1. De Golf van Biskaje
“Het is effe varen maar dan heb je ook wat.” Met veel gekruimel ligt Jan een koffiebroodje
naar binnen te werken op de stuurboord bank. Ik lig aan bakboord in een boekje van Klaas Jan
Hoeve (KJH) te suffen. Het boekje terzijde leggend werp ik me ook op het wel verdiende
lekkers. Bladerdeeg: bakkersbedrog. Het smaakt net als thuis. Verder is hier alles anders. De
zon prikt weer, het land is heuvelachtig, de bebouwing is buitenlandser, ’s middags is het
rustig en van de taal begrijp ik alleen de woorden die in het Frans ongeveer hetzelfde gespeld
zijn en die in mijn Franse idioom passen. Kortom: we zijn in Spanje. Op de Godelieve is de
afgelopen 24 uur voornamelijk geslapen, gelezen, lijstjes gemaakt, op een terras bier
gedronken, ergens zuchtend een stuk gereedschap tegenaan gehouden en weer teruggelegd;
even helemaal bijkomen. Maar laat ik bij het begin beginnen.
Op de River Hamble , tegenover River Medina bij Cowes, bij een heel vervelend werfje annex
verkoop steigertje met een knulletje dat voor 3 uur liggen 10 pond rekent, wachten we op
Allen. Allen is na een telefoontje van Jan helemaal uit een ander dorp komen rijden om onze
petroleum koker een beurt te geven. Over 3 uur klaar, flink wat advies en bezorgdheid (of we
er goed voor gezorgd hebben) èn gehaald en gebracht voor maar 40 pond; kijk, da’s lekker
eten. Nadat Jan het knulletje van de haven vemanend heeft toegesproken en heeft laten inzien
dat 5 pond liggeld ook heel redelijk is, vertrekken we naar verre oorden aan de Zuid Engelse
kust. We draaien de Solent weer op met een westelijke koers, stroom en dito wind. Jan
verdwijnt naar beneden om de krant te lezen. Ik begin dapper slagen te maken tegen stroom
en wind in en maak zowaar vorderingen. Wanneer de wind het voor gezien houdt wil ik de
motor starten maar daar wil Jan niets van weten; “lekker rustig zo.”. Dan maar drijfzeilen. Op
de GPS zie ik dat we nog wel snelheid maken, maar waarschijnlijk de verkeerde kant op. Dit
gedeelte van het eiland komt bekent voor en inderdaad, een paar uur later liggen we weer voor
Cowes. Dat betekent gewoon even afmeren en het tij afwachten, water tanken en internetten
op de wal.
`s Nachts zeilen we met stroom mee door de Solent richting de Needles: een rij recht uit het
water stekende rotsen tussen het Engels kanaal en de Solent. De wind is nog zwak en de
stroom versnelt door de nauwe doorgang tussen deze rotspunten. Op de punt van Needles
staat een idioot felle lamp om de doorgang aan te geven. Deze is slechts even occult en
ontneemt veel van het nachtzicht. Rechts hoor ik de branding in het donker ruisen op de
droogvallende Shingles.Links steken dreigende silhoutetten van rotsen uit het water. Door de
stroom worden we richting de branding gezet. Doordat we weinig snelheid door het water
maken moeten we met hele grote opstuurhoeken voor de stroom corrigeren. Zo stuur ik met
de boeg recht op de rotspunten af terwijl Jan binnen aanwijzingen geeft en we per saldo
zijwaarts langs de rode betonning van Needles Channel spoelen. Het knippert hier best. Rode
tonnen aan stuurboord, een lichtenlijn gecombineerd met een rood/groen sector licht bijna
achterlijk, Needles in het rood, veranderend naar wit en natuurlijk een handvol kardinalen.
Maar het gaat goed en we zijn in het kanaal. Voor de wind naar Falmouth. In de nacht trekt de
wind aan en de voorspelling is 5 tot 6 beaufort, later 7 uit het noordoosten voor het kanaal.
Ondertussen staat de laptop binnen diverse weerkaarten uit de ether te plukken. Een hoog van
1033 hP ligt eigenlijk geramd boven Biskaje en de noordoosten wind blijft nog wel even door
staan en zo besluiten we `s nachts in één keer door het kanaal te zeilen, de Golf van Biskaje
op. We slaan de stop in Falmouth over.
Heupwiegend achter Jan’s favoriete passaattuig surfen we door het kanaal. Aan de bakboord
horizon vegen de vuren van het Franse vaste land langs de bewolkte hemel. Zuidoost gaan we
uit, langs Ouessant en Brest. De rifjes die we er in de loop van de nacht insteken gaan er
2. ’s morgens weer uit met als klap op de vuurpijl de spinnaker omhoog. Met een olijke snor
voor de boeg en helder weer komt Godelieve de Golf opgedraaid. “We halen ‘m op tijd weer
naar beneden”, spreken we af. Uiteraard gaat het weer veel te lekker terwijl de wind langzaam
opbouwt. ‘s middags wordt het opletten tijdens het sturen. Dan breekt het plots loefschoot
blok van zijn bindsels en de spi schiet een stuk naar voren, werkt zich uit de bek van de boom
en hangt inmiddels ergens halverwege de mast. Godelieve gaat behoorlijk plat. Het water staat
tegen de kuipbanken, ik sta op de rand van de kuip met een arm om de loef lier heen geslagen.
