1. WelkomWelkom
Voorganger: Ds. Sijtsma van OeverenVoorganger: Ds. Sijtsma van Oeveren
Organist: Joh. de VriesOrganist: Joh. de Vries
Buigen of Branden!Buigen of Branden!
2. Zingen voor de dienst:Zingen voor de dienst:
Elb 150Elb 150
3. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
4. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
5. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
6. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
7. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
8. Ruis, o Godsstroom der genade (EL 150) t. W. Mühlpforth; m. J.A. Freylinghausen 1704
49. 1Koning Nebukadnezar maakte1Koning Nebukadnezar maakte
een gouden beeld, waarvan deeen gouden beeld, waarvan de
hoogte zestig el was, en zijn hoogte zestig el was, en zijn
breedte zes el.breedte zes el.
Hij richtte het op in het dal Dura,Hij richtte het op in het dal Dura,
in het gewest Babel.in het gewest Babel.
50. 2En koning Nebukadnezar stuurde 2En koning Nebukadnezar stuurde
een boodschap om deeen boodschap om de
stadhouders, de machthebbers, destadhouders, de machthebbers, de
landvoogden, de raadsheren, delandvoogden, de raadsheren, de
schatbewaarders, de rechters, deschatbewaarders, de rechters, de
magistraten en al de autoriteitenmagistraten en al de autoriteiten
van de gewesten te verzamelen, omvan de gewesten te verzamelen, om
naar de inwijding van het beeld tenaar de inwijding van het beeld te
komen dat koning Nebukadnezar komen dat koning Nebukadnezar
had opgericht.had opgericht.
51. Toen kwamen zij allemaalToen kwamen zij allemaal
bijeen voor de inwijding van hetbijeen voor de inwijding van het
beeld dat koning Nebukadnezar beeld dat koning Nebukadnezar
had laten oprichten. En zijhad laten oprichten. En zij
stonden voor het beeld datstonden voor het beeld dat
Nebukadnezar had opgericht.Nebukadnezar had opgericht.
52. 4 En een heraut riep met kracht:4 En een heraut riep met kracht:
Men zegt u aan, volken, natiën enMen zegt u aan, volken, natiën en
talen:talen:
5 Op het moment dat u het geluid5 Op het moment dat u het geluid
hoort van de hoorn, fluit, citer, luit, hoort van de hoorn, fluit, citer, luit,
lier, panfluit, en allerleilier, panfluit, en allerlei
muziekinstrumenten, moet umuziekinstrumenten, moet u
neervallen en het gouden beeldneervallen en het gouden beeld
aanbidden dat koning aanbidden dat koning
Nebukadnezar heeft opgericht.Nebukadnezar heeft opgericht.
53. 6 Wie niet neervalt en aanbidt,6 Wie niet neervalt en aanbidt,
zal op hetzelfde ogenblikzal op hetzelfde ogenblik
midden in de brandendemidden in de brandende
vuuroven worden geworpen.vuuroven worden geworpen.
54. 7 Daarom, zodra al de volken7 Daarom, zodra al de volken
het geluid hoorden van dehet geluid hoorden van de
....muziekinstrumenten, vielen....muziekinstrumenten, vielen
op datzelfde tijdstip alle volken,op datzelfde tijdstip alle volken,
natiën en talen neer, ennatiën en talen neer, en
aanbaden het gouden beeld dat aanbaden het gouden beeld dat
koning Nebukadnezar hadkoning Nebukadnezar had
opgericht.opgericht.
55. 8 Daarom kwamen op datzelfde8 Daarom kwamen op datzelfde
tijdstip Chaldeeuwse mannentijdstip Chaldeeuwse mannen
naar voren, die de Joden naar voren, die de Joden
openlijk beschuldigden.openlijk beschuldigden.
9 Zij namen het woord en zeiden9 Zij namen het woord en zeiden
tegen koning Nebukadnezar: O tegen koning Nebukadnezar: O
koning, leef in eeuwigheid!koning, leef in eeuwigheid!
56. 10 U, o koning, hebt zelf bevel10 U, o koning, hebt zelf bevel
gegeven dat iedereen die het geluidgegeven dat iedereen die het geluid
zou horen van dezou horen van de
....muziekinstrumenten, moest....muziekinstrumenten, moest
neervallen en het gouden beeldneervallen en het gouden beeld
aanbidden,aanbidden,
11 en dat wie niet zou neervallen en11 en dat wie niet zou neervallen en
aanbidden, midden in deaanbidden, midden in de
brandende vuuroven zou wordenbrandende vuuroven zou worden
geworpen.geworpen.
57. 12 Nu zijn er Joodse mannen die u12 Nu zijn er Joodse mannen die u
over het bestuur van het gewestover het bestuur van het gewest
Babel hebt aangesteld, namelijkBabel hebt aangesteld, namelijk
Sadrach, Mesach en Abed-Nego.Sadrach, Mesach en Abed-Nego.
