37. Ezechiël 45:7 En voor de vorst zal het
gebied bestemd zijn aan de ene kant en
aan de andere kant van het heilige
hefoffer en van het bezit van de stad, vóór
aan het heilige hefoffer en vóór aan het
bezit van de stad, aan de westzijde naar
het westen, en aan de oostzijde naar het
oosten. De lengte komt overeen met een
van de delen, van de westgrens tot de
oostgrens.
38. 8 Dat deel van het land zal voor hem
bestemd zijn als grondbezit in Israël. Dan
zullen Mijn vorsten Mijn volk niet meer
uitbuiten, maar zij zullen het land aan het
huis van Israël geven, aan hun stammen.
39. Ezechiel 45 : 17 - 18
Dit hefoffer voor de vorst in Israël
zal gelden voor heel de bevolking
van het land.
17 Op de vorst rust de taak te
zorgen voor de brandoffers, het
graanoffer en het plengoffer op de
feesten, op nieuwemaansdagen en
op de sabbatten: op alle
feestdagen van het huis van
Israël.
40. Hij moet zorgen voor het
zondoffer, het graanoffer, het
brandoffer en de dankoffers om
verzoening te doen voor het huis
van Israël. 18 Zo zegt de Heere
HEERE: In de eerste maand, op de
eerste van de maand, moet u een
jonge stier zonder enig gebrek –
het jong van een rund – nemen.
Zo moet u het heiligdom van
zonde reinigen.
41. Ezechiël 45 – 22, 23
22 Dan moet de vorst op die
dag voor zichzelf en voor de
hele bevolking van het land
voor een jonge stier als
zondoffer zorgen.
42. 23 En op de zeven dagen van
het feest moet hij elke
dag gedurende de zeven dagen
voor een brandoffer voor de
HEERE zorgen, van zeven
jonge stieren en zeven
rammen, zonder enig
gebrek, en elke dag een
zondoffer van een geitenbok.
43. Ezechiel 46 – 2, 3
2 Dan zal de vorst van buiten
binnenkomen via de voorhal
van de poort, en bij de
deurpost van de poort blijven
staan. De priesters moeten
zijn brandoffers en zijn
dankoffers bereiden en hij zal
zich neerbuigen op de drempel
van de poort en dannaar
buiten gaan.
44. Maar de poort mag tot de
avond niet gesloten worden.
3 De bevolking van het land
moet zich op de sabbatten en
op de
nieuwemaansdagen neerbuige
n voor het aangezicht van de
HEERE aan de ingang van die
poort.
63. Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar.
Wat wij hier beleden samen met elkaar.
Aan uw daag'lijks leven, uw gezin, uw
werk,
Wilt u daaraan geven, daar bent u Gods
kerk.
Ga nu heen in vrede en maak het waar.
65. Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar,
wat wij hier beleden samen met elkaar.
Neem van hieruit vrede, vrede mee naar
huis,
dan is vanaf heden Christus bij u thuis.
Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar.
67. Wij danken U, o God,
voor wat U hebt gegeven:
een volk dat groeide tot
ons nationale leven.
U gaf door strijd en kruis
een sterke liefdesband
met ons Oranjehuis,
een zegen voor ons land.
68. Als koning krijgen wij
nu Willem-Alexander,
met Máxima terzij’;
God gaf ze aan elkander.
God zeeg’ne hun gezin
en koninklijk geslacht,
dat in verleden tijd
ons zegen heeft gebracht.
69. God geve Nederland
in hem een goede koning.
De godsvrucht zij zijn stand,
de wijsheid zijn bekroning.
Dan daalt Gods zegen neer
op wie hier liefde vindt
en krijgt God alle eer
van wie Zijn werk bemint.