SlideShare a Scribd company logo
1 of 8
Download to read offline
Reflectienota witboek BRV
Frederik Lerouge
‘Schokken opvangen en groenblauwe dooradering’
Deze nota houdt een persoonlijke reflectie in vanuit het oogpunt ‘schokken
opvangen en groenblauwe dooradering’, van de werktekst voor het witboek BRV
zoals beschikbaar gesteld is op datum van maart 2016. Ik heb deze beschouwing
geherinterpreteerd naar ‘veerkracht en bioproductieve ruimte’. Met het
brugconcept ‘bioproductieve ruimte’ (Lerouge et al., 2015) wordt elke ruimte
bedoeld die (ecosysteem)diensten (producerende, regulerende, culturele) levert
gebaseerd op fotosynthese. De reflectie focust voornamelijk op bioproductieve
ruimte voor agro- en ecosystemen, en is aangereikt met inzichten die naar boven
kwamen op een bespreking van dit thema tijdens de expertenworkshop van 21
maart 2016.
Werktekst
De werktekst naar het Witboek bestaat uit twee delen: (1) een strategische visie;
(2) Operationalisering. De strategische visie beschrijft de ruimtelijke staat van
Vlaanderen, een perspectief op de toekomst, de ruimtelijke
ontwikkelingsprincipes die gehanteerd worden, en een doorvertaling naar
‘werven van ontwikkeling en verandering’. Het deel operationalisering beschrijft
operationele werkprogramma’s, krachtlijnen en aanpak voor regiovorming,
monitoring en beleidsplanning.
De vier globale ontwikkelingsprincipes die worden voorgesteld zijn (1) meer
doen met minder ruimte, (2) ontwikkelen vanuit samenhang, (3) leefkwaliteit
bevorderen, (4) samen aan de slag. Vanuit het open ruimte perspectief zijn de
vier voorgestelde ontwikkelingsprincipes relevant en bruikbaar. Ze vinden ook
enigszins aansluiting bij denkkaders rond ruimtelijke veerkracht, zoals verder in
deze nota zal worden uitgediept. Er wordt sterk ingezet op concepten als
veerkracht, ruimtelijk rendement en multifunctionaliteit. Desondanks blijft het
document oppervlakkig voor wat betreft de concrete uitwerking van deze
principes. De werktekst vertoont enkele belangrijke lacunes, en kan een stuk
genuanceerder, gediversifieerder, en vooral concreter. Deze nota wil hiertoe een
aanzet geven.
Een perspectief op bioproductieve ruimte
Cruciaal in het ontwikkelen van een beleidsvisie op open ruimte is het
gehanteerde waarderingskader voor deze ruimte. De werktekst raakt enkele
elementen aan, maar blijft te weinig gestructureerd en consistent op dit vlak.
'Ruimte' wordt in het kader van ruimtelijk beleid nog te beperkend gezien als
een tweedimensioneel gegeven. Visie op de derde dimensie, de invulling en het
functioneren van deze ruimte, brengt thema's in beeld zoals atmosfeer, bodem
en ondergrond. Zo kan meer aandacht gegeven worden aan ruimte als substraat:
de onversteende, fotosynthetisch actieve bodem. Maar ook andere ruimtelijke
opportuniteiten voor bioproductieve functies en diensten kunnen sterker
2
worden belicht. Het biofysisch systeem is dan de totaalstructuur gevormd door
dit substraat samen met het geheel van ondermeer de watersystemen, bos,
natuur, landbouwteelten, topografie en ondergrond. Het biofysisch systeem
vormt hierbij een structurerende drager, en zou ook als dusdanig herkend en
erkend moeten worden. De ecosystemen die hierop geënt zijn leveren functies
en diensten voor de samenleving én de natuur. Hiermee kan het blik- en
werkveld van de ruimtelijke ordening inzake de open ruimte sterk verbreed
worden tot een veel breder palet van diensten dan louter de klassieke landbouw,
natuur, bos. Een dergelijke visie kan ook de beperkingen van de meer modieuze
principes als 'blauwgroene netwerken' helpen doorbreken.
De werktekst maakt terloops melding van enkele belangrijk systeemschokken
die onze richting uitkomen, zoals klimaatverandering, maar lijkt de implicaties
ervan, alsook de urgentie, te onderschatten. Zo wordt water nog te limiterend
weggezet als een problematiek (overstromingen), en minder als een essentiële
en steeds schaarser wordende grondstof.
Het ruimtelijk beleid spreekt zich traditioneel uit in verband met strategische
hoeveelheden inzake woonvoorziening, mobiliteit, industrie enz. Wat betreft de
klassieke openruimte-functies (landbouw, natuur, bos) beperkte zich dat
traditioneel tot oppervlaktequanta in relatie tot de ruimtebalans. Wat
grotendeels ontbreekt zijn uitspraken over nuttige en mogelijke graden van
zelfverantwoordelijkheid en zelfvoorziening inzake diensten als
voedselvoorziening, koolstofopslag, waterbuffering, hernieuwbare energie enz.
In die zin is een verbreding van het concept van ‘ruimtelijk rendement’ naar
openruimte-functies wenselijk en nodig.
Zeker in het licht van mogelijke systeemschokken (bijvoorbeeld door
klimaatverandering, maar ook door de toenemende volatiliteit van globale
markten) kan ruimtelijke planning een belangrijke trekkersrol opnemen
wanneer het aankomt op het bepalen van dergelijke strategische niveaus van
zelfvoorziening en zelfverantwoordelijkheid. Daarvoor is een verdiepend inzicht
in de capaciteiten en de beperkingen van de Vlaamse bioproductieve ruimte
noodzakelijk.
Het ecosysteemdienstconcept en ruimtelijke veerkracht
Hoewel het ecosysteemdienstconcept, en in het bijzonder het kwantificeren van
ecosysteemdiensten, nog in ontwikkeling is, wordt voorgesteld om het mee te
nemen als conceptueel kader in het witboek. Dit concept slaat immers op een erg
bruikbare manier de brug tussen de sociale en biofysische facetten van de
ruimte.
Een model dat dit bevattelijk maakt, is de zgn ‘ecosysteemdienstcascade’
(Haines-Young and Potschin, 2010; Potschin and Haines-Young, 2011). Dit model
beschrijft ecosysteemdiensten als ingebed in het raakvlak tussen het ecologische
systeem en het sociale systeem. De levering van ecosysteemdiensten hangt af
van het functioneren van ecosystemen, welke op hun beurt geënt zijn op het
biofysisch substraat, dat ruimtelijk is. Aan de andere kant leveren
3
ecosysteemdiensten een gebruikswaarde voor de maatschappij, die daar
desgevallend een economische (monetaire) waarde aan kan koppelen.
Twee algemene misvattingen willen we hier meteen vermijden: (1) Deze cascade
dient niet geïnterpreteerd te worden als een sjabloon voor een stappenplan,
maar als een samenhangend geheel. Bij het werken met ecosysteemdiensten als
conceptueel kader dient de hele cascade in rekening gebracht te worden. (2) het
economisch waarderen van ecosysteemdiensten houdt geenszins een pleidooi in
voor de vermarkting ervan.
Tussen elk van de vijf componenten van deze cascade bestaan terugkoppelingen
in beide richtingen. Preferenties en noden van landgebruikers en landbeheerder
hebben een invloed op de gebruikswaarde en maatschappelijke waardering van
ecosysteemdiensten, en vice versa. Binnen het ecologisch systeem kan
ecologische veerkracht uitgedrukt worden als de capaciteit van ecosystemen om
te (blijven) functioneren en diensten leveren onder wijzigende omstandigheden.
Sociaal-ecologische veerkracht omvat een veel complexer begrip van het
onderliggende systeem.
De doorvertaling van veerkracht in de werktekst is problematisch. Het begrip
wordt gedefinieerd als volgt (werktekst, p.64): “Ruimtelijke veerkracht is het
vermogen van de ruimte om veranderingen en schokken uit mondiale trends waar
Vlaanderen weinig vat op heeft (klimaatverandering, energie- en
voedselvoorraden, demografie, globalisering) op te vangen zonder dat daarbij de
