigenaar van het issue. Weet het meest de beeldvorming over het issue te bepalen
door framing en labelling.

Criteria voor de nieuwsselectie en berichtgeving over publieke issues:
         Maatschappelijk relevant
         Reacties oproepen van stakeholders
         Actueel, interessant en herkenbaar
         Moet te visualiseren en te verpersoonlijken zijn
         Van het gewone patroon afwijken

H25 De fasering van een issue

6 fasen van een issue:
    1. Voorfase: je hebt het idee als professional dat er iets kan gaan gebeuren, maar nog niet
        precies wat. Wel kan je de trend zien die bij de issue een rol zou kunnen spelen. Het gaat om
        scannen en monitoren van de omgeving.
    2. Ontstaan van issue: De issue is ontstaan uit de trend, doordat de issue in de massamedia
        terecht is gekomen, nu is het een publieke issue.
    3. Uitbreiding en verscherping van issue: Journalisten en de media gaan zich bemoeien met de
        issue. Ook stakeholders gaan zich ermee bemoeien. Bij het scannen van de issue is belangrijk
        wie de belangrijkste stakeholders zijn en wat deze issue voor belang heeft.
    4. Verbreding en vergroting van een issue: de publiciteit wordt minder en het conflict gaat zich
        verbreden. Nu komen andere onderwerken die ermee te maken hebben in de media. Het
        speelveld gaat verschuiven omdat overheidsorganen nu worden ingezet om na te denken
        over het issue.
    5. Consolidatie van issue: de issue wordt weer beheersbaar. De media geeft aandacht aan
        andere issues. Het onderwerp blijft in de media op de achtergrond.
    6. Verbleken en verdwijnen van issue: Er worden geen berichten meer geplaatst over de issue
        en hierdoor is het niet meer actueel.

Op basis van issueonderzoek kan een organisatie bepalen hoe je met maatschappelijke kwesties
moet omgaan.
Negatieve aandacht kan er voor zorgen dat het merk in financiële problemen komt. Dan heeft een
reputatiecrisis direct te maken met een merkcrisis.

Bij een merkconflict spelen 3 factoren een rol:
        Merkgerelateerde factoren: als het merk onder vuur komt te liggen
        Organisatiegerelateerde factoren: deze factoren stimuleren de escalatie van een issue
        Reactiegerelateerde factoren: zorgen voor een escalatie van een issue

H26 The issue is the message

Issuemanagement: het verwerven van inzicht in potentiële gevaren en risico’s van bepaalde issues
voor organisaties en organiseren van stakeholdermanagement om de eigen bedrijs- en
mediareputatie te versterken.

Kerntaken van issuemanagement:
       Monitoring van issues: systematisch volgen van beleidsissues en publieke issues.
       Issuescanning: meningen en indrukken die een bepaalde groep stakeholders heeft over een
       concreet issue systematisch verzamelen.
Issuetracking: opsporen van mogelijke issues.

Communicatieplan van issuemanagement:
   1. Informatie verzameling en analyse
   2. Strategieontwerp
   3. Procesorganisatie

Stappenplan voor issueonderzoek:
    1. Centrale probleemstelling
    2. Aandachtspunten voor de interne en externe analyse
    3. Analyse en fasering van issueverloop
    4. Fase 1: trendanalyse en issuetracking
    5. Fase 2: issuescanning van het uitbreken
    6. Fase 3: issuescanning van uitbreiding en verscherping
    7. Fase 4: issuescanning van vergroting en verbreding
    8. Fase 5 en 6: issuescanning van consolidatie en verdwijning
    9. Conclusie en evaluatie

Crisiscommunicatie: het voorbereiden en uitvoeren van communicatieactiviteiten met het oog op
het voorkomen van een vergroting van de crisis.

Framing: en thema selecteren uit de informatiestroom en het beklemtonen van aspecten van de
inhoud van de issueboodschap
Labelling: het inkleuren van aspecten van een gekozen frame door communicatietechnieken voor de
beïnvloeding van de expressieve, appellerende en relationele aspecten van het issue.

Bij de issueonderzoeker staan framing en labelling van issues centraal. De eerste stap is framing, het
selecteren van het kader van een issuethema door monitoring en trendwatching.

4 aandachtspunten voor labelling:
       Het issue wordt benoemd door het een etiket te geven
       Uit de trend wordt concreet het issue afgeleid
       Het thema wordt herkenbaar gemaakt door de abstractiegraad te verslagen en de grootte
       van het onderwerp te verkleinen
       Een klein issue wordt vergroot door middel van andere verwante onderwerpen veel
       aandacht in de media te geven

Issuemanagement heeft te maken met de reputatie van een organisatie.
Reputatiecommunicatie: het opzetten en uitvoeren van het beleid voor totale corporate
communication.

Om de reputatie van een bedrijf te verhogen is het belangrijk dat de betrokkenheid van de
belangengroepen en bedrijfsrelaties te vergroten. Er zijn verschillende strategische opties om dit te
doen. De belangrijkste zijn:
       Buffering: zo min mogelijk informatie geven in de hoop dat het issue uit zichzelf verdwijnt.
       Bridging: Via het tweerichtingsverkeer de dialoog aangaan met de stakeholders met het doel
       om tot een duidelijke opstelling te komen om het issue aan te pakken.
H27 Reputaties in het geding

Actoren: alle mogelijke spelers inde arena van het issue.
Stakeholders: de vertegenwoordigers van organisaties of publieksgroepen, die een direct belang
hebben.
Imago: het beeld van de organisatie, dat bij extern bestaat bij stakeholders en publieksgroepen van
de organisatie.
Identiteit: de objectief waarneembare werkelijkheid van een organisatie.
Reputatievorming: de collectieve waardering van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van
organisaties.
Bedrijfsreputatie: de waarneming, beoordeling en waardering van een organisatie door alle interne
en externe stakeholders.

