2. Thema’s
Waarom zijn we zo rijk geworden?
We zijn rijk geworden, maar zijn we
gelukkiger geworden?
De toekomst van de industrie
Ongelijkheid
Het milieu
Financiële instabiliteit
3. Waarom zijn we zo rijk geworden?
Drie factoren verklaren waarom
sommige landen materieel vooruit
gaan en andere niet
Vrije markten
Openheid (globalisering)
Goed bestuur
4. Vrije marktsysteem
Weekt vrij initiatief los
Dit is de bron technologische
vooruitgang (nieuwe
productieprocessen en nieuwe
producten)
Concurrentie brengt discipline
En komt ten goede aan
consumenten
5. Openheid (globalisering)
Laat aan elk land toe zich te
specialiseren in die activiteiten waar
het relatief het best in is
Laat toe te profiteren van kennis die
elders is ontwikkeld. (“het wiel moet
niet opnieuw uitgevonden worden”)
Maar: materiële vooruitgang is slechts
mogelijk door oude activiteiten te
laten vallen en nieuwe op te nemen
(creatieve destructie)
6. Goed bestuur
Moet zorgen voor orde en veiligheid
(the rule of law) zonder dewelke
vrijheid en marktsysteem niet
mogelijk zijn
Collectieve voorzieningen
Moet zorgen voor sociaal opvangnet
omdat in marktsysteem veel
mensen uit de boot vallen
7. economische groei en verandering in openheid van landen
(van 1970 tot 1998)
-6
-4
-2
0
2
4
6
veranderininopenheid(percent)
negatieve groei
trage groei
snelle groei
8. economische groei en indicatoren van goed bestuur
0
1
2
3
4
5
6
7
8
orde en veligiheid contractzekerheid
indicatorgoedbestuur
negatieve groei
trage groei
snelle groei
10. Percentage van de bevolking dat arm is
in verschillende delen van de wereld
0
10
20
30
40
50
60
70
Afrika Oost-Azië Zuid-Azië Latijns-Amerika Wereld
percentbevolking
1981
2002
11. Zijn we gelukkiger geworden?
Tendenzen in geluksbeleven Nederland
Er is geen evidentie dat Nederlanders zich vandaag
gelukkiger voelen dan de Nederlanders van 50 jaar geleden
14. Waarom leidt materiële welvaart niet
tot meer geluk?
Gewenningseffecten
Inkomen maakt gelukkig wegens
statuseffect. Dit is echter een “zero
sum game”
Materiële vooruitgang is gebaseerd
op “creatieve destructie”
Deze dynamiek creëert onzekerheid en
angst voor de toekomst
Wordt nog verstevigd door
globalisering
15. Globalisering en flexibiliteit
De voordelen van globalisering zijn
slechts mogelijk indien mensen
“flexibel” zijn
D.w.z. bereid en in staat zijn andere
jobs te nemen
Velen kunnen dat niet
Er zijn er ook veel die dit niet willen
17. Het probleem: gestadige afbraak van
de industriële tewerkstelling
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
België Duitsland Italië Japan Nederland Frankrijk Groot-
Brittannië
Verenigde
Staten
Industriële werkgelegenheid als percentage van de totale
beroepsbevolking
1970
2004
18. De oorzaken van de teloorgang
De fundamentele oorzaak is de
productiviteitsstijging
Deze laat toe elk jaar dezelfde
productie te realiseren met
gemiddeld 2,5% minder arbeiders.
Deze productiviteitsstijging vinden
we niet in dezelfde mate in de
dienstensector
19. Productiviteitsstijging: vooral
geconcentreerd in industrie
Gemiddelde input aan arbeid in de industrie in België en
Nederland (1990=100)
60
65
70
75
80
85
90
95
100
105
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006
België
Nederland
20. analogie met de landbouw
Honderdvijftig jaar geleden werkte
ongeveer de helft van de actieve
bevolking in de landbouw. Vandaag
nog amper 2%.
De oorzaak is dezelfde als in de
industrie. Technologische vooruitgang
drijft de productiviteit naar omhoog
met het gevolg dat arbeid uit de
landbouw wordt gestoten.
Dit proces is nu reeds 150 jaar aan de
gang en gaat nog altijd verder.
21. En de loonkosten dan?
De patroons doen ons geloven dat
de fundamentele oorzaak ligt in te
hoge loonkosten.
