Na vijf kwartalen met een krimp was in Q1 2010 weer sprake van groei (0,6% (t.o.v. Q1 2009). Het is het derde kwartaal met een positieve kwartaal-op-kwartaal-groei. Verwacht wordt dat het aantal werkzame personen in 2010 nog wel zal afnemen, met ruim 65.000 personen. In totaal is aan ongeveer 70.000 werknemers een deeltijd-WW-uitkering toegekend. 35.000 werknemers zijn al weer uitgestroomd. De nieuwe instroom is vooral afkomstig uit de bouw. 1. Herstel moet doorzetten door structurele groei en niet alleen voorraadopbouw 2. Herstel van consumentenvertrouwen van belang voor consumentenbestedingen (nog negatief) Herstel producentenvertrouwen van belang voor investeringen (schommelt rond nulpunt) 3. Overheidsbezuinigingen kunnen vertrouwen in herstel economie schaden 4. Groei wereldhandel blijft zich doorzetten. Belangrijk voor open, Nederlandse economie
De werkgelegenheid in de collectieve sector (openbaar bestuur, onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg) liet het afgelopen jaar nog een groei zien, en de perspectieven voor 2010 en 2011 zijn hier ook het beste. In de marktsector zal de daling van de werkgelegenheid zich in 2010-2011 voortzetten. Q1 2010: 7,7 mln. Banen (-2% tov Q1 2009). Grootste daling in zakelijke dvl (-7%) (grotendeels gevolg van sterke krimp uitzendbanen). Ook de daling van het aantal banen in de industrie, financiële instellingen, bouw en transport was relatief groot (-4,1% tot -5,8%). De daling in de handel bleef beperkt (-2%). In de collectieve sector (Gezondheids- en welzijnszorg, Openbaar bestuur en Onderwijs) hield de groei van het aantal banen aan (+3%). Het grootste deel van deze groei zit in de zorg (+2%). Overheid en Onderwijs samen +1%. De arbeidsdeelname is volgens nieuwe CBS-cijfers tussen eind 2008 en maart 2010 gedaald van 68,6 naar 66,7 procent, voor seizoen gecorrigeerd. Sindsdien is deze weer iets gestegen, naar 66,9 procent in juni 2010. Mede door verdringing zal de werkgelegenheidsgroei vooral ten goede komen aan personen met tenminste startkwalificatie. Over een langere periode bezien blijft de werkgelegenheid voor laagopgeleiden in absolute aantallen constant en wijken de perspectieven voor de middellange termijn niet af van de verwachtingen voor andere opleidingsniveaus. Ook de arbeidsdeelname van vrouwen en ouderen ontwikkelt zich positief. Voor ouderen speelt daarbij het langer doorwerken. Voor vrouwen geldt dat zij vaak werkzaam zijn binnen de collectieve sector, een sector waar de werkgelegenheid zich relatief gunstig ontwikkelt. De vacaturemarkt zal in 2010 en 2011 naar verwachting weer aantrekken. Niet iedereen zal echter in gelijke mate profiteren van de aangeboden vacatures. Vooral lager opgeleiden en ouderen (55-64 jaar) hebben minder kans om werk te vinden. De werkloosheidsstijging in 2009 is gezien de terugval van de economie in 2008-2009 bijzonder gematigd geweest, zowel vanuit historisch als internationaal perspectief. De werkloosheid is in 2009 het sterkst gestegen voor jongeren, niet-westerse allochtonen en - in het algemeen – personen zonder startkwalificatie. De werkloosheidsstijging onder ouderen (55-64 jaar) bleef relatief beperkt. Bij de hoge werkloosheid van jongeren en de lagere werkloosheid onder ouderen geldt wel de kanttekening dat de formele werkloosheidsdefinitie de werkloosheid onder jongeren sterker belicht dan die onder ouderen. Uitdagingen voor 2013: zie ook arbeidsmarktverkenning Arbeidsmarkt wordt dynamischer: meer vraag naar personeel door groei, meer uitstroom door vergrijzing, heviger concurrentie om schaarse talenten. Bestaand beleid vooral gericht op: - Opleiden nieuw personeel Duurzame samenwerking met externe partijen om over voldoende personeel te beschikken kennismanagement medewerkerloyaliteit strategisch HR-beleid strategische personeelsplanning Opzetten van flexibele schil van tijdelijk personeel rond kern van vaste arbeidskrachten.