maatschappelijke ontwikkeling in het gedrang komt.” Deze definitie verengt het
begrip veerkracht tot ‘mondiale trends waar Vlaanderen weinig vat op heeft’. Dit
klinkt erg fatalistisch, terwijl er wel degelijk trends zijn waar Vlaanderen vat op
kan krijgen, ondermeer via het ruimtelijk beleid. Daarnaast is ‘maatschappelijke
ontwikkeling’ een erg breed begrip, wat wellicht moeilijk te operationaliseren zal
blijken.
Veerkracht is als begrip enkel zinvol wanneer het betrekking heeft op een
specifiek systeem, en ten opzichte van een specifieke schok of verandering,
(zoals vb. in ‘de veerkracht van familiale landbouwbedrijven ten opzichte van
4
fluctuaties in marktprijzen’) (Carpenter et al., 2001). De werktekst haalt enkele
schokken of verschuivingen aan in de definitie van veerkracht zelf:
klimaatverandering, (veranderingen in) energie- en voedselvoorraden,
(veranderingen in) demografie, globalisering. Maar zonder een heldere systeem-
en schokdefinitie wordt veerkracht snel herleid tot een hol begrip (Cumming,
2011).
Sociaal-ecologische veerkracht, of veerkracht van sociaal-ecologische systemen,
gaat niet noodzakelijk meer uit van het bestaan van stabiele systeemtoestanden
of evenwichtssituaties (Davoudi et al., 2012). Sociaal-ecologische systemen zijn
adaptief en zelf-organiserend. Veerkracht wordt zo gezien als het vermogen van
het systeem om zich aan te passen, om nieuwe ontwikkelingspaden te vinden bij
verstoring, om desgevallend te transformeren naar een nieuw regime (Folke et
al., 2010; Scheffer et al., 2009). Geleverde ecosysteemdiensten in oude en nieuwe
regimes kunnen gebruikt worden als maatstaf om te bepalen of deze transities
gewenst zijn. Voor een uitgebreidere omschrijving van sociaal-ecologische
veerkracht wordt verwezen naar Tempels et al. (2013).
Enkele belangrijke begrippen om mee te nemen in de visievorming rond
veerkracht, zijn in de werktekst onderbelicht. Kwetsbaarheid van
agro/ecosystemen is functie van de diversiteit, rijkdom en connectiviteit (Fraser
et al., 2005). Landbouwsystemen met een gecombineerde lage diversiteit, een
hoge rijkdom of productiviteit, en een hoge ruimtelijke connectiviteit, worden als
kwetsbaar gezien. Het typevoorbeeld hiervan is een grootschalige,
productiegeoriënteerde monocultuur. Maximalisatie van productiviteit kan zo
ten koste gaan van veerkracht.
Een veerkrachtig beleid houdt rekening met de mogelijkheid dat er hysterese zit
in systeemtransities. Hysterese wil zeggen dat na een transitie van één regime
naar een ander regime, het erg moeilijk, in sommige gevallen zelfs onmogelijk,
kan zijn om het systeem terug naar het eerste regime te laten omslaan (Crépin et
al., 2012; Scheffer et al., 2001). Voor systemen die gekenmerkt worden door
hysterese is het absoluut noodzakelijk dat een systeemtransitie vermeden kan
worden.
Een veerkrachtig beleid is zich bewust van en focust actief op trage variabelen.
Onder trage variabelen verstaan we ‘onderliggende’ systeemvariabelen die
relatief traag evolueren (wat niet noodzakelijk wil zeggen dat ze altijd traag
evolueren). Voorbeelden zijn verzegeling, bodemvruchtbaarheid, biodiversiteit,
grondwatersystemen, maar ook wetgevende kaders, culturele tradities en
gewoontes, … Het zijn de trage variabelen als organische stof in bodems, die
bepalend kunnen zijn voor hoe ‘snelle’ variabelen zoals gewasopbrengst,
reageren op externe schokken zoals een droogteperiode. Er dient onderzocht te
worden welke trage variabelen het meest bepalend zijn, met het oog op een kost-
effectieve monitoring ervan.
Complexe systemen bevatten een groot aantal terugkoppelingen (‘feedback
loops’). Deze zijn hetzij positief of versterkend, dan wel negatief of dempend.
Vaak spelen dempende terugkoppelingen een rol om verstoringen of schokken
op te vangen. Een veerkrachtig beleid kent en erkent de voornaamste
terugkoppelingsmechanismen in een systeem, zorgt ervoor dat ze niet obscuur
5
worden door een gebrek aan transparantie, en voorziet adequate monitoring en
respons.
Hoewel een veerkrachtig beleid doordrongen moet zijn van complex adaptief
redeneren, lenen begrippen als veerkracht en ecosysteemdiensten zich niet
steeds voor communicatie. Ze worden omwille van hun complexiteit gemakkelijk
gereduceerd en geherinterpreteerd. Het veerkrachtconcept leent zich uitstekend
als kader voor out-of-the-box, non-lineair en adaptief denken over de Vlaamse
ruimte. Het vormt echter geen solide basis voor een toetsingskader voor
ruimtelijk beleid. Zo vermeld de werktekst vb: “Het Vlaams ruimtelijk beleid zet
samen met zijn partners in op ruimtelijke investeringsprojecten in gebieden (1)
waar de veerkracht van de open ruimte onder druk staat, (…) (3) waar zich een
urgente veerkrachtopgave voordoet, (…)”. Het gebruik van het concept als
dusdanig in de werktekst is enigszins zorgwekkend, want lijkt nauwelijks te
operationaliseren. Op een paar plaatsen in de werktekst komt veerkrachtdenken
wel naar boven, vb. in de bedenking (werktekst, p12): “Niet-agrarische
economische activiteiten vestigen zich vaak in leegstaande hoeves en verlaten
landbouwgebouwen en hebben een soms impact op het grondgebruik en de
dynamiek in de open ruimte. Het beleidsmatig kader maakt het benutten van
bepaalde kansen uit deze dynamiek soms onmogelijk (Verhoeve et al., 2015).”
Het mag niet aan ambitie ontbreken om complex adaptief systeemdenken aan de
dag te leggen bij de visievorming rond de Vlaamse ruimtelijke uitdagingen.
Veerkrachtdenken kan hierbij structurerend werken.
Leidende principes voor een veerkrachtig beleid
We stellen voor de volgende leidende principes voor de ontwikkeling van
veerkracht (naar Biggs et al., 2015; Crépin et al., 2012; Walker and Salt, 2006)
meer te laten resoneren in de tekst.
Behoud (bio)diversiteit en ecologische variabiliteit: meer ecologische
diversiteit levert een hogere responsdiversiteit op schokken. Het gaat hier om
zowel genetische diversiteit, soortendiversiteit als structuurdiversiteit.
Ruimtelijk beleid heeft hier een belangrijk rol op te nemen in het behoud van
ecosysteemfunctioneren, vb. door het voorkomen van verdere fragmentatie, het
ontwikkelen van natuurkernen, verbindingen en corridors, het ruimtelijk
bufferen van verstoringen, het bewaren van structurele complexiteit op
landschapsniveau… Het ruimtelijke beleid kan hierop werken door bij te dragen
aan een regionale differentiatie van ecosysteemdiensten, in functie van de
biofysische structuren. Terwijl biodiversiteit één van de voornaamste trage
variabelen is waar een ruimtelijke urgentie voor bestaat, komt de term
nauwelijks aan bod in de werktekst. ‘Groenblauwe dooradering’ speelt hier wel
impliciet op in, maar vertegenwoordigt slechts één ruimtelijke expressie in de
brede waaier van mogelijke benaderingen.
Ontwikkelen van functionele redundantie, wat gedefinieerd kan worden als de
aanwezigheid van verschillende componenten in een systeem die dezelfde dienst
of functie leveren, maar anders reageren op schokken en veranderingen. Ook
hier is responsdiversiteit de belangrijkste bijdrage voor veerkracht. Een
6
voorbeeld is een (gedeeltelijke) overlap van verschillende bestuursniveau’s en
bestuursorganen zoals administraties, NGO’s en verenigingen. Dit vergt een
verschuiving weg van een exclusieve focus op het maximaliseren van