Voor een organisatie in het moderne reputatiedenken zijn er 4 algemene factoren belangrijk:
       Bekendheid
       Land van herkomst
       Omvang organisatie
       Soort branche

Drivers van reputatie:
        Producten, diensten
        Visie en leiderschap
        Werkomgeving
        Financiële prestaties
        Maatschappelijke verantwoordelijkheid
        Emotionele aantrekkingskracht

3 attributen bij emotionele aantrekkingskracht:
         Bewondering
         Vertrouwen
         Goed gevoel

Bouwstenen koppelen aan stakeholders:
      Beoordeling en waarneming van het aanbod van producten of diensten kan worden
      gekoppeld aan afnemers, consumentengroepen en toeleveranciers.
      Financiële prestaties kunnen worden gekoppeld aan aandeelhouders, accountants, analisten
      en investeerders.

Mediaminor: bestaat uit het verzamelen en analyseren van nieuws over de organisatie, omgeving en
andere onderwerpen die voor de organisatie van belang zijn.

Visie en leiderschap en maatschappelijk verantwoordelijkheid zijn te koppelen aan alle
publieksgroepen.

Visie van de leider en financiële prestaties zijn betrokken bij de stakeholders.

Hoe meer drivers er bij de issue betrokken zijn hoe zwaarder een maatschappelijke kwestie gaat
wegen voor de reputatie van een organisatie.

More Related Content

Similar to Samenvatting Trends en issues in massacommunicatie

Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1ExploreMedia
 
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011Social Media in de Praktijk
 
Werf Select Nijenrode 110509
Werf Select Nijenrode 110509Werf Select Nijenrode 110509
Werf Select Nijenrode 110509Marc de Vries
 
Crossmediawijsheid college week 1
Crossmediawijsheid college week 1Crossmediawijsheid college week 1
Crossmediawijsheid college week 1Sanne Hille
 
1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting
1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting
1 Juli 2009 Eo Crossmedia ConceptingExploreMedia
 
Communicatie & campagnes met weinig middelen
Communicatie & campagnes met weinig middelenCommunicatie & campagnes met weinig middelen
Communicatie & campagnes met weinig middelenPRIMOnh
 
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren Van Hulzen Public Relations
 
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011Jeroen van Woudenberg
 
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...Jeroen van Woudenberg
 
Mcm module 4a nl
Mcm   module 4a nlMcm   module 4a nl
Mcm module 4a nlwebsule
 
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERS
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERSGEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERS
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERSResearchblog
 
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor Verbindingen
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor VerbindingenPresentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor Verbindingen
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor VerbindingenHans Mestrum videofilm expert
 
Voorbeeld bij hoofdstuk 1
Voorbeeld bij hoofdstuk 1Voorbeeld bij hoofdstuk 1
Voorbeeld bij hoofdstuk 1heleenn1
 
The medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdefThe medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdefMarketingfacts
 

Similar to Samenvatting Trends en issues in massacommunicatie (20)

Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
 
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011
Gea wolfslag - Social media in de praktijk socmedprak 271011
 
Transmedia strategy les 5
Transmedia strategy les 5Transmedia strategy les 5
Transmedia strategy les 5
 
Werf Select Nijenrode 110509
Werf Select Nijenrode 110509Werf Select Nijenrode 110509
Werf Select Nijenrode 110509
 
Crossmediawijsheid college week 1
Crossmediawijsheid college week 1Crossmediawijsheid college week 1
Crossmediawijsheid college week 1
 
1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting
1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting
1 Juli 2009 Eo Crossmedia Concepting
 
Communicatie & campagnes met weinig middelen
Communicatie & campagnes met weinig middelenCommunicatie & campagnes met weinig middelen
Communicatie & campagnes met weinig middelen
 
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren
Communicatie autumn break - Lessen die je al had kunnen leren
 
Les 5 social media cursus 2014
Les 5 social media cursus 2014Les 5 social media cursus 2014
Les 5 social media cursus 2014
 
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011
Masterclass: "Twitteren vanuit je project" mei 2011
 
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...
Social media strategie en overheid jeroen van woudenberg-wit communicatieadvi...
 
Mcm module 4a nl
Mcm   module 4a nlMcm   module 4a nl
Mcm module 4a nl
 
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERS
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERSGEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERS
GEWILDE GROEP: DE TRENDVORMERS
 
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor Verbindingen
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor VerbindingenPresentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor Verbindingen
Presentatie Nieuwe Media Als Instrumenten Voor Verbindingen
 
Social media
Social mediaSocial media
Social media
 
Social media
Social mediaSocial media
Social media
 
Voorbeeld bij hoofdstuk 1
Voorbeeld bij hoofdstuk 1Voorbeeld bij hoofdstuk 1
Voorbeeld bij hoofdstuk 1
 
Les 1 social media cursus 2014
Les 1 social media cursus 2014Les 1 social media cursus 2014
Les 1 social media cursus 2014
 
Workshop Nieuwe Media voor HAN MCV
Workshop Nieuwe Media voor HAN MCVWorkshop Nieuwe Media voor HAN MCV
Workshop Nieuwe Media voor HAN MCV
 
The medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdefThe medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdef
 

