3. Onderwerpen
• Korte schets van ontwikkelingen
• Nadere begripsbepaling
• Mogelijkheden en onmogelijkheden in het
voortgezet onderwijs
• Een goed voorbeeld
6. Tot 10-15 jaar geleden weinig aandacht voor het
‘organiseren van talentontwikkeling’
Belemmerende factoren:
– de cultuur in de samenleving; vooral
emancipatorisch: ieder moet gelijke kansen krijgen
– het stelsel: geen structuur die inspeelt op
bijzondere talenten
– de inrichting van het onderwijs: aanbod aan de hele
groep, geen individuele leerroutes
– het didactisch handelen van leraren: gericht op het
gemiddelde niveau van de klas
7. Recente adviezen & nota’s
• Hoe kan onderwijs meer betekenen voor
jongeren? Kwalificatie, zorg en
talentontwikkeling in samenwerking tussen
onderwijs en andere jeugdvoorzieningen
(Onderwijsraad, 2004)
• De Helft van Nederland hoogopgeleid;
Talenten optimaal ontwikkelen en benutten
(Onderwijsraad, 2005)
• Presteren naar vermogen; Alle talenten
benutten in het funderend onderwijs
(Onderwijsraad, 2007)
8. Recente adviezen & nota’s
• Doorstroom en Talentontwikkeling. Onderwijs
voor 12-18-jarigen (Onderwijsraad 2007)
• Kwaliteitsagenda 2008-2011 van de VO-Raad
– excellentie bevorderen, betere ontwikkeling van
toptalent;
– alle leerlingen een passende kwalificatie.
• Investeringsagenda 2011-2015 VO-Raad:
Ruimte voor Ieders Talent
• OCW 2011: Beter Presteren
– PISA/excellent-hoogbegaafd/opbrengstgericht
werken/ambitieuze leercultuur
9. Scholen
• Begaafdheidsprofielscholen
• Scholen met specifieke mogelijkheden voor
potentiële topsporters, musici en dansers
• Scholen met tweetalig onderwijs
• Technasia
• Scholen met vwo-plusklassen
• Vakcolleges in het vmbo die de talenten van
leerlingen in de uitvoerende
beroepsuitoefening willen aanboren.
10. Scholen
• Helft van onderzochte scholen heeft
onderwijsaanbod dat talentontwikkeling van
leerlingen ondersteunt, vooral cognitief talent
• In vmbo is ook relatief veel aandacht voor
sportief talent
• Visie op talent nauwelijks aanwezig
• Veel havo/vwo (itt vmbo) lid van landelijk
netwerken voor b.v. cultuurprofielscholen,
Jet-Netscholen en Universumscholen
In dit onderzoek van Inspectie komt het
woord ‘kunst’ niet voor
11. Maatwerk Voor
Latente
Talenten?
Uitblinken op
alle niveaus
www.kohnstamminstituut.uva.nl/rapporten/pdf/sco820.pdf
12. Onderzoek
• Wat is talent?
• Instrumenten om talent te herkennen?
• Kennis en vaardigheden docenten?
• (On)Mogelijkheden in het (voortgezet)
onderwijs?
• Maatwerk? – Latent? – Uitblinken? – Alle
Niveaus? – Heeft iedereen talent voor iets?
13. Talent
• Aangeboren? Aangeleerd?
• Iets dat gegeven wordt (Mattheus)
Gift – Gave – Begaafdheid (Giftedness)