economische efficiëntie.
Het beheren van landschappelijke connectiviteit is cruciaal. Connectiviteit kan
zowel een goede als een slechte zaak zijn. Overgeconnecteerde systemen kunnen
erg kwetsbaar zijn (Fraser, 2006), denk aan de snelle verspreiding van een brand
in homogene bosbestanden (waar brandgangen een kunstmatige reductie van
connectiviteit inhouden), de verspreiding van plagen in geconnecteerde
landbouwpercelen, of de verspreiding van invasieve planten via vegetatieve
vermeerdering met groenafvalverwerking in containerparken als verbindend
element. Daartegenover staat dat goed geconnecteerde systemen vaak sneller
herstellen van een schok, denk aan herkolonisatie van een verstoorde habitat
vanuit nabije natuurelementen. De werktekst besteed veel aandacht aan
landschappelijke connectiviteit, maar kan hier nog genuanceerder en concreter
op ingaan.
Beheren trage variabelen en feedback loops, door de meest bepalende te
identificeren en te monitoren. In relatie tot bioproductieve ruimte is het behoud
van bioproductieve capaciteit essentieel. Dit hangt af van tal van trage
variabelen, zoals bodemvruchtbaarheid, waterhuishouding, buffering en
zuivering van bodem- en watersystemen, etc. Bestuursstructuren dienen
gekoppeld te worden aan dit soort indicatoren, waarbij voor specifieke
drempelwaarden een gerichte respons georganiseerd kan worden.
Het ontwikkelen van complex adaptief redeneren is een moeilijke opgave. Het
vraagt –althans achter de schermen– het hanteren van systeemdenken, en het
werken met onzekerheden. Dit vraagt een paradigmaverschuiving waarin
afgestapt wordt van het lineair en reductionistisch denken, en waarbij een goed
begrip dient opgebouwd te worden van hoe verschillende actoren redeneren en
reageren. De vraag dringt zich op in welke mate het hanteren van complex
systeemdenken een doorvertaling moet krijgen in communicatie naar buiten toe.
Het stimuleren van kennisopbouw en experiment wordt gezien als een
sleutelonderdeel van besluitvorming in een adaptieve beleidscontext. Hier speelt
de werktekst onder meer op in via het stimuleren van pilootprojecten. Met het
schaarser worden van kwalitatieve open ruimte riskeert men een verlamming
naar experimenteren toe. Er is ruimte voor meer ambitie wat experimenteren
betreft. Naast het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en monitoring,
dient ook traditionele en lokale kennis niet uit het oog verloren worden. Deze
kan vb. geactiveerd worden dmv ‘citizen science’ initiatieven.
De werktekst besteed relatief veel aandacht aan het verbreden van participatie
en het faciliteren van bottom-up initiatieven. Het opzetten van brede
strategische allianties om specifieke uitdagingen aan te pakken is aan te
moedigen, met het bewaren van evenwichtige machtsverhoudingen als
essentiële randvoorwaarde.
7
Promoten polycentrische bestuurssystemen, dit zijn bestuursvormen waarin
meerdere actoren en instituten in interactie gaan om beleid te voeren en toe te
passen in specifieke domeinen of regio’s.
Ruimtelijk rendement en multifunctioneel ruimtegebruik als
kernbegrippen
Ruimtelijk rendement is een sleutelbegrip in de werktekst. Het wordt
gedefinieerd als “de mate waarin een oppervlakte in beslag genomen ruimte
(ruimtebeslag) wordt gebruikt voor maatschappelijke doeleinden. Ruimtelijk
rendement wordt gegenereerd door meer activiteiten op eenzelfde oppervlakte
te organiseren zonder afbreuk te doen aan de leefkwaliteit.” (werktekst, p64).
Deze definiëring is cruciaal voor het doorwerken van dit begrip, en in de
invulling ervan doorheen de werktekst bespeuren we een sterke urban bias.
Ook voor de open ruimte is werken rond ruimtelijke rendement (of athans, een
bredere invulling van dit begrip) essentieel. Het ecosysteemdienstconcept kan
hier, mits oordeelkundig toegepast, een belangrijk invulling geven.
Randvoorwaarden zijn onder meer dat de hele cascade beschouwd wordt, en dat
waarderingsinspanningen van ecosysteemdiensten niet beperkt blijven tot de
economische waarde, maar dat werk wordt gemaakt van een integrale
waardering (Kallis et al., 2013). Wanneer economische waardering wordt
gehanteerd, gebeurt dit niet met het oog op vermarkten van ecosysteemdiensten,
maar ten dienste van een verbetering van het natuurlijk milieu en een meer
evenwichtige verspreiding van kosten en baten, vb. door deze landbeheerders
die daadwerkelijk ecosysteemdiensten leveren, daar ook in zekere mate voor te
vergoeden. Het uitwerken van ‘payments for ecosystem services (PES)’ kaders is
een beloftevolle piste.
Multifunctioneel ruimtegebruik mag geen doel op zich zijn. Net zoals het geval is
met connectiviteit, dient ook hier meer nuance in de werktekst gebracht te
worden. De vraag is welke functies en diensten verweven worden, en op welk
schaalniveau dit dient te gebeuren. In academische kringen woedt dit debat al
geruime tijd onder de noemer ‘land sharing’ (verweven) versus ‘land sparing’
(scheiden) (Kleijn et al., 2001; Lerouge et al., 2016; Phalan et al., 2011a, 2011b;
Tscharntke et al., 2012). Het ruimtelijk beleid zou zich moeten kunnen
uitspreken over welke strategie, op welk schaalniveau, ruimtelijk het meest
efficiënt is. Ook hier levert onder meer het ecosysteemdienstconcept handvaten.
Bioproductieve Ruimte
Met ‘bioproductieve ruimte’ bedoelen we “elke ruimte die ecosysteemdiensten
(producerende, regulerende, culturele) levert vanuit primaire productieprocessen”
(Lerouge et al., 2015). We stellen voor om dit brugconcept mee op te nemen in
de werktekst.
Bioproductieve ruimte kan inspireren om te werken komen tot meer ‘nature-
based’ planning en ontwerp. We pleiten hier geenszins voor een éénzijdige
afstappen van technische benadering. Wel is het nodig de hele gradiënt van
technisch tot natuurgebaseerd in beschouwing te nemen, en bij dat laatste ook
8
een brede waaier van ecosysteemdiensten in rekening te brengen, en niet enkel
deze die een marktwaarde hebben.
Aanbevelingen
Ruimtelijke planning is een uitgesproken integrerend domein, en ruimtelijke
visievorming vraagt als dusdanig een zeer breed participatief proces. Een
expertenforum kan hiertoe bijdragen, maar kan slechts gezien worden als één
onderdeel in een breder participatief traject.
De voornaamste aanbevelingen vanuit het perspectief van ‘schokken opvangen
en groenblauwe dooradering’ kunnen als volgt samengevat worden:
1. Principes en doelstellingen moeten concreter, diverser én genuanceerder
2. Behoefte aan nieuwe planologische geografie van de Vlaamse Ruimte
3. Wetenschappelijk-technische ontwikkelingen moeten veel meer
resoneren in de tekst
4. Urgenties (klimaat) ambitieuzer doorvertalen naar vereiste trendbreuken
5. Neem ecosysteemdiensten mee op, en gebruik veerkracht als leidraad,
maar wees bewust van de beperkingen van deze conceptuele kaders
Het mag duidelijk zijn dat de ruimtelijke uitdagingen waar Vlaanderen voor staat
niet aangepakt kunnen worden met louter een technische of boekhoudkundige
benadering. Het lineair aanpakken van milieutechnische problemen rond o.a.
biodiversiteit, waterhuishouding en klimaat, gaat voorbij aan de idee van
drempelwaarden in het sociaal-ecologisch systeem. Zulke benaderingen dreigen
te kort te schieten indien ze niet gepaard gaan met een grondige
paradigmaverschuiving in beleid, en een mentaliteitswijziging in de samenleving.