Deze mannen hebben op uw bevel,Deze mannen hebben op uw bevel,
o koning, geen acht geslagen. Uw o koning, geen acht geslagen. Uw
goden vereren zij niet, en hetgoden vereren zij niet, en het
gouden beeld dat u hebt opgericht,gouden beeld dat u hebt opgericht,
aanbidden zij niet.aanbidden zij niet.
58. 13 Toen beval Nebukadnezar in13 Toen beval Nebukadnezar in
woede en grimmigheid dat menwoede en grimmigheid dat men
Sadrach, Mesach en Abed-NegoSadrach, Mesach en Abed-Nego
moest halen. Vervolgensmoest halen. Vervolgens
werden deze mannen bij de werden deze mannen bij de
koning gebracht.koning gebracht.
59. 14 Nebukadnezar antwoordde14 Nebukadnezar antwoordde
en zei tegen hen: Is het waar,en zei tegen hen: Is het waar,
Sadrach, Mesach en Abed-Nego,Sadrach, Mesach en Abed-Nego,
dat u mijn goden niet vereert en dat u mijn goden niet vereert en
het gouden beeld dat ik hebhet gouden beeld dat ik heb
opgericht, niet aanbidt?opgericht, niet aanbidt?
60. 15 Nu dan, als u bereid bent op het15 Nu dan, als u bereid bent op het
moment dat u het geluid vanmoment dat u het geluid van
de ....muziekinstrumenten hoort,de ....muziekinstrumenten hoort,
neer te vallen en het beeld teneer te vallen en het beeld te
aanbidden dat ik gemaakt heb, danaanbidden dat ik gemaakt heb, dan
is het goed, maar als u het nietis het goed, maar als u het niet
aanbidt, dan zult u op hetzelfdeaanbidt, dan zult u op hetzelfde
ogenblik midden in de brandendeogenblik midden in de brandende
vuuroven worden geworpen.vuuroven worden geworpen.
61. En wie is dan de god die u uitEn wie is dan de god die u uit
mijn handen kan verlossen?mijn handen kan verlossen?
16 Sadrach, Mesach en Abed-16 Sadrach, Mesach en Abed-
Nego antwoordden en zeidenNego antwoordden en zeiden
tegen koning Nebukadnezar: tegen koning Nebukadnezar:
Wij hoeven u hierop geenWij hoeven u hierop geen
antwoord te geven.antwoord te geven.
62. 17 Als het moet, kan onze God,17 Als het moet, kan onze God,
Die wij vereren, ons verlossenDie wij vereren, ons verlossen
uit de brandende vuuroven, enuit de brandende vuuroven, en
Hij zal ons, o koning, uit uwHij zal ons, o koning, uit uw
hand verlossen.hand verlossen.
63. 18 En zo niet, het zij u bekend, o18 En zo niet, het zij u bekend, o
koning, dat wij uw goden niet koning, dat wij uw goden niet
zullen vereren en het goudenzullen vereren en het gouden
beeld dat u hebt opgericht, nietbeeld dat u hebt opgericht, niet
zullen aanbidden.zullen aanbidden.
64. 19Toen werd Nebukadnezar met19Toen werd Nebukadnezar met
grimmigheid vervuld, en zijngrimmigheid vervuld, en zijn
gelaatsuitdrukking tegenovergelaatsuitdrukking tegenover
Sadrach, Mesach en Abed-NegoSadrach, Mesach en Abed-Nego
veranderde. Hij nam het woordveranderde. Hij nam het woord
en zei dat men de ovenen zei dat men de oven
zevenmaal heter moest stokenzevenmaal heter moest stoken
dan men gewoon was hem tedan men gewoon was hem te
stoken.stoken.
65. 20 Enkele mannen, de sterkste20 Enkele mannen, de sterkste
mannen uit zijn leger, beval hijmannen uit zijn leger, beval hij
dat zij Sadrach, Mesach endat zij Sadrach, Mesach en
Abed-Nego moesten binden omAbed-Nego moesten binden om
hen in de brandende vuurovenhen in de brandende vuuroven
te werpen.te werpen.
66. 21Toen werden deze mannen21Toen werden deze mannen
gebonden in hun mantels, hungebonden in hun mantels, hun
broeken, hun mutsen en hunbroeken, hun mutsen en hun
andere kleren, en zij wierpenandere kleren, en zij wierpen
hen midden in de brandendehen midden in de brandende
vuuroven.vuuroven.
67. 22 Omdat het woord van de 22 Omdat het woord van de
koning zo dwingend was en dekoning zo dwingend was en de
oven uitzonderlijk heet gestooktoven uitzonderlijk heet gestookt
was, hebben de vlammen vanwas, hebben de vlammen van
het vuur deze mannen diehet vuur deze mannen die
Sadrach, Mesach en Abed-NegoSadrach, Mesach en Abed-Nego
naar boven brachten, gedood.naar boven brachten, gedood.
68. 23 Maar toen deze drie mannen23 Maar toen deze drie mannen
– Sadrach, Mesach en Abed-– Sadrach, Mesach en Abed-
Nego – gebonden midden in deNego – gebonden midden in de
brandende vuuroven gevallenbrandende vuuroven gevallen
waren,waren,
24 sloeg koning Nebukadnezar 24 sloeg koning Nebukadnezar
de schrik om het hart.de schrik om het hart.