In Zuid-Limburg zijn de sectoren zorg en welzijn, zakelijke dienstverlening, handel en industrie sterk vertegenwoordigd. Zuid-Limburg is een sterk conjunctuurgevoelige regio en mede daardoor is de economie in 2009 hier sterker gekrompen dan landelijk. Voor 2010 wordt in de regio een werkgelegenheidskrimp van 1,9% verwacht. Vooral in de bouw en industrie gaan veel arbeidsplaatsen verloren. In de zorgsector neemt de werkgelegenheid (verder) toe. In 2011 wordt verwacht dat het (totaal) aantal banen stabiliseert. Rekening wordt gehouden met een groei van de werkgelegenheid in de sectoren horeca/toerisme en catering, vervoer en telecom, zakelijke dienstverlening en zorg en welzijn. De industriële werkgelegenheid zal de komende jaren verder afnemen. Noord- en Midden-Limburg is een conjunctuurgevoelige regio. De sectoren industrie, transport en logistiek zijn sterk vertegenwoordigd. Bij een toch al slecht economisch klimaat is de economische krimp in deze regio ongekend hoog geweest, namelijk 5% in 2009. De werkloosheid is echter minder sterk gestegen dan men op basis van de economische ontwikkeling zou verwachten. Het grote beroep op de deeltijd WW, de hoge vervangingsvraag en het doorleren van jongeren zijn enkele redenen hiervoor.
Zuid-Limburg: Dat vraagt gemiddeld om een hoger opleidingsniveau. Voor lager opgeleiden kan de afstand tot de arbeidsmarkt worden verkleind door (gerichte) scholing en het stimuleren van mobiliteit, zowel geografisch als intrasectoraal. Meer banen op middelbaar en hoger niveau, minder op lager niveau In 2011 zet de groei van het aantal vacatures door. Een voorzichtige prognose komt uit op 32.000 vacatures. Dit is nog steeds overwegend vervangingsvraag. Door de aantrekkende werkgelegenheid groeit ook de uitbreidingsvraag in de meeste marktsectoren. Vacatures in de zakelijke dienstverlening hebben voor een groot deel betrekking op arbeidsplaatsen in het uitzendwezen. De vervangingsvraag zal de komende jaren vooral hoog zijn voor functies op MBO-niveau en voor verzorgende functies op HBO-niveau. Midden- en Noord-Limburg: On- en laaggeschoolden zullen het ook op middellange termijn moeilijk hebben om werk te vinden. Dit geldt bovendien voor werkzoekenden met een economisch administratieve achtergrond. Voor personen met een technische of zorgopleiding van MBO-niveau of hoger zijn de verwachtingen veel gunstiger. Dit betekent voor werkgevers echter, dat zij moeilijk aan dit personeel kunnen komen. Dit kan de economische groei remmen. Zowel uit economische als sociale motieven is het zaak de discrepanties te verminderen. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in Noord- en Midden-Limburg is lager dan landelijk. Een verhoging van het opleidingsniveau kan de werkloosheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt structureel verlagen, en de (verwachte) krapte aan de bovenkant bestrijden. Noord- en Midden-Limburg is een industriële regio. Het heeft veel meer banen in de industrie dan in Zuid-Limburg of landelijk. Maar het aandeel banen in de industrie neemt wel af, terwijl dat van de zorg toeneemt. De diensteneconomie wordt steeds dominanter. Dit betekent tevens dat het vereiste opleidingsniveau toeneemt.
