17. Algemene tips voor u
• Neem uw kind serieus en toon oprecht
belangstelling
• Stel open vragen en probeer daar geen oordeel
in te leggen
• Ga zelf ook op zoek naar informatie over
opleidingen
• Heb vertrouwen dat het goed komt
18. Wat kunt u inzetten?
•
•
•
•
•
•
•
Uw eigen loopbaan
Uw eigen netwerk van familie en collega’s
Uw mening
Loopbaankwartet
Handige sites
Boek ‘help mijn kind moet kiezen’
Blog: http://ihmkk.blogspot.nl
Ga het gesprek aan maar wel op basis van een paar ‘spelregels’
Neem de tijd
warmte, respect en oprechte belangstelling tonen, serieus nemen
Overeenstemming bereiken over het doel
Leerling moet eigen mening kunnen vertellen
Leerling moet zich gehoord voelen
Hulp geven die aansluit
Hersenen op ‘aan’ tussen de 14-16 jaar kan het licht zomaar uitvallen: niet gericht op volwassene, ouder
Maar gebruik van ‘t socratisch gesprek; de ander weet alles en jij weet niets
Uitleg over het puberbrein
Structuur bieden, zoals het studiekeuzeproces ook in stappen is opgebouwd
In 2014 is er een nieuwe wet van kracht, die er voor zorgt dat u zoon/dochter als hij.zij zich voor 1 mei aanmeldt, recht heeft op een studiekeuzecheck. Maak daar gebruik van! Het is de manier om te kijken of uw kind op de juiste plek start. En zo niet, wat een betere plek zou zijn. Vandaar opendagen en studiekeuze events vanaf november, om er voor te zorgen dat ze in maart/april kun keuze gemaakt hebben. Maakt u geen zorgen, het komt goed.
Leerlingen kun je grofweg in 3 groepen kiezers indelen: de zekerheidszoekers, de doelgerichte en de uitstellers. Ze hebben zowel voor- als nadelen.
Zekerheidszoeker gaat voor status en geld, wat vrienden doen en ontdekt later de realiteit
De doelgerichte kijkt niet verder (bijv. juf worden)
De uitsteller vindt alles of niet leuk en komt niet tot een keuze
Stel Open vragen maar voor ± 16 jarigen zijn die lastig dus dan beginnen met wat gesloten vragen
Retorische vragen: - ‘en wie ruimt jouw rommel op denk je?” , + “en wat zei je pas geleden toen ik je zei dat je iets wel kan?”
Doorvragen is het meest effectief!
Vb. “ik weet niet wat ik wil”
1- je zegt dat jij niet weet wat je wilt . Anderen wel?
2- heb je dat alleen met je studiekeuze of ook met andere keuzes? Bijv. kleding kopen
3- benoem: “ik hoor teleurstelling, boosheid, radeloosheid; klopt dat”
Oplossingsgericht!
Familie, en dan in het bijzonder ook nog de moeder, is de grootste inspiratiebron voor onze kinderen. Ook vrienden, zichzelf, docenten, beroemdheden (die vertrouwen ze overigens niet!) zijn belangrijkrijke inspiratiebronnen.
Uit NL onderzoek blijkt ook dat ouders de belangrijkste rol hebben gespeeld bij het studiekeuzeproces.
http://youtu.be/jM-CXOBfqlk Kirsty Bloore the Next Normal
Coachen en adviseren: het verschil!
Het grootste verschil tussen coaching en adviseren is dat een vakkundig coach zich met name onderscheidt door de “ik weet het niet” houding. De belangrijkste coachingsmethodiek is die van het stellen van de juiste vragen. Adviseurs daarentegen, vervullen de rol van expert.
Kort door de bocht geredeneerd kunnen we stellen dat een trainer denkt: “Ik weet een trucje, dat kan ik je leren”. Een adviseur denkt: “Ik weet de oplossing, die kan ik je vertellen”.
Dit betekent niet dat een adviseur nooit coachend werkt, en ook niet dat een coach geen expert is en nooit advies geeft. Een coach is met name expert in het luisteren (met ogen, oren én onderbuik), het samenvatten en doorvragen.
De coach zijn uitgangspunt is en blijft die van de onderzoeker. Hij heeft, als het een professionele coach is, een pure “ik weet het niet, laten we er samen zien achter te komen” houding.
