2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
09 maart 2016 biddag
1. WelkomWelkom
Biddag voor gewas en arbeidBiddag voor gewas en arbeid
Voorganger: Ds. HuitemaVoorganger: Ds. Huitema
Organist: Dhr. NijmeijerOrganist: Dhr. Nijmeijer
2. Zingen voor de dienst:Zingen voor de dienst:
Gez. 351: 1,2,3,4Gez. 351: 1,2,3,4
Zie ons heden voor U tredenZie ons heden voor U treden
3. Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
4. Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
5. Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
6. Zie ons heden voor U treden (LvdK 351) v. A.C. den Besten; m. W.R. Talsma
24. Ruth ontmoet BoazRuth ontmoet Boaz
1 Noömi nu had een bloedverwant1 Noömi nu had een bloedverwant
van haar mans kant, een zeervan haar mans kant, een zeer
vermogend man uit het geslacht vanvermogend man uit het geslacht van
Elimelek, Boaz geheten. 2 En Ruth,Elimelek, Boaz geheten. 2 En Ruth,
deMoabitische, zeide tot Noömi:deMoabitische, zeide tot Noömi:
Laat mij naar het veld gaan en arenLaat mij naar het veld gaan en aren
lezen achter hem, die mij genegenlezen achter hem, die mij genegen
zal zijn.zal zijn.
25. En zij zeide tot haar: Ga, mijnEn zij zeide tot haar: Ga, mijn
dochter. 3 Zij ging dan heen endochter. 3 Zij ging dan heen en
kwam en las op in het veld achterkwam en las op in het veld achter
de maaiers; bij geval trof zij hetde maaiers; bij geval trof zij het
stuk land van Boaz, die uit hetstuk land van Boaz, die uit het
geslacht van Elimelek was.geslacht van Elimelek was.
26. 4 En zie, Boaz kwam uit4 En zie, Boaz kwam uit
Betlehem en hij zeide tot deBetlehem en hij zeide tot de
maaiers: De Here zij met u! Zijmaaiers: De Here zij met u! Zij
zeiden tot hem: De Here zegenezeiden tot hem: De Here zegene
u! 5 Toen zeide Boaz tot zijnu! 5 Toen zeide Boaz tot zijn
knecht, die over de maaiersknecht, die over de maaiers
gesteld was: Bij wie behoort dezegesteld was: Bij wie behoort deze
jonge vrouw?jonge vrouw?
27. 6 De knecht, die over de maaiers6 De knecht, die over de maaiers
gesteld was, antwoordde: Dat isgesteld was, antwoordde: Dat is
een jonge vrouw uit Moab, dieeen jonge vrouw uit Moab, die
met Noömi meegekomen is uitmet Noömi meegekomen is uit
het veld van Moab;het veld van Moab;
28. 7 zij heeft gezegd: laat mij toch7 zij heeft gezegd: laat mij toch
oplezen en inzamelen bij deoplezen en inzamelen bij de
schoven achter de maaiers. Enschoven achter de maaiers. En
zo is zij gekomen en zij is bezigzo is zij gekomen en zij is bezig
geweest van de morgenstond afgeweest van de morgenstond af
tot nu toe; het is iemand, dietot nu toe; het is iemand, die
weinig thuis zit.weinig thuis zit.
29. 8 Hierop zeide Boaz tot Ruth:8 Hierop zeide Boaz tot Ruth:
Hoor eens, mijn dochter, ga nietHoor eens, mijn dochter, ga niet
oplezen in een ander veld en gaoplezen in een ander veld en ga
ook niet hiervandaan; sluit u danook niet hiervandaan; sluit u dan
aan bij mijn arbeidsters, – 9 gijaan bij mijn arbeidsters, – 9 gij
ziet daar het veld vóór u, dat menziet daar het veld vóór u, dat men
bezig is te maaien – en ga achterbezig is te maaien – en ga achter
haar aan.haar aan.
30. Heb ik de knechten niet verboden uHeb ik de knechten niet verboden u
lastig te vallen? Hebt gij dorst, galastig te vallen? Hebt gij dorst, ga
dan naar de vaten en drink vandan naar de vaten en drink van
hetgeen de knechtenhetgeen de knechten
scheppen. 10 Toen wierp zij zich opscheppen. 10 Toen wierp zij zich op
haar aangezicht, boog zich ter aardehaar aangezicht, boog zich ter aarde
en zeide tot hem: Waarom betoonten zeide tot hem: Waarom betoont
gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaatgij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat
op mij, hoewel ik een vreemdelingeop mij, hoewel ik een vreemdelinge
ben?ben?
31. Boaz antwoordde haar: Mij isBoaz antwoordde haar: Mij is
omstandig medegedeeld allesomstandig medegedeeld alles
wat gij voor uw schoonmoederwat gij voor uw schoonmoeder
gedaan hebt na de dood van uwgedaan hebt na de dood van uw
man, en hoe gij uw vader en uwman, en hoe gij uw vader en uw
moeder en het land uwermoeder en het land uwer
geboorte hebt verlaten engeboorte hebt verlaten en
gegaan zijt naar een volk, dat gijgegaan zijt naar een volk, dat gij
tevoren niet kendet.tevoren niet kendet.
32. 12 De Here vergelde u uw daad,12 De Here vergelde u uw daad,
en uw loon valle u onverkort tenen uw loon valle u onverkort ten
deel van de Here, de God vandeel van de Here, de God van
Israël, onder wiens vleugelen gijIsraël, onder wiens vleugelen gij
zijt komen schuilen.zijt komen schuilen.