Samenvatting Trends en issues in massacommunicatie

  • 1. De media-Explosie Trends en issues in massacommunicatie 4de druk Kees van Wijk
  • 2. H1 Massacommunicatie Inleiding In de huidige wereld is er overal reclame. Men kan er niet meer omheen. Dit tijdperk kan ook worden gezien als de informatietijdperk. De media-explosie houdt in dat er een snelle groei is van media. Bijvoorbeeld mediakanalen, mediaberoepen en mediaorganisaties 7 kenmerken van media-explosie 1. Enorme groei van communicatiemiddelen. 2. De groei van het aantal communicatiemiddelen brengt een toename van de verscheidenheid aan mediaproducten met zich mee 3. Digitalisering van de media 4. Convergentie Steeds meer ineenvloeien van informatiedragers 5. Uitbreiding van de zintuigelijke ervaring 6. Het verdwijnen van de scheidslijn tussen interpersoonlijke communicatie en klassieke communicatie 7. De groei van het aantal professionele communicatiebanen en communicatieberoepen H2 Van actie naar interactie Vele communicatiewetenschappers bestuderen communicatieprocessen. Doordat zij uit verschillende regio’s komen, hebben zij verschillende opvattingen en interpretaties. Door de samenwerking krijgen zij wel meer inzicht in het proces. Communicatie heeft 7 basiselementen 1. Er is een verbinding tussen de zender en de ontvanger. 2. Communicatiegegevens worden getransporteerd. 3. Wat is de intentie van de zender? 4. De rol van maatschappelijke organisaties 5. Het symboolgebruik en taalgebruik 6. De gemeenschappelijke relatie tussen de zender en de ontvanger 7. De reacties van de ontvanger Van 1900 tot 1950 was het bestuderen van massacommunicatieprocessen vooral gericht op actiegerichte zendercommunicatie. Vanaf de jaren 50 kwam het accent te liggen op effectiviteitsgerichte communicatie. Tegenwoordig wordt er meer aandacht besteed aan de interactie. De ontwikkeling over het denken over massacommunicatie is onder te verdelen in 3 fasen 1. De handeling van de zender bepaalt alles  actiegericht 2. De zender houdt rekening met de wereld van de ontvanger effectiviteitgericht 3. Wederzijdse betrokkenheid interactie H3 Visie en beoordeling Communicatie kent vele definities. Iedere definitie heeft een andere benadering en geeft ook een andere invalshoek weer. Deze definitie bepaalt wel de invalshoek. De nadruk kan op verschillende punten worden gelegd. Intentie of bedoeling van de zender Het effect dat ze zender op de ontvanger wilt krijgen Het gemeenschappelijk beleven Er zijn verschillende criteria bij verschillende visies. Hiermee kan er worden aangegeven of het communicatieproces is geslaagd. De verschillende criteria zijn:
  • 3. 1. Intentionaliteitscriterium. Dit is gericht op de intentie of bedoeling van de zender. Hier wordt onderzocht in hoeverre de bedoeling van de zender is gerealiseerd. Op basis hiervan wordt er bepaald of de actie is geslaagd. 2. Effectiviteitscriterium. Hier staat ‘’impact’’ centraal. De zender wil inspelen op de wereld van de ontvanger. Daarom wordt er onderzocht in hoeverre de boodschap de wereld van de ontvanger overlapt. De wijzen van ontvangst bepaalt, of het communicatieproces geslaagd is. 3. Interactiviteitscriterium. De wisselwerking tussen de zender en ontvanger wordt in kaart gebracht. Bij elke benadering kan er een onderscheid worden gemaakt. Het overbrengen van de boodschap, of het delen en beleven. Sinds de komst van het internet, licht het accent op de interactieve benadering. Dit is voor de moderne massacommunicatie. Het eenrichtingsverkeer is verouderd. Tegenwoordig kan men bij elke communicatiesituatie een onderscheid worden gemaakt tussen publieksgroepen, doelgroepen en stakeholders, De publieke opinie is continu in beweging, omdat de meningen en stemmingen steeds veranderen. Om nu het effect van massacommunicatie te kunnen achterhalen, dan moet er eerst concreet worden onderzocht wat de boodschap is en wie de doelgroep is. Hoofdpunten transport Overdracht van info is altijd transport Bij elke overdracht zit er een zakelijke, sociale en emotionele kant aan De zender heeft andere kennis als de ontvanger. Wordt de boodschap goed gedecodeerd? Hoofdpunten cultureel ritueel: 1. Hoe gaat de mens om met informatie en hoe wordt de mediaboodschap verwerkt? 2. Een neutrale communicatieboodschap bestaat niet. Iedereen kleurt het op zijn eigen manier in. 3. Met de sociale en emotionele kant wordt meer rekening gehouden. 4. Het effect hangt voornamelijk af van de invulling hiervan. H4 massacommunicatie: de klassieke benadering Interpersoonlijke communicatie is communicatie tussen personen. Bij interactie is er een directe wederzijdse handeling tussen twee mensen. Wanneer zij een gesprek hebben, wisselt het om de beurt wie de zender is en wie de ontvanger. Interpersoonlijke communicatie is daarom ook gelijk interactieve communicatie. Het tegenovergestelde hiervan is massacommunicatie. De klassieke manier is via de radio, krant, film, boek, en tv. Dit is een eenrichtingsverkeer en voor iedereen toegankelijk. Een Duitse psycholoog Maletzke heeft de volgende definitie over massacommunicatie. De essentie van zijn theorie is: massacommunicatie is een openbare communicatie. Het vindt plaats door de media Het verloopt zonder dat de zender en ontvanger van rol wisselen Boodschappen zijn openbaar De boodschappen een publiek worden overgebracht Het is indirect De beginvraag die gesteld wordt over massacommunicatie is: ‘’Wie zegt wat tegen wie, via welk middel en met welk effect’’