Niet laten rusten – ontwikkelen
• Geheim van de Uitblinker
Deliberate practice
Oefenen, oefenen, 10.000 uur
Motivatie
Uitblinken, excellentie als relatief begrip
14. Wat is talent?
• Een complex begrip, gerelateerd aan
(wisselwerkingen tussen):
– individuele begaafdheidsfactoren,
– niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken,
zoals motivatie om te presteren, en
– omgevingskenmerken
16. Gardner:
meervoudige intelligenties
• Verbaal-linguïstisch
• Muzikaal-ritmisch
• Intrapersoonlijk
• Interpersoonlijk
• Lichamelijk-kinesthetisch
• Visueel-ruimtelijk
• Logisch-Mathematisch
• Naturalistisch-ecologisch
Meer dan IQ alleen
17. Factoren die een positieve invloed hebben op de leerprestaties (Marzano, 2007)
18. Factoren op leerlingniveau
(Marzano)
• Achtergrondkenmerken belangrijkste
bepalende factoren schoolprestaties
– Thuissituatie
– Achtergrondkennis (aangeboren-aangeleerd)
– Motivatie
• Invloed school beperkt (20%, grootstedelijk
minder)
• Lesgeven over motivatie helpt!
19. Maatwerk voor
latente talenten?
• Drie onderzoeksvragen:
– Welke instrumenten voor het herkennen van
talent?
– Welke kennis en vaardigheden van docenten
voor herkennen en (helpen) ontwikkelen van
talent?
– Welke mechanismen in voortgezet onderwijs
zorgen voor het nemen van
verantwoordelijkheid in talentontplooiing?
20. Instrumenten
(meten-herkennen)
• Intelligentietests (ontwikkeld cognitief
vermogen)
• Leerpotentieeltests (vermogen tot leren)
• Metacognitieve vaardigheden
– Executieve functies (BRIEF)
– Vroegbloeiers en Laatbloeiers (neurocognitie-
rijping van het hersenen)
• Motivatie en andere niet-cognitieve
persoonlijkheidskenmerken
Instrumenten voor talentherkenning in de
Kunst?
21. Vragen
• Je kunt elementen meten-herkennen….maar
hoe herken je talent als complexe veelzijdige
verborgen eigenschap?
• Hoe weet je of iemand vroeg- of laatbloeier is?
Hoe kom je achter onderpresteren?
• Moet er een TQ-test (Talent-Quotiënt)
ontwikkeld worden?
• Is de docent het beste instrument?
• Hoe kom je op school tot maatwerk voor
verschillen?
22. Maatwerk
Het leveren van maatwerk in het onderwijs is
gedefinieerd als het afstemmen van de
onderwijsleersituatie op verschillen tussen kinderen.
Uitgangspunt daarbij is dat elke leerling unieke
ontwikkelingskansen heeft en dat het onderwijs
tegemoet moet komen aan zulke onderlinge
verschillen tussen leerlingen. Omgaan met
verschillen, is uitgaan van verschillen. Goed
onderwijs is zo ingericht dat het elke leerling tot zijn
recht laat komen zodat elke leerling zich op zijn
plaats voelt. Volgens deze visie is maatwerk de kern
van goed onderwijs. (Oostdam – Maatwerk Primair)
23. Maatwerk voor
latente talenten?
• Drie onderzoeksvragen:
– Welke instrumenten voor het herkennen van
talent?
– Welke kennis en vaardigheden van docenten
voor herkennen en (helpen) ontwikkelen van
talent?
– Welke mechanismen in voortgezet onderwijs
zorgen voor het nemen van
verantwoordelijkheid in talentontplooiing?
24.
