SlideShare a Scribd company logo
1 of 12
Visie op ICT
Onderwerp 1:
Blended Learning is de combinatie van contactonderwijs op de campus en e-learning online.
Een mix van fysiek en online onderwijs.
Hybriden leren betekend dat verschillende leeromgevingen worden gecombineerd tot een
verweven geheel.
WAAROM ZEGT PROFESSOR JAN ELEN VAN KUL 'ONDERWIJS ZAL BLENDED ZIJN OF ZAL NIET
ZIJN'?
Hij pleit voor blended learning omdat: we het hoger onderwijs kunnen professionaliseren.
we meer rekening kunnen houden met de kenmerken van de huidige studentengeneratie.
In de school kan het heel positief zijn voor de studenten, want zo heb je meer vrijheid om
zowel thuis te studeren en niet te moeten verplaatsen soms als soms wel fysiek aanwezig te
moeten zijn. Het maakt het leren minder eentonig ook.
redesignen van de cursus kan zinvol zijn omdat de cursussen nu enkel voorzien zijn op fysieke
lessen. cursus, speciaal ontwikkeld voor online lessen.
In corona tijden was dit heel handig, want dan kon je thuislessen al volgen en dan werd dit
enkel maar gegeven thuis online dus.
De leraren gebruiken technologie om de blended leerervaring te verbeteren en het begrip
van bepaalde onderwerpen te verbreden.
MOOC betekend Massive Open Online Course. Dit is een online cursus waarvoor iedereen
zich mag inschrijven.
Onderwerp 2:
Het SAMR-model is een hulpmiddel dat helpt bij het beschrijven van de didactische inzet van
onderwijstechnologie.
Het model bestaat uit vier niveaus: Substitution: de technologie wordt ingezet als
vervangend hulpmiddel.
Een analogische activiteit is bv. Opzoeken van een bepaalde plaats in de wereld. In plaats van
een atlas, Google Earth gebruiken om een plaats op te zoeken.
Onderwerp 3:
TPACK staat voor Technological Pedagogical Content Knowledge, de specifieke deskundigheid
van de leraar om de kennis en de vaardigheden die bij een vak horen, op een aantrekkelijke
en begrijpelijke manier te presenteren aan de leerling met behulp van ict.
Het TPACK-model zoals dat op dit moment gepresenteerd wordt is te zien in het figuur. Uit de
figuur kan afgelezen worden dat TPACK bestaat uit de drie kennisdomeinen vakinhoud
(Content Knowledge), didactiek (Pedagogical Knowledge) en ict (Technological Knowledge).
Het model gaat er dus van uit dat diverse soorten kennis elkaar aanvullen en overlappen en
een lesgever moet zowel voor ICT, didactiek en vakinhoud over een grondige kennis
beschikken.
Voor mij als leraar betekend dit dat ik gebrek aan kennis heb m.b.t. de kracht van digitaal
leren voor de eigen onderwijspraktijk en het leerproces van studenten.
Focus vooral op de praktijkvoorbeelden, kijk naar de effecten van deze voorbeelden op de
efficiëntie en de effectiviteit van de onderwijspraktijk van de lesgever. Begin ook klein, kies
één à twee gekende hulpmiddelen uit om mee te experimenteren.
Het loop vaak fout in lagere scholen met media, Omdat vaak de leraar weinig tot soms geen
kennis heeft van ICT. Weinig tot geen opleiding rond ICT heeft gehad.
Ik denk dat ik nog het meeste leerwinst moet boeken bij ICT zelf, want ik ken hier nog niet
zoveel van en ben hier nog niet zo goed mee mee.
Onderwerp 4:
Eindtermen zijn beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover
een leerling of student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken
Eindtermen in Vlaanderen: ICT is een middel om de eindtermen beter te bereiken. Je
leerlingen leren een pc, tablet, het internet gebruiken om sneller een oplossing te vinden,
informatie op te zoeken, vaardigheden te oefenen, zelfstandig te werken …
ICT kan ook een doel zijn, bijvoorbeeld voor het vak programmeren of in een informatica-
opleiding.
In het secundaire onderwijs gaan de leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal
inhouden te creëren en te delen.
De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal samen te werken, te
communiceren en te participeren aan initiatieven.
Met inbegrip van dimensies eindterm gaan ze cognitieve dimensie: beheersingsniveau leren
begrijpen.
Onderwerp 5:
Het model bestaat uit vier randvoorwaarden ofwel bouwstenen: visie, deskundigheid,
inhoud en toepassingen, en infrastructuur.
Wanneer deze bouwstenen goed op elkaar zijn afgestemd (met elkaar in balans zijn), kan uw
school de gewenste opbrengsten op het gebied van ict behalen.
De steunbeer leiderschap heeft als taak te zorgen voor een duidelijke koppeling met de
onderwijsvisie van scholen of besturen.
De visie, de deskundigheid van medewerkers, de gebruikte inhoud en toepassingen en de
infrastructuur moeten met elkaar verbonden zijn om ICT echt goed voor het onderwijs te
laten werken. De menselijke- en materiële randvoorwaarden moeten met elkaar in balans
zijn om de vruchten van ICT-gebruik te plukken. Pas dan zal de inzet van ICT in het onderwijs
effectief blijken.
De steunbeer samenwerking staat voor de rol van de leraar en andere
onderwijsprofessionals. Zij hebben een essentiële rol en zonder hen stort de hele constructie
in.
Een goede leraar weet wanneer en welke ICT-toepassing meerwaarde biedt en kan rekening
houden met het samenspel tussen de kenmerken van de leerling, de kenmerken van de
leraar, de leerinhoud en de middelen die ingezet worden, dat maakt de leraar onmisbaar én
onvervangbaar. -> Het kan dus soms fout lopen in scholen als de leerkracht niet weet welke
ICT- toepassing meerwaarde biedt.
