5. Inleiding
• Vergrijzing en rol van huisarts
• Frailty stamt uit ’70
• Fysiek multidimensionaal
• 2e lijn 1e lijn, literatuur
• Casuïstiek, Enquête en Literatuurstudie
6. Casus 1
• Anna, 88j
• COPD, TIA 2001, CKI, AHT
• Alleenwonend, eten wordt verzorgd.
• Hoesten, gevallen
• COPD opstoot, waarvoor AB en CS
• Opnieuw gevallen, hospitalisatie
• Pneumonie
• Onvolledige recuperatie
• Terugkeer naar huis nog haalbaar?
8. Casuïstiek
• Sterk heterogene populatie
• Casus 1; verminderd herstelvermogen, ernstige gevolg
van milde stressor. Helpt screening?
• Casus 2; trager ontstaan beeld van frailty en vroege
detectie door HA. Primaire preventie. Frailty (deels)
reversibel bij goed/ gepersonaliseerd beleid?
• Screenen kan haast niet anders dan rol van huisarts zijn.
9. Enquête: Methode
• Websurvey: “Hoe handelt de Vlaamse huisarts bij
Dementie en Frailty”
• 1366 Vlaamse huisartsen
• 320 (23.4%) volledig ingevulde formulieren
• 5 keuzemogelijkheden: Van helemaal akkoord tot helemaal niet
akkoord
• 3 classificaties:
• Algemeen omgaan met frailty
• De typische kenmerken van frailty
• De behandeling van frailty
10. Enquête: Methode
• Responsgraad op basis van:
o Geslacht
o Leeftijd
o Universiteit van afstuderen
o Locatie van de praktijk
o Vorm van praktijk
11. Enquête: Resultaten
• Algemeen omgaan met frailty:
o 88% kent het begrip
minstens goed
o 74% vindt het begrip frailty een goede leidraad
13. Enquête: Resultaten
• Algemeen omgaan met frailty:
o Frailty wordt zowel gezien als cognitieve en als fysieke
problemen
o Jongere artsen zien frailty meer als cognitieve
component, oudere meer als fysieke component
16. Enquête: Resultaten
• De behandeling van frailty
o Hoge behandelingscijfers
o Multidisciplinair
o Leeftijd van arts: Intensiteit
van behandeling verschilt niet
wel de manier waarop
17. Enquête: Resultaten
• De behandeling van frailty
o Leeftijd van arts: Intensiteit
van behandeling verschilt niet
wel de manier waarop
18. Enquête: Resultaten
• De behandeling van frailty
o Geslacht: Geen verschil
o Locatie van werkplaats:
Stedelijke artsen behandelen
minder
20. Het begrip ‘’frailty’’
• Multidimensionaal concept
• Daling reservecapaciteit
• Risico op ernstige gezondheidsproblemen
• Associatie met chronische ziekten
• Niet exclusief bij oudere personen
• Is makkelijk over het hoofd te zien
• Spectrum non-frail ↔ pre-frail ↔ frail
21. Prevalentie
• Stijging prevalentie met de leeftijd;
o 65 + :10,7 % van de thuiswonende ouderen
o 80-84 jaar: 15,7 %
o 85 + : 26,1 %
• Meer bij vrouwen, Zuid-Europeanen en zwarten.
• Toename bij patiënten met chronische ziekte
• Correlatie frailty ~ cognitieve domein
22. Klinische herkenning
• Langzamer lopen
• Lage fysieke activiteit
• Ongewild gewichtsverlies
• Weinig energie
• Lichaamszwakte
• 1-2 factoren: pre-frail
• 3 of meer: frail
23. Screening frailty
• Nood aan screening door toenemende vergrijzing
• Doel: betere zorg en kostenreductie door minder
hospitalisaties/institutionalisering
• > 25 modellen geen consensus over voorkeursmodel
• Individuele factoren als predictor voor frailty
• Belangrijke predictor: verminderde wandelsnelheid;
• Andere predictoren: handknijpkracht,
stemmingsstoornissen, visusstoornissen en ADL
• Screening helpt!