De hoge loonkosten leiden tot
verlies aan competitiviteit en dus
minder productie en tewerkstelling
Deze analyse is fout
22. Als de loonkosten in de industrie
aan hetzelfde ritme stijgen als de
productiviteit, dus 2,5% per jaar, is
er met de competitiviteit niets aan
de hand.
De reden is de volgende: als de
loonstijging de stijging van de
productiviteit volgt, dan is de
loonkost die aanwezig is in een
bepaald product onveranderd.
23. Soms gebeurt het wel dat de loonkosten
sneller stijgen dan de productiviteit.
Dit was het geval in de jaren zeventig tot
het midden van de jaren tachtig.
In die periode was er wel sprake van een
competitiviteitverlies.
Het gevolg was dat de afbraak van de
tewerkstelling in de industrie toen veel
hoger was dan nu.
Sinds het midden van de jaren negentig
is er geen noemenswaardig probleem
meer met de Belgische competitiviteit. De
lonen stijgen aan ongeveer hetzelfde
ritme als de productiviteit.
25. Waarom blijft de tewerkstelling in de
industrie dan dalen ondanks dit goede
nieuws?
Antwoord: technologische vooruitgang.
Ondernemingen in een markteconomie,
met veel concurrenten dus, zoeken
voortdurend naar de goedkoopst
mogelijke productiewijze.
Ze proberen te besparen op alle kosten,
arbeidskosten, materiaalkosten,
energiekosten.
26. Hoe sterker de concurrentie hoe
groter deze dwangmatige neiging
van de ondernemers.
Dit betekent dat ze voortdurend op
zoek zijn naar nieuwe technologieën
die de productiekosten drukken.
Het gevolg is dat de productie
steeds minder arbeid, maar ook
minder energie, materialen, enz.
nodig heeft.
Productiviteit stijgt en leidt tot
uitstoot van arbeid
27. Degenen die hun job behouden
hebben een hogere productiviteit en
dus een hoger loon
De causaliteit gaat dus van
productiviteit naar lonen
De oorzaak van de afbouw van de
industriële tewerkstelling is dus de
productiviteitsgroei
28. Is de industrie gedoemd te
verdwijnen? NEEN
Industriële productie en werkgelegenheid in België
(1990=100)
60
70
80
90
100
110
120
130
1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006
productie
werkgelegenheid
29. Is de industrie gedoemd te
verdwijnen?
De productie hoeft niet te dalen; kan
zelfs stijgen
Maar de industriële tewerkstelling zal
jaar in jaar uit blijven dalen
30. Perspectieven voor de toekomst van
de industriële tewerkstelling
Tendensen zullen zich verder zetten
de productiviteitsstijgingen zullen zich
doorzetten
de technologie staat niet stil
en vooral nu niet in een geglobaliseerde
wereld
Dit is in feite goed nieuws: de
vrijgekomen arbeidskrachten kunnen
ingezet worden in interessantere jobs
In sectoren die meedraaien internationaal
31. Het goede nieuws: de expansie van
de dienstensector
Het vorige kan leiden tot groot
pessimisme
Is ons tewerkstellingsprobleem niet
onoplosbaar?
Antwoord : neen
Er worden meer jobs gecreëerd in de
dienstensector dan er verloren gaan in
de industrie
Deze laatste zijn meestal
interessantere jobs
33. Implicaties voor het beleid
Enig zinvol beleid bestaat erin omgeving
mogelijk te maken die
de kwaliteit van het menselijk kapitaal
verbetert
voldoende stimulansen geeft om creatief
te zijn
Als we daar in slagen ziet de toekomst er
rooskleurig uit
Immers globalisering creëert dan minstens
evenveel jobs als ze er vernietigt
34. Samenvatting
Globalisering creëert fantastische
mogelijkheden van toename
materiële welvaart
vooral voor de armsten in de wereld
Globalisering gaat ook gepaard met
Creatieve destructie,
Noodzaak van flexibiliteit
Beide kunnen positieve uitdagingen zijn
Maar ook bron van onzekerheid en
angst
36. Ongelijkheid
Paradox: globalisering vermindert
armoede in de wereld en verhoogt
ongelijkheid
Hoe kan dat?
Globalisering geeft heel grote
beloning aan schaars talent
37. Voorbeeld: voetbal
Waarom verdient Beckham een
veelvoud van Johan Cruyff?