  • 4. De zender is wie De boodschap is wat De ontvanger is tegen wie Het medium is welk middel Gevolgen is met welk effect H5 Massa en publiek De massa wordt beïnvloed door de massamedia. Onder de massamedia valt: pers dagbladen tijdschriften boeken radio televisie bioscopen internet Vroeger waren er mensen die zich niet aangesproken voelden wanneer men sprak over de ‘’massa’’. Zij zagen zichzelf als de elite. Tegenwoordig staat de massa voor alle soorten publieksgroepen. De boodschap die de zender overbrengt is voor iedereen toegankelijk. Daarom wordt er bij massacommunicatie steeds meer naar de relatie gekeken tussen de zender, media, boodschap en publieksgroepen. De mensen die wordt verstaan onder publiek: Alle die via media worden bereikt Die niet bij een sociale klasse of bevolking horen Mensen die een gebruiker of de bron van de media kunnen zijn Mensen die verbonden zijn doordat zij dezelfde doelen en belangen hebben Mensen die niet bekend zijn voor de zender Mensen die van de groepskenmerken niet gelijksoortig zijn De publieksgroep is een verzamelnaam van verschillende groepen die voor een zender van betekenis kunnen zijn. De doelgroep is de groep op wie de zender zich wilt richten. Stakeholders zijn de vertegenwoordigers van een organisatie of publieksgroep. De publieke opinie is de mening van de publieksgroep. Deze is continu in beweging. H6 De mediaboodschap De mediaboodschap heeft 4 kanten. referentieel aspect: Het gaat hier op de zakelijke inhoud expressief aspect: De zender wil een persoonlijke boodschap zenden. Relationeel aspect: Het belangrijkste is de band en/of het contact tussen de zender en de ontvanger appellerend aspect: De zender wil dat de ontvanger iets gaat doen. Elke bericht wordt door middel van bepaalde tekens uitgebeeld. Deze tekens (codes) moet de ontvanger decoderen. Wanneer men de precieze betekenis van een tekst of plaatje wilt decoderen, dan moet hij letten op het gebruik van denotaties (standaard betekenis van een beeld of tekst) en connotaties (bijbetekenissen)
  • 5. Er zijn 4 soorten tekens die vanuit de tekenleer te onderscheiden zijn. Signalen en symptomen. Dit is niet persoonlijk en deze zijn gemaakt op basis van afspraken. Een rood stoplicht betekent stoppen. Iconen. Dit is een teken die gelijkenis heeft met de werkelijkheid. Een foto van iemand heeft de gelijkenis van de persoon zelf. Indexicale tekens. Het accent ligt niet op wat men ziet, maar ergens anders op. Een plas water duidt op een regenbui is al is geweest. Symbolen. H7 Inkadering en inkleuring: framing en labelling De mediaboodschappen die ontvangen worden, wordt door het publiek altijd gefilterd (niet alles wordt opgenomen) en gekleurd (een eigen betekenis eraan geven). Dit gebeurd via framing: inkaderen van achtergronden en feiten Hoe wordt de inhoudelijke kern van de mediaboodschap gezien Welke zakelijke kant van een boodschap wordt er gekozen Opbouw is belangrijk Zakelijke argumenten en labelling inkleuren van feiten die geselecteerd zijn Sociale en emotionele invloed hebben invloed op de boodschap Het is expressief De manier waarop de zender de boodschap emotioneel over wil laten komen. Communicatietechnieken om de ontvanger zo goed mogelijk te kunnen beïnvloeden H8 Van rotstekening naar dagblad: Twee mediarevoluties De eerste mediarevolutie: Uitvinding van het schrift. Vroeger werd er alleen gecommuniceerd door middel van spraak. Alles wat je leerde, kwam van je ouderen en men kopieerde hun gedrag. Vanaf het begin werd er al communiceert door middel van taal. Gevoelens werden ook visueel uitgedrukt, zoals gebaren en tekeningen. Rotstekeningen waren de eerste visuele massacommunicatie middelen. Door de tijd heen, ging men steeds meer tekens gebruiken om gegevens vast te leggen. De tekens moesten door derde worden gedecodeerd. 4000 jaar geleden begonnen de tekens vorm aan te nemen van een iets abstracts. Na mate van veranderingen werd dat het alfabet. Dit is het begin van de eerste mediarevolutie. De revolutie had nogal wat gevolgen: Het gesproken woord wordt direct gecodeerd in schrifttekens Men kan zelfstandig studeren Het culturele kapitaal kan worden opgeslagen. De tweede mediarevolutie is het de uitvinding van de broekdrukkunst. Door deze techniek, werd media voor iedereen toegankelijk om te lezen. Het point to point communiceren veranderde in de eerste broadcast. Dit werd mogelijk gemaakt door: Het ontstaan van de mediamarkt van drukker De opkomst van anonieme lezerspubliek Ontwikkeling van nieuwe druktechnieken.
  • 6. H9 Van telegraaf tot internet: de derde mediarevolutie Dit is de ontwikkeling van de digitalisering. Dit heeft een elektronische media tot gevolg. Dit is op 2 mediarevoluties gebaseerd. Het ontwikkelen van systemen voor elektriciteit. Voor het overbruggen van afstand. De grootschalige toepassing van elektronica en elektronische middelen. In de 19de eeuw werden de telegraaf, telefoon en fotografie ontwikkeld. Zo kon men communiceren over grote afstanden. Hierna werd de film en televisie uitgevonden. Op deze manier konden beelden over grote afstanden met elkaar gedeeld worden. Het doel van de radio en televisie was het amuseren van het publiek, maar aan het einde van de 20ste eeuw veranderde het aanbod. Televisie kreeg commerciële zenders met reclame. De radio ging zich richten op specifieke doelgroepen. Aan het einde van de 20ste eeuw, kwam het internet. De elektronische snelweg begint hier aan zijn opmars. H10 Mediafuncties Tussen de begrippen medium en kanaal zit een verschil. Kanaal is de fysieke, materiële en technische vorm van de drager van de boodschap. Medium is de mediaorganisatie of de drager van mediacontent. Het is voor menselijke gebruik. Massacommunicatie kan ingedeeld worden in 2 functies: Intentiefunctie. Hoe willen de zenders hun gekozen doelen realiseren? Dat doen ze door het streven naar ontspanning bij de ontvanger. Vermeerderen van kennis en inzicht bij ontvangers. Het beïnvloeden van meningen, een houding en het gedrag van de ontvangers. Gevolgfunctie. Hoe worden de gebruikers aangesproken? Hoe wordt het bericht verwerkt door de ontvangers? 