More Related Content

Viewers also liked

Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatieHerkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatieRuimte Vlaanderen
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatieKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatieRuimte Vlaanderen
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekstKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekstRuimte Vlaanderen
 
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekstSamenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekstRuimte Vlaanderen
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatieGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatieRuimte Vlaanderen
 
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatieInnovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatieRuimte Vlaanderen
 
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,..."Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...Ruimte Vlaanderen
 
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekst
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekstInnovatieve clusters_kris_debisschop_tekst
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekstRuimte Vlaanderen
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekstLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekstRuimte Vlaanderen
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekstGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekstRuimte Vlaanderen
 
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...Ruimte Vlaanderen
 
How to Make Awesome SlideShares: Tips & Tricks
How to Make Awesome SlideShares: Tips & TricksHow to Make Awesome SlideShares: Tips & Tricks
How to Make Awesome SlideShares: Tips & TricksSlideShare
 
Getting Started With SlideShare
Getting Started With SlideShareGetting Started With SlideShare
Getting Started With SlideShareSlideShare
 

Viewers also liked (13)

Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatieHerkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
Herkenbaarheid en_betrokkenheid_ewald_wauters_presentatie
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatieKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_presentatie
 
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekstKeuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
Keuzes maken_in_suburbane_gebieden_michael_ryckewaert_tekst
 
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekstSamenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst
Samenwerken aan_realisatie_luuk_boelens_tekst
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatieGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_presentatie
 
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatieInnovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
Innovatieve clusters_kris_debisschop_presentatie
 
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,..."Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...
"Lang zal u wonen: woonomgeving dilemma's" (Isabelle Loris en Peter Vervoort,...
 
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekst
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekstInnovatieve clusters_kris_debisschop_tekst
Innovatieve clusters_kris_debisschop_tekst
 
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekstLevenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
Levenskrachtig platteland_hans_leinfelder_tekst
 
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekstGroeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
Groeien met_minder_ruimte_guy_engelen_tekst
 
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
Vlaanderen verbinden_en_nabijheid_en_bereikbaarheid_als_leidend_principe_dirk...
 
How to Make Awesome SlideShares: Tips & Tricks
How to Make Awesome SlideShares: Tips & TricksHow to Make Awesome SlideShares: Tips & Tricks
How to Make Awesome SlideShares: Tips & Tricks
 
Getting Started With SlideShare
Getting Started With SlideShareGetting Started With SlideShare
Getting Started With SlideShare
 

Similar to Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst

Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleidDuurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleidLOCUS
 
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013Geert Elemans
 
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptx
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptxKJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptx
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptxKrijn Poppe
 
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapport
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapportKiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapport
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapportWillem van der Velden
 
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotour
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotourLezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotour
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotourPeter Tom Jones
 
Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Bart Jaques
 
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...ThomvanLieshout1
 
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018Springtij
 
Er is niets veranderlijker dan het weer
Er is niets veranderlijker dan het weerEr is niets veranderlijker dan het weer
Er is niets veranderlijker dan het weerMarco
 
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)INBO
 
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?Kladblok, wat is een omgevingsvisie?
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?Nanda Sluijsmans
 
Presentatie vrp februari 2015
Presentatie vrp februari 2015Presentatie vrp februari 2015
Presentatie vrp februari 2015Els Brouwers
 
Lezing jones 28_nov_2013_brugge
Lezing jones 28_nov_2013_bruggeLezing jones 28_nov_2013_brugge
Lezing jones 28_nov_2013_bruggePeter Tom Jones
 
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesen
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesenVrp lab offensief_open_frank_vermoesen
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesenEls Brouwers
 
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdf
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdfPlan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdf
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdfPlan C Innovatienetwerk
 

Similar to Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst (20)

Ess planning flvd
Ess planning flvdEss planning flvd
Ess planning flvd
 
duurzaam leefbaar
duurzaam leefbaarduurzaam leefbaar
duurzaam leefbaar
 
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleidDuurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
 
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013
Kamerbrief tussenbalans natuurbeleid 31 oktober 2013
 
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptx
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptxKJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptx
KJ Poppe Teeltondersteunende hardware.pptx
 
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapport
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapportKiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapport
Kiezen of Delen Goeree Overflakkee, volledig rapport
 
Het advies Bodegraven-Noord
Het advies Bodegraven-NoordHet advies Bodegraven-Noord
Het advies Bodegraven-Noord
 
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotour
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotourLezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotour
Lezing jones 27_nov_2013_schoten_ecotour
 
Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019
 
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...
Stedenbouwkundige verkavelingspatronen in relatie met duurzaamheid en klimaat...
 
