7. Gebiedsgericht onderzoek
“Gebiedsgerichte projecten en processen
hanteren een groot gamma aan
onderzoeksmethodieken om ruimtelijke keuzes te
maken en zaken te realiseren op het terrein.
We maken kennis met diverse projecten en
processen, de gehanteerde werkwijze, de
specifieke functie en het type van de toegepaste
onderzoeksmethodieken.”
(http://www.ruimtevlaanderen.be/studiedag2015) 7
9. Referentiegebied
• What?
Gebied Antwerpen-Zuid – Sint-Niklaas - Aalst
• How?
Gebied als een verzameling deelstudies: centrumfuncties in randstedelijk
gebied; infrastructuur; economische netwerken; woonmarkten; migratie;
landbouw en stadslandbouw; overstromings- en valleigebied.
Positie van het gebied binnen het metropoolvormingsvraagstuk:
-metropoolvorming: opschalen van het stedelijk systeem waarbij voorheen
afzonderlijke steden in elkaars verlengde komen te liggen;
-identificatie van maatschappelijke processen die traditioneel ‘onder de
radar’ blijven omdat ze niet op dit soort plekken onderzocht worden
Schaal & heterogeniteit: omvat diversiteit van ruimtelijke componenten in
stedennetwerk Vlaanderen; niet eenduidig afgebakend
• So what?
Een intellectuele werf voor het ‘steunpunt ruimte’
9
10. Living Labs
1. Ontwikkeling van innovaties voor twee casegebieden.
Met inbreng vanuit meerdere onderzoeken binnen het
Steunpunt Ruimte: Veerkracht, Toekomstverkenningen, Evaluatie
• N16
• Bellebeek
2. Ontwikkeling van Living Labs als innovatief instrument voor
ruimtelijke planning.
In samenhang met Toekomstverkenningen
• Logboek
10
13. Innovaties voor twee casegebieden
N16 & Bellebeek• What?
Experimenteren met principes van Living Labs inzetten om gebiedsgerichte en
planningsgerichte innovaties te ontwikkelen. Verbinden van thema’s
Polycentrictiteit, Veerkracht, Toekomstverkenningen, Evaluatie.
• How?
Getrapte werkwijze, gebaseerd op actor relational approaches: a) tracing
(interpretatie van bestaande kwaliteiten), b) mapping (kansenkaarten voor
verschillende plausibele oplossingsrichtingen), c) diagramming (vanuit de what-
ifs inschatten welke actoren/relaties hierbij relevant zijn), d) agencing (studie
van voorwaarden zoals wettelijk kader, procedures voor realisatie).
Ondersteund door interviews, studio’s, ontwerpend onderzoek, logboek.
• So what?
Methodiek kan vorming van actorennetwerken rond planningsinitiatieven
stimuleren. Activering van (nieuwe) planningsinitiatieven is erg afhankelijk van
lokale capaciteiten. Onafhankelijke planners en studenten enthusiasmeren.
De living labs kunnen obstakels voor innovatieve coalities duidelijk maken:
formele en informele institutionele obstakels, onduidelijke wetgeving ... 13
14. Ontwikkeling van Living Labs als
(innovatief) instrument voor planning
• What?
Reflecties op methodologische vraagstukken en planningsinnovaties, ontwikkeld
op basis van de systematische observatie over de ontwikkeling van Living Labs.
• How?
Afgestemd met WP3 wordt proces van Living Labs opgevolgd d.m.v. een
‘logboek’. Gezamenlijke opvolging en bespreking door Curatorium.
• So what?
Sluimerende en nieuwe planningsinitiatieven en netwerkvorming tussen
geïnteresseerde stakeholders kunnen door toedoen van de
planners/onderzoekers in gang gezet. Het overnemen en versterken van deze
netwerken is precair. De betrokken administraties, besturen, ondernemers, en
een burgeractiegroep zijn zelden bereid om planners’ rol als ‘initiator’ en
‘regisseur’ over te nemen. Nood aan gesubsidieerd projectregisseurs?
Wetenschappelijk onderzoek kan deel deel uitmaken van het planningsproces.