25. Conclusie
• Huisartsen kennen het begrip frailty
• Mild ziekteproces kan snel verergeren bij frailty
• Screening in de 1e lijn = nodig
• Screening leidt tot betere zorg en kostenreductie
• Reversibiliteit?
• Gepersonaliseerd beleid
• Belang van psychosociaal functioneren
26. Take home messages
• Heterogeniteit oudere populatie
• Vermindering van gewicht, kracht, mobiliteit, cognitie,
sociale actieradius en stemming wordt vaak ten onrechte
toegeschreven aan veroudering en niet als alarmsignaal
beschouwd
• Frailty is betere voorspeller van achteruitgang/ ziekte/
sterven dan leeftijd
• Zinvolle interventies; mobilisatietherapie, supplementen,
gepersonaliseerd beleid
• Denk eraan!
Frailty of kwetsbaarheid. Vooral gekeken naar de rol van dit begrip in de 1e lijns gezondheidszorg.
De toenemende vergrijzing waar we de laatste decennia mee te maken hebben gekregen zorgt voor een steeds grotere populatie van zieke ouderen. Omdat zorg voor deze groep niet haalbaar is in de 2e lijn alleen is de huisarts steeds meer in moeten gaan staan voor deze groep. Het is dan ook belangrijk om stil te staan of huisartsen hier goed mee omgaan.
Frailty is een begrip dat in de jaren ‘70 uit de VS is komen overwaaien. In eerste instantie was de term vooral bedoeld om een groep ouderen aan te duiden die vanwege fysieke achteruitgang of ziekte een speciale behoefte aan zorg en bescherming hadden. Nu wordt de term frailty de laatste jaren steeds meer gezien als een multidimensionaal concept, waarbij ook het psychologische en sociale domein een belangrijke rol speelt.
In de literatuur is heel veel informatie te vinden over de zorg voor frailty in de 2e lijn. Maar over deze zorg in de 1e lijn, die juist voor deze populatie steeds belangrijker wordt, was erg weinig te vinden.
We hebben ervoor gekozen om aan de hand van een enquete bij Vlaamse huisartsen te bekijken hoe zij tegenover dit begrip staan. En om daarnaast met een literatuurstudie en enkele 2 casussen het begrip frailty zelf beter uit te leggen.
Belangrijk om te weten dat geen 2 patiënten hetzelfde zijn.
Casus 1 valt vooral het verminderd herstelvermogen op. Dit kan inderdaad een van de herkenpunten van frailty zijn. Bij deze patiënt leidt een relatief milde stressor tot een relatief ernstig gevolg.
Casus 2 zien we een man die toch al iets langer wat achteruit aan het gaan is, met hierbij dan wel nog een redelijk vroege detectie van de huisarts. Die door het doorsturen naar het GDH eigenlijk zorgt voor een vorm van primaire preventie.
Bij de 1e patiënt stellen wij ons vooral de vraag of screening bij frailty nuttig zou kunnen zijn. Het is natuurlijk belangrijk om te weten of het stellen van een goed beleid ook daadwerkelijk een betere outcome geeft.
Screenen in de 2e lijn is te laat, buiten de huisarts om screenen zou in principe mogelijk zijn, maar in de huidige gezondheidszorg kan het haast niet anders dan de verantwoordelijkheid van de huisarts zijn om deze populatie te screenen.
Geslacht: Iets meer vrouwen maar relatief gelijk
Leeftijd: Hoge responsgraad tussen 30-39 jaar, verder rond de 50 responsen per 10 jaar
Universiteit: Voornamelijk KULeuven maar toch ook 120 andere universiteiten
Locatie van practijk: heel mooi verdeeld
Traagheid wordt wel bij oudere artsen (50+) wel belangrijker geschat dan bij jongere artsen
Verder geen verschillen
Hoge behandelingscijfers eens patiënt als frail wordt ingeschat.
Rol weggelegd voor zichzelf en kinesitherapeuten
Zowel jonge artsen als oudere artsen behandelen fraile patiënten evenveel, doch zullen jongere artsen meer teruggrijpen naar medicatie om valproblemen te verminderen, terwijl oudere artsen de focus meer richten op het mobiel houden van de patiënten. Maar jongere artsen denken minder spontaan aan medicatie voor vitaminetekorten.