Inhaalslag participatie noodzakelijk Volgens regionaal verricht onderzoek (RAIL) zal de participatiegraad in Zuid-Limburg de komende jaren stijgen. Verwacht wordt echter dat de inhaalslag die nodig is om tegemoet te komen aan de toenemende vraag op de arbeidsmarkt – bij ongewijzigd beleid - niet gemaakt zal worden. Extra maatregelen en initiatieven zullen noodzakelijk zijn om de achterstand ten opzichte van de landelijke participatiegraad te verminderen. Uitgaande pendel groter dan inkomende pendel Goede verbindingen en relatief korte afstanden bevorderen de geografische mobiliteit van het arbeidsaanbod. Van de werkzame beroepsbevolking die in Noord- en Midden- Limburg woont, werkt 20% (in 2008 circa 47.000 personen) in andere regio`s. Tegelijkertijd komen er 20.000 mensen uit andere regio’s in Noord- en Midden-Limburg werken. Voor een goede werking van de arbeidsmarkt is het van belang dat de mobiliteit van het arbeidsaanbod op peil is.
(ZL = zuid-limburg, MNL = Midden- en Noord-Limburg)
In de tabel zijn vier kwadranten, vier situaties, te onderscheiden. Elke situatie vraagt om een andere aanpak: Ruimte in de arbeidsmarktregio en ruimte in de rest van Nederland: focus op brede inzetbaarheid van werkzoekenden. Dat kan zijn door het op peil houden van kwalificaties, waar mogelijk verhoging van het opleidingsniveau (minimaal startkwalificatie) en ontwikkeling van algemene vaardigheden. Krapte in de arbeidsmarktregio, maar ruimte in de rest van Nederland: focus op vergroting van het zoekgebied van werkgevers en op stimulering van werkzoekenden uit de omliggende regio’s om in het krappe gebied te zoeken naar werk. Ruimte in de arbeidsmarktregio, maar krapte in de rest van Nederland: focus op vergroting van het zoekgebied van werkgevers uit de omliggende regio’s en op stimulering van werkzoekenden van de arbeidsmarktregio om in de omliggende regio te zoeken naar werk. Krapte in de arbeidsmarktregio en krapte in de rest van Nederland: focus op scholing van langdurig werkzoekenden en werkzoekenden met ruime beroepsgroepen richting deze krappe beroepsgroepen en op vraagombuiging bij werkgevers.
In de tabel zijn vier kwadranten, vier situaties, te onderscheiden. Elke situatie vraagt om een andere aanpak: Ruimte in de arbeidsmarktregio en ruimte in de rest van Nederland: focus op brede inzetbaarheid van werkzoekenden. Dat kan zijn door het op peil houden van kwalificaties, waar mogelijk verhoging van het opleidingsniveau (minimaal startkwalificatie) en ontwikkeling van algemene vaardigheden. Krapte in de arbeidsmarktregio, maar ruimte in de rest van Nederland: focus op vergroting van het zoekgebied van werkgevers en op stimulering van werkzoekenden uit de omliggende regio’s om in het krappe gebied te zoeken naar werk. Ruimte in de arbeidsmarktregio, maar krapte in de rest van Nederland: focus op vergroting van het zoekgebied van werkgevers uit de omliggende regio’s en op stimulering van werkzoekenden van de arbeidsmarktregio om in de omliggende regio te zoeken naar werk. Krapte in de arbeidsmarktregio en krapte in de rest van Nederland: focus op scholing van langdurig werkzoekenden en werkzoekenden met ruime beroepsgroepen richting deze krappe beroepsgroepen en op vraagombuiging bij werkgevers.
Zuid-Limburg moet maximaal inzetten op mobiliteit. Intersectorale mobiliteit wordt steeds belangrijker. Een deel van het verlies aan banen in de industrie komt niet meer terug. Dit betekent dat werkzoekenden zich moeten richten op banen in andere sectoren. De inspanningen die hiermee gepaard gaan zijn groot, aangezien de kwalitatieve discrepanties groter zijn dan bij intrasectorale mobiliteit.