15. WP3 Toekomstverkenningen
15
1. Narratieve Scenario’s (o.m. beleidsscenario’s, exploratieve
scenario’s)
2. Ontwerpscenario’s (ontwerpend onderzoek)
3. (Interactie van) scenario’s en ontwerpmatig onderzoek (in
cyclisch planningssysteem)
3.1. Zoom-in op type-problemen
• (Exploratie peri-urbane landbouw onder verstedelijkingsdruk)
• Plantage Liederleeuw (in samenhang met LL Bellebeek)
3.2. Toekomstverkenningen en collectieve leerprocessen in
verschillende planningsbenaderingen
• Methodologisch Onderzoeks Seminarie (MOS)
17. Zoom-in op type-problemen
Plantage Liederleeuw
• What?
Ontwikkeling van ontwerpheuristieken voor typeproblemen, in een context
van onzekerheid.
Onderzoek ten behoeve van een meer expliciete agendering en aanzet voor
(sociale) verbeelding voor het metropoolvormingsvraagstuk in Vlaanderen
• How?
Ontwerpmatig onderzoek, op basis van kansenkaarten, projectregisters en
investeringslogica’s
Focus op experimenten: consensus niet over alles maar over de zinvolheid
van het samen uitvoeren van een experiment waarin haalbaarheid en
mogelijke doorbraak (scenario's) op lange termijn samen sporen.
• So what?
Beter op elkaar betrekken van agendering en uitvoering
Iteratieve opbouw van gedeelde probleemstelling samen met stakeholders
Verstedelijking als meervoudig geterritorialiseerd proces.
18.
19. Toekomstverkenningen en collectieve
leerprocessen
• What?
Situeren en analyse van verschillende werkwijzen in relatie tot actuele
planningsbenaderingen (cyclisch, iteratief, adaptief, co-evolutief).
Focus op collectieve leerprocessen bij complexe actorsettings.
• How?
Literatuurstudie & testen van concepten en werkwijzen in: partnerdialoog,
workshop Steunpunt, UZ Gasthuisberg.
Ontwikkeling en toepassing analysekader: Interviews & 2 onderzoeksseminars
met projectleiders (MOS).
• So what?
Expliciete methodologische reflectie draagt bij tot de professionalisering van
overheidsprojecten waarbij de noodzaak bestaat om een complexe setting van
actoren voor een ‘familie’ van problemen te laten samenwerken.
Kader geeft inzicht in cruciale parameters voor het succes van processen van
collectief leren, en is dus relevant voor de effectiviteit van dergelijke
professionaliseren.
20. COLLECTIEF LEREN
EN TRANSFORMATIES IN
PLANNING
1. Metropolitaan
Kustlandschap 2100
(MKL 2100)
2-3. Territoriale
ontwikkelings-projecten
(TOP)
- Limburg
- Noordrand
4. Labo XX (Antwerp)
5. Brabantstad (NL)
6. Living Lab N16
7. Living Lab Dender
8. Kleine Nete (AGNAS)
[9.] BRV-Relance
referentiegebieden
“MOS”
Methdologische
onderzoeksseminaries
1.
2.3.
4.
5.
6.
7.
8.
21. Analytical frame to analyse collective
learning
foci
OBSERVATION
Policy learning and
strategies for change
(cf. subsystem approaches)
Coalitions
= mobilisation
Novel practices
=> knowledge
Future explorations
(cf. Moulaert, 2013; Checkland, 1990)
Thresholds
Path dependencies
Systemic
approach
Shared
methodology
Shared
problematisation
Boundary objects
(cf. Star & Griesemer, 1989)
Point of
departure
and
objectives Collective
imagination
how do we change?
novel coalitions how do we change?
methodologies
‘what if’ we change?
why not change?
novel practices
‘what if’ it changes?
why not change?
contextual shifts
22. WP4 Evaluatie
1. Monitoring Vlaanderen
2. Evaluatie ruimtelijk beleid in Vlaanderen, aan de hand van
strategische projecten:
• Turnhout 2012
• Groene Sporen (Regio Kortrijk)
• Siesegemkouter (Aalst)
22
23.
24. Evaluatie VAN ruimtelijk beleid in Vlaanderen
CASES Turnhout , Aalst, regio Kortrijk
• What?
Doel: evaluatie van, enerzijds het gebruik van de subsidies, en anderzijds de rol
van procesmanagement in complexe strategische projecten.
• How?
Ex-post analyse uitgevoerd op 3 cases. Planningsproces reconstrueren door
middel van desk research van rapporten en beleidsdocumenten.
Toetsen van de benadering van de beleidscyclus met een centrale rol voor
evaluatie
• So What?