4 gevolgen functies zijn: amusement en ontspanning nieuws of berichtgeving commentaar en opinievorming cultuuroverdracht In de functies kan ook weer een onderscheid worden gemaakt. Manifeste functies. Men ziet wat de zender van de boodschap expliciet wil. Het ligt er dik bovenop wat de bedoeling van de zender is. Latente functies. De zender heeft een diepere gedachte in de boodschap gestopt. Men kan niet meteen zien wat er wordt bedoeld. Eufuncties. Door deze boodschap wordt het contact tussen de zender en ontvanger versterkt. Disfuncties. Dit is het tegenovergestelde van eufuncties. Door dit bericht, gaat de verhouding tussen zender en ontvanger verder uit elkaar. Dit kan expres bedoeld doen, maar hoeft niet. H11 Eigenschappen van het medium Het medium kan als meer gezien worden dan alleen een informatieverschaffer. Het laat ook de taal zien die er in een land wordt gesproken, of hoe een organisatie is en materiële signalen. Wanneer men de eigenschappen van een medium willen bepalen, moet eerst goed worden vastgesteld wat het verschil is tussen kanaal en medium.
  • 7. Kanaal is meer de fysieke en technische vorm van de drager van de boodschap. Het medium zorgt ervoor dat men kan communiceren door kanalen. Drie belangrijke punten bij mediacontacten tijdsaspect. Wanneer wordt de boodschap ontvangen relatie tussen zender en ontvanger de mate van bekendheid van de ontvanger Vier kenmerken van internet Internet is overal en is er altijd. Internet is hier niet afhankelijk van Het is de combinatie van beeld, tekst en geluid. Multimediaal aanbod. Iedereen die is aangesloten op het internet, kan contact maken met andere. Internet kan als medium zorgen dat mensen elkaar vinden. Zo zijn ze niet meer alleen. In het medialandschap vinden verschillende verschuivingen plaats. Door de commerciële zenders, is de tv een nieuwe weg ingeslagen. Volgens deskundigen wordt de tv en computers straks één apparaat. Steeds meer tv’s hebben al internet, dus de trend is al zichtbaar. Internet heeft alles wat alle andere media ook hebben, daarom is het zo populair onder de bevolking. Door de extra dimensie van feedback, kan er beter gecommuniceerd worden. 12 Sociaal media Social media is web 2.0. Social media versterkt de interactie tussen verschillende partijen. Dit wordt mogelijk gemaakt door het internet. Hierdoor kan iedereen op de hoogte worden gehouden over iedereen. Daarnaast kan er ook nog persoonlijk commentaar worden gegeven.
  • 8. Wetenschappelijk onderzoek van massacommunicatie H13 Communicatieonderzoek in der 21ste eeuw. Met fundamenteel onderzoek wordt de kennis vergroot. Door het opstellen van hypotheses, wordt er onderzocht of men gelijk heeft, of dat de werkelijkheid anders in elkaar zit. Dan wordt er een verbetering bedacht. Het gaat hier om het ‘’weten om te weten’’. Dit is in tegenstelling tot de praktijkgericht onderzoek. Daar gaat het om ‘’weten om te doen’’. Dit wordt vaak toegepast om problemen op te lossen. Bij toegepaste communicatieonderzoek gaat men onderzoeken waarom bepaalde uitkomsten zo zijn. Of waarom het ene beter werkt dan het andere. Bij fundamenteel onderzoek wordt er onderzocht of de theorie nog wel van toepassing is. Er wordt onderzocht of er aanvullingen bij moeten of, of dat er een compleet nieuw model moet worden gemaakt. Bij communicatieonderzoek lopen deze twee onderzoeken door elkaar heen. De hoofdpunten ontwikkeling van het denken over massacommunicatie: actiegericht  Eenrichtingsverkeer effectiviteitsgericht van actieve zender naar passieve ontvanger Interactief gericht tweerichtingsverkeer H14. De almacht van de media Dit is fase 1. Bij deze theorie wordt er verondersteld dat de media alle macht heeft. Alles het de media zegt, is bepalend. Hierdoor kunnen zij het gedrag van het volk sturen. Dit wordt de injectienaaldtheorie genoemd. De kenmerken van deze theorie: Vanaf 1900 met name op massapers en bioscoop van toepassing Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen informationele berichten en beïnvloeding berichten. Zender is actief en de ontvanger neemt alles passief tot zich op Dit werd gebruikt door dagbladen, tijdschriften en films Het is de bedoeling van de zender om zijn intentie over te brengen De bezwaren die er waren op deze theorie waren: kritiek op het mensbeeld en de verkeerde voorstelling van het publiek. Mensen werden dus ook beïnvloed door elkaar en niet alleen door een medium. De ontvangers waren selectief in het ontvangen van berichten. H15 Opinieleider In fase twee krijgt de ontvanger iets meer macht. Hij is niet meer 100% passief. Hier komt naar voren dat een opinieleider meer invloed heeft op het volk, dan de media. De kenmerken zijn: Vanaf 1930 Er is geen onderscheid tussen beïnvloedingsstroom en informatiestroom Aandacht voor afzonderlijke rol van interpersoonlijke communicatie Opinieleiders worden als intermediairs gezien Dagbladen, films, tijdschriften en radio worden hiervoor gebruikt Er werd verondersteld dat opinieleiders beter op de hoogte waren van het nieuws. Mensen keken tegen hun op en hun mening werd daarom ook belangrijk gevonden. Door het beïnvloeden van deze personen, konden zij hun als een olievlek gebruiken. Zo werd de gehele doelgroep beïnvloed.