25. Interviews & vragenlijst
• 12 Connaisseurs
– Aanbevolen door anderen
– Bevlogen, actief
– Gesprekken toegespitst op dagelijks handelen
• 140 Respondenten
• Scala aan verhalen
26. Hoe herken je talent?
• Belang van cijfers beperkt: laag cijfer kan
teken zijn van onderpresteren
• Portfolio, maar toch vaak cijfer
• Open en gevarieerde opdrachten en
leersituaties, zodat talent aangeboord en
zichtbaar wordt
• Beroep doen op verschillende ‘intelligenties’
(Gardner)
27. Talent: herkenning
• Raakt hart van het pedagogisch proces: het
kennen en ‘bereiken’ van leerlingen
• In iedere klas wel een of meer leerlingen
met positieve werkhouding en goede
resultaten
• Verborgen: “je moet het individu achter de
groep zien”; vakdidactische,
vakinhoudelijke zoektocht
• Fingerspitzengefühl, tacit knowledge
moet je ontwikkelen
28. Talent: ontwikkeling
• Moeite hebben apart lesaanbod voor
uitblinkers aan te bieden
• Reguliere lesprogramma plus didactiek
geldt voor iedereen; methodes vaak niet
geschikt
• Veel investering in eigen tijd nodig om
didactische variatie en dynamische
leeromgeving te scheppen
29. Talent: ontwikkeling
• Gaat hand in hand met ruimte voor
creativiteit: door vrije(ere) opdrachten een
zekere mate van keuzevrijheid
geeft gevoel zeggenschap over eigen leren
te hebben
geeft motivatie om goed werk af te leveren
• Balans tussen verplichte taken en vrijheid
30. Talent: ontwikkeling
• Onderwijsaanbod toespitsen op
belevingswereld leerlingen
• Anders organiseren leeromgeving
– Ook kleinere groepen coachen
– Buitenschools
• UITDAGEN is een term die heel veel
gebruikt wordt
31. Talent:
coachen en begeleiden
• Rust en ruimte in de les
• Positieve benadering
• Inzetten talentvolle leerlingen in het
coachen leerlingen
• Goed klassenmanagement
32. Evidence invloed docent op
leerprestaties (Marzano)
• Didactische leerstrategieën
– Afstemmen op verschillen
– Pedagogical Content Knowledge
• Pedagogisch handelen en
klassenmanagement
• Sturen en herontwerpen lesprogramma
33. Maatwerk voor
latente talenten?
• Drie onderzoeksvragen:
– Welke instrumenten voor het herkennen van
talent?
– Welke kennis en vaardigheden van docenten
voor herkennen en (helpen) ontwikkelen van
talent?
– Welke mechanismen in voortgezet onderwijs
zorgen voor het nemen van
verantwoordelijkheid in talentontplooiing?
34.
35. Talent en
de schoolorganisatie
• Respondenten: een mal/sjabloon in de
organisatie waarbinnen het moeilijk is
creatief te zijn, en ruimte en tijd voor
maatwerk te creëren
• De bel, het klassikale, de individuele docent,
de lopende band, de vakinhouden zonder
verband, gesloten toetsen
• Hoe zouden we het VO nu ontwerpen?
36. Respondenten
• Zesjescultuur=motivatieprobleem staat in
verband jeugdcultuur & schoolcultuur
• Uitdagen tot betere prestaties plus
doorbreken van die cultuur: het is niet raar
om je best te doen
• Tijd en aandacht is daarvoor nodig maar…..
37. “Mijn aandacht verdelen is een
voortdurende woekering. Door leerlingen een deel van
de les zelf te laten werken, heb ik wel het gevoel dat ik
ieder individu regelmatig aandacht schenk. Maar je komt
altijd tijd tekort. Dat is een van de problemen voor
talentontwikkeling: dat je teveel beperkt bent in tijd en in
beschikbaarheid. Een belangrijke factor bij het tot
ontwikkeling brengen van talent is dat je er de tijd voor
moet hebben binnen het geheel van activiteiten. Dat
vind ik lastig bij het huidige urenaantal en groepsgrootte.
Je concentreert je in eerste instantie op het programma,
want dat is de opbouw naar het examen toe.
Daaromheen zou je nog veel meer kunnen doen om
leerlingen te stimuleren, maar dat is vaak beperkt door
de beschikbare tijd.”
38. “Een van de complexe taken van het onderwijs is
om te gaan met de diversiteit in leerlingen. En die
diversiteit doet zich voor op een groot aantal
dimensies, qua intelligentie, motivatie,
achtergrondkenmerken, etc. De school dient
onderwijs en indien nodig zorg op maat te bieden
en werk te maken van het steeds verbeteren van de
afstemming tussen de onderwijsomgeving en
individuele kenmerken. De verschillende docenten
in al hún diversiteit, inclusief hun talenten, zijn
belangrijke actoren in het verbeteren van die
afstemming.”
