1. OPGAVE 1.
uit een krant (oktober 2003):
Eindelijk akkoord
Er is in de Stichting van de Arbeid een centraal akkoord voor volgend jaar
gesloten. Regering, werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties zijn het
daarin eens geworden over een beperking van de loonstijging. Er is afgesproken
dat de cao-lonen volgend jaar met maximaal 2,5% zullen stijgen, wat minder is
dan de verwachte inflatie. Deze beperking van de loonstijging kan een bijdrage
leveren aan een verbetering van de concurrentiepositie van Nederland. Naast het
loonniveau zijn factoren als scholingsgraad van de beroepsbevolking, klimaat en
infrastructuur bepalend voor de internationale concurrentiepositie.
Figuur 1
1. Leg uit hoe een verbetering van de scholingsgraad van de beroepsbevolking
van een land de concurrentiepositie van dat land kan verbeteren.
2. In welk jaar of in welke jaren zijn de loonkosten per eenheid product in
Duitsland ten opzichte van het voorafgaande jaar gedaald?
In 2002 zijn de loonkosten per werknemer in Nederland ten opzichte van 1998
met 15% gestegen.
3. Bereken, in 1 decimaal nauwkeurig, met hoeveel procent de
arbeidsproductiviteit in Nederland in 2002 ten opzichte van 1998 is
veranderd.
2. OPGAVE 2. Direct of indirect betalen?
In 2011 presenteert de Nederlandse regering een plan voor vernieuwing van het
belastingstelsel. Dit belastingplan heeft drie doelstellingen:
lagere belastingdruk op arbeid
hogere belastingdruk op consumptie
vereenvoudiging van de belastinginning
De regering wil dat de totale belastingopbrengsten per jaar gelijk blijven.
Uit dit plan komen de volgende concrete maatregelen:
maatregel A: afschaffing verlaagd btw-tarief en één btw-tarief van 19%
voor alle niet-vrijgestelde goederen en diensten;
maatregel B: verlaging van de schijftarieven in box 1 van de
inkomstenbelasting (IB).
4. Leg uit hoe maatregel A kan bijdragen aan het realiseren van twee van de
drie doelstellingen uit het belastingplan.
Econoom De Kan reageert op dit belastingplan en dan met name op de
verandering van de btw: “Eén btw-tarief van 19% kent drie nadelen:
1. ik verwacht een extra inflatie van 2,1%, uitgaande van een
ongewijzigd consumptiepatroon;
2. arbeidsintensieve dienstverlening, zoals de kapper en de
fietsreparateur, wordt verplaatst naar de informele economie;
3. de concurrentiepositie van de detailhandel in de grensstreken van
Nederland gaat verslechteren.”
Gebruik bron 1.
5. Leg uit met welke gegevens uit bron 1 econoom De Kan de bewering bij
nadeel 3 kan onderbouwen.
De Kan wijst op het voorbeeld van het gezin Krap, dat model staat voor
een alleenverdienershuishouden in de laagste inkomensgroep. Het gezin
heeft in 2011 een belastbaar inkomen uit arbeid van € 21.218 en een
netto-inkomen van € 17.546. Beide heffingskortingen zijn van toepassing
voor dit gezin en blijven in deze opgave onveranderd. Ga uit van een
gelijkblijvend belastbaar inkomen.
Gebruik bron 2 en nadeel 1 van De Kan bij vraag 6.
6. Laat met een berekening zien of gelijktijdige invoering van maatregelen
A en B leidt tot koopkrachtverlies voor dit gezin.
7. Leg uit waarom de aanname van een ongewijzigd consumptiepatroon bij
uitvoering van de beide belastingmaatregelen niet realistisch is.
3. BIJLAGE OPGAVE 2.
BRON 1 uit het belastingplan: btw-tarieven
Nederland Duitsland België
tarief
2011
maatregel
A
2011 2011
vrijgestelde
goederen/diensten
0% 0% 0% 0%
verlaagd tarief (o.a.
voeding en
arbeidsintensieve
diensten)
6% 19% 7% 6%
normaal tarief 19% 19% 19% 21%
BRON 2 uit het belastingplan (vereenvoudigd en bewerkt)
Schijftarieven inkomstenbelasting (IB)
Belastbaar inkomen
(in euro’s)
Tarief 2011 Maatregel IB
eerste schijf 0 t/m 18.628 33% 30%
tweede schijf 16.629 t/m 33.436 41,95% 40%
derde schijf 33.437 t/m 55.694 42% 40%
vierde schijf Vanaf 55.695 52% 50%
Heffingskortingen:
Algemene heffingskorting € 1.987
Arbeidskorting: € 1.574
4. OPGAVE 3.
Model en arbeidsmarkt
Gegeven is het volgende model:
C = 0,7Y + 70 C = consumptie
I = 38 I = investeringen
EV = C + I EV = effectieve vraag
Y = EV Y = inkomen
Alle bedragen in miljarden euro’s.