  • 9. Bij verder onderzoeken, bleken er meer opinieleiders te zijn dan van tevoren werd aangenomen. Iedereen kon ergens een opinieleider over zijn, zolang mensen die persoon maar zo zagen. H16 De aandacht voor de ontvanger Na de jaren 50 kwam er meer aandacht voor de ontvanger. De ontvanger werd serieuzer genomen dan voorheen. Er kwamen onderzoeken naar de impact van massamedia op verschillende publieksgroepen. Hieruit kwam naar voren dat het van belang was om het publiek serieus te nemen, in plaats van een passief. Op deze manier is fase 3 ontstaan. Mensen gaan met elkaar praten over de theorie en nemen zelf hun standpunt in. De informatie stopt niet bij het einde van de boodschap. Zo kwam de theorie van de uses-and-gratifications. Wat doet het volk met de massamedia H17. De sturende macht van de media onderzocht Vanaf de jaren 60 kwam fasen 4 aan bod. Kenmerken van deze fase zijn: aandacht voor soort informatieverschaffing. (manipulatie, en bewerking van het publiek) zenden is actief en effectief kennisklooftheorie, agendasetting internationaal In deze fase is de agendasetting geboren. De media bepaalt waar men over spreekt, maar het publiek bepaalt hun eigen standpunten. Hier zijn ook een paar kritiekpunten op. Dit is gericht op het overdragen van kennis. Niet op de eigen invulling hiervan. De tijd is van belang. Dit komt vaak niet aan de orde Er wordt alleen gekeken naar de overdracht van kennis en niet naar het veranderen van het gedrag. Er wordt bijna geen rekening gehouden met de sociale achtergrond van het volk. H18 De macht van de media bekritiseerd Kritische mediatheorie. Hier wordt er gekeken wie de macht van de media daadwerkelijk heeft en hoe komt dit naar voren? Hoe wordt het volk gemanipuleerd door de media. Door deze theorie kwamen de negatieve punten over de westerse kapitalisme naar voren. Cultural studies. De culturele vormen staan hier i het middelpunt. De massamedia brengt gedachtes over naar het volk. De nadruk ligt hier op de ervaring van de gewone man. Media imperialisme. Grote multinationals zouden hier de 3de wereld in hun macht hebben door middel van de media. Doordat maar een paar organisatie het meeste te zeggen hadden in de wereld, kregen zij de meeste macht. Het westen heerste het meeste over de media, daardoor zou er een scheef beeld zijn over de wereld. Zo zou er een wereldwijde kenniskloof ontstaan tussen het westen en de derde wereld. H19 Een nieuwe fase in het denken over massacommunicatie Fase 5. Het blijft nodig om na te denken over massacommunicatie, want dit is altijd in beweging. Waar gaat het in de toekomst naar toe en wat vinden professionals hiervan? Hoe moet hiermee worden omgegaan?
  • 10. Tegenwoordig worden de huidige modellen aangescherpt en verbeterd. Daarnaast worden er ook nieuwe modellen gecreëerd. Dit komt doordat er nieuwe middelen op de markt komen en dat verandert het gedrag. Zo blijft de trend in beweging en blijft onderzoek nodig. Door de komst van het internet, is een deel van het gedrag veranderd van het publiek. Mensen hebben meer te zeggen over reclame en ze worden ook meer gehoord. Daarom wordt er ook gebruik van gemaakt. H20 Discussies over internet In het begin van het internet hadden verschillende experts uiteenlopende meningen. Sommige waren positief en andere weer negatief. Nadat de beginfase van het internet voorbij is en nu duidelijk is geworden hoe men internet gebruikt, is het nu pas duidelijk. Het wordt gebruikt om kennis te verbreden en te communiceren. Helaas wordt het ook ongepast gebruikt. De verwachtingen van het internet blijken wel minder te zijn dan de verwachtingen waren. H21 Massacommunicatie nieuwe stijl De 5de fase speelt in op de interactie rol van social media. Deze zal in de loop van deze eeuw nog wel verder ontwikkeld worden. De nieuwe fase over massacommunicatie is uit te lichten in 5 punten die voorheen al werden besproken. openbaarheid. Dit staat onder druk door de opdeling van het publiek en de beperkte toegankelijkheid voor de gebruiker Verspreidingsmiddelen. Momenteel kan iedereen zijn informatie makkelijk verspreiden en doet dit ook. Indirecte relatie tussen zender en ontvanger. Door social media is er voortaan direct contact met de klant. Eenrichtingsverkeer. Dit is er niet meer. Er wordt zelfs een band opgebouwd met de de consument. Verspreid publiek. De samenstellingen en ideeën van groepen veranderen steeds sneller. Internet is tegenwoordig een must geworden. Iedereen gebruikt en is er afhankelijk van geworden. Langzaam is internet wel alle andere media aan het vervangen. Het is nog steeds belangrijker geworden. H22 Trends in de informatiemaatschappij Trends: Algemene, tamelijk zelfstandige ontwikkelingslijnen uit het verleden die in het heden zichtbaar zijn en de toekomst richting zullen geven. 4 verschillende manieren om trends te ordenen: Soorten trends: macro, meso of micro Soort omgeving: organisationele omgeving, transactionele omgeving, contextuele omgeving Schaalgrootte: trends die decennia lang meegaan Waarden, meningen en ervaringen: bijvoorbeeld een enquête houden en na een paar jaar hetzelfde onderzoek doen om te kijken of de trends en bevindingen hetzelfde zijn gebleven. Je kan hierdoor zien wat is veranderd en wat gelijk is gebleven in de jaren. Trendwatching: Signaleren van onverwachte en nieuwe ontwikkelingen en latente behoeften van publieksgroepen. Dit is op de nabije toekomst gericht. Trendwatchers voorspellen welke trends uit het heden zich in de toekomst door zullen zetten.
