1. De kwaliteit van
de eerstelijn;
meten of gemeten
worden
hoogleraar gezondheidszorgonderzoek
directeur IQ healthcare
Gert Westert
2.
3. De Nederlandse eerste lijn in
internationale context
• Nederlanders gebruiken weinig zorg, ondanks de zeer goede
toegang
• Wat betreft kosten zijn we sinds de 1980s middenmoter, maar we
stijgen snel naar de top
• Preventie in de eerstelijn is onderontwikkeld, maar dat is elders
niet veel anders
• De eerstelijn is een adequate “werkgever” van de duurdere
tweede lijn; vermijdbare ziekenhuisopnames zijn laag
• De kwaliteit is op onderdelen uitstekend, maar de variatie tussen
zorgaanbieders is groot
• Adequate informatie over kwaliteit schaars
4. Eerstelijnszorg: in essentie.
• first-contact accessible services where demands are clarified and
information, reassurance or advice are given and diagnoses made;
• provision of comprehensive services to meet the needs of patients, with
focus on generalism rather than specialism;
• provision of patient-centred rather than disease-centred care;
• provision of a longitudinal relationship between an individual patient and
his/her health-care provider;
• coordination of care for individual patients;
• integration of biomedical, psychological and social dimensions of a
patient’s problem;
• focus on health promotion and disease prevention as well as
management of established health problems
• Acts as advocate for patients as they move through often complex health
care systems Lester/ Roland, 2010
6. Wat weten we over de prestaties van de
Eerstelijn?
• Transparant over prestaties, vooral op
nationaal niveau, maar geen continue
monitoring (NS1, NS2, LINEL)
• “Lokaal is het nogal behelpen”.
8. Veel data nodig, voor verschillende doelen
– Aanprijzen eigen diensten (intern)
– Verbeteren kwaliteit (intern)
– Verantwoorden (extern: overheid, IGZ)
– Kiezen (extern: burgers, verzekeraars)
9. Waarom transparantie?
• Verantwoording aan “derden”:
Smith 1998 “…physicians should not be solely
responsible for their own clinical governance and
professional regulation”
• Professionele autonomie ► professionele
verantwoordelijkheid
• Het verschaffen van inzicht in voor de patiënt relevante
leveringsvoorwaarden en kwaliteitsaspecten van de
zorg (Delnoij, 2008)
10. •Burgers hebben veel vertrouwen in de zorg van huisartsen en
specialisten (> 90%)
•1980s: “Notion that one doctor was much like another”
•“Variation is rampant” (Jack Wennberg)
•Zorgbalans 2010: kwaliteit hoog, maar grote verschillen tussen
zorgverleners
11.
12.
13.
14. Prescriptie
Percentage of patients that get a drug prescribed during
• Voorschriften volgens
first contact with GP,
90 huisartspraktijken, NIVEL/ RIVM, 2006.
formularium: 49% – 77%
100%
(65%) [Van Dijk,
80%
NIVEL/LINH]
60% • NL: slapeloosheid, eerste
40% contact: 15% - 100%
20%
(75%) [Westert, 2006]
0%
• EUR-13: antibiotica
acute hoest : 20% - 90%
(53%) [Butler et al,
2009]
15.
16.
17. Verwijzen naar de internist
• Sinds 2002 toegenomen van 47 naar 65/1000 [LINH/
NIVEL]
•Variatie tussen praktijken groot: 40 – 120/1000
18. • Publiek en ook artsen weten weinig over
regionale verschillen in medisch handelen,
maar ze zijn er wel… en verzekeraars
onderzoeken “gepastheid”
• Praktijkvariatie ≠ ongepastheid ≠ lage
kwaliteit
• Wie neemt de regie?