De cases tonen aan dat subsidies en procesmanagement maar een beperkte
invloed hebben op de besluitvorming. Zeker in de tweede case wordt duidelijk
dat de besluitvorming veeleer wordt gedomineerd door een politieke logica
waar het procesmanagement slechts zeer beperkt vat op heeft.
De studie pleit voor een grotere transparantie van de politieke besluitvorming
bij complexe projecten
25. Evaluatie IN ruimtelijk beleid in Vlaanderen
CASES Turnhout 2012 en Groene Sporen
• What?
Onderzocht: hoe evaluatie beter geïntegreerd kan worden in het ruimtelijk
beleid, opdat het verschillende rollen kan opnemen: afleggen van
verantwoording (ex post), leren van het beleid (gedurende het hele
beleidsproces), verbeteren van de beleidsuitvoering (tussentijds, voor het
beleid), ondersteunen van de beleidsplanning (ex ante).
• How?
15 Diepte-interviews met sleutel-actoren (beleidsmakers, private bedrijven,
bouwpromotoren, consultants en architecten). Ontwikkelingen volgen op het
terrein.
• So What?
Gediversifieerde aanpak met matrix van evaluatiebenaderingen is
toepasbaar in reële ruimtelijke planningsinitiatieven.
Op het vlak van evaluatie is er nood aan een benadering die meer case-
specifiek is in plaats van universeel toepasbaar.
26. WP2 Veerkracht
1. Veerkracht en klimaat
• Overstromingsrisico’s Denderbekken
2. Veerkracht en (internationale) migratie / vergrijzing
• ‘Aankomstwijken’ in Antwerpen-Noord, Aalst en Liedekerke
3. Veerkracht en bioproductieve ruimte
• Natuurboerderij Bolhuis (Molenstede, Diest)
• Interfases Asbeek
• Tuincomplex Herent
26
27.
28. Veerkracht en klimaat
CASE Overstromingsrisico’s Denderbekken
• What?
Onderzoeken hoe maatschappelijke actoren (bewoners, verzekeraars,
vastgoedmakelaars, architecten, etc.) kunnen bijdragen tot de veerkracht tegen
overstromingen.
• How?
Kwantitatief: enquêtes bij bewoners van overstromingsgevoelige gebieden (cfr.
Watertoetskaart). Kwalitatief: interviews in Geraardsbergen: over Vlaanderen
(beleidsactoren en middelveldorganisaties), en lokaal in Geraardsbergen
(bewoners en ondernemers). Het onderzoek bekijkt de interacties tussen deze
maatschappelijke actoren, overstromingsrisico’s en overstromingsbeleid.
• So What?
Maatschappelijke verhaal rond overstromingsproblematiek is inherent
gebiedsgericht. Slapend maatschappelijk kapitaal is voorradig. Kan geactiveerd
dank zij gebiedsgerichte kennisontwikkeling rond actornetwerken, percepties
en standpunten. Communicatie van de resultaten kan een aanknopingspunt zijn
om problematiek onder de aandacht te brengen en discussie op gang te
brengen.
29. Veerkracht en (internationale) migratie
CASES Antwerpen-Noord, Aalst en Liedekerke
• What?
In depth testen van de hypothese dat de Vlaamse ruimte veerkrachtig wordt voor
de instroom van migranten door ruimtelijke specialisatie van bepaalde gebieden,
nl. als toegangspoort en transitiezone (aankomstwijk).
• How?
Hoofdzakelijk kwalitatief onderzoek: ca. 50 semi-gestructureerde diepte-
interviews met beleidsmakers en experten (sociaal werkers, vertegenwoordigers
van hulpverleningsorganisaties en lokale verenigingen, etc.) en met buitenlandse
nieuwkomers en etnische ondernemers. Per case afgezet tegen kwantitatieve
socio-economische en demografische gegevens
• So what?
Gebiedsgerichte werking biedt belangrijke meerwaarde aangezien de veerkracht
van de Vlaamse ruimte tav internationale migratiestromen (= deels afhankelijk
van aankomst- en transitiefunctie) zeer sterk afhankelijk is van de context (en
betrokken actoren).
30. Veerkracht en bioproductieve ruimte
CASE Natuurboerderij Bolhuis (Diest)
• What?
In-depth gevalstudie van voedselproductie gekoppeld aan natuurbeheer
(biologische veeteelt in natuurgebied).
• How?