Hij is zeker niet beter
Internationalisering van voetbal
zorgt ervoor dat superstars plots
heel veel meer verdienen
Enkele honderden miljoenen
Chinezen kijken nu naar de TV-
uitzendingen van de English Premier
League.
38. Hetzelfde gebeurt met een aantal
beroepen zoals top-managers
Verdienen nu veel meer dan
vroeger
39.
40. The winner takes it all
Markten van topvoetballers, top-
managers, operazangers, etc
worden gekenmerkt door het feit
dat de winnaar in de strijd voor de
top gaat lopen met de hoofdprijs
Cfr 100 meter loper: de winnaar is
slechts enkele fracties van seconde
sneller dan de tweede en krijgt de
hoofdprijs
41. Deze markten zijn nu volledig
geïnternationaliseerd
Gevolg: de hoofdprijs is veel groter
geworden.
Dit leidt tot veel grotere
ongelijkheid
Vele mensen vinden zo een systeem
verwerpelijk
Omdat het als niet fair wordt ervarn
cfr. “Ultimatum game”
42. Het milieu
Probleem van externaliteiten
Ondernemers spuwen CO2 in de
lucht.
Dit creëert kosten buiten de
onderneming
Slechte lucht die we inademen
vermindert kwaliteit van het leven
Meer ziektekosten
Opwarming van aarde brengt grote
gebieden van de aarde in gevaar
43. Maar onderneming in een
marktsysteem houdt geen rekening
met deze externe kosten
wanneer ze de kostprijs van het
product berekent.
Dus de kostprijs zal te laag zijn
waardoor consumenten teveel van
deze producten kopen
Voorbeeld: boontjes uit Kenya
44. Hoe kan dit opgelost worden?
Antwoord: de overheid moet het
kostenplaatje presenteren aan
onderneming
Zodanig dat die de juiste kost
berekent en aanrekent aan de
consument
Gemakkelijker gezegd dan gedaan
45. Er is relatief succes daar waar het
gaat om milieuvervuiling die lokaal
is
Voorbeeld : onze rivieren zijn
zuiverder geworden
Dank zij interventies van de
overheid
Milieuheffingen
Regulering
46. Er is heel weinig succes daar waar
milieuvervuiling
grensoverschrijdend is
Voorbeeld: CO2 en Kyoto-akkoord
Waarom?
Afwezigheid van wereldregering die
heffingen kan opleggen of uitstoot
dan reguleren.
Er zijn alleen nationale regeringen
die puur nationalistisch denken
47. Het grensoverschrijdend
milieuprobleem is waarschijnlijk de
Achilleshiel van globalisering
Kan slechts opgelost worden als ook
de overheden zich “globaliseren”
Dat lijkt vandaag nog ver
verwijderd
In die zin is globalisering onvoltooid
48. Kapitalisme en financiële instabiliteit
Twee kenmerken van het
kapitalisme creëren regelmatig
financiële crisissen
Zeepbelontwikkelingen
Broosheid van het bankstelsel
49. Zeepbellen en crashes
Vrije financiële markten zijn
wonderbare instrumenten om
spaarmiddelen naar de meest
rendabele projecten te kanalizeren
Ze liggen aan de basis van de
enorme dynamiek van het
marktstelsel
Ze zijn ook drager van potentiële
instabiliteit
50. Hoe ontstaan zeepbellen
Nieuwe technologische vonsten
(voorbeeld auto in begin van 20ste
eeuw; internet in jaren tachtig)
Creëren nieuwe
investeringsmogelijkheden met
hoge rendementen
Kapitaal wordt aangetrokken
51. Euforie zet zich in
Aandelenprijzen schieten de lucht in
Op de duur kopen beleggers alleen
omdat ze prijsstijgingen verwachten
Iedereen koopt en prijzen stijgen
inderdaad
“Self-fullfilling prophesy”
De crash komt onvermijdelijk omdat
prijzen op bepaald moment niets meer
te maken heeft met onderliggende
waarde
54. Broosheid van het bankstelsel
Fundamentele oorzaak heeft te
maken met broosheid van
bankwezen
Essentie van bankieren:
Korte termijnmiddelen
Lange termijn kredieten
Dit creëert liquiditeitsrisico: “run to the
bank”
Als iedereen tegelijk zijn geld
terugtrekt valt het banksysteem in
elkaar
55. In het verleden heeft dit dikwijls
geleid to bankcrisissen
Cfr. De jaren dertig
We hebben dat probleem toen
opgelost door
toezicht en regulering van het
bankwezen
Lender of last resort
56. Nieuwe ontwikkelingen sinds de
jaren tachtig: deregulering
Banken hebben systematisch de
risicovolle activiteiten uit hun balans
gestoten
Om te ontsnappen aan de
regulering
De toezichthouders (vooral in de
VS) hebben dit toegelaten
57. Gevolg: excessieve risico’s zijn
toegenomen
Dit is nog versterkt door het
probleem van “moral hazard”: de
banken verwachten dat als er
liquiditeitscrisis ontstaat, de
centrale bank zal tussenkomen en
de liquiditeiten zal leveren
58. Dit moral hazard probleem heeft
geleid tot roekeloos gedrag van
bankiers, vooral in de VS.