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
Rapport Schaduwtafels Springtij 2018
 
Er is niets veranderlijker dan het weer
Er is niets veranderlijker dan het weerEr is niets veranderlijker dan het weer
Er is niets veranderlijker dan het weer
 
Raam en Deur 2014 - gevel van de toekomst 3 - michiel haas
Raam en Deur 2014 - gevel van de toekomst 3 - michiel haasRaam en Deur 2014 - gevel van de toekomst 3 - michiel haas
Raam en Deur 2014 - gevel van de toekomst 3 - michiel haas
 
Het wezen van permacultuur
Het wezen van permacultuurHet wezen van permacultuur
Het wezen van permacultuur
 
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)
SRE Woonvisie - Expertmeeting 4: Hans Mommaas (VROM-raad)
 
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?Kladblok, wat is een omgevingsvisie?
Kladblok, wat is een omgevingsvisie?
 
Presentatie vrp februari 2015
Presentatie vrp februari 2015Presentatie vrp februari 2015
Presentatie vrp februari 2015
 
Lezing jones 28_nov_2013_brugge
Lezing jones 28_nov_2013_bruggeLezing jones 28_nov_2013_brugge
Lezing jones 28_nov_2013_brugge
 
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesen
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesenVrp lab offensief_open_frank_vermoesen
Vrp lab offensief_open_frank_vermoesen
 
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdf
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdfPlan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdf
Plan_C_duurzame_kunststoffen_V280408.pdf
 

More from Ruimte Vlaanderen

20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 201520151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015Ruimte Vlaanderen
 
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)Ruimte Vlaanderen
 
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...Ruimte Vlaanderen
 
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt) “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)Ruimte Vlaanderen
 
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)Ruimte Vlaanderen
 
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)Ruimte Vlaanderen
 
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)Ruimte Vlaanderen
 
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)Ruimte Vlaanderen
 
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)Ruimte Vlaanderen
 
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)Ruimte Vlaanderen
 
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)Ruimte Vlaanderen
 
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)Ruimte Vlaanderen
 
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense..."Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...Ruimte Vlaanderen
 
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)Ruimte Vlaanderen
 
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)Ruimte Vlaanderen
 
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)Ruimte Vlaanderen
 

More from Ruimte Vlaanderen (16)

20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 201520151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
20151105 Conclusies Cass Cities Winter School 2015
 
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
“Regionet Leuven – De businesscase van de ontwikkelaar” (Geert Haentjens, ARP)
 
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
“Financiële effecten van ruimtelijk beleid” (Marten Dugernier, Antea Group, e...
 
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt) “Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
“Participatie: kansen en voorwaarden” (Liesbeth Huybrechts, UHasselt)
 
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
"Labo Ruimte en T.OP's" (Jan Zaman, Ruimte Vlaanderen)
 
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
"Steunpunt Ruimte 2012-2015, cases" (Jan Schreurs, Steunpunt Ruimte)
 
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
"Gebiedsprogramma Rupelstreek" (Sofie Troch, provincie Antwerpen)
 
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
"Adriatic Ionian Macroregion" (Irene Bianchi, Adriplan)
 
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)
"Oostende Groen Lint" (Eli Devriendt, stad Oostende)
 
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
"Regionet Leuven" (Johan Van Reeth, BUUR)
 
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
"Jongeren en ruimte – een trendverkenning" (Ellen Anthoni van Trendwolves)
 
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)
"De ruimtelijke impact van gemeentefinanciering" (Jan Leroy, VVSG)
 
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense..."Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...
"Impact van Regionet op de inkomsten en uitgaven van gemeenten in de Leuvense...
 
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)
"Ageing well in place?" (Brecht Vandekerckhove, SUMResearch)
 
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)
"Lang zal u wonen" (Isabelle Loris en Peter Vervoort, Ruimte Vlaanderen)
 
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)
"Klimaatadaptatie in Gent" (Jasmin Lauwaert, stad Gent)
 

