14. We lezen de zaligsprekingen uit
Matteus 5 : 3 t/m 12.
15. 3 Zalig de armen van geest,
want hunner is het Koninkrijk der
hemelen.
4 Zalig die treuren,
want zij zullen vertroost worden.
5 Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen de aarde beërven.
6 Zalig die hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
16. 7 Zalig de barmhartigen,
want hun zal barmhartigheid
geschieden.
8 Zalig de reinen van hart,
want zij zullen God zien.
9 Zalig de vredestichters,
want zij zullen kinderen Gods
genoemd worden.
10 Zalig de vervolgden om
der gerechtigheid wil,
17. want hunner is het Koninkrijk
der hemelen.
11 Zalig zijt gij, wanneer men u
smaadt en vervolgt en liegende
allerlei kwaad van u spreekt om
Mijnentwil. 12 Verblijdt u en
verheugt u, want uw loon is
groot in de hemelen; want alzo
hebben zij de profeten vóór u
vervolgd.
22. 31 Terzelfder tijd kwamen
enige Farizeeën en zeiden tot
Hem: Ga heen en vertrek
vanhier, want Herodes wil U
doden. 32 En Hij zeide tot
hen: Gaat heen en zegt die
vos: Zie, Ik drijf boze geesten
uit en volbreng
genezingen, heden en
morgen, en op de derde dag
ben Ik gereed.
23. 33 Doch Ik moet heden en
morgen en de volgende dag
reizen, want het gaat niet
aan, dat een profeet buiten
Jeruzalem omkomt.
34 Jeruzalem, Jeruzalem, dat
de profeten doodt, en stenigt
wie tot u gezonden zijn, hoe
dikwijls heb Ik uw kinderen
willen vergaderen,
24. gelijk een hen haar kuikens
onder haar vleugels, en gij
hebt niet gewild. 35 Zie, uw
huis wordt aan u
overgelaten. Maar Ik zeg
u, gij zult Mij niet meer zien
tot het ogenblik komt, dat gij
zegt:
Gezegend Hij, die komt in de
naam des Heren!
25. 28 En toen Hij dit gezegd
had, ging Hij hun voor om op
te gaan naar Jeruzalem.
29 En het geschiedde, toen
Hij dicht bij Betfage en
Betanië kwam, bij de
berg, genaamd Olijfberg, dat
Hij twee van zijn discipelen
uitzond, 30 en zeide: Gaat
naar het dorp hiertegenover
en als gij het binnenkomt,
26. zult gij daar een veulen
vastgebonden
vinden, waarop nog nooit
iemand gezeten heeft; maakt
het los en brengt het
hier. 31 En indien iemand u
vraagt: Waarom maakt gij
het los? zegt dan: De Here
heeft het nodig. 32 En zij, die
uitgezonden waren, gingen
heen en vonden het,
27. zoals Hij hun gezegd
had. 33 Toen zij het veulen
losmaakten, zeiden de
eigenaars tot hen: Waarom
maakt gij het veulen
los? 34 En zij zeiden: De Here
heeft het nodig. 35 En zij
brachten het tot Jezus, en
wierpen hun klederen over
het veulen en hielpen Jezus
er op.
28. 36 En terwijl Hij voorttrok,
spreidden zij hun klederen op
de weg. 37 Toen Hij reeds
dichterbij kwam, aan de
glooiing van de Olijfberg,
begon de gehele menigte der
discipelen vol blijdschap God
te prijzen, met luider stem,
om al de krachten, die zij
gezien hadden, 38 en zij
zeiden:
29. Gezegend Hij, die komt,
de Koning, in de naam des
Heren;
in de hemel vrede en ere in
de hoogste hemelen.
39 En enige der Farizeeën uit
de schare zeiden tot Hem:
Meester, bestraf uw
discipelen.
30. 40 En Hij antwoordde en
zeide: Ik zeg u, indien dezen
zwegen, zouden de stenen
roepen.
41 En toen Hij nog dichterbij
gekomen was en de stad
zag, weende Hij over
haar, 42 en zeide:
31. Och, of gij ook op deze dag
verstondt wat tot uw vrede
dient; maar thans is het
verborgen voor uw
ogen. 43 Want er zullen
dagen over u komen, waarin
uw vijanden een bolwerk
tegen u zullen opwerpen
32. 44 en u omsingelen en u van
alle zijden in het nauw
brengen, en zij zullen u en
uw kinderen in u vertreden
en zij zullen in u geen steen
op de andere laten, omdat gij
de tijd niet hebt
opgemerkt, dat God naar u
omzag.
40. “Een zorgenkind van God.”
34 Jeruzalem, Jeruzalem, dat
de profeten doodt, en stenigt
wie tot u gezonden zijn, hoe
dikwijls heb Ik uw kinderen
willen vergaderen, gelijk een
hen haar kuikens onder haar
vleugels, en gij hebt niet
gewild.