Toepassen op stageschool of school die ik ken? …
Wanneer ik zeg dat alles staat envalt met een goeie visie, klopt dat dan? …
Geef een voorbeeld van techniekgedreven beslissingen:
Als leerkrachten niet overtuigd zijn dat ICT voor het onderwijs nuttig is, heeft het beschikbaar
stellen van ICT materialen weinig kans op slagen.
Onderwerp 6:
Clickbait is een veelgebruikte techniek bij fake news, maar ook in de ‘echte’ journalistiek kom
je het weleens tegen.
Letterlijk vertaald betekent clickbait zoveel als ‘klik-aas’: aas om mensen te doen klikken.
Clickbait verwijst meestal naar de titel van een (nieuws)artikel. Een titel die clickbait is, is
bedoeld om mensen nieuwsgierig te maken, zodat ze erop zouden klikken om het volledige
artikel te lezen. Zo is een clickbait-titel altijd choquerend, verrassend of veelbelovend, terwijl
de inhoud van het artikel dat niet altijd is.
Je krijgt als gewone mens bijna geen neutraal nieuws meer, omdat de kranten, de artikels zijn
meestal zo uit de context getrokken dat het geen neutraal nieuws meer is. Ze willen meer
sensatie erin.
Ja onze zoekresultaten op google worden beperkt net als de filmkeuze van netflix, want als je
dit opzoekt gaat google kijken naar je zoekgeschiedenis en kan het zijn dat ik iets anders
terug vind dan iemand anders en daarom is het beperkt.
Deepfake is een verzamelnaam voor software waarmee je nepvideo’s kunt maken die bijna
niet van echt te onderscheiden zijn. Met deze software kun je iemand dingen laten zeggen of
doen die hij of zij in werkelijkheid nooit gezegd of gedaan heeft. Deepfake is een vorm van
wat we synthetische media noemen: media die zijn gemaakt of bewerkt met behulp van een
kunstmatige intelligentie.
Deepfake is verontrustend. De technologie roept veel vragen op over de gevaren voor de
journalistiek en de democratie. Hoe weet je nog wat echt of nep is?
Het grootste risico is dat we niet meer kunnen vertrouwen op feiten. En dat leidt tot
ongeloofwaardigheid van media, politici en de democratie.
Met deepfakes kunnen bekende mensen, van acteurs tot wereldleiders, allerlei uitspraken in
de mond gelegd worden die ze nooit hebben gedaan. Beeldvorming, gebeurtenissen en
gesprekken kunnen worden beïnvloed en tot grote verwarring over de waarheid leiden.
Het is geen goed idee om de tekst en de beelden kritisch te aanvaarden als de waarheid,
want beelden kunnen dus beinvloed worden en mensen kunnen dingen zeggen die ze niet
eens gezegd hebben.
Onderwerp 7:
schending van het auteursrecht is niet hetzelfde als plagiaat. Bij plagiaat doe je of werk van
iemand anders van jou is. Het auteursrecht kan je echter al overtreden als je een werk
überhaupt gebruikt, ook als je eerlijk bent over wie het heeft gemaakt.
Uitzonderingen op het auteursrecht
Voordat je in de stress schiet over dat boekcitaat in één van je blogs: het auteursrecht
betekent niet dat je nooit zonder toestemming een werk mag gebruiken. Er zijn een aantal
uitzonderingen waarbij het wel is toegestaan.
1. Je mag een werk kopiëren voor privégebruik.
Zolang je het maar niet uitdeelt of publiceert. Je mag dus best een artikel printen om op de
bank te lezen.
2. Je mag foto’s of teksten citeren.
Dat mag alleen als het al eerder gepubliceerd is, en als het citaat inhoudelijk relevant is en
niet alleen voor de leuk.
3. Je mag veel meer als het voor educatieve doeleinden is.
Dan mag je meestal (delen van) een werk uitdelen aan de leerlingen, of in de klas vertonen.
4. 70 jaar na overlijden van de maker vervalt het auteursrecht.
Daarna mag je het vrij gebruiken, publiceren en aanpassen. Plagiaat blijft natuurlijk
verboden.
Je mag geen plagiaat plegen. Je kopieert niet zomaar iets van internet. Tot zover is het
auteursrecht voor de meeste schrijvers wel duidelijk.
Hoeveel tekst mag ik citeren uit het werk van een ander?
Wat mag wel?
Een kleine hoeveelheid tekst functioneel citeren (kort citeren) binnen een grote hoeveelheid
tekst van jezelf, op voorwaarde dat je daarbij de bron en de naam van de schrijver vermeldt
en het werk waaruit je citeert openbaar is gemaakt.
Wat mag niet?
Meer citeren dan nodig is om je punt te maken. Een citaat moet namelijk inhoudelijk
relevant zijn. Wil je dit testen? Laat het citaat weg en kijk of je verhaal overeind blijft.
Tekst overnemen zonder daar een mening of visie van jezelf aan te koppelen.
In de klas
Je mag in de klas ter illustratie van je lessen:
Een liedje afspelen
Een gedicht voordragen
Een songtekst analyseren en er kopieën van maken
Een theatervoorstelling naspelen
Prenten afdrukken en tonen
Een fragment uit een boek kopiëren
Een film vertonen
Maar je mag geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van een werk. Je mag
bijvoorbeeld de aankoop van een boek niet vervangen door het te kopiëren.
Ze twijfelde of de scholieren de teksten zelf hadden bedacht en haalde ze door de plagiaat-
scanner, zonder succes. "Een paar dagen daarvoor had ik een artikel gelezen over ChatGTP en
ik dacht ineens: zou dat het zijn?", vertelt ze.