Verder is gegeven dat er in dit land 5 miljoen arbeiders zijn en dat de arbeids-
productiviteit € 80.000 per jaar bedraagt.
8. Bereken het evenwichtsinkomen.
9. Teken het model in het bovenste deel (figuur bijlage) en zet op de
horizontale as Ye bij het evenwichtsinkomen.
10. Bereken bij welke hoogte van het nationaal inkomen volledige werkgelegen-
heid bestaat en zet op de horizontale as Yf.
11. Teken het verband tussen het nationaal inkomen en de werkgelegenheid in
het onderste deel van de figuur en zet er Av bij.
12. Teken het aanbod van arbeiders in het onderste deel van de figuur en zet er
Aa bij.
De verwachting is echter dat de autonome investeringen zullen dalen.
13. Geef een verklaring voor deze verwachting en geef met pijltjes weer wat er
gebeurt als de autonome investeringen worden verlaagd.
6. OPGAVE 4. Uit een krant (februari 2008)
Koersval Britse pond.
LONDEN Als de ontwikkeling doorgaat, wordt Groot-Brittannië dit jaar een
aantrekkelijke bestemming voor vakantiegangers uit eurolanden zoals Nederland.
Omgekeerd wordt het voor Britten, de fanatiekste buitenlandse huizenkopers in
bijvoorbeeld Spanje en Frankrijk, veel minder aantrekkelijk te gaan winkelen op
het continent.
De koers van het pond sterling is de afgelopen dagen gekelderd tot het laagste punt
ooit ten opzichte van de euro. In enkele maanden tijd zakte de waarde van het pond
met ruim 10 procent.
De wisselkoers schommelde jarenlang in de buurt van de 1,50 euro voor een pond.
Sinds een scherpe val tijdens de afgelopen weken hoeft nu nog maar 1,34 euro te
worden betaald voor de Britse munt.
Hoewel dergelijke abrupte bewegingen op de valutamarkt altijd veel discussie
opleveren onder economen, wordt de val van het pond toegeschreven aan de
verzwakking van de Britse economie. Diverse indicatoren duiden erop dat, na bijna
een decennium van jubeljaren, de klad erin komt.
Zo wordt verwacht dat de Bank of Engeland de komende maanden de rente enkele
malen zal verlagen om de economie vlot te trekken. Dit is welkom nieuws voor
Britse gezinnen, die een groot deel van hun inkomen naar rentebetalingen voor hun
hypotheekleningen en creditcardschulden zien gaan.
Het pond gold lang als vluchthaven voor spaarders die op zoek waren naar een
hoge rente. Het officiële tarief van de Bank of Engeland werd in december al
verlaagd van 5,75 procent naar 5,5 procent, de eerste reductie in twee jaar.
Dat de vaart verdwijnt uit de Britse economie, bleek uit de tegenvallende cijfers van
winkeliers. Die zagen hun kerstverkopen, doorgaans vele honderden ponden per
gezin, tegenvallen. Ook de huizenmarkt lijkt voorzichtig af te koelen.
In het artikel worden oorzaken en gevolgen van de daling van de wisselkoers van
het Britse pond vermeld.
Een van de genoemde oorzaken is de verwachte renteverlaging.
14. Leg uit hoe een verwachte renteverlaging in Groot-Brittannië tot een daling
van de wisselkoers van het Britse pond kan leiden.
15. Leg uit hoe een verwachte koersdaling van het Britse pond kan bijdragen
aan die koersdaling.
Een van de oorzaken van de koersdaling van het Britse pond kan liggen in de
inflatie, waarbij Groot-Brittannië afwijkt van landen waarmee het concurreert.
