4. Ik trek de aandacht van mijn publiek.
▫ actualiteit
▫ anekdote
▫ metafoor
▫ humor
gevaar: …pijnlijke stilte…
▫ citaat
maar vermeld wel je bron!
Inleiding
16. Ik controleer of ik mijn doel heb bereikt
▫ informeren
▫ activeren
▫ overtuigen
Slot
17. Ik sluit krachtig af.
▫ laatste indruk blijft hangen…
▫ samenvatting
wat je laatst zegt, ligt vers in het geheugen!
▫ stelling (uitsmijter)
mogelijkheid tot debat achteraf
▫ belofte
▫ vraagteken
▫ teruggrijpen naar je opening
Slot
35. Ik gebruik spreektaal.
Ik maak mijn zinnen niet te lang.
Ik lees/dreun mijn tekst niet af.
Mijn woordenschat en uitspraak zijn correct.
Mijn woordgebruik is aangepast aan de
doelgroep (uitleg vaktaal).
Ik vermijd stopwoorden.
Taal
36. Ik gebruik voldoende en correcte signaalwoorden.
bv.
ten tweede
ten slotte
dus je geeft duiding aan de structuur van je tekst.
Taal
40. Ik gebruik bij voorkeur beelden om mijn verhaal te
ondersteunen in plaats van tekst.
▫ bv. screenshot website
▫ bv. folder
Audiovisuele ondersteuning
41. Ik kader een eventueel videofragment duidelijk in
de presentatie en houd de lengte ervan in het
oog.
Audiovisuele ondersteuning
42. Mijn visuele ondersteuning oogt professioneel en
is conform de basisregels.
▫ kleur
▫ lettertype
▫ animatie
▫ …
Audiovisuele ondersteuning
43. Ik blijf praten terwijl ik demonstreer.
Audiovisuele ondersteuning