Vorming voor de Werkgroep Wetenschap van het ADVN, 4 oktober 2011 (ADVN).
Een belangrijke bron hierbij was de publicatie "Digitaal archiveren in de praktijk. Handboek" van Filip Boudrez en Hannelore Dekeyser, raadpleegbaar via http://www.edavid.be/davidhandboek/
3. Waarom?
• Wettelijke, decretale (en contractuele) plichten
• Culturele erfgoedwaarde
• Eigen belang (leesbaarheid en vindbaarheid)
4. Wat?
• All kinds of digital
• Hindernissen
• Digitaal archiefstuk
• Digitaal archiveren
5. All kinds of digital
• Digital born archief: van origine al digitaal, zoals
digitale kantoordocumenten, foto's die met een
digitale camera zijn gemaakt, etc.
• Gedigitaliseerd archief: van origine niet
digitaal, maar waarvan door digitalisering een
reproductie is gemaakt. Bijvoorbeeld de scan van
een document.
• Digitale informatie over archief: beschrijvingen
(metadata), detailfoto's of digitale reconstructies
van een object. De informatie wordt meestal in een
geordende vorm (bijvoorbeeld een database)
beschikbaar gesteld.
14. Dood van hét origineel archiefstuk?
• Verschil tussen digitaal en papier:
– Opslagwijze (bits) ≠ representatie (scherm)
– Drager en informatie vormen geen eenheid
– Voor weergave is hard- én software vereist
– Origineel kan niet onderscheiden worden kopie
– Digitale objecten hebben meerdere representaties
afhankelijk van computer/gebruikers-instellingen
– Eén digitaal archiefdocument kan in verschillende
formaten bestaan (pdf, xml, doc, …)
– Geen vaste 1-1 relatie tss document en bestand
15. Archiefstuk: digitaal vs papier
• Onderscheiden in vijf archiveringscomponenten:
– Inhoud [essentieel]
– Structuur [essentieel]
– Context [essentieel]
– Opmaak of look&feel [incidenteel]
– Gedrag [incidenteel]
• Archivering van een digitaal archiefdocument
betekent het volledig en correct vastleggen van
de essentiële componenten
16. Digitaal archiveren: wat?
• Digitale eigenschap van digitale
archiefdocumenten bewaren
• Mogelijkheid tot reconstructie bewaren
• Interactie tssbitstream en hard/software
• Afhankelijkheid tot minimum beperken
• Risk assesment: inbouwen van zekerheden
• Context van digitaal document in werkproces
• Bewaren met visie op lange termijn
• Documenten onder intellectueel beheer brengen
26. Standaarden: formaten
• Bewaartermijn > levensduur bestandsformaten
• Streven naar zo groot mogelijke
onafhankelijkheid van applicatie / producent
• Zo vroeg mogelijk bewaren in geschikt
formaat, indien mogelijk reeds bij creatie
• Hiërarchie in formaten:
– Officiële: genormeerd (ASCII, HTML, TIFF)
– De facto: open (PDF, RTF, …) vs gesloten (DOC, XLS)
– Applicatieformaten
27. Standaarden: formaten
• Geschikt archiveringsformaat?
– Open, stabiel en gedocumenteerd
– Wijdverspreid
– Uitwisselbaar
– Validatie
– Geen compressie of informatieverlies (lossless)
– Insluiten metadata
– Bewaren van authenticiteit
– Autonoom
– Gebruiksvriendelijk
29. Standaarden: dragers
• NIET:
– ZIP/JAZ-drive, magneetbanden, DVD (+/- R), RW-
media
• ONDER VOORWAARDEN:
– Tapes
– Harde schijven
• WEL:
– CD-R
30. Standaarden: dragers
• Risicospreiding
– Meerdere kopieën (evt. meerdere types van drager)
– Kies voor bewezen waarde >< nieuwe technologie
– Verschillende bewaarlocaties
– Goede materiële omstandigheden
– Regelmatige kwaliteitscontrole en foutopsporing
– Vervangen bij groeiend aantal fouten en veroudering
van technologie
– Voeg bij drager overzicht van mappenstructuur en
bestanden
31. Digitaal depot
• digitaal depot = e-depot = digital repository
• Veel meer dan techniek en terabytes
• Het geheel van organisatie, beleid, processen en
procedures, financieel beheer, personeel,
databeheer, databeveiliging en aanwezige hard-
en software, dat het duurzaam beheren van te
bewaren digitale archiefbescheiden mogelijk
maakt. (ED3, 2008)
32. Digitaal depot
• OAIS: conceptueel model bestemd voor het
beheer, de archivering en de bewaring op lange
termijn van digitale documenten