2. Voor de dienst zingen we:Voor de dienst zingen we:
Gez. 481: 1 en 4Gez. 481: 1 en 4
3. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
4. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
5. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
6. O grote God die liefde zijt (LvdK 481) t. J. Wit; m. J. Schop
7. Welkom en MededelingenWelkom en Mededelingen
Voorganger: Ds. MaliepaardVoorganger: Ds. Maliepaard
Organist: Dhr. de HarderOrganist: Dhr. de Harder
Thema: Een vraag, een gemis, eenThema: Een vraag, een gemis, een
opdrachtopdracht
36. Beloften voor IsraëlBeloften voor Israël
1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk
verstoten? Volstrekt niet! Ik benverstoten? Volstrekt niet! Ik ben
immers ook een Israëliet, uit hetimmers ook een Israëliet, uit het
nageslacht van Abraham, van denageslacht van Abraham, van de
stam Benjamin.stam Benjamin.
37. 2 God heeft Zijn volk, dat Hij van2 God heeft Zijn volk, dat Hij van
tevoren kende, niet verstoten. Oftevoren kende, niet verstoten. Of
weet u niet wat de Schrift zegtweet u niet wat de Schrift zegt
inin de geschiedenis vande geschiedenis van Elia, hoe hijElia, hoe hij
God aanspreekt over Israël enGod aanspreekt over Israël en
zegt:zegt:
38. 3 Heere, Uw profeten hebben zij3 Heere, Uw profeten hebben zij
gedood en Uw altaren afgebroken,gedood en Uw altaren afgebroken,
en ik ben alleen overgebleven.en ik ben alleen overgebleven.
Ook staan zij mij naar het leven.Ook staan zij mij naar het leven.
39. 4 Maar wat zegt het Goddelijk4 Maar wat zegt het Goddelijk
antwoord tegen hem? Ik heb voorantwoord tegen hem? Ik heb voor
MijzelfMijzelf nognog zevenduizend mannenzevenduizend mannen
overgelaten, die de knie voorovergelaten, die de knie voor
hethet beeldbeeld van Baäl niet gebogenvan Baäl niet gebogen
hebben.hebben.
40. 5 Zo is er dan ook in deze5 Zo is er dan ook in deze
tegenwoordige tijd een overblijfseltegenwoordige tijd een overblijfsel
ontstaan, overeenkomstig deontstaan, overeenkomstig de
verkiezing van de genade.verkiezing van de genade.
41. 6 Maar als het door genade is, is6 Maar als het door genade is, is
het niet meer uit de werken,het niet meer uit de werken,
anders is genade geen genadeanders is genade geen genade
meer. En als het uit de werken is,meer. En als het uit de werken is,
is het geen genade meer, andersis het geen genade meer, anders
is het werk geen werk meer.is het werk geen werk meer.
42. 7 Wat dan? Wat Israël zoekt, dat7 Wat dan? Wat Israël zoekt, dat
heeft het niet verkregen, maar hetheeft het niet verkregen, maar het
uitverkorenuitverkoren deeldeel heeft hetheeft het
verkregen en de anderen zijnverkregen en de anderen zijn
verhard,verhard,
43. 8 zoals geschreven staat: God8 zoals geschreven staat: God
heeft hun een geest van diepeheeft hun een geest van diepe
slaap gegeven, ogen om niet teslaap gegeven, ogen om niet te
zien en oren om niet te horen, totzien en oren om niet te horen, tot
op de dag van heden.op de dag van heden.
44. 9 En David zegt: Laat hun tafel9 En David zegt: Laat hun tafel
voor hen worden tot een strik, totvoor hen worden tot een strik, tot
een valkuil, tot een struikelblok eneen valkuil, tot een struikelblok en
tot vergelding.tot vergelding.
45. 10 Laat hun ogen verduisterd10 Laat hun ogen verduisterd
worden, zodat zij niet zien en maakworden, zodat zij niet zien en maak
hun rug voor altijd krom.hun rug voor altijd krom.
46. 11 Ik zeg dan: Zijn zij soms11 Ik zeg dan: Zijn zij soms
gestruikeld met de bedoeling datgestruikeld met de bedoeling dat
zij vallen zouden? Volstrekt niet!zij vallen zouden? Volstrekt niet!