Schokken opvangen_en_groenblauwe_dooradering_frederik_lerouge_tekst

  • 1. Reflectienota witboek BRV Frederik Lerouge ‘Schokken opvangen en groenblauwe dooradering’ Deze nota houdt een persoonlijke reflectie in vanuit het oogpunt ‘schokken opvangen en groenblauwe dooradering’, van de werktekst voor het witboek BRV zoals beschikbaar gesteld is op datum van maart 2016. Ik heb deze beschouwing geherinterpreteerd naar ‘veerkracht en bioproductieve ruimte’. Met het brugconcept ‘bioproductieve ruimte’ (Lerouge et al., 2015) wordt elke ruimte bedoeld die (ecosysteem)diensten (producerende, regulerende, culturele) levert gebaseerd op fotosynthese. De reflectie focust voornamelijk op bioproductieve ruimte voor agro- en ecosystemen, en is aangereikt met inzichten die naar boven kwamen op een bespreking van dit thema tijdens de expertenworkshop van 21 maart 2016. Werktekst De werktekst naar het Witboek bestaat uit twee delen: (1) een strategische visie; (2) Operationalisering. De strategische visie beschrijft de ruimtelijke staat van Vlaanderen, een perspectief op de toekomst, de ruimtelijke ontwikkelingsprincipes die gehanteerd worden, en een doorvertaling naar ‘werven van ontwikkeling en verandering’. Het deel operationalisering beschrijft operationele werkprogramma’s, krachtlijnen en aanpak voor regiovorming, monitoring en beleidsplanning. De vier globale ontwikkelingsprincipes die worden voorgesteld zijn (1) meer doen met minder ruimte, (2) ontwikkelen vanuit samenhang, (3) leefkwaliteit bevorderen, (4) samen aan de slag. Vanuit het open ruimte perspectief zijn de vier voorgestelde ontwikkelingsprincipes relevant en bruikbaar. Ze vinden ook enigszins aansluiting bij denkkaders rond ruimtelijke veerkracht, zoals verder in deze nota zal worden uitgediept. Er wordt sterk ingezet op concepten als veerkracht, ruimtelijk rendement en multifunctionaliteit. Desondanks blijft het document oppervlakkig voor wat betreft de concrete uitwerking van deze principes. De werktekst vertoont enkele belangrijke lacunes, en kan een stuk genuanceerder, gediversifieerder, en vooral concreter. Deze nota wil hiertoe een aanzet geven. Een perspectief op bioproductieve ruimte Cruciaal in het ontwikkelen van een beleidsvisie op open ruimte is het gehanteerde waarderingskader voor deze ruimte. De werktekst raakt enkele elementen aan, maar blijft te weinig gestructureerd en consistent op dit vlak. 'Ruimte' wordt in het kader van ruimtelijk beleid nog te beperkend gezien als een tweedimensioneel gegeven. Visie op de derde dimensie, de invulling en het functioneren van deze ruimte, brengt thema's in beeld zoals atmosfeer, bodem en ondergrond. Zo kan meer aandacht gegeven worden aan ruimte als substraat: de onversteende, fotosynthetisch actieve bodem. Maar ook andere ruimtelijke opportuniteiten voor bioproductieve functies en diensten kunnen sterker
  • 2. 2 worden belicht. Het biofysisch systeem is dan de totaalstructuur gevormd door dit substraat samen met het geheel van ondermeer de watersystemen, bos, natuur, landbouwteelten, topografie en ondergrond. Het biofysisch systeem vormt hierbij een structurerende drager, en zou ook als dusdanig herkend en erkend moeten worden. De ecosystemen die hierop geënt zijn leveren functies en diensten voor de samenleving én de natuur. Hiermee kan het blik- en werkveld van de ruimtelijke ordening inzake de open ruimte sterk verbreed worden tot een veel breder palet van diensten dan louter de klassieke landbouw, natuur, bos. Een dergelijke visie kan ook de beperkingen van de meer modieuze principes als 'blauwgroene netwerken' helpen doorbreken. De werktekst maakt terloops melding van enkele belangrijk systeemschokken die onze richting uitkomen, zoals klimaatverandering, maar lijkt de implicaties ervan, alsook de urgentie, te onderschatten. Zo wordt water nog te limiterend weggezet als een problematiek (overstromingen), en minder als een essentiële en steeds schaarser wordende grondstof. Het ruimtelijk beleid spreekt zich traditioneel uit in verband met strategische hoeveelheden inzake woonvoorziening, mobiliteit, industrie enz. Wat betreft de klassieke openruimte-functies (landbouw, natuur, bos) beperkte zich dat traditioneel tot oppervlaktequanta in relatie tot de ruimtebalans. Wat grotendeels ontbreekt zijn uitspraken over nuttige en mogelijke graden van zelfverantwoordelijkheid en zelfvoorziening inzake diensten als voedselvoorziening, koolstofopslag, waterbuffering, hernieuwbare energie enz. In die zin is een verbreding van het concept van ‘ruimtelijk rendement’ naar openruimte-functies wenselijk en nodig. Zeker in het licht van mogelijke systeemschokken (bijvoorbeeld door klimaatverandering, maar ook door de toenemende volatiliteit van globale markten) kan ruimtelijke planning een belangrijke trekkersrol opnemen wanneer het aankomt op het bepalen van dergelijke strategische niveaus van zelfvoorziening en zelfverantwoordelijkheid. Daarvoor is een verdiepend inzicht in de capaciteiten en de beperkingen van de Vlaamse bioproductieve ruimte noodzakelijk. Het ecosysteemdienstconcept en ruimtelijke veerkracht Hoewel het ecosysteemdienstconcept, en in het bijzonder het kwantificeren van ecosysteemdiensten, nog in ontwikkeling is, wordt voorgesteld om het mee te nemen als conceptueel kader in het witboek. Dit concept slaat immers op een erg bruikbare manier de brug tussen de sociale en biofysische facetten van de ruimte. Een model dat dit bevattelijk maakt, is de zgn ‘ecosysteemdienstcascade’ (Haines-Young and Potschin, 2010; Potschin and Haines-Young, 2011). Dit model beschrijft ecosysteemdiensten als ingebed in het raakvlak tussen het ecologische systeem en het sociale systeem. De levering van ecosysteemdiensten hangt af van het functioneren van ecosystemen, welke op hun beurt geënt zijn op het biofysisch substraat, dat ruimtelijk is. Aan de andere kant leveren
  • 3. 3 ecosysteemdiensten een gebruikswaarde voor de maatschappij, die daar desgevallend een economische (monetaire) waarde aan kan koppelen. Twee algemene misvattingen willen we hier meteen vermijden: (1) Deze cascade dient niet geïnterpreteerd te worden als een sjabloon voor een stappenplan, maar als een samenhangend geheel. Bij het werken met ecosysteemdiensten als conceptueel kader dient de hele cascade in rekening gebracht te worden. (2) het economisch waarderen van ecosysteemdiensten houdt geenszins een pleidooi in voor de vermarkting ervan. Tussen elk van de vijf componenten van deze cascade bestaan terugkoppelingen in beide richtingen. Preferenties en noden van landgebruikers en landbeheerder hebben een invloed op de gebruikswaarde en maatschappelijke waardering van ecosysteemdiensten, en vice versa. Binnen het ecologisch systeem kan ecologische veerkracht uitgedrukt worden als de capaciteit van ecosystemen om te (blijven) functioneren en diensten leveren onder wijzigende omstandigheden. Sociaal-ecologische veerkracht omvat een veel complexer begrip van het onderliggende systeem. De doorvertaling van veerkracht in de werktekst is problematisch. Het begrip wordt gedefinieerd als volgt (werktekst, p.64): “Ruimtelijke veerkracht is het vermogen van de ruimte om veranderingen en schokken uit mondiale trends waar Vlaanderen weinig vat op heeft (klimaatverandering, energie- en voedselvoorraden, demografie, globalisering) op te vangen zonder dat daarbij de maatschappelijke ontwikkeling in het gedrang komt.” Deze definitie verengt het begrip veerkracht tot ‘mondiale trends waar Vlaanderen weinig vat op heeft’. Dit klinkt erg fatalistisch, terwijl er wel degelijk trends zijn waar Vlaanderen vat op kan krijgen, ondermeer via het ruimtelijk beleid. Daarnaast is ‘maatschappelijke ontwikkeling’ een erg breed begrip, wat wellicht moeilijk te operationaliseren zal blijken. Veerkracht is als begrip enkel zinvol wanneer het betrekking heeft op een specifiek systeem, en ten opzichte van een specifieke schok of verandering, (zoals vb. in ‘de veerkracht van familiale landbouwbedrijven ten opzichte van