Jan zit boven mij en grijpt me in mijn nek maar ik sta best. Echter, waar ik mezelf altijd
vastklik met mijn life line, zelfs met mooi weer, zie ik tot mijn verbijstering dat ik nu niet
aangehaakt ben. Stom! Ik kijk recht in 4000 meter diep water.
“Afvallen!” klinkt het boven me. Godelieve komt weer overeind. We stabiliseren de spi een
beetje, hijsen de fok en halen de ongehavende spi aan boord. Binnen is alles op orde. De
theepot is gesneuveld maar die stond buiten dus dat telt niet.
Verder komt vandaag werkelijk alles uit de zak met tot slot een wind die besloten heeft 5 tot 6
te gaan waaien en wij achter werkfok en gereefd grootzeil rollend verder gaan.
De tweede dag op de Golf trekt de wind verder aan. We zitten inmiddels op rif 3 en een
gereefde werkfok. De zee bouwt indrukwekkend hol op. De Ariës windvaan redt het maar net.
Af toe moet je hem helpen als een golf ons flink uit koers drukt. Het is helder weer met een
donkerblauw tot zwarte zee die overal felwitte schuimkopjes heeft. Eigenlijk een prachtig
gezicht; het psychologisch effect dat harde wind niet zo enerverend is als de zon er bij schijnt.
Ondertussen moet er nu voortdurend op de hand gestuurd worden. We lossen elkaar ieder uur
à anderhalf uur af en zo werken we ons de nacht door. Binnen is het een herrie van jewelste
omdat het hele kommaliewant in de kastjes zich permanent van links naar rechts verplaatst
onder het heftig rollen. Het grootzeil moet er af. De wind neemt toe. Ik ben katterig, moe en
heb concentratie problemen. Mijn rug doet zeer van vele sturen en mijn armen verliezen
kracht tijdens zeilwissels. Buiten mijn wacht lig ik in complete outfit in de stuurboord zeekooi
te dommelen tot het mijn beurt voor weer is voor weer een uurtje.Tijdens het sturen kijk je
meer achterom dan voor je omdat je de kont nu écht goed in de aanstormende golven moet
houden. Soms zitten er echt etters tussen die recht van achter in komen, halverwege van
richting veranderen en dan op je flank uit elkaar slaan, de boot flink opzij zetten en het boord
diep in het water drukken. De onvermijdelijke gedachte komt weer op: waar ben ik in
hemelsnaam mee bezig? Waarom ga ik niet lekker op het IJsselmeer varen?
Jan is zeer zeevast maar zier er ook moe uit. Hij zegt de volgende morgen dat ik de stormfok
maar vast moet aanslaan. Ik wil niet geloven dat we die nodig hebben. In het vooronder graaf
ik de onderbroek met leuvers op en sla hem op de tweede voorstag aan. Twee uur later gaat de
gereefde werkfok er af en de stormfok omhoog. Met 4,5 knoop op de plaats rust. Minder
brekers, minder sturen en voornamelijk op en neer. De Golf van Biskaje zet haar bekende
handtekening. De zee is indrukwekkend en de wind fluit heel stabiel met 8 beaufort over de
zee. De lucht is helder met hier en daar een wolk. De barometer staat al dagen op 1030. Als je
op een golftop zit en je kijkt om je heen zie je bergen water met witte brekers. Over de hele
zee is het zonlicht boven de golven ijler door de spray die er hangt. Heel mooi, maar het is nu
wel genoeg. Ook Jan is het zat en wil graag de haven in. Vanmiddag gijpte hij naar buiten
naar de 1000 meter diepte lijn omdat hij in ondieper water bijna voorover van een golf
donderde. Ik sliep zeker toen.
Eindelijk bij de nadering van Finistere zakt de baro, komen er wolken aandrijven en zit er iets
van vermoeidheid in de wind. Aan het eind van de middag wisselt de stormfok van plaats met
de werkfok en weer later komt er een grootzeiltje bij. Met het omhoog gaan van het grootzeil
gaat de stemming mee. Er wordt weer een beetje bij geslapen, gekookt (Jan) en de Ariës
neemt het ’s avonds van ons over. Voorbij Finistere is er opluchting. Het moeilijkste deel van
de reis is achter de rug. Het kanaal met zijn zuidwesten winden, de Biskaje met zijn
3. gevaarlijke golven en onberekenbare weer, Finistere met zijn kruiszeëen en opstekende
stormen. Allemaal achter de rug in één ruk!
Vroeg in de ochtend gaat de motor aan. De wind is weg. We motoren naar Vigo. Tijdens mijn
wacht komt de zon op, boven achter elkaar liggende heuvels als gestolde golven. Mistig
landschap en pasteltinten in één antroposofisch verband. Links en rechts springen dolfijnen
minuten lang in de boeggolf. “Oh, ja. Hier was ik mee bezig...”