Door hun val echter is deDoor hun val echter is de
zaligheidzaligheid tottot dede
heidenenheidenen gekomengekomen om hen totom hen tot
jaloersheid te verwekken.jaloersheid te verwekken.
47. 12 Als dan hun val voor de wereld12 Als dan hun val voor de wereld
rijkdomrijkdom betekentbetekent enen het feit dathet feit dat zijzij
achteropkomen rijkdom voor deachteropkomen rijkdom voor de
heidenen, hoeveel te meer hunheidenen, hoeveel te meer hun
volheid!volheid!
48. Wortel en takkenWortel en takken
13 Want tegen u, de heidenen,13 Want tegen u, de heidenen,
zeg ik: Voor zover ik de apostelzeg ik: Voor zover ik de apostel
van de heidenen ben, maak ik mijnvan de heidenen ben, maak ik mijn
bediening heerlijk,bediening heerlijk,
49. 14 om daardoor zo mogelijk14 om daardoor zo mogelijk
mijnmijn verwanten wat betreftverwanten wat betreft hethet
vlees tot jaloersheid te verwekkenvlees tot jaloersheid te verwekken
en enigen uit hen te behouden.en enigen uit hen te behouden.
50. 15 Want als hun verwerping15 Want als hun verwerping
verzoening voor deverzoening voor de
wereldwereld betekentbetekent, wat, wat betekentbetekent
dandan hun aanneming anders danhun aanneming anders dan
leven uit de doden?leven uit de doden?
51. 16 En als de eerstelingen heilig16 En als de eerstelingen heilig
zijn, dan het deeg ook, en als dezijn, dan het deeg ook, en als de
wortel heilig is, dan de takken ook.wortel heilig is, dan de takken ook.
52. 17 Als nu enige van die takken17 Als nu enige van die takken
afgerukt zijn, en u, die een wildeafgerukt zijn, en u, die een wilde
olijfboom bent, in hunolijfboom bent, in hun plaatsplaats bentbent
geënt en mede deel hebt gekregengeënt en mede deel hebt gekregen
aan de wortel en de vettigheid vanaan de wortel en de vettigheid van
de olijfboom,de olijfboom,
53. 18 beroem u dan niet tegenover de18 beroem u dan niet tegenover de
takken. En als u zich beroemt: Utakken. En als u zich beroemt: U
draagt de wortel niet, maar dedraagt de wortel niet, maar de
wortel u.wortel u.
54. 19 U zult dan zeggen: De takken19 U zult dan zeggen: De takken
zijn afgerukt, opdat ik zou wordenzijn afgerukt, opdat ik zou worden
geënt.geënt.
20 Dat is waar. Door ongeloof zijn20 Dat is waar. Door ongeloof zijn
zij afgerukt en u staat door hetzij afgerukt en u staat door het
geloof. Heb geen hoge dunk vangeloof. Heb geen hoge dunk van
uzelf, maar vrees.uzelf, maar vrees.
55. 21 Want als God de natuurlijke21 Want als God de natuurlijke
takken niet gespaard heeft, dan istakken niet gespaard heeft, dan is
het ook mogelijk dat Hij u niethet ook mogelijk dat Hij u niet
spaart.spaart.
56. 22 Zie dan de goedertierenheid en22 Zie dan de goedertierenheid en
de strengheid van God: strengheidde strengheid van God: strengheid
over hen die gevallen zijn, over uover hen die gevallen zijn, over u
echter goedertierenheid, als u inechter goedertierenheid, als u in
de goedertierenheid blijft. Andersde goedertierenheid blijft. Anders
zult ook u afgehouwen worden.zult ook u afgehouwen worden.
57. 23 En ook zij zullen, als zij niet in23 En ook zij zullen, als zij niet in
het ongeloof blijven, geënt worden,het ongeloof blijven, geënt worden,
want God is machtig hen opnieuwwant God is machtig hen opnieuw
te enten.te enten.
58. 24 Want als u afgehouwen bent uit24 Want als u afgehouwen bent uit
de olijfboom die van nature wildde olijfboom die van nature wild
was, en tegen de natuur in op dewas, en tegen de natuur in op de
tamme olijfboom geënt bent,tamme olijfboom geënt bent,
hoeveel te meer zullen zij diehoeveel te meer zullen zij die
natuurlijkenatuurlijke takkentakken zijn, geëntzijn, geënt
worden op hun eigen olijfboom.worden op hun eigen olijfboom.