  • 11. Trendanalyse: Signaleren en analyseren van bestaande invloedrijke trend uit verleden en heden. Gaat over het verleden en is gebaseerd op extrapoleren. Extrapoleren is dat er lijnen uit het verleden door getrokken worden naar het heden. Verdeling in verschillende soorten ontwikkelingen: Economisch: bijvoorbeeld vermogen, inkomen en beroep Politiek: bijvoorbeeld macht, gezag en beleid van de overheid Sociaal: bijvoorbeeld: familie, eer, mode, levenswijze en kunst Volgens sociologen heeft massacommunicatie maatschappelijke functies: Economische: economische activiteiten stimuleren en legitimeren Politieke: opinievorming, kritische controle, openbaarmaking Sociaal-culturele: socialisatie, ontspanning, sociale en culturele oriëntatie Technologische: technologie heeft een belangrijke plek in de wereld. De trends op wereldschaal hebben 4 thema’s: 1. Natuur: er ontstaan ecologische trends door het ingrijpen van de mensen: De uitstoot van koolstofdioxide gaat door Er ontstaat een toenemend gebrek aan water Bosgebieden worden omgepakt Door steden en havens verdwijnen platen- en dierensoorten 2. Bevolking: De bevolking zal gaan stijgen, vooral in Azië en Afrika. In Europa zal dit juist gaan dalen. Mensen worden ouder maar ook zieker. De demografische factoren zijn als trend vaak goed na te gaan. Het is erg zichtbaar. 3. Techniek: 3 vernieuwingen: Medische technologie Verkeerstechnologie Informatie- en communicatietechnologie 4. Politiek: Dictatoriale stelsels worden vervangen door democratische staatsvormen. De wereld wordt een grote markt voor diensten, goedere en geldverkeer. Kenmerken van trends: Spelen zich af in een bepaalde tijd Geven een ontwikkelingslijn aan Geven de richting van de toekomst weer Zijn zichtbaar en meetbaar Algemene, zelfstandige ontwikkelingen Een bedrijfsomgeving kent 3 soorten gebieden: Transactionele omgeving: publieksgroepen, het gaat hierbij om de omgeving van de stakeholders. Contextuele omgeving: ontwikkelingen op het gebied van, economisch, cultureel, technologisch en politiek. Organisationele omgeving: management en personeel van een organisatie H23 Monitoring van trends 3 technologische kanten van het informatiseringsproces: 1. Technologische vernieuwingen 2. Toepassingen van nieuwe informatietechnieken
  • 12. 3. Exponentiële groei van bestaande toepassingen Er zijn 3 soorten trends: Macrotrends: zelfstandige, grootschalige en langdurige ontwikkelingen waarop ondernemingen geen invloed op uit kunnen oefenen. Kenmerken: o Maatschappelijke trends o Technologische, politieke, sociaal-culturele en economische trends o Tijdsduur 10 tot 25 jaar Mesotrends: langzame veranderingen op het gebied van voorkeuren, behoeften en wensen van klanten en gebruikers. Kenmerken: o Consumententrends o Veranderingen in de belevingswereld van publieksgroepen en consumenten o Tijdsduur 5 tot 10 jaar Microtrends: kortdurende en minder grootschalige trends. Kenmerken: o Markttrends o Veranderingen in branche of productcategorie o Tijdsduur 0 tot 5 jaar H24 Van trends naar issues Issue: thema waarover onderhandeld wordt en waar niet iedereen het mee eens is. 3 categorieën van politieke berichtgeving: 1. Conglictgeoriënteerd nieuws 2. Normale onderwerpen 3. Nieuws over politieke wedstrijden Beleidsissues: brandende kwesties die voor een organisatie in een branche van groot belang zijn, maar nog niet veel in het nieuws komen. Intern is er veel te doen over dit onderwerp. Publieke issues: brandende kwesties die in de openbaarheid komen en nieuwswaarde hebben. Hoofdkenmerken van een issue: Controversieel: voor- en tegenstanders gaan met elkaar in discussie Spanningsvelden Andere kenmerken van een issue: Korte levensduur Vast aantal fasen Affectief geladen onderwerp Nieuwswaardig Vol conflictstof Attentiewaarden Opinievormend Ethisch belangrijk Trendafhankelijk Maatschappelijk belang Organisatiebelang Issuemanagement: de manier waarop een organisatie omgaat met een issue.
  • 13. Issue-owner: de eigenaar van het issue. Weet het meest de beeldvorming over het issue te bepalen door framing en labelling. Criteria voor de nieuwsselectie en berichtgeving over publieke issues: Maatschappelijk relevant Reacties oproepen van stakeholders Actueel, interessant en herkenbaar Moet te visualiseren en te verpersoonlijken zijn Van het gewone patroon afwijken H25 De fasering van een issue 6 fasen van een issue: 1. Voorfase: je hebt het idee als professional dat er iets kan gaan gebeuren, maar nog niet precies wat. Wel kan je de trend zien die bij de issue een rol zou kunnen spelen. Het gaat om scannen en monitoren van de omgeving. 2. Ontstaan van issue: De issue is ontstaan uit de trend, doordat de issue in de massamedia terecht is gekomen, nu is het een publieke issue. 3. Uitbreiding en verscherping van issue: Journalisten en de media gaan zich bemoeien met de issue. Ook stakeholders gaan zich ermee bemoeien. Bij het scannen van de issue is belangrijk wie de belangrijkste stakeholders zijn en wat deze issue voor belang heeft. 