Toen ze haar klas confronteerde, bleek de chatbot inderdaad gebruikt te zijn. Als docent kun
je natuurlijk boos worden, maar Borghols vond het vooral fascinerend. "Wauw bizar, je kunt
echt allerlei soorten opdrachten geven. Ik vond het echt heel knap dat dat kan. Het is
sowieso superknap dat deze leerlingen al op de hoogte waren van deze software."
Door de de teksten door een plagiaatscanner te halen, had de leerkracht gemerkt dat het
plagiaat was en dus niet zelf hadden geschreven. Er was een chatbox gebruikt.
Onderwerp 8:
In een flipped classroom zet je de traditionele manier van lesgeven op zijn kop. De studenten
verwerven voor de les zelfstandig de basis. In de les komt er dan ruimte vrij voor diepgaande
leeractiviteiten, (inter)actie en discussie. Hoe je de les precies invult, kan verschillen. Zo kan
je ervoor kiezen om tijd te maken voor vragen en discussie, studenten de vertaling laten
maken naar de praktijk, studenten moeilijke oefeningen laten oplossen, studenten een
project laten voorbereiden, enz.
Bij flipped classroom bied je de leerinhoud vooraf aan via online of offline leermateriaal.
Maak de studenten duidelijk dat je van hen verwacht dat ze voorbereid naar de les komen.
Dat is een noodzakelijke voorwaarde om de lestijd optimaal te kunnen benutten.
Je moet de filmpjes niet zelf maken als onderwijzer, maar je kan dit ook door de kinderen
laten doen zoals hieronder beschreven:
De Jonatan Academie is een zogenaamd “flipped classroom” project. Het basisidee van de
flipped classroom: leerlingen kijken thuis naar een instructievideo en oefenen in de klas werd
nog eens geflipt. In de Jonatan Academie kijken de leerlingen niet enkel naar educatieve
filmpjes, ze maken ze ook zelf!
Een manier om te differentiëren is het bieden van extra instructie aan de leerlingen die dat
nodig hebben. Na de klassikale instructie geeft de leerkracht extra instructie of oefeningen
aan deze leerlingen. De andere leerlingen werken intussen zelfstandig. Zo gaan de leerlingen
ook verbeteren hierin en er is dus een verband tussen verbeteren en differentiatie.
Mogelijkheden corona? …
Onderwerp 9:
Studie toont het opnieuw: notities nemen met de hand is beter dan via laptop
Geplaatst op april 18, 2016 door Pedro
Het is geen nieuw inzicht, maar leuk als onderzoek bevestigt wat ander onderzoek al eerder
toonde: notities nemen met de hand is beter dan op laptop.
Het onderzoek – waar Paul ook al eerder over schreef maar dat nu ruimer aandacht krijgt –
bevestigt ook de mogelijke verklaring die we al eerder leerden. Zelfs als leerlingen enkel
maar notities kunnen nemen met de laptop (en dus niet kunnen multitasken) gebeurt het
noteren op de laptop of pc oppervlakkiger dan via noteren met de hand.
Dit komt omdat je met de computer meer kan noteren (en de deelnemers ook meer
noteerden) dan als ze het schrijven. Het feit dat je minder kan noteren als je schrijft, zorgt er
voor dat je bewuster moet selecteren, en dat je daardoor net meer zal onthouden.
Dit betekent dus niet noodzakelijk dat het aan de technologie ligt, in een eerder onderzoek
toonde men dat als je minder snel noteert op een computer (bijvoorbeeld omdat je maar 1
hand mag gebruiken), je ook meer onthoudt.
Mensen prefereren visuele content
Zoals gezegd zijn mensen visuele wezens. Als mensen geven we vaak, zowel bewust als
onbewust, de voorkeur aan visuele content. Visuele content is aantrekkelijker. We hoeven
ons er minder voor in te spannen en we verwerken het gemakkelijker.
Beeld onthouden we beter
Wist je dat 93% van onze communicatie non-verbaal is? Vervolgens onthouden we tussen de
80% en 90% van wat we gezien hebben. Visuele content wordt beter opgeslagen in ons
brein. Dit ten opzichte van tekstuele content en geluid.
Met beelden creëer je connecties
Heb je weleens een presentatie gegeven zonder beeldmateriaal erbij? Is het je opgevallen
hoe lastig het is om de groep 'erbij te houden'? Waar je tegenwoordig ook studeert: college
wordt gegeven onder begeleiding van een Powerpoint presentatie. Het is namelijk bewezen
dat visualisatie van de boodschap voor betere overdracht zorgt. We leggen dan connecties
met beelden, naar aanleiding van wat we horen.
Visuele content is duidelijker
Wanneer je iets probeert uit te leggen, gaat dit altijd makkelijker onder begeleiding van
visuele content. Mensen snappen aan de hand van beeldmateriaal beter wat je bedoelt.
Illustraties geven ons te mogelijkheid iets ook echt in te beelden. En tja, visuele wezens die
we zijn...
We kunnen ons beter concentreren op visuele content
Laten we eerlijk zijn: wij mensen zijn snel afgeleid. Als we luisteren naar een speech, dwalen
onze gedachten al snel af. Maar in de bioscoop lukt het ons ineens om 2 uur lang de focus te
houden. Vreemd toch? Maar wel een duidelijke indicatie dat visuele content beter werkt in
het overbrengen van een boodschap. Uiteraard helpt het wel als je video een beetje pakkend
is.
Onderwerp 10:
Een webquest (soms naar het Nederlands vertaald als webkwestie; in het Engels meestal
WebQuest) is een activerende en interactieve lesvorm. Een webquest is een
onderzoeksgerichte opdracht waarbij de informatie, in ieder geval voor een flink deel,
afkomstig is uit bronnen op internet.