Hoge behandelingscijfers eens patiënt als frail wordt ingeschat.
Rol weggelegd voor zichzelf en kinesitherapeuten
Zowel jonge artsen als oudere artsen behandelen fraile patiënten evenveel, doch zullen jongere artsen meer teruggrijpen naar medicatie om valproblemen te verminderen, terwijl oudere artsen de focus meer richten op het mobiel houden van de patiënten. Maar jongere artsen denken minder spontaan aan medicatie voor vitaminetekorten.
Geslacht geeft geen verschil in behandelingskeuze
Praktijkplaats: stedelijke artsen geven in 7% van de gevallen minder te behandelen dan voorstedelijke artsen. Dit vooral in de categorie die lijden tot medicatiegebruik, namelijk screenen naar vitaminetekorten en osteoporosebehandeling
Online invulling: redelijk veel onvolledige formulieren + enkele altijd volledig akkoord
frailty is een multidimensionaal concept waarbij we dus frailty kunnen beschouwen als een toestand waarbij de reservecapaciteit op zowel fysiologisch, psychologisch als op sociaal domein tot een kritisch minimum is gedaald, waardoor kleine en subtiele verstoringen makkelijk kunnen leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. Recente studies associeerden frailty dan ook met een verhoogd risico op valpartijen en fracturen.
Frailty zien we vooral bij oudere personen en het merendeel van de fraile patiënten heeft minimaal 1 chronische ziekte, waarvan een hoog aantal chronische ziektes geassocieerd zijn met een toename van frailty risico
Desondanks zijn de meeste patiënten met chronische ziekten niet-frail en is frailty niet enkel exclusief voorbehouden aan oudere personen.
Blikken we nog even terug op casus 2,dan zien we dat Makkelijk over t hoofd te zien is: niet verwonderlijk: manifestaties ervan zeer subtiel kunnen zijn met een trage progressie, en dus makkelijk gemist kunnen worden door het toe te wijden aan de leeftijd, zoals we bij casus 2 zagen. BELANGRIJK OM begrip IN ACHTERHOOFD te houden.
En daarom zien we ook dat t een spectrum is,geen zwart begrip kan een hele geleidelijke overgang hebben en er insluipen.Frailty is geen zwart-wit begrp,kunnen er makkelijk tussenin zitten,
Daarnaast is uit literatuurstudies gebleken dat frailty zeker reversibel is,maar uit meer recente studies blijkt dat deze data toch genuanceerd moeten worden dat reversibiliteit mogelijk is,maar eerder onwaarschijnlijk.
Toename bij chronische ziekte
> 50 % van de ouderen met hartfalen of COPD = frail
20 % van de ouderen met ernstige nierinsufficientie.
22-44 % van de fraile patienten heeft cognitieve achteruitgang
Ouderen met urinaire incontinentie 6,5 x groter risico op frailty
Van alle correlaties is dit domein het minst onderzocht,maar vooral een correlatie met depressie wordt meerdere keren gerapporteerd
Weinig literatuur over cognitieve relatie
Frailty ~ depressie,maar over deze correlatie is nog weinig onderzoek gedaan.
Wat betreft de klinische herkeninng zien we dat de volgende kenmerken belangrijk zijn,waarbij 1 of 2 in de richting van pre-frail wijzen en 3 of meer eerder frail.