Analyse van de monetaire waarde van geleverde ecosysteemdiensten. Gebaseerd
op een transdisciplinaire benadering, waarin interviews, dataverzameling uit
boekhouding, registers en ruimtelijke datasets gecombineerd werd met
indicator-gebaseerde analyse.
• So what?
De case toont aan dat ceteris paribus, verweving van functies en diensten hogere
niveaus aan ecosysteemdiensten kan leveren in vergelijking met conventionele
productiesystemen, maar dat dit context-afhankelijk is, wat pleit voor een
gebieds- en systeemgerichte aanpak.
Onderzoek naar meerlagig ruimtegebruik heeft nood aan diepte-onderzoek van
onconventionele, innovatieve gevalstudies. Deze vormen een noodzakelijke
aanvulling op onderzoek dat zich op hogere schaalniveau’s richt.
31. Veerkracht en bioproductieve ruimte
CASE Asbeek
• What?
Ruimtelijke oefening op zoek naar een alternatieve lezing en kartering van
het landschap (toegepast op het gehucht Asbeek en omgeving).
• How?
Exploratieve mapping op basis van uiteenlopende ruimtelijke datasets,
luchtfoto-interpretatie en terreinbezoeken, gecombineerd met discussie op
het terrein (excursies) en ontwerpworkshops met studenten.
• So what?
Het interfase-concept omvat een ‘bottom-up’ kartering. Deze vertrekt vanuit
processen en interacties op het terrein, en levert een verrassende beeld op,
dat complementair is met conventionele karteringen. Het bevat een schat aan
informatie over processen die zich grotendeels onder de radar van onderzoek
en beleid afspelen.
32. Veerkracht en bioproductieve ruimte
CASE Tuincomplex Herent
• What?
Toepassing van een economisch model rond trade-offs tussen voedselproductie
en andere diensten binnen tuinen.
• How?
In een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, richtte de
gevalstudie in Herent zich op het verzamelen van recente gegevens rond
ruimtegebruik in tuinen (complementair aan deze van een eerdere survey). Een
serie van interviews en tuinbezoeken, uitgevoerd door een team van studenten.
• So what?
De voornaamste meerwaardes van dit onderzoek zijn:
°Inzicht verwerven in de beslissingsruimte en motivaties van huishoudens om
zelf voedsel te produceren
°Beschrijven van de adaptieve capaciteit van tuinruimtes
°De discussie aanwakkeren om privétuinen mee te beschouwen in het uitwerken
van voedselstrategieën
33. WP1 Polycentrisme
1. Intrastedelijke polycentriciteit en dagelijkse verplaatsingen
2. Interstedelijk en interregionaal polycentrische stedelijke
systemen: economische clustervorming en stedelijke netwerken
3. Polycentrische woonmilieus
4. Infrastructuur en polycentrische netwerken
33
34.
35. Intrastedelijke polycentriciteit en dagelijkse
verplaatsingen
• What?
Onderzoek van relaties tussen polycentrische ruimtelijke structuur en dagelijkse
(basis)voorzieningen. Nadruk op de invloed van compacte/minder compacte
verstedelijkingsmodellen op ruimtelijk gedrag, en op detailhandelstructuur.
• How?
Woon-school-afstanden Vlaamse lager onderwijs ~ duurzame verplaatsingen.
Kleinhandel in centra en subcentra ~ sleutel tot leefbaarheid en nabijheid?
Kwantitatief onderzoek: statistische berekeningen (event. in GIS-omgeving)
Kwalitatief onderzoek op steekproeven
• So What?
Compacte verstedelijking heeft effect op de kwaliteit en specialisatiegraad van
centrale functies. Het programmatisch versterken van (sub)centra is daarmee
naast ecologisch ook economisch verantwoord.
Lokale kleinhandel draagt bij tot de dynamiek van centra en subcentra, tot
leefbaarheid en een relatief laag niveau van autoafhankelijkheid.
36. Interstedelijk en interregionaal
polycentrische stedelijke systemen
• What?
Onderzoekt hoe interstedelijke systemen gezamenlijk als competitieve
grotere eenheden kunnen functioneren. Op basis van metropoolvorming in
België en van ruimtelijke (deel)structureren van de Vlaamse en Belgische
arbeidsmarkt.
• How?
Nadruk op economische clustervorming en stedelijke netwerken
Statistisch onderzoek. Modelmatig op schaal van steden.
• So what?