Een goede WebQuest, waarbij de leerling efficiënt gebruik maakt van zijn tijd, internet en
andere bronnen, voldoet aan de volgende eisen:
Boouwstenen van webquest:
1. In een inleiding wordt doel en achtergrond van de opdracht uitgelegd. De
leerling krijgt een rol toebedeeld, bijvoorbeeld:
 de rol van detective die een probleem moet oplossen of op zoek moet naar een schat
of verloren voorwerp;
 als journalist een artikel schrijven voor een krant of tijdschrift;
 is een wetenschapper en moeten een probleem oplossen.
2. Daarna komt de opdracht die de taak in een context zet en een duidelijke plaats
in het curriculum heeft.
 De opdracht moet haalbaar, uitdagend en motiverend zijn. Je kunt dit op
verschillende manieren bereiken.
 De opdracht moet eenduidig zijn.
 De opdracht bevat de eerste aanwijzingen over het verwerken van de informatie.
Deze aanwijzingen kunnen de vorm hebben van bijvoorbeeld deelvragen, of
aanwijzingen om schema’s, tijdsbalken of oorzaak/gevolg diagrammen te gebruiken.
 De leerling kan de opdrachten alleen maken, maar er kunnen goede argumenten zijn
om leerlingen in groepjes van twee of drie de opdrachten te laten maken.
In dat geval moet het werk van het ene groepslid aanvullend zijn op dat van de anderen.
Overleg, uitwisselen van informatie, ideeën en meningen en het samenvatten van informatie
zijn dan belangrijke elementen.
3. Na de opdracht volgt de werkwijze. Daarin wordt zéér nauwkeurig beschreven
op welke wijze de taak moet worden uitgevoerd.
 Het verdient daarom de aanbeveling te werken met een stappenplan, waarin de
leerling stap voor stap duidelijk gemaakt wordt wat er van hem wordt verwacht.
 Een mondelinge toelichting door de leerkracht/docent moet daarna niet eigenlijk
nodig zijn.
 De leerlingen geven de resultaten van hun onderzoek weer in bijvoorbeeld een
schriftelijk verslag, een mondelinge presentatie, een diapresentatie, een powerpoint
presentatie of een internetsite.
 Hier wordt ook verwezen naar de pagina met beoordelingscriteria, zodat de leerling
vooraf weet welke eisen er aan zijn werk worden gesteld.
 Facultatieve aanvulling:
Eventueel kan hieraan nog een rapportage van de werkzaamheden worden toegevoegd,
waarin de leerling duidelijk maakt hoe het onderzoek is verlopen, welke zaken goed gingen
en welke niet en wat hij een volgende keer anders wil doen.
4. De pagina met informatiebronnen is een volgend sterk punt van de WebQuest.
Leerlingen krijgen namelijk vooral web-links die bij de opdracht op maat aangereikt.
 Vaak zullen dit internetsites zijn, maar uiteraard kan ook gebruik worden gemaakt van
boeken, kranten en tijdschriften.
 Visuele bronnen zoals You Tube filmpjes en SchoolTV beeldbank materiaal zijn vaak
zeer geschikt.
 Daardoor hoeven de leerlingen niet in zoekmachines als Google en Bing in het woud
van internetsites voor hen geschikt materiaal te vinden.
5. In de beoordelingspagina lezen de leerlingen hoe hun werk nagekeken zal
worden.
 Liefst wordt dit duidelijk gemaakt middels een tabel of een schema.
 In de tabel wordt de aspecten benoemd waar op gelet zal worden.
 Elke aspect wordt vervolgens opgedeeld in drie of meer waarderingssecties. In elke
waarderingssectie staat een omschrijving van de bijbehorende criteria.
6. Als laatste onderdeel de afsluitingpagina, waarin de leerlingen nog eens terug
kijken op wat ze hebben geleerd.
7. Voor de leerkracht is er meestal een aparte pagina.
Voorbeelden bouwstenen van webquest:
WORD 2000 (beschrijving 1)
Omdat veel leerkrachten geschoold zijn in het gebruik van Word, kunt u hier een paar
voorbeelden (sjablonen) vinden van een webkwestie-indeling. U hoeft alleen nog maar de
inhoud te verzorgen. Klik maar eens hier voor een voorbeeld in Word. Als u denkt "dat kan ik
niet", dan heeft u het mis, want alleen die Word-vaardigheden worden gebruikt die u op de
cursus geleerd hebt.
Daarnaast zijn er op elke pagina een aantal tips geplaatst om u het werk nog gemakkelijker te
maken. Wat u te zien krijgt een webkwestie van zeven word pagina's met daaraan een
menukeuze gekoppeld. De menukeuze is voor u kant en klaar gemaakt. Daar hoeft u niks
voor te doen. U hoeft alleen de wordpagina's te vullen met webkwestiemateriaal.
In het sjabloon wordt u uitgelegd, hoe u met drie klikken de complete lay-out van een
webpagina kunt veranderen. Als u op verschillende pagina's klikt, dan ziet u daar
voorbeelden van.
Bovenstaande voorbeelden zijn in volledig in Word gemaakt met alleen Word-vaardigheden.
Toch werkt zo'n webkwestie als gewone internetpagina. In 15 minuten tijd heeft u snel en
simpel een met Word een volwaardige internet webkwestie opzet. Een kind doet werkelijk de
was, u heeft geen HTML-kennis nodig.
Verzamelsites: webkwestie.nl
Dit valt onder de eindterm lezen.