16. Leg uit of Groot-Brittannië een hogere of lagere inflatie heeft dan de landen
waarmee het concurreert, als het inflatieverschil leidt tot koersdaling van
het Britse pond.
De renteverlaging had niet als doel de wisselkoers te beïnvloeden, maar was
bedoeld om de economie vlot te trekken of om de tegenvallende cijfers van
winkeliers die hun kerstverkopen zagen terugvallen te verbeteren.
17. Leg uit welk effect een renteverlaging in Groot-Brittannië heeft op de
verkopen van de winkeliers in Groot-Brittannië.
7. OPGAVE 5. Groeten uit Schierland
Schierland is een eiland op drie kwartier varen van het vasteland. De
eilanders leven vooral van het toerisme. Het aantal toeristen per dag is
afhankelijk van het seizoen. Voor hun dagelijkse boodschappen zijn de
eilanders en de toeristen afhankelijk van de op Schierland gevestigde
aanbieders. Op het eiland zijn één bakker, één kapper, één supermarkt en
twee fietsverhuurders. De supermarkt heeft geen brood in het
assortiment.
Bakker Van de Wal bakt dagelijks brood. Hij stelt per seizoen een prijs per
brood vast waarbij de winst maximaal is. De bakker maakt onderscheid
tussen laagseizoen, middenseizoen en hoogseizoen: zie bron 1.
Gebruik bron 1 bij de vragen 18, 19 en 20.
18. Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.
− Op de markt voor brood is er op Schierland sprake van de
marktvorm ...(1)....
− Bij de overgang van het middenseizoen naar het hoogseizoen neemt
de vraag naar brood …(2)….
− In het laagseizoen rekent de bakker per brood een …(3)… prijs dan in
het hoogseizoen.
Kies uit:
bij (1) monopolie / monopolistische concurrentie / oligopolie
bij (2) af / toe
bij (3) hogere / lagere
19. Toon aan dat in het middenseizoen de winst van bakker Van de Wal
maximaal is bij een prijs van € 2 per brood.
Op een dag in het hoogseizoen verkoopt de bakker 1.200 broden.
20. Bereken hoe groot het verschil in omzet per dag voor de bakker is tussen
het middenseizoen en het hoogseizoen.
De twee fietsverhuurders op het eiland, Remkens en Ketting, rekenen
beiden een tarief van € 5 per dag per fiets. Remkens en Ketting
overwegen beiden een verhoging van dit tarief met één euro. Ze hebben
geen overleg. De matrix in bron 2 laat de winstverwachtingen zien bij twee
opties: handhaving van het huidige tarief of verhoging van het tarief met
één euro.
Gebruik bron 2 bij de vragen 21 en 22.
21. Leg uit welke optie Ketting zal kiezen. Maak daarbij gebruik van de
winstcijfers uit bron 2.
22. Kunnen beide fietsverhuurders op basis van de matrix hun winst
vergroten door een prijsafspraak te maken? Verklaar het antwoord.
9. ANTWOORDEN
OPGAVE 1. 6 punten
1. 2p
Door een hoger gekwalificeerde beroepsbevolking kan de hogere
arbeidsproductiviteit stijgen, waardoor de loonkosten per eenheid product kunnen
dalen.
2. 2p
2000 en 2003.
Opmerkingen
- Voor elk ontbrekend juist jaartal 1 punt in mindering brengen.
- Voor elk onjuist jaartal 1 punt in mindering brengen.
3. 2p
Indexcijfer arbeidsproductiviteit = 115,0/110,4 x 100 = 104,2.
De arbeidsproductiviteit is met 4,2% gestegen.
Opmerking:
Als niet juist is afgerond / niet aan de eis met betrekking tot het aantal decimalen is
voldaan, maximaal 1 punt toekennen
10. OPGAVE 2. 9 punten
4 maximumscore 2
Een juist antwoord bestaat uit twee van de onderstaande drie elementen:
Een antwoord waaruit blijkt dat
− één tarief in plaats van twee verschillende tarieven de
uitvoering van de belastingheffing vereenvoudigt (zowel voor
ondernemers als voor de belastingdienst)
− met de verschuiving van goederen en diensten van het
verlaagde naar het normale tarief de gemiddelde belastingdruk op
consumptie zal toenemen
− verhoging van de btw-inkomsten meer budgettaire ruimte
kan opleveren om de belastingdruk op arbeid te verlagen (bij
gelijkblijvende totale belastingopbrengsten)
per juist element (maximaal twee)
. 5 maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat de producten van
detailhandelaren die voorheen onder het verlaagde tarief vielen duurder zullen
worden in vergelijking met dezelfde producten (bij detailhandelaren) in België en
Duitsland als in die landen een verlaagd tarief gehandhaafd blijft.
