9. Heft op uw hoofden (LvdK 120) t. G. Weissel; v. E.L. Smelik; m. Freylinghausen 1704
10. Heft op uw hoofden (LvdK 120) t. G. Weissel; v. E.L. Smelik; m. Freylinghausen 1704
11. Heft op uw hoofden (LvdK 120) t. G. Weissel; v. E.L. Smelik; m. Freylinghausen 1704
12. Heft op uw hoofden (LvdK 120) t. G. Weissel; v. E.L. Smelik; m. Freylinghausen 1704
13. Stil Gebed
Votum en Groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
18. 2 Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet
een groot licht; over hen die wonen in een
land van diepe duisternis, straalt een licht.
6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is
ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn
schouder en men noemt hem Wonderbare
Raadsman, Sterke God, Eeuwige
Vader, Vredevorst.
7 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos
de vrede op de troon van David en over zijn
koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest
met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in
eeuwigheid. De ijver van de HERE der
heerscharen zal dit doen.
25. Christelijke levenswandel
1 Maar u, spreek wat bij de gezonde leer
past.
2 De oudere mannen moeten beheerst zijn,
eerbaar, bezonnen, gezond in het geloof, in
de liefde, in de volharding.
3 Evenzo moeten de oudere vrouwen in hun
gedrag zijn zoals het heiligen past: geen
kwaadspreeksters, niet verslaafd aan veel
wijn, maar leraressen van het goede,
26. 4 opdat zij de jongere vrouwen leren
verstandig te zijn, hun man lief te
hebben, hun kinderen lief te hebben,
5 bezonnen te zijn en kuis, te zorgen
voor hun huishouden, goed te zijn, hun
eigen mannen onderdanig te zijn, opdat
het Woord van God niet gelasterd
wordt.
6 Spoor evenzo de jongere mannen aan
bezonnen te zijn.
27. 7 Betoon uzelf in alles een voorbeeld
van goede werken. Betoon in het
onderwijs
zuiverheid, waardigheid, oprechtheid,
8 en spreek een gezond woord, boven
alle kritiek verheven, zodat de
tegenstander beschaamd zal staan en
niets kwaads van u te zeggen heeft.
28. 9 Vermaan de slaven dat zij hun eigen
meester onderdanig zijn en dat zij hun
in alles welbehaaglijk zijn, zonder tegen
te spreken,
10 dat ze niets ontvreemden, maar hun
alle goede trouw bewijzen, opdat zij het
onderwijs van God, onze Zaligmaker, in
alles tot sieraad mogen strekken.
29. Plichten jegens overheid en naasten
1 Herinner hen eraan dat zij de
overheden en machten onderdanig
behoren te zijn, dat zij hun gehoorzaam
zijn en dat zij tot elk goed werk bereid
zijn,
2 dat zij niemand belasteren, niet
strijdlustig zijn maar welwillend, en
alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle
mensen.
30. 3 Want ook wij waren voorheen
onverstandig, ongehoorzaam, dwalend,
verslaafd aan allerlei begeerten en
hartstochten, levend in slechtheid en
afgunst, hatelijk en elkaar hatend.
4 Maar toen de goedertierenheid van
God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot
de mensen verschenen is,
31. 5 maakte Hij ons zalig, niet op grond
van de werken van rechtvaardigheid die
wij gedaan zouden hebben, maar
vanwege Zijn barmhartigheid, door het
bad van de wedergeboorte en de
vernieuwing door de Heilige Geest.
6 Die heeft Hij in rijke mate over ons
uitgegoten door Jezus Christus, onze
Zaligmaker,
32. 7 opdat wij, gerechtvaardigd door Zijn
genade, erfgenamen zouden
worden, overeenkomstig de hoop van het
eeuwige leven.
8 Dit is een betrouwbaar woord en ik wil
dat u deze dingen sterk benadrukt, opdat
zij die in God geloven, ervoor zouden
zorgen dat zij anderen voorgaan in het
doen van goede werken. Deze dingen zijn
goed en nuttig voor de mensen.
42. De zaligmakende genade van God
11 Want de zaligmakende genade van
God is verschenen aan alle mensen,
12 en leert ons de goddeloosheid en
de wereldse begeerten te verloochenen
en in deze tegenwoordige wereld
bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig
te leven,
43. 13 terwijl wij verwachten de zalige
hoop en verschijning van de
heerlijkheid van de grote God en onze
Zaligmaker, Jezus Christus.
14 Hij heeft Zichzelf voor ons
gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen
van alle wetteloosheid en voor Zichzelf
een eigen volk zou reinigen, ijverig in
goede werken.