Kansen voor differentiatie:
- De verschillende moeilijkheden gaan aanbieden voor het kind
- Opdrachten aanpassen op het niveau van het kind

More Related Content

Similar to Visie op ICT.docx

Similar to Visie op ICT.docx (20)

Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docxVisie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docx
 
Visie op ICT taak.pdf
Visie op ICT taak.pdfVisie op ICT taak.pdf
Visie op ICT taak.pdf
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docxVisie op ICT (Ingevuld).docx
Visie op ICT (Ingevuld).docx
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdfVisie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT
Visie op ICT Visie op ICT
Visie op ICT
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdfVisie op ICT (1).pdf
Visie op ICT (1).pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
Visie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdfVisie op ICT.pdf
Visie op ICT.pdf
 
visie op ict.pptx
visie op ict.pptxvisie op ict.pptx
visie op ict.pptx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
visie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdfvisie op ICT B Noa Savoné.pdf
visie op ICT B Noa Savoné.pdf
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 

Visie op ICT.docx

  • 1. Visie op ICT Onderwerp 1: Blended Learning is de combinatie van contactonderwijs op de campus en e-learning online. Een mix van fysiek en online onderwijs. Hybriden leren betekend dat verschillende leeromgevingen worden gecombineerd tot een verweven geheel. WAAROM ZEGT PROFESSOR JAN ELEN VAN KUL 'ONDERWIJS ZAL BLENDED ZIJN OF ZAL NIET ZIJN'? Hij pleit voor blended learning omdat: we het hoger onderwijs kunnen professionaliseren. we meer rekening kunnen houden met de kenmerken van de huidige studentengeneratie. In de school kan het heel positief zijn voor de studenten, want zo heb je meer vrijheid om zowel thuis te studeren en niet te moeten verplaatsen soms als soms wel fysiek aanwezig te moeten zijn. Het maakt het leren minder eentonig ook. redesignen van de cursus kan zinvol zijn omdat de cursussen nu enkel voorzien zijn op fysieke lessen. cursus, speciaal ontwikkeld voor online lessen. In corona tijden was dit heel handig, want dan kon je thuislessen al volgen en dan werd dit enkel maar gegeven thuis online dus. De leraren gebruiken technologie om de blended leerervaring te verbeteren en het begrip van bepaalde onderwerpen te verbreden. MOOC betekend Massive Open Online Course. Dit is een online cursus waarvoor iedereen zich mag inschrijven. Onderwerp 2: Het SAMR-model is een hulpmiddel dat helpt bij het beschrijven van de didactische inzet van onderwijstechnologie. Het model bestaat uit vier niveaus: Substitution: de technologie wordt ingezet als vervangend hulpmiddel. Een analogische activiteit is bv. Opzoeken van een bepaalde plaats in de wereld. In plaats van een atlas, Google Earth gebruiken om een plaats op te zoeken. Onderwerp 3: TPACK staat voor Technological Pedagogical Content Knowledge, de specifieke deskundigheid van de leraar om de kennis en de vaardigheden die bij een vak horen, op een aantrekkelijke en begrijpelijke manier te presenteren aan de leerling met behulp van ict.
  • 2. Het TPACK-model zoals dat op dit moment gepresenteerd wordt is te zien in het figuur. Uit de figuur kan afgelezen worden dat TPACK bestaat uit de drie kennisdomeinen vakinhoud (Content Knowledge), didactiek (Pedagogical Knowledge) en ict (Technological Knowledge). Het model gaat er dus van uit dat diverse soorten kennis elkaar aanvullen en overlappen en een lesgever moet zowel voor ICT, didactiek en vakinhoud over een grondige kennis beschikken. Voor mij als leraar betekend dit dat ik gebrek aan kennis heb m.b.t. de kracht van digitaal leren voor de eigen onderwijspraktijk en het leerproces van studenten. Focus vooral op de praktijkvoorbeelden, kijk naar de effecten van deze voorbeelden op de efficiëntie en de effectiviteit van de onderwijspraktijk van de lesgever. Begin ook klein, kies één à twee gekende hulpmiddelen uit om mee te experimenteren. Het loop vaak fout in lagere scholen met media, Omdat vaak de leraar weinig tot soms geen kennis heeft van ICT. Weinig tot geen opleiding rond ICT heeft gehad. Ik denk dat ik nog het meeste leerwinst moet boeken bij ICT zelf, want ik ken hier nog niet zoveel van en ben hier nog niet zo goed mee mee.
  • 3. Onderwerp 4: Eindtermen zijn beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een leerling of student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken Eindtermen in Vlaanderen: ICT is een middel om de eindtermen beter te bereiken. Je leerlingen leren een pc, tablet, het internet gebruiken om sneller een oplossing te vinden, informatie op te zoeken, vaardigheden te oefenen, zelfstandig te werken … ICT kan ook een doel zijn, bijvoorbeeld voor het vak programmeren of in een informatica- opleiding. In het secundaire onderwijs gaan de leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal inhouden te creëren en te delen. De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om digitaal samen te werken, te communiceren en te participeren aan initiatieven. Met inbegrip van dimensies eindterm gaan ze cognitieve dimensie: beheersingsniveau leren begrijpen. Onderwerp 5: Het model bestaat uit vier randvoorwaarden ofwel bouwstenen: visie, deskundigheid, inhoud en toepassingen, en infrastructuur. Wanneer deze bouwstenen goed op elkaar zijn afgestemd (met elkaar in balans zijn), kan uw school de gewenste opbrengsten op het gebied van ict behalen.