39. Onderzoek op
11 VO-scholen
2007-2010
Expeditie Durven Delen Doen van de VO-Raad
40. Invullingen op de scholen
• Presteren naar je vermogen
– Doel is een einde te maken aan onderpresteren
of onderbenutting
• Veelzijdige talentontwikkeling
– Breed ontwikkelen, zowel cognitief als niet-
cognitief
• Je talent ontdekken
– Ontwikkeling van een steeds nauwkeuriger beeld
van het eigen kunnen; zelfinzicht, zelfreflectie
41. Domeinen van
talentontwikkeling
• Het cognitieve domein
– alle leerlingen laten presteren naar hun kunnen
• Kunst en cultuur, sport en beweging
– Aanleg-gerelateerd; ontdekken van specifieke
talenten & dan de combinatie met schoolopleiding
faciliteren
• Het sociale domein
– Onderscheiden van verschillende ‘kundes’:
opkomen voor je mening, invoelingsvermogen,
houding t.o.v. verschillen, conflicten etc.
42. Een goed voorbeeld
Veelzijdige talentontwikkeling (2010) op het
Amadeus Lyceum
• Cultuurgebaseerd onderwijs (CGO)
geïnspireerd door kernwaarden (Stevens,
Gardner, Kolb)
– Persoonlijke ontwikkeling (eigen leerroute)
– Zelfsturing (verantwoordelijk voor leerproces)
– Dialoog & respect (actief in de
onderwijsleergemeenschap)
– Creativiteit: ruimte voor eigenheid en cultuur
43. Organisatie van
ruimte en tijd
• Deelt gebouw met kunstuitleen, bibliotheek,
theaterzaal, welzijnsorganisatie, kerkelijk
centrum
• Geen klassen, maar domeinen voor alle
leerlingen in hetzelfde leerjaar
• Via persoonlijke laptop naar ELO met
rooster, taken en modules CGO
• Geen bel, geen vast patroon van lessen van
40 of 50 minuten
• Team-teaching
44. CGO-modulen
• Stimulus vanuit de omgeving buiten de
school (Romeins schip, Spoorwegmuseum)
• Samenwerking met cultuurinstellingen
• Meerdere vakken dragen bij aan het cgo-
thema: vakkenintegratie
• Leerlingen maken in groepjes presentaties
binnen het thema en zijn relatief vrij in hun
keuze voor vorm en inhoud van de
presentatie
• Verhouding CGO-cursorisch onderwijs 50-
50 (en verschuift)
45. Conclusies uit
onderzoek Amadeus
• Veelomvattende innovatie: onderwijs echt
anders vorm en inhoud geven zodat
leerlingen gemotiveerd voor leren en school
zijn en blijven en het beste uit zichzelf
proberen te halen
– Grote rol kunst en cultuur
– Door vakkenintegratie kiezen voor passende
leerinhouden
– Samenwerking (maar wel lastige vaardigheid)
– Door kernwaarden beroep op meer dan
cognitieve talenten
46. Tussen de oren
• Focus op talentontwikkeling=omslag in
denken
– hoe kun je zorgen dat de activiteiten van
leerlingen en leraren op school eraan bijdragen
dat leerlingen zich optimaal en zo breed
mogelijk ontwikkelen?
– moeilijke kanten en de dilemma’s van werken
aan talentontwikkeling
47. Moeilijke kanten, dilemma’s
• Talentontwikkeling is een complex begrip, snel een paraplu
voor van alles, moeilijk om er (ook onderzoeksmatig) greep
op te krijgen
• Niet-cognitief talent is en blijft lastig zichtbaar te maken
• Spanning tussen ruimte geven aan veelzijdige
talentontwikkeling en talent ontdekken en de eisen van het
eindexamen
• Spanning tussen talenten ontdekken (breed aanbod) en
talenten ontwikkelen (verdiepen), vanwege tijdsproblemen
• Energie kan niet in alle talenten tegelijk. Als je accepteert
dat leerlingen een ‘ander’ talent hebben dan cognitief
presteren, stop je dan met stimuleren van cognitief
presteren naar vermogen?