4. Verbreding en vergroting van een issue: de publiciteit wordt minder en het conflict gaat zich verbreden. Nu komen andere onderwerken die ermee te maken hebben in de media. Het speelveld gaat verschuiven omdat overheidsorganen nu worden ingezet om na te denken over het issue. 5. Consolidatie van issue: de issue wordt weer beheersbaar. De media geeft aandacht aan andere issues. Het onderwerp blijft in de media op de achtergrond. 6. Verbleken en verdwijnen van issue: Er worden geen berichten meer geplaatst over de issue en hierdoor is het niet meer actueel. Op basis van issueonderzoek kan een organisatie bepalen hoe je met maatschappelijke kwesties moet omgaan. Negatieve aandacht kan er voor zorgen dat het merk in financiële problemen komt. Dan heeft een reputatiecrisis direct te maken met een merkcrisis. Bij een merkconflict spelen 3 factoren een rol: Merkgerelateerde factoren: als het merk onder vuur komt te liggen Organisatiegerelateerde factoren: deze factoren stimuleren de escalatie van een issue Reactiegerelateerde factoren: zorgen voor een escalatie van een issue H26 The issue is the message Issuemanagement: het verwerven van inzicht in potentiële gevaren en risico’s van bepaalde issues voor organisaties en organiseren van stakeholdermanagement om de eigen bedrijs- en mediareputatie te versterken. Kerntaken van issuemanagement: Monitoring van issues: systematisch volgen van beleidsissues en publieke issues. Issuescanning: meningen en indrukken die een bepaalde groep stakeholders heeft over een concreet issue systematisch verzamelen.
  • 14. Issuetracking: opsporen van mogelijke issues. Communicatieplan van issuemanagement: 1. Informatie verzameling en analyse 2. Strategieontwerp 3. Procesorganisatie Stappenplan voor issueonderzoek: 1. Centrale probleemstelling 2. Aandachtspunten voor de interne en externe analyse 3. Analyse en fasering van issueverloop 4. Fase 1: trendanalyse en issuetracking 5. Fase 2: issuescanning van het uitbreken 6. Fase 3: issuescanning van uitbreiding en verscherping 7. Fase 4: issuescanning van vergroting en verbreding 8. Fase 5 en 6: issuescanning van consolidatie en verdwijning 9. Conclusie en evaluatie Crisiscommunicatie: het voorbereiden en uitvoeren van communicatieactiviteiten met het oog op het voorkomen van een vergroting van de crisis. Framing: en thema selecteren uit de informatiestroom en het beklemtonen van aspecten van de inhoud van de issueboodschap Labelling: het inkleuren van aspecten van een gekozen frame door communicatietechnieken voor de beïnvloeding van de expressieve, appellerende en relationele aspecten van het issue. Bij de issueonderzoeker staan framing en labelling van issues centraal. De eerste stap is framing, het selecteren van het kader van een issuethema door monitoring en trendwatching. 4 aandachtspunten voor labelling: Het issue wordt benoemd door het een etiket te geven Uit de trend wordt concreet het issue afgeleid Het thema wordt herkenbaar gemaakt door de abstractiegraad te verslagen en de grootte van het onderwerp te verkleinen Een klein issue wordt vergroot door middel van andere verwante onderwerpen veel aandacht in de media te geven Issuemanagement heeft te maken met de reputatie van een organisatie. Reputatiecommunicatie: het opzetten en uitvoeren van het beleid voor totale corporate communication. Om de reputatie van een bedrijf te verhogen is het belangrijk dat de betrokkenheid van de belangengroepen en bedrijfsrelaties te vergroten. Er zijn verschillende strategische opties om dit te doen. De belangrijkste zijn: Buffering: zo min mogelijk informatie geven in de hoop dat het issue uit zichzelf verdwijnt. Bridging: Via het tweerichtingsverkeer de dialoog aangaan met de stakeholders met het doel om tot een duidelijke opstelling te komen om het issue aan te pakken.
  • 15. H27 Reputaties in het geding Actoren: alle mogelijke spelers inde arena van het issue. Stakeholders: de vertegenwoordigers van organisaties of publieksgroepen, die een direct belang hebben. Imago: het beeld van de organisatie, dat bij extern bestaat bij stakeholders en publieksgroepen van de organisatie. Identiteit: de objectief waarneembare werkelijkheid van een organisatie. Reputatievorming: de collectieve waardering van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van organisaties. Bedrijfsreputatie: de waarneming, beoordeling en waardering van een organisatie door alle interne en externe stakeholders. Voor een organisatie in het moderne reputatiedenken zijn er 4 algemene factoren belangrijk: Bekendheid Land van herkomst Omvang organisatie Soort branche Drivers van reputatie: Producten, diensten Visie en leiderschap Werkomgeving Financiële prestaties Maatschappelijke verantwoordelijkheid Emotionele aantrekkingskracht 3 attributen bij emotionele aantrekkingskracht: Bewondering Vertrouwen Goed gevoel Bouwstenen koppelen aan stakeholders: Beoordeling en waarneming van het aanbod van producten of diensten kan worden gekoppeld aan afnemers, consumentengroepen en toeleveranciers. Financiële prestaties kunnen worden gekoppeld aan aandeelhouders, accountants, analisten en investeerders. Mediaminor: bestaat uit het verzamelen en analyseren van nieuws over de organisatie, omgeving en andere onderwerpen die voor de organisatie van belang zijn. Visie en leiderschap en maatschappelijk verantwoordelijkheid zijn te koppelen aan alle publieksgroepen. Visie van de leider en financiële prestaties zijn betrokken bij de stakeholders. Hoe meer drivers er bij de issue betrokken zijn hoe zwaarder een maatschappelijke kwestie gaat wegen voor de reputatie van een organisatie.