  • 4. De steunbeer leiderschap heeft als taak te zorgen voor een duidelijke koppeling met de onderwijsvisie van scholen of besturen. De visie, de deskundigheid van medewerkers, de gebruikte inhoud en toepassingen en de infrastructuur moeten met elkaar verbonden zijn om ICT echt goed voor het onderwijs te laten werken. De menselijke- en materiële randvoorwaarden moeten met elkaar in balans zijn om de vruchten van ICT-gebruik te plukken. Pas dan zal de inzet van ICT in het onderwijs effectief blijken. De steunbeer samenwerking staat voor de rol van de leraar en andere onderwijsprofessionals. Zij hebben een essentiële rol en zonder hen stort de hele constructie in. Een goede leraar weet wanneer en welke ICT-toepassing meerwaarde biedt en kan rekening houden met het samenspel tussen de kenmerken van de leerling, de kenmerken van de leraar, de leerinhoud en de middelen die ingezet worden, dat maakt de leraar onmisbaar én onvervangbaar. -> Het kan dus soms fout lopen in scholen als de leerkracht niet weet welke ICT- toepassing meerwaarde biedt. Toepassen op stageschool of school die ik ken? … Wanneer ik zeg dat alles staat envalt met een goeie visie, klopt dat dan? … Geef een voorbeeld van techniekgedreven beslissingen: Als leerkrachten niet overtuigd zijn dat ICT voor het onderwijs nuttig is, heeft het beschikbaar stellen van ICT materialen weinig kans op slagen. Onderwerp 6: Clickbait is een veelgebruikte techniek bij fake news, maar ook in de ‘echte’ journalistiek kom je het weleens tegen. Letterlijk vertaald betekent clickbait zoveel als ‘klik-aas’: aas om mensen te doen klikken. Clickbait verwijst meestal naar de titel van een (nieuws)artikel. Een titel die clickbait is, is bedoeld om mensen nieuwsgierig te maken, zodat ze erop zouden klikken om het volledige artikel te lezen. Zo is een clickbait-titel altijd choquerend, verrassend of veelbelovend, terwijl de inhoud van het artikel dat niet altijd is. Je krijgt als gewone mens bijna geen neutraal nieuws meer, omdat de kranten, de artikels zijn meestal zo uit de context getrokken dat het geen neutraal nieuws meer is. Ze willen meer sensatie erin. Ja onze zoekresultaten op google worden beperkt net als de filmkeuze van netflix, want als je dit opzoekt gaat google kijken naar je zoekgeschiedenis en kan het zijn dat ik iets anders terug vind dan iemand anders en daarom is het beperkt. Deepfake is een verzamelnaam voor software waarmee je nepvideo’s kunt maken die bijna niet van echt te onderscheiden zijn. Met deze software kun je iemand dingen laten zeggen of doen die hij of zij in werkelijkheid nooit gezegd of gedaan heeft. Deepfake is een vorm van
  • 5. wat we synthetische media noemen: media die zijn gemaakt of bewerkt met behulp van een kunstmatige intelligentie. Deepfake is verontrustend. De technologie roept veel vragen op over de gevaren voor de journalistiek en de democratie. Hoe weet je nog wat echt of nep is? Het grootste risico is dat we niet meer kunnen vertrouwen op feiten. En dat leidt tot ongeloofwaardigheid van media, politici en de democratie. Met deepfakes kunnen bekende mensen, van acteurs tot wereldleiders, allerlei uitspraken in de mond gelegd worden die ze nooit hebben gedaan. Beeldvorming, gebeurtenissen en gesprekken kunnen worden beïnvloed en tot grote verwarring over de waarheid leiden. Het is geen goed idee om de tekst en de beelden kritisch te aanvaarden als de waarheid, want beelden kunnen dus beinvloed worden en mensen kunnen dingen zeggen die ze niet eens gezegd hebben. Onderwerp 7: schending van het auteursrecht is niet hetzelfde als plagiaat. Bij plagiaat doe je of werk van iemand anders van jou is. Het auteursrecht kan je echter al overtreden als je een werk überhaupt gebruikt, ook als je eerlijk bent over wie het heeft gemaakt. Uitzonderingen op het auteursrecht Voordat je in de stress schiet over dat boekcitaat in één van je blogs: het auteursrecht betekent niet dat je nooit zonder toestemming een werk mag gebruiken. Er zijn een aantal uitzonderingen waarbij het wel is toegestaan. 1. Je mag een werk kopiëren voor privégebruik. Zolang je het maar niet uitdeelt of publiceert. Je mag dus best een artikel printen om op de bank te lezen. 2. Je mag foto’s of teksten citeren. Dat mag alleen als het al eerder gepubliceerd is, en als het citaat inhoudelijk relevant is en niet alleen voor de leuk. 3. Je mag veel meer als het voor educatieve doeleinden is. Dan mag je meestal (delen van) een werk uitdelen aan de leerlingen, of in de klas vertonen. 4. 70 jaar na overlijden van de maker vervalt het auteursrecht. Daarna mag je het vrij gebruiken, publiceren en aanpassen. Plagiaat blijft natuurlijk verboden.