33. 13 Daarop zeide zij: Gij betoont13 Daarop zeide zij: Gij betoont
mij wel uw gunst, mijn heer, wantmij wel uw gunst, mijn heer, want
gij hebt mij vertroost en naar hetgij hebt mij vertroost en naar het
hart van uw dienstmaagdhart van uw dienstmaagd
gesproken, hoewel ik niet degesproken, hoewel ik niet de
gelijke ben van een uwergelijke ben van een uwer
dienstmaagden.dienstmaagden.
34. 14 Toen het nu etenstijd was,14 Toen het nu etenstijd was,
zeide Boaz tot haar: Komzeide Boaz tot haar: Kom
hierheen en eet van het brood enhierheen en eet van het brood en
doop uw bete in de azijn. En zijdoop uw bete in de azijn. En zij
ging zitten naast de maaiers, enging zitten naast de maaiers, en
hij reikte haar geroost koren toe;hij reikte haar geroost koren toe;
zij at en werd verzadigd en hieldzij at en werd verzadigd en hield
over.over.
35. 15 Toen zij was opgestaan om15 Toen zij was opgestaan om
op te lezen, beval Boaz zijnop te lezen, beval Boaz zijn
knechten aldus: Ook tussen deknechten aldus: Ook tussen de
schoven mag zij oplezen enschoven mag zij oplezen en
maakt haar niet beschaamd;maakt haar niet beschaamd;
36. 16 veeleer moet gij opzettelijk16 veeleer moet gij opzettelijk
iets voor haar uit de bundelsiets voor haar uit de bundels
trekken en het laten liggen, opdattrekken en het laten liggen, opdat
zij het opleze; vaart niet ruwzij het opleze; vaart niet ruw
tegen haar uit.tegen haar uit.
37. 17 En zij las op in het veld tot de17 En zij las op in het veld tot de
avond; en zij klopte uit wat zijavond; en zij klopte uit wat zij
opgelezen had, en het wasopgelezen had, en het was
ongeveer een efa gerst.ongeveer een efa gerst.
38. De brief van Paulus aan deDe brief van Paulus aan de
FilippenzenFilippenzen
4 1 Daarom, mijn geliefde
broeders, naar wie mijn
verlangen uitgaat, mijn blijdschap
en kroon, staat alzo vast in de
Here, geliefden!
39. 2 Euodia vermaan ik en Syntyche2 Euodia vermaan ik en Syntyche
vermaan ik, eensgezind te zijn in devermaan ik, eensgezind te zijn in de
Here.Here.
3 Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe3 Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe
metgezel: wees haar behulpzaam.metgezel: wees haar behulpzaam.
Want zij hebben tezamen met mij inWant zij hebben tezamen met mij in
de prediking van het evangeliede prediking van het evangelie
gestreden, naast Clemens en mijngestreden, naast Clemens en mijn
overige medearbeiders, wier namenoverige medearbeiders, wier namen
staan in het boek des levens.staan in het boek des levens.
40. 4 Verblijdt u in de Here te allen4 Verblijdt u in de Here te allen
tijde! Wederom zal ik zeggen:tijde! Wederom zal ik zeggen:
Verblijdt u!Verblijdt u!
5 Uw vriendelijkheid zij alle5 Uw vriendelijkheid zij alle
mensen bekend. De Here ismensen bekend. De Here is
nabij.nabij.
41. 6 Weest in geen ding bezorgd,6 Weest in geen ding bezorgd,
maar laten bij alles uw wensenmaar laten bij alles uw wensen
door gebed en smeking metdoor gebed en smeking met
dankzegging bekend worden bijdankzegging bekend worden bij
God.God.
7 En de vrede Gods, die alle7 En de vrede Gods, die alle
verstand te boven gaat, zal uwverstand te boven gaat, zal uw
harten en uw gedachtenharten en uw gedachten
behoeden in Christus Jezus.behoeden in Christus Jezus.
42. 8 Voorts, broeders, al wat waar,8 Voorts, broeders, al wat waar,
al wat waardig, al watal wat waardig, al wat
rechtvaardig is, al wat rein, al watrechtvaardig is, al wat rein, al wat
beminnelijk, al wat welluidend is,beminnelijk, al wat welluidend is,
al wat deugd heet en lof verdient,al wat deugd heet en lof verdient,
bedenkt dat;bedenkt dat;
43. 9 wat u geleerd en overgeleverd9 wat u geleerd en overgeleverd
is, wat gij van mij gehoord enis, wat gij van mij gehoord en
gezien hebt, breng dat ingezien hebt, breng dat in
toepassing en de God destoepassing en de God des
vredes zal met u zijn.vredes zal met u zijn.
44. Zingen: Ps. 67: 2 en 3Zingen: Ps. 67: 2 en 3
De volken zullen U belijdenDe volken zullen U belijden
51. PreekPreek
Ruth 2:1Ruth 2:1
2 1 Noömi nu had een bloedverwant van haar2 1 Noömi nu had een bloedverwant van haar
mans kant, een zeer vermogend man uit hetmans kant, een zeer vermogend man uit het
geslacht van Elimelek, Boaz gehetengeslacht van Elimelek, Boaz geheten..
57. Lezen: de apostolischeLezen: de apostolische
geloofsbelijdenisgeloofsbelijdenis
Zingen: Gez. 259: 1,2Zingen: Gez. 259: 1,2
Halleluja! Lof zij het LamHalleluja! Lof zij het Lam