69. Haastig stond hij op, nam hetHaastig stond hij op, nam het
woord en zei tegen zijnwoord en zei tegen zijn
raadslieden: Hebben wij nietraadslieden: Hebben wij niet
drie mannen gebonden middendrie mannen gebonden midden
in het vuur geworpen? Zijin het vuur geworpen? Zij
antwoordden en zeiden tegen deantwoordden en zeiden tegen de
koning: Jazeker, o koning! koning: Jazeker, o koning!
70. 25Hij antwoordde en zei: Zie, ik25Hij antwoordde en zei: Zie, ik
zie vier mannen midden in hetzie vier mannen midden in het
vuur vrij rondlopen! Zij hebbenvuur vrij rondlopen! Zij hebben
geen letsel en de aanblik van degeen letsel en de aanblik van de
vierde lijkt op die van een zoonvierde lijkt op die van een zoon
van de goden.van de goden.
71. 26Toen kwam Nebukadnezar in de26Toen kwam Nebukadnezar in de
nabijheid van de deur van denabijheid van de deur van de
brandende vuuroven. Hij nam hetbrandende vuuroven. Hij nam het
woord en zei: Sadrach, Mesach enwoord en zei: Sadrach, Mesach en
Abed-Nego, dienaren van deAbed-Nego, dienaren van de
allerhoogste God, ga naar buiten enallerhoogste God, ga naar buiten en
kom hier! Daarop gingen Sadrach,kom hier! Daarop gingen Sadrach,
Mesach en Abed-Nego uit hetMesach en Abed-Nego uit het
midden van het vuur.midden van het vuur.
72. 27Toen kwamen de27Toen kwamen de
stadhouders, de machthebbers,stadhouders, de machthebbers,
de landvoogden en dede landvoogden en de
raadslieden van de koning raadslieden van de koning
bijeen. Zij zagen aan dezebijeen. Zij zagen aan deze
mannen dat het vuur geen vatmannen dat het vuur geen vat
had gekregen op hun lichaam:had gekregen op hun lichaam:
73. het haar van hun hoofd was niethet haar van hun hoofd was niet
geschroeid, en hun mantelsgeschroeid, en hun mantels
waren niet verteerd, ja, er hingwaren niet verteerd, ja, er hing
zelfs geen brandlucht aan hen.zelfs geen brandlucht aan hen.
74. 28Nebukadnezar nam het woord28Nebukadnezar nam het woord
en zei: Geloofd zij de God vanen zei: Geloofd zij de God van
Sadrach, Mesach en Abed-Nego,Sadrach, Mesach en Abed-Nego,
Die Zijn engel heeft gezonden Die Zijn engel heeft gezonden
en Zijn dienaren heeft verlost,en Zijn dienaren heeft verlost,
75. die op Hem hebben vertrouwd,die op Hem hebben vertrouwd,
het bevel van de koning hebben het bevel van de koning hebben
weerstaan en hun lichaamweerstaan en hun lichaam
hebben overgegeven, omdat zijhebben overgegeven, omdat zij
geen enkele god wilden vererengeen enkele god wilden vereren
of aanbidden dan hún God.of aanbidden dan hún God.
76. 29Daarom wordt door mij een29Daarom wordt door mij een
bevel uitgevaardigd dat elk volk,bevel uitgevaardigd dat elk volk,
elke natie of taal die lasterlijkeelke natie of taal die lasterlijke
dingen zegt over de God vandingen zegt over de God van
Sadrach, Mesach en Abed-Nego,Sadrach, Mesach en Abed-Nego,
77. in stukken zal wordenin stukken zal worden
gehouwen en dat zijn huis tot gehouwen en dat zijn huis tot
een mesthoop zal wordeneen mesthoop zal worden
gemaakt, want er is geen anderegemaakt, want er is geen andere
god die zo redden kan.god die zo redden kan.
78. 30Toen maakte de koning 30Toen maakte de koning
Sadrach, Mesach en Abed-NegoSadrach, Mesach en Abed-Nego
voorspoedig in het gewestvoorspoedig in het gewest
Babel.Babel.
80. Psalm 68 (LvdK) t. W. Barnard; m. Straatsburg 1539 / Genève 1551
81. Psalm 68 (LvdK) t. W. Barnard; m. Straatsburg 1539 / Genève 1551
82. Psalm 68 (LvdK) t. W. Barnard; m. Straatsburg 1539 / Genève 1551
83. Psalm 68 (LvdK) t. W. Barnard; m. Straatsburg 1539 / Genève 1551
84. Verkondiging:Verkondiging:
Tekst: Daniël 3: 17 en 18Tekst: Daniël 3: 17 en 18
17Als het moet, kan onze God, Die wij vereren,17Als het moet, kan onze God, Die wij vereren,
ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hijons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij
zal ons, o koning, uit uw hand verlossen.zal ons, o koning, uit uw hand verlossen.
18En zo niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw18En zo niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw
goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat
u hebt opgericht, niet zullen aanbidden.u hebt opgericht, niet zullen aanbidden.