Een herwaardering van de ‘gereedschapskist’
van nederzettingengeografie d.m.v
het ‘drie-systemen model’
37. Polycentrische woonmilieus
• What?
Onderzoekt hoe kleine residentiële nevelstedelijke centraliteiten worden
aangemaakt, herijkt en afgebroken.
Trachten inzicht te verwerven in kenmerken, logica's en structuren in
hedendaagse patronen
• How?
Historisch & typo-morfologisch en functionele mapping
Ontwerpend onderzoek naar centraliteitsprojecten (i.s.m. WP3)
• So what?
Wederzijdse invloed tussen bestaande (micro)centraliteiten, infrastructurele
projecten en aanmaak van centraliteit.
Dens patroon van mini stedelijke centraliteit elke 2 km in dorpen, linten,
voorsteden, etc.
Op veel plaatsen in nevelstedelijk Vlaanderen situeren woonmilieus zich in
een grid van centraliteiten: hier niet inzetten op direct proximiteitsmatch.
38. Infrastructuur en polycentrische netwerken
Winkelcentra en de vervoerswijze van hun bezoekers:
de invloed van de bestemming
• What?
Onderzoekt:
-invloed van infrastructuur op veranderingen in voorzieningengebruik
-invloed van voorzieningengebruik op de belasting van infrastructuur
• How?
Mapping locaties & statistisch onderzoek & kwalitatieve steekproef
• So what?
Perifere winkelcentra trekken meer auto’s aan, en minder openbaar vervoer,
fiets of te voet.
Kleine steden met een perifeer winkelcentrum (bv. B-Park in Brugge) trekken
minder mensen op duurzame wijze aan dan een vergelijkbaar winkelcentrum
in een grote stad (Brussel, Antwerpen, Gent).
Niet alleen de positie van het winkelcentrum, maar ook kenmerken van de
ruimtelijke structuur (dichtheden) zullen de vervoerswijzekeuze beïnvloeden.
39.
40. Gebiedsgericht onderzoek: geleding
Onderzoek ‘over’ gebieden beoogt het verwerven van inzicht over hoe een
gebied kan beschreven worden in fysiek en sociaal opzicht, welke interacties er
aan de orde zijn, welke dynamieken en evoluties, welke ‘logica’s’ ...
Onderzoek ‘in’ gebieden beoogt soortgelijke informatie te produceren, op een
actie-onderzoek-achtige wijze. Door stakeholders en ruimtegebruikers actief te
betrekken bij het onderzoek, door samen met hen diagnoses te stellen,
experimenten in kaart te brengen ...., komt meer precieze informatie vrij mbt
prangende en hangende problemen, mogelijkheden en moeilijkheden om erop
in te grijpen, drijvende maatschappelijke krachten, enzovoort. Dit onderzoek
wijzigt de lokale situatie: stakeholders leren elkaar (beter) kennen, wisselen
meningen uit en delen deze eventueel ...
Onderzoek ‘voor’ gebieden beoogt om de actoren die zich de ruimtelijke
planning in bepaalde gebieden aantrekken, op een hoger niveau van capaciteit
te brengen. Door processen van collectief leren in te zetten samen met
projectleiders van territoriale ontwikkelingsprojecten, ontstaat zowel kennis
over dergelijke projecten, als overdracht van kennis tussen de projectleiders
(en de onderzoekers).
41. IN / MET OVER VOORREGIONAAL
LL-N16
LL-Bellebeek
WP2-Denderbekken
WP4-Gulden Sporen &
Hoge Kempen
WP3-MOS (LL
Denderbekken, LL N16,
TOP Limburg, TOP MKL,
TOP Noordrand, Kleine
Nete, 10 gebieden
Relance BRV)
METRO-
POLITAAN
LL-Plantage Liederleeuw WP1-Scholen
WP1-Winkelcentra
WP2-Asbeek (interfase)
WP3-Plantage
WP4-Turnhout & Aalst
WP3-MOS (Labo XX, LL
Plantage, Brabantstad)
LOKAAL
WP2-Natuurboerderij
Bolhuis
WP2-Tuincomplex
Herent
WP2-Aankomstwijken
Antwerpen-Noord,
Aalst en Liedekerke
42. Conclusies: tendenzen?
• Onderzoek gericht op ruimtelijke planning: gebiedsgericht.
• Werken doorheen de schalen
• Combinaties van kwalitatief en kwantitatief
• Interactie tussen expertises en vakgebieden
• Zoeken naar co-productie in quadruple helix