Vanwegde de eerdere genoemde toenemende mate van verghrijzoing is er toch een . Het doel is uiteraard om een betere zorg,maar ook een reducite van kosten. Tot nu toe zijn er al een aantal modellen naar voren gebracht. Maar uit 3 recente SR werd geconcludeerd dat er eigenlijk geen specifiek voorkeurs model is maar dat er meerdere modellen bruikbaar zijn. Daarnaast zijn er natuurl;ijk een aantal individuele factoren aanwijsbaar als predictor voor frailty, met als sterkste voorbeeld wandelsnelheid ( minder dan 6 meter per 5 seconde), waarbij een lagere snelheid als negatieve uitkomst, maar daarnaast ook andere predictoren zoals handknijpkracht,visusstoornissen. SCREENING V SPECIFICITEIT VERMINDERDE WANDELSNELHEID
Dan komen we nu het bij het beleid van frailty. Onderstaande peilers van behandelingsmethoden bij frailty zijn het meest naar voren gekomen en als meest belangrijkarte gezien. Allereerst zien we dat mobilisiatietherapie of t actief houden van pt leidt tot minsten eens vertraging van achteruitgang van mobiliteit. Als 2e puntje hebben we gevonden dat supplemenatiatie zeker kan helpen, maar enkel als hiervan een (dreigend) tekort is. Verder is het belangrijk om bij patienten die veel medicatie innemen minstens eenmalig een medicatie overzicht te maken/bekijken, eventuueel door apothkeks, om zo polyfarmacie te beperken/vermijden aangezien polyfarmacie een belangrijke factor in ontstaan frailty is, maar vooral ook ter beperking van valrisico.
Als laatste 3 puntjes kunnen we nog aanhalen dat huisbezoeken soms nuttig kunnen zijn om de thuissituatie van de pt beter te begrijpen en evt risico’s aan te kunnen wijzen, zoals verwijderen tapijten,opstapjes,goed schoeisel zoals meermaals deze week al aangehaald is in eerdere prestnaties. Verder kan Overleg heel belangrijk zijn a;s het ghaat om belgangrijkew beslissingen zoals het plaatsten in wzc of om te kijken of het nog na te gaan of het nog mogelijk is om naar het ok te gaan.
Preventie polyfarmacie
Fysieke oefeningen voor sterkte,uithouding en balans
Overleg met patienten en familieleden over het al dan niet doorlaten gaan van een chirurgische procedure, gezien risico’s die er verbonden zijn aan frailty.
Als laatste mag noh niet vergeten worden dat een begeleiding bij pst problemen daadwerkelijk helpt,aangezien ook in studies is aangetoond dat hierop inspelen leidt tot een betere prognose.
Dus wat is nu de ocnclusie van onze hele thesis. Uit onze enquete zien we dat de ha het begrip goed kennen, dat de meeste goed weten hoe ze deze het beste kunnen behandelen, maar dat het zeker nog niet in alle gevallen gebeurt. Daarom kan een toestand van fr zorgt er dus voor dat een initieel mild ziekteproces snel kan leiden tot relatief ernstige gevolgen. Hierdoor is screening in de 1e lijn en daarnaast hebben we idd gezien dat screening leidt tot betere zorg en kostenreductie.
Verder hebben we eerder besproken dat frailty idd gezien kan worden als een quasy reversibel syndroom,maar dat anderszijds een echte verbetering/terugkeer naar non-frail onwss is.
Dan is een gepersonaliseer beleid nog heel belangrijk aangezien Ouderen verschillen onderling sterk op het gebied van ziektelast, functionele beperkingen en in de mate waarin ze al dan niet professionele hulp nodig hebben.en daarbij is het heel belangrijk om niet te vergeten dat frailty niet alleen een fysiek syndroom,maar dat ook het psychosociaal functioneren een belangrijke waarde heeft.
Dan zouden we nu graag willen eindigen met wat take home messages. Dus de heterogeniteit van de oudere populiatie.
Last but not least zouden we jullie vooral willen meegeven dat frailty niet vergeten mag worden, en je hier altijd bedacht op moet zijn.
De huidige zorgverlening is nog niet voldoende op deze heterogeniteit ingesteld.
Vermindering van lichaamsgewicht, spierkracht, mobiliteit, cognitie, sociale actieradius en stemming op hoge leeftijd, wordt vaak – ten onrechte – toegeschreven aan veroudering en niet als alarmsignaal beschouwd.
‘Frailty’ of ‘kwetsbaarheid’ is een syndroomdiagnose voor ouderen, die beter dan leeftijd de toegenomen kans op functionele achteruitgang, opname in het verpleeghuis en sterfte, voorspelt.
Zinvolle interventies voor frailty zijn ondermeer verbetering van voeding, lichamelijke activiteit en individuele aanpassing van de relevante ziektegerichte richtlijnen.
Het frailty-syndroom zelf is geen verklaring voor verouderingsprocessen en een uniforme definiëring ervan is niet te verwachten.