. Vraag 6
7 maximumscore 2Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− Een antwoord waaruit blijkt dat de verhoging van alleen het verlaagde
btw-tarief zal leiden tot een verandering in prijsverhoudingen tussen verschillende
goederen en diensten, hetgeen kan leiden tot veranderingen in het koopgedrag van
consumenten.
− Een antwoord waaruit blijkt dat de verlaging van de tarieven
inkomstenbelasting aanleiding kan zijn tot extra / hogere uitgaven van consumenten
die hun netto-inkomen zien toenemen en dit besteden aan artikelen die niet duurder
worden door de btw-verhoging (luxe goederen, buitenlandse vakanties e.d.).
12. OPGAVE 3. 10 punten.
8. 2p
EV = C + I EV = 0,7Y + 70 + 38 EV = 0,7Y + 108 ;Y = EV Y = 0,7Y + 108
Y – 0,7Y = 108 0,3Y = 108 Y = 108/0,3 = 3,333 × 108 = € 360 miljard.
9. 1p
Zie figuur
10. 1p
Yf = € 80.000 × 5 miljoen = € 400 miljard en in grafiek Yf.
11. 1p Zie figuur Av en
12. 1 p figuur Aa
13. 2p
Bij het inkomensevenwicht van 360 miljard kan er al meer geproduceerd worden/is er
overcapaciteit.
Autonome investeringen ↓ → Effectieve vraag ↓ → Productie ↓ → Nationaal inkomen ↓ →
Consumptie ↓ → Effectieve vraag ↓ → Productie ↓ enz.
13. OPGAVE 4. 8 punten
14. 2p
- Als de rente in Groot Brittannië (GB) daalt, wordt er minder uit het buitenland
belegd in GB. Minder import van kapitaal, dus ontvangsten op de kapitaalrekening
nemen af. De vraag naar Britse ponden op de valutamarkt daalt, waardoor de
wisselkoers van het Britse pond daalt.
Of:
Als de rente in GB daalt wordt er in GB meer geleend en minder gespaard, waardoor
de bestedingen in GB stijgen, en de import stijgt. Daardoor stijgt het aanbod van
ponden op de valutamarkt en daalt de wisselkoers van het pond.
15 2p
Beleggers willen de verwachte koersdaling voor zijn en gaan beleggingen in Britse
ponden verkopen. Het aanbod van Britse ponden op de valutamarkt stijgt, waardoor
de wisselkoers van het Britse pond daalt.
16. 2p
De inflatie is hoger dan in de concurrerende landen, waardoor de concurrentpositie
van GB verslechtert, waardoor de export daalt / import stijgt en er minder vraag naar /
meer aanbod van ponden op de valutamarkt is. Daardoor daalt de wisselkoers van het
Britse pond.
17. 2p
Renteverlaging betekent minder sparen / meer lenen door burgers, ze gaan meer
besteden, waardoor de verkopen van winkeliers stijgen.
14. OPGAVE 5. 10 punten
18. MAX 2P
1. MONOPOLIE 2. TOE 3. LAGERE
19. Max 2p
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
MO =MK, MO midden is gelijk aan 1,5 bij Q = 1,0 - 1000 broden
P = -1/2000 * 1000 + 2,5 = 2 euro
20. Max 2 p
1.200 = - 2000P + 5400= P= 2,10
verschil in omzet: 1200 * 2,10 – 1000 * 2 = 520 euro
21. maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat Ketting het tarief niet verhoogt, omdat
ongeacht de keuze van Remkens, de winst voor Ketting hoger zal zijn dan
bij wel verhogen (respectievelijk 14 tegen 12 als Remkens wel verhoogt en
10 tegen 6 als Remkens niet verhoogt).
22. maximumscore 2
ja
Uit de verklaring moet blijken dat als beide fietsverhuurders afspreken hun
tarief te verhogen (met 1 euro) de winst per maand voor ieder € 12.000 zal
zijn in plaats van € 10.000 / voor ieder € 2.000 hoger zal zijn.