  • 6. Je mag geen plagiaat plegen. Je kopieert niet zomaar iets van internet. Tot zover is het auteursrecht voor de meeste schrijvers wel duidelijk. Hoeveel tekst mag ik citeren uit het werk van een ander? Wat mag wel? Een kleine hoeveelheid tekst functioneel citeren (kort citeren) binnen een grote hoeveelheid tekst van jezelf, op voorwaarde dat je daarbij de bron en de naam van de schrijver vermeldt en het werk waaruit je citeert openbaar is gemaakt. Wat mag niet? Meer citeren dan nodig is om je punt te maken. Een citaat moet namelijk inhoudelijk relevant zijn. Wil je dit testen? Laat het citaat weg en kijk of je verhaal overeind blijft. Tekst overnemen zonder daar een mening of visie van jezelf aan te koppelen. In de klas Je mag in de klas ter illustratie van je lessen: Een liedje afspelen Een gedicht voordragen Een songtekst analyseren en er kopieën van maken Een theatervoorstelling naspelen Prenten afdrukken en tonen Een fragment uit een boek kopiëren Een film vertonen Maar je mag geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van een werk. Je mag bijvoorbeeld de aankoop van een boek niet vervangen door het te kopiëren. Ze twijfelde of de scholieren de teksten zelf hadden bedacht en haalde ze door de plagiaat- scanner, zonder succes. "Een paar dagen daarvoor had ik een artikel gelezen over ChatGTP en ik dacht ineens: zou dat het zijn?", vertelt ze. Toen ze haar klas confronteerde, bleek de chatbot inderdaad gebruikt te zijn. Als docent kun je natuurlijk boos worden, maar Borghols vond het vooral fascinerend. "Wauw bizar, je kunt echt allerlei soorten opdrachten geven. Ik vond het echt heel knap dat dat kan. Het is sowieso superknap dat deze leerlingen al op de hoogte waren van deze software." Door de de teksten door een plagiaatscanner te halen, had de leerkracht gemerkt dat het plagiaat was en dus niet zelf hadden geschreven. Er was een chatbox gebruikt. Onderwerp 8: In een flipped classroom zet je de traditionele manier van lesgeven op zijn kop. De studenten verwerven voor de les zelfstandig de basis. In de les komt er dan ruimte vrij voor diepgaande leeractiviteiten, (inter)actie en discussie. Hoe je de les precies invult, kan verschillen. Zo kan je ervoor kiezen om tijd te maken voor vragen en discussie, studenten de vertaling laten
  • 7. maken naar de praktijk, studenten moeilijke oefeningen laten oplossen, studenten een project laten voorbereiden, enz. Bij flipped classroom bied je de leerinhoud vooraf aan via online of offline leermateriaal. Maak de studenten duidelijk dat je van hen verwacht dat ze voorbereid naar de les komen. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om de lestijd optimaal te kunnen benutten. Je moet de filmpjes niet zelf maken als onderwijzer, maar je kan dit ook door de kinderen laten doen zoals hieronder beschreven: De Jonatan Academie is een zogenaamd “flipped classroom” project. Het basisidee van de flipped classroom: leerlingen kijken thuis naar een instructievideo en oefenen in de klas werd nog eens geflipt. In de Jonatan Academie kijken de leerlingen niet enkel naar educatieve filmpjes, ze maken ze ook zelf! Een manier om te differentiëren is het bieden van extra instructie aan de leerlingen die dat nodig hebben. Na de klassikale instructie geeft de leerkracht extra instructie of oefeningen aan deze leerlingen. De andere leerlingen werken intussen zelfstandig. Zo gaan de leerlingen ook verbeteren hierin en er is dus een verband tussen verbeteren en differentiatie. Mogelijkheden corona? … Onderwerp 9: Studie toont het opnieuw: notities nemen met de hand is beter dan via laptop Geplaatst op april 18, 2016 door Pedro Het is geen nieuw inzicht, maar leuk als onderzoek bevestigt wat ander onderzoek al eerder toonde: notities nemen met de hand is beter dan op laptop. Het onderzoek – waar Paul ook al eerder over schreef maar dat nu ruimer aandacht krijgt – bevestigt ook de mogelijke verklaring die we al eerder leerden. Zelfs als leerlingen enkel maar notities kunnen nemen met de laptop (en dus niet kunnen multitasken) gebeurt het noteren op de laptop of pc oppervlakkiger dan via noteren met de hand. Dit komt omdat je met de computer meer kan noteren (en de deelnemers ook meer noteerden) dan als ze het schrijven. Het feit dat je minder kan noteren als je schrijft, zorgt er voor dat je bewuster moet selecteren, en dat je daardoor net meer zal onthouden. Dit betekent dus niet noodzakelijk dat het aan de technologie ligt, in een eerder onderzoek toonde men dat als je minder snel noteert op een computer (bijvoorbeeld omdat je maar 1 hand mag gebruiken), je ook meer onthoudt.
  • 8. Mensen prefereren visuele content Zoals gezegd zijn mensen visuele wezens. Als mensen geven we vaak, zowel bewust als onbewust, de voorkeur aan visuele content. Visuele content is aantrekkelijker. We hoeven ons er minder voor in te spannen en we verwerken het gemakkelijker. Beeld onthouden we beter Wist je dat 93% van onze communicatie non-verbaal is? Vervolgens onthouden we tussen de 80% en 90% van wat we gezien hebben. Visuele content wordt beter opgeslagen in ons brein. Dit ten opzichte van tekstuele content en geluid. Met beelden creëer je connecties Heb je weleens een presentatie gegeven zonder beeldmateriaal erbij? Is het je opgevallen hoe lastig het is om de groep 'erbij te houden'? Waar je tegenwoordig ook studeert: college wordt gegeven onder begeleiding van een Powerpoint presentatie. Het is namelijk bewezen dat visualisatie van de boodschap voor betere overdracht zorgt. We leggen dan connecties met beelden, naar aanleiding van wat we horen. Visuele content is duidelijker Wanneer je iets probeert uit te leggen, gaat dit altijd makkelijker onder begeleiding van visuele content. Mensen snappen aan de hand van beeldmateriaal