  • 4. 4 fluctuaties in marktprijzen’) (Carpenter et al., 2001). De werktekst haalt enkele schokken of verschuivingen aan in de definitie van veerkracht zelf: klimaatverandering, (veranderingen in) energie- en voedselvoorraden, (veranderingen in) demografie, globalisering. Maar zonder een heldere systeem- en schokdefinitie wordt veerkracht snel herleid tot een hol begrip (Cumming, 2011). Sociaal-ecologische veerkracht, of veerkracht van sociaal-ecologische systemen, gaat niet noodzakelijk meer uit van het bestaan van stabiele systeemtoestanden of evenwichtssituaties (Davoudi et al., 2012). Sociaal-ecologische systemen zijn adaptief en zelf-organiserend. Veerkracht wordt zo gezien als het vermogen van het systeem om zich aan te passen, om nieuwe ontwikkelingspaden te vinden bij verstoring, om desgevallend te transformeren naar een nieuw regime (Folke et al., 2010; Scheffer et al., 2009). Geleverde ecosysteemdiensten in oude en nieuwe regimes kunnen gebruikt worden als maatstaf om te bepalen of deze transities gewenst zijn. Voor een uitgebreidere omschrijving van sociaal-ecologische veerkracht wordt verwezen naar Tempels et al. (2013). Enkele belangrijke begrippen om mee te nemen in de visievorming rond veerkracht, zijn in de werktekst onderbelicht. Kwetsbaarheid van agro/ecosystemen is functie van de diversiteit, rijkdom en connectiviteit (Fraser et al., 2005). Landbouwsystemen met een gecombineerde lage diversiteit, een hoge rijkdom of productiviteit, en een hoge ruimtelijke connectiviteit, worden als kwetsbaar gezien. Het typevoorbeeld hiervan is een grootschalige, productiegeoriënteerde monocultuur. Maximalisatie van productiviteit kan zo ten koste gaan van veerkracht. Een veerkrachtig beleid houdt rekening met de mogelijkheid dat er hysterese zit in systeemtransities. Hysterese wil zeggen dat na een transitie van één regime naar een ander regime, het erg moeilijk, in sommige gevallen zelfs onmogelijk, kan zijn om het systeem terug naar het eerste regime te laten omslaan (Crépin et al., 2012; Scheffer et al., 2001). Voor systemen die gekenmerkt worden door hysterese is het absoluut noodzakelijk dat een systeemtransitie vermeden kan worden. Een veerkrachtig beleid is zich bewust van en focust actief op trage variabelen. Onder trage variabelen verstaan we ‘onderliggende’ systeemvariabelen die relatief traag evolueren (wat niet noodzakelijk wil zeggen dat ze altijd traag evolueren). Voorbeelden zijn verzegeling, bodemvruchtbaarheid, biodiversiteit, grondwatersystemen, maar ook wetgevende kaders, culturele tradities en gewoontes, … Het zijn de trage variabelen als organische stof in bodems, die bepalend kunnen zijn voor hoe ‘snelle’ variabelen zoals gewasopbrengst, reageren op externe schokken zoals een droogteperiode. Er dient onderzocht te worden welke trage variabelen het meest bepalend zijn, met het oog op een kost- effectieve monitoring ervan. Complexe systemen bevatten een groot aantal terugkoppelingen (‘feedback loops’). Deze zijn hetzij positief of versterkend, dan wel negatief of dempend. Vaak spelen dempende terugkoppelingen een rol om verstoringen of schokken op te vangen. Een veerkrachtig beleid kent en erkent de voornaamste terugkoppelingsmechanismen in een systeem, zorgt ervoor dat ze niet obscuur
  • 5. 5 worden door een gebrek aan transparantie, en voorziet adequate monitoring en respons. Hoewel een veerkrachtig beleid doordrongen moet zijn van complex adaptief redeneren, lenen begrippen als veerkracht en ecosysteemdiensten zich niet steeds voor communicatie. Ze worden omwille van hun complexiteit gemakkelijk gereduceerd en geherinterpreteerd. Het veerkrachtconcept leent zich uitstekend als kader voor out-of-the-box, non-lineair en adaptief denken over de Vlaamse ruimte. Het vormt echter geen solide basis voor een toetsingskader voor ruimtelijk beleid. Zo vermeld de werktekst vb: “Het Vlaams ruimtelijk beleid zet samen met zijn partners in op ruimtelijke investeringsprojecten in gebieden (1) waar de veerkracht van de open ruimte onder druk staat, (…) (3) waar zich een urgente veerkrachtopgave voordoet, (…)”. Het gebruik van het concept als dusdanig in de werktekst is enigszins zorgwekkend, want lijkt nauwelijks te operationaliseren. Op een paar plaatsen in de werktekst komt veerkrachtdenken wel naar boven, vb. in de bedenking (werktekst, p12): “Niet-agrarische economische activiteiten vestigen zich vaak in leegstaande hoeves en verlaten landbouwgebouwen en hebben een soms impact op het grondgebruik en de dynamiek in de open ruimte. Het beleidsmatig kader maakt het benutten van bepaalde kansen uit deze dynamiek soms onmogelijk (Verhoeve et al., 2015).” Het mag niet aan ambitie ontbreken om complex adaptief systeemdenken aan de dag te leggen bij de visievorming rond de Vlaamse ruimtelijke uitdagingen. Veerkrachtdenken kan hierbij structurerend werken. Leidende principes voor een veerkrachtig beleid We stellen voor de volgende leidende principes voor de ontwikkeling van veerkracht (naar Biggs et al., 2015; Crépin et al., 2012; Walker and Salt, 2006) meer te laten resoneren in de tekst. Behoud (bio)diversiteit en ecologische variabiliteit: meer ecologische diversiteit levert een hogere responsdiversiteit op schokken. Het gaat hier om zowel genetische diversiteit, soortendiversiteit als structuurdiversiteit. Ruimtelijk beleid heeft hier een belangrijk rol op te nemen in het behoud van ecosysteemfunctioneren, vb. door het voorkomen van verdere fragmentatie, het ontwikkelen van natuurkernen, verbindingen en corridors, het ruimtelijk bufferen van verstoringen, het bewaren van structurele complexiteit op landschapsniveau… Het ruimtelijke beleid kan hierop werken door bij te dragen aan een regionale differentiatie van ecosysteemdiensten, in functie van de biofysische structuren. Terwijl biodiversiteit één van de voornaamste trage variabelen is waar een ruimtelijke urgentie voor bestaat, komt de term nauwelijks aan bod in de werktekst. ‘Groenblauwe dooradering’ speelt hier wel impliciet op in, maar vertegenwoordigt slechts één ruimtelijke expressie in de brede waaier van mogelijke benaderingen. Ontwikkelen van functionele redundantie, wat gedefinieerd kan worden als de aanwezigheid van verschillende componenten in een systeem die dezelfde dienst of functie leveren, maar anders reageren op schokken en veranderingen. Ook hier is responsdiversiteit de belangrijkste bijdrage voor veerkracht. Een