Daarbij ziet de coach de coachee zelf als de expert van het vraagstuk. De coach is vooral iemand die de coachee een mentale spiegel voorhoudt. Daarbij zal de coach vanuit een houding van gelijkwaardigheid, datgene dat de coachee in zich heeft, helpen tot ontwikkeling te brengen.
De belangrijkste punten hieruit voor u als ouder:
1. Gelijkwaardigheid is de basis van de coachingsrelatie.2. Uw kind is de expert van zijn/haar vraagstuk (en niet u zelf)3. De verantwoordelijkheid van de keuze ligt bij uw zoon/dochter.4. U als ouder bent geen adviseur. U doet hooguit suggesties.
U als coach:
1. “Mam, ik wil graag Commerciële Economie gaan studeren!”
Niet: Och, dat is toch niks voor jou!Maar: Oh? Hoe kom je daar zo bij?
2. “Pap, ik weet niet goed wat ik wil studeren”
Niet: Als ik jou was zou ik leraar worden, zoals je opa en ikMaar: Weet je al wat je niet zou willen studeren? Wat vind je leuk om te doen? Wat vind je belangrijker, iets doen waar je goed in bent of iets doen wat je leuk vindt? (doorvragen, doorvragen, doorvragen..)
3. “Opa zegt dat ik dokter moet worden”
Niet: Dat zou ik zeker doen! Als ik die kans had gekregen toen ik zo oud was als jij, dan had ik dat ook gedaan.
Maar: Hoe denk je daar zelf over?
Ondanks dat jongeren aangeven dat ouders het meeste invloed hebben op hun studiekeuze hebben ze tegelijkertijd het idee dat ouders niet snappen wat er in de leefwereld van jongeren omgaat. (Martine Delfoss aanhalen?)
Veranderende ouder-kind relatie. Kind maakt zich in de pubertijd los van zijn/haar ouders (separatie)
Ouders zijn ‘ ogenschijnlijk ’ niet meer de belangrijkste persoon in het leven van een puber.
De puber gaat op zoek naar zijn eigen identiteit (individuatie)
Leeftijdsgenoten worden referentiekader
Leeftijd, geslacht en opleiding kun je nog altijd koppelen aan gedrag
Maar er is meer:
Jongeren behoren niet meer met hart en ziel tot een jongerenstijl
Jongeren uit eenzelfde wijk met dezelfde opleiding, ouders met een hbo-opleiding en twee maal modaal inkomen. Maar dit zegt nog weinig over waar deze jongeren zich mee bezig houden, wat hun waarden en drijfveren zijn. Hobby’s en interesses kunnen ver uiteenlopen evenals hun voorkeur voor merken en media. Ze hebben alle drie ene ander uiterlijk maar ook dat zegt nog niet alles over hun waardepatroon en voorkeuren.
De een kan bordspelletjes spelen als grootste hobby hebben terwijl de ander misschien een fanatiek cello-speler is die in het weekend graag op stap gaat. Kortom jongeren kunnen heel andere drijfveren en interesse hebben dan op het eerste gezicht lijkt
Geeft inzicht in de belevingswereld van alle jongeren in Nederland op basis van de volgende dimensies:
ExploratieIdealisme
StatusgerichtheidToewijding
GezinsgerichtheidMondigheid
Contactgerichtheid
Traditioneel wordt in onderzoek gekeken naar achtergrondkenmerken als leeftijd en geslacht. Door de toegenomen welvaart en individualisering zijn deze kenmerken minder verklarend voor ons gedrag en is het van belang ook te kijken naar dieperliggende waarden en drijfveren. Dankzij segmentatieonderzoek krijg je zicht op de drijfveren van de doelgroep.
Exploratie: afwisseling, op zoek naar ‘kicks’ , risico’s
Statusgerichtheid: merkgericht, showen van gadgets en bezit, materialistisch
Gezinsgerichtheid: familie is belangrijk, zetten zich niet erg af tegen hun ouders
Contactgerichtheid: makkelijk nieuwe vrienden maken
Mondigheid: (opinie) leiders, altijd een mening klaar, bepalen wat de groep doet
Idealisme: sociaal en maatschappelijk betrokken
Toewijding: plichtsgetrouw, bedachtzaam, willen graag aardig gevonden worden
Jongeren ontwikkelen zich in sneltreinvaart en het Youngmentality model is dan ook geen statisch model.
Zo zal, naar verwachting een deel van de jongeren tussen de 8 en de 18 zich verplaatsen van de ene naar de andere groep
Een jongen die op zijn 8ste een enthousiaste verkenner is kan op zijn 16de een extraverte statuszoeker zijn