Ze hebben gewoon geen rekening
meer gehouden met de
liquiditeitsrisico’s
59. Het probleem wordt pas ernstig als
zeepbellen en bankstelsel op elkaar
inwerken
Zeepbelontwikkeling trekt bankiers
aan die willen profiteren van de
hoge winsten
Vroeger konden ze dit niet
Sinds de deregulering konden ze
daar volop op inspelen
60. Banken staan dus kredieten toe
aan speculanten
En maken de zeepbel intenser
We krijgen ook een
aaneenschakeling van zeepbellen
Internet bubble
Immobiliën
grondstoffen
Die zich internationaal verspreiden
dank zij globalisering
61. In dit verhaal gaan de
toezichthouders en de centrale
banken niet vrijuit
Ze hebben geloofd in het sprookje
dat aandelen- en woningprijzen
alleen konden stijgen
En dat de banken geen speciaal
hoge risico’s namen.
62. Hoe oplossen?
De bankencrisis heeft de overheid
verplicht de banken te redden
Een volledige ineenstorting van het
bankwezen zou de economie de grond
in geboord hebben
En zou geleid hebben tot torenhoge
werkloosheid
Om de banken te redden heeft de
overheid meer schuld moeten uitgeven
Die belastingbetalers nog jaren zullen
moeten afbetalen
63. Bovendien heeft de bankencrisis
geleid tot de diepste recessie in de
naoorlogse periode
Deze recessie dwingt de overheid
om meer uit te geven
Terwijl de belastinginkomsten dalen
Dus de grote budgettaire tekorten
zijn onvermijdelijk en ook wenselijk
64. Veronderstel even dat de overheid
vandaag zou proberen de tekorten
snel weg te werken
Door massaal minder uit te geven
En massaal de belastingen te verhogen
Dan zou de recessie weer
aangewakkerd worden
En zouden de belastinginkomsten
verder dalen
65. Een drastische sanering van de
begroting als de economie zich niet
hersteld heeft
Zou de werkloosheid omhoog doen
schieten
En dus de begrotingstekorten niet
wegwerken
66. Banken moeten bijdragen tot het
herstel
Hoe?
Banken (vooral de grote) genieten
van een impliciete overheidsgarantie
Deze verdwijnt niet wanneer de
expliciete garantie verdwijnt
Dus banken moeten een
verzekeringspremie blijven betalen
67. Het kan niet dat bankiers alleen een
premie betalen als het financiële
huis in brand staat
En geen premie meer willen betalen
als het huis geblust en opgenknapt
is
Hoe?
Een percent op de balans
Percent dat stijgt met de omvang
van de balans
68. Op die manier verlichten ze de
lasten voor de belastingbetaler
En zullen ze minder geneigd zijn om
alsmaar groter te worden
Grote banken zijn gevaarlijke
banken
69. Lange termijn hervorming van
bankwezen
Terug naar “narrow banking”:
commerciële banken kunnen niet meer
beleggen in aandelen en afgeleide
producten, noch kredieten toestaan
aan instellingen die dit doen, i.e.
zakenbanken
Alle activiteiten moeten op de balans
Dus volledige scheiding van
commerciële banken en zakenbanken
70. Internationale aanpak is nodig
Probleem is opnieuw dat de
economie (de financiële markten)
geglobaliseerd zijn
maar de politiek niet
Het is moeilijk om tot internationale
afspraken te komen
Deze zullen noodzakelijk zijn om de
economie weer recht te trekken