  • 6. 6 voorbeeld is een (gedeeltelijke) overlap van verschillende bestuursniveau’s en bestuursorganen zoals administraties, NGO’s en verenigingen. Dit vergt een verschuiving weg van een exclusieve focus op het maximaliseren van economische efficiëntie. Het beheren van landschappelijke connectiviteit is cruciaal. Connectiviteit kan zowel een goede als een slechte zaak zijn. Overgeconnecteerde systemen kunnen erg kwetsbaar zijn (Fraser, 2006), denk aan de snelle verspreiding van een brand in homogene bosbestanden (waar brandgangen een kunstmatige reductie van connectiviteit inhouden), de verspreiding van plagen in geconnecteerde landbouwpercelen, of de verspreiding van invasieve planten via vegetatieve vermeerdering met groenafvalverwerking in containerparken als verbindend element. Daartegenover staat dat goed geconnecteerde systemen vaak sneller herstellen van een schok, denk aan herkolonisatie van een verstoorde habitat vanuit nabije natuurelementen. De werktekst besteed veel aandacht aan landschappelijke connectiviteit, maar kan hier nog genuanceerder en concreter op ingaan. Beheren trage variabelen en feedback loops, door de meest bepalende te identificeren en te monitoren. In relatie tot bioproductieve ruimte is het behoud van bioproductieve capaciteit essentieel. Dit hangt af van tal van trage variabelen, zoals bodemvruchtbaarheid, waterhuishouding, buffering en zuivering van bodem- en watersystemen, etc. Bestuursstructuren dienen gekoppeld te worden aan dit soort indicatoren, waarbij voor specifieke drempelwaarden een gerichte respons georganiseerd kan worden. Het ontwikkelen van complex adaptief redeneren is een moeilijke opgave. Het vraagt –althans achter de schermen– het hanteren van systeemdenken, en het werken met onzekerheden. Dit vraagt een paradigmaverschuiving waarin afgestapt wordt van het lineair en reductionistisch denken, en waarbij een goed begrip dient opgebouwd te worden van hoe verschillende actoren redeneren en reageren. De vraag dringt zich op in welke mate het hanteren van complex systeemdenken een doorvertaling moet krijgen in communicatie naar buiten toe. Het stimuleren van kennisopbouw en experiment wordt gezien als een sleutelonderdeel van besluitvorming in een adaptieve beleidscontext. Hier speelt de werktekst onder meer op in via het stimuleren van pilootprojecten. Met het schaarser worden van kwalitatieve open ruimte riskeert men een verlamming naar experimenteren toe. Er is ruimte voor meer ambitie wat experimenteren betreft. Naast het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en monitoring, dient ook traditionele en lokale kennis niet uit het oog verloren worden. Deze kan vb. geactiveerd worden dmv ‘citizen science’ initiatieven. De werktekst besteed relatief veel aandacht aan het verbreden van participatie en het faciliteren van bottom-up initiatieven. Het opzetten van brede strategische allianties om specifieke uitdagingen aan te pakken is aan te moedigen, met het bewaren van evenwichtige machtsverhoudingen als essentiële randvoorwaarde.
  • 7. 7 Promoten polycentrische bestuurssystemen, dit zijn bestuursvormen waarin meerdere actoren en instituten in interactie gaan om beleid te voeren en toe te passen in specifieke domeinen of regio’s. Ruimtelijk rendement en multifunctioneel ruimtegebruik als kernbegrippen Ruimtelijk rendement is een sleutelbegrip in de werktekst. Het wordt gedefinieerd als “de mate waarin een oppervlakte in beslag genomen ruimte (ruimtebeslag) wordt gebruikt voor maatschappelijke doeleinden. Ruimtelijk rendement wordt gegenereerd door meer activiteiten op eenzelfde oppervlakte te organiseren zonder afbreuk te doen aan de leefkwaliteit.” (werktekst, p64). Deze definiëring is cruciaal voor het doorwerken van dit begrip, en in de invulling ervan doorheen de werktekst bespeuren we een sterke urban bias. Ook voor de open ruimte is werken rond ruimtelijke rendement (of athans, een bredere invulling van dit begrip) essentieel. Het ecosysteemdienstconcept kan hier, mits oordeelkundig toegepast, een belangrijk invulling geven. Randvoorwaarden zijn onder meer dat de hele cascade beschouwd wordt, en dat waarderingsinspanningen van ecosysteemdiensten niet beperkt blijven tot de economische waarde, maar dat werk wordt gemaakt van een integrale waardering (Kallis et al., 2013). Wanneer economische waardering wordt gehanteerd, gebeurt dit niet met het oog op vermarkten van ecosysteemdiensten, maar ten dienste van een verbetering van het natuurlijk milieu en een meer evenwichtige verspreiding van kosten en baten, vb. door deze landbeheerders die daadwerkelijk ecosysteemdiensten leveren, daar ook in zekere mate voor te vergoeden. Het uitwerken van ‘payments for ecosystem services (PES)’ kaders is een beloftevolle piste. Multifunctioneel ruimtegebruik mag geen doel op zich zijn. Net zoals het geval is met connectiviteit, dient ook hier meer nuance in de werktekst gebracht te worden. De vraag is welke functies en diensten verweven worden, en op welk schaalniveau dit dient te gebeuren. In academische kringen woedt dit debat al geruime tijd onder de noemer ‘land sharing’ (verweven) versus ‘land sparing’ (scheiden) (Kleijn et al., 2001; Lerouge et al., 2016; Phalan et al., 2011a, 2011b; Tscharntke et al., 2012). Het ruimtelijk beleid zou zich moeten kunnen uitspreken over welke strategie, op welk schaalniveau, ruimtelijk het meest efficiënt is. Ook hier levert onder meer het ecosysteemdienstconcept handvaten. Bioproductieve Ruimte Met ‘bioproductieve ruimte’ bedoelen we “elke ruimte die ecosysteemdiensten (producerende, regulerende, culturele) levert vanuit primaire productieprocessen” (Lerouge et al., 2015). We stellen voor om dit brugconcept mee op te nemen in de werktekst. Bioproductieve ruimte kan inspireren om te werken komen tot meer ‘nature- based’ planning en ontwerp. We pleiten hier geenszins voor een éénzijdige afstappen van technische benadering. Wel is het nodig de hele gradiënt van technisch tot natuurgebaseerd in beschouwing te nemen, en bij dat laatste ook
  • 8. 8 een brede waaier van ecosysteemdiensten in rekening te brengen, en niet enkel deze die een marktwaarde hebben. Aanbevelingen Ruimtelijke planning is een uitgesproken integrerend domein, en ruimtelijke visievorming vraagt als dusdanig een zeer breed participatief proces. Een expertenforum kan hiertoe bijdragen, maar kan slechts gezien worden als één onderdeel in een breder participatief traject. De voornaamste aanbevelingen vanuit het perspectief van ‘schokken opvangen en groenblauwe dooradering’ kunnen als volgt samengevat worden: 1. Principes en doelstellingen moeten concreter, diverser én genuanceerder 2. Behoefte aan nieuwe planologische geografie van de Vlaamse Ruimte 3. Wetenschappelijk-technische ontwikkelingen moeten veel meer resoneren in de tekst 4. Urgenties (klimaat) ambitieuzer doorvertalen naar vereiste trendbreuken 5. Neem ecosysteemdiensten mee op, en gebruik veerkracht als leidraad, maar wees bewust van de beperkingen van deze conceptuele kaders Het mag duidelijk zijn dat de ruimtelijke uitdagingen waar Vlaanderen voor staat niet aangepakt kunnen worden met louter een technische of boekhoudkundige benadering. Het lineair aanpakken van milieutechnische problemen rond o.a. biodiversiteit, waterhuishouding en klimaat, gaat voorbij aan de idee van drempelwaarden in het sociaal-ecologisch systeem. Zulke benaderingen dreigen te kort te schieten indien ze niet gepaard gaan met een grondige paradigmaverschuiving in beleid, en een mentaliteitswijziging in de samenleving.