beter wat je bedoelt. Illustraties geven ons te mogelijkheid iets ook echt in te beelden. En tja, visuele wezens die we zijn... We kunnen ons beter concentreren op visuele content Laten we eerlijk zijn: wij mensen zijn snel afgeleid. Als we luisteren naar een speech, dwalen onze gedachten al snel af. Maar in de bioscoop lukt het ons ineens om 2 uur lang de focus te houden. Vreemd toch? Maar wel een duidelijke indicatie dat visuele content beter werkt in het overbrengen van een boodschap. Uiteraard helpt het wel als je video een beetje pakkend is. Onderwerp 10: Een webquest (soms naar het Nederlands vertaald als webkwestie; in het Engels meestal WebQuest) is een activerende en interactieve lesvorm. Een webquest is een onderzoeksgerichte opdracht waarbij de informatie, in ieder geval voor een flink deel, afkomstig is uit bronnen op internet. Een goede WebQuest, waarbij de leerling efficiënt gebruik maakt van zijn tijd, internet en andere bronnen, voldoet aan de volgende eisen: Boouwstenen van webquest: 1. In een inleiding wordt doel en achtergrond van de opdracht uitgelegd. De leerling krijgt een rol toebedeeld, bijvoorbeeld:
  • 9.  de rol van detective die een probleem moet oplossen of op zoek moet naar een schat of verloren voorwerp;  als journalist een artikel schrijven voor een krant of tijdschrift;  is een wetenschapper en moeten een probleem oplossen. 2. Daarna komt de opdracht die de taak in een context zet en een duidelijke plaats in het curriculum heeft.  De opdracht moet haalbaar, uitdagend en motiverend zijn. Je kunt dit op verschillende manieren bereiken.  De opdracht moet eenduidig zijn.  De opdracht bevat de eerste aanwijzingen over het verwerken van de informatie. Deze aanwijzingen kunnen de vorm hebben van bijvoorbeeld deelvragen, of aanwijzingen om schema’s, tijdsbalken of oorzaak/gevolg diagrammen te gebruiken.  De leerling kan de opdrachten alleen maken, maar er kunnen goede argumenten zijn om leerlingen in groepjes van twee of drie de opdrachten te laten maken. In dat geval moet het werk van het ene groepslid aanvullend zijn op dat van de anderen. Overleg, uitwisselen van informatie, ideeën en meningen en het samenvatten van informatie zijn dan belangrijke elementen. 3. Na de opdracht volgt de werkwijze. Daarin wordt zéér nauwkeurig beschreven op welke wijze de taak moet worden uitgevoerd.  Het verdient daarom de aanbeveling te werken met een stappenplan, waarin de leerling stap voor stap duidelijk gemaakt wordt wat er van hem wordt verwacht.  Een mondelinge toelichting door de leerkracht/docent moet daarna niet eigenlijk nodig zijn.  De leerlingen geven de resultaten van hun onderzoek weer in bijvoorbeeld een schriftelijk verslag, een mondelinge presentatie, een diapresentatie, een powerpoint presentatie of een internetsite.  Hier wordt ook verwezen naar de pagina met beoordelingscriteria, zodat de leerling vooraf weet welke eisen er aan zijn werk worden gesteld.  Facultatieve aanvulling: Eventueel kan hieraan nog een rapportage van de werkzaamheden worden toegevoegd, waarin de leerling duidelijk maakt hoe het onderzoek is verlopen, welke zaken goed gingen en welke niet en wat hij een volgende keer anders wil doen. 4. De pagina met informatiebronnen is een volgend sterk punt van de WebQuest. Leerlingen krijgen namelijk vooral web-links die bij de opdracht op maat aangereikt.  Vaak zullen dit internetsites zijn, maar uiteraard kan ook gebruik worden gemaakt van boeken, kranten en tijdschriften.  Visuele bronnen zoals You Tube filmpjes en SchoolTV beeldbank materiaal zijn vaak zeer geschikt.
  • 10.  Daardoor hoeven de leerlingen niet in zoekmachines als Google en Bing in het woud van internetsites voor hen geschikt materiaal te vinden. 5. In de beoordelingspagina lezen de leerlingen hoe hun werk nagekeken zal worden.  Liefst wordt dit duidelijk gemaakt middels een tabel of een schema.  In de tabel wordt de aspecten benoemd waar op gelet zal worden.  Elke aspect wordt vervolgens opgedeeld in drie of meer waarderingssecties. In elke waarderingssectie staat een omschrijving van de bijbehorende criteria. 6. Als laatste onderdeel de afsluitingpagina, waarin de leerlingen nog eens terug kijken op wat ze hebben geleerd. 7. Voor de leerkracht is er meestal een aparte pagina. Voorbeelden bouwstenen van webquest: WORD 2000 (beschrijving 1) Omdat veel leerkrachten geschoold zijn in het gebruik van Word, kunt u hier een paar voorbeelden (sjablonen) vinden van een webkwestie-indeling. U hoeft alleen nog maar de inhoud te verzorgen. Klik maar eens hier voor een voorbeeld in Word. Als u denkt "dat kan ik niet", dan heeft u het mis, want alleen die Word-vaardigheden worden gebruikt die u op de cursus geleerd hebt. Daarnaast zijn er op elke pagina een aantal tips geplaatst om u het werk nog gemakkelijker te maken. Wat u te zien krijgt een webkwestie van zeven word pagina's met daaraan een menukeuze gekoppeld. De menukeuze is voor u kant en klaar gemaakt. Daar hoeft u niks voor te doen. U hoeft alleen de wordpagina's te vullen met webkwestiemateriaal. In het sjabloon wordt u uitgelegd, hoe u met drie klikken de complete lay-out van een webpagina kunt veranderen. Als u op verschillende pagina's klikt, dan ziet u daar voorbeelden van.
  • 11. Bovenstaande voorbeelden zijn in volledig in Word gemaakt met alleen Word-vaardigheden. Toch werkt zo'n webkwestie als gewone internetpagina. In 15 minuten tijd heeft u snel en simpel een met Word een volwaardige internet webkwestie opzet. Een kind doet werkelijk de was, u heeft geen HTML-kennis nodig. Verzamelsites: webkwestie.nl
  • 12. Dit valt onder de eindterm lezen. Kansen voor differentiatie: - De verschillende moeilijkheden gaan aanbieden voor het kind - Opdrachten aanpassen op het niveau van het kind