2. Introductie
• Ongeveer 10 jaar werkzaam bij de HvA
• Ontwikkelaar
• Integratie en Identity Management
• Nu: architectuur
• Samengaan HvA en UvA
• Project Regie in de cloud en HORA
• Architectenberaad Surf (volgende sessieronde, deze zaal)
2
3. HORA
• Project regie in the cloud – Surf (sessieronde 6; morgen 13.30)
• Cloudambities in gezamelijke i-Strategie, samenwerken
• Gemeenschappelijke referentiearchitectuur => HORA
• Architectuur gebieden:
• Businessarchitectuur
• Informatie-architectuur
• Applicatie-architectuur
• Gemeenschappelijke taal binnen de instelling
• Gemeenschappelijke taal Hoger Onderwijs instellingen
• Communicatiemiddel
http://www.wikixl.nl/wiki/hora
3
5. 5
Ontwikkelingen
Principes
Digitaal leren &
werken
Studentmobiliteit Onderzoeksdata Cloud computing Integratie
Businessmodel
Bedrijfsfuncties
Bedrijfsprocessen
Informatie
Applicaties
Technologie
Applicatie-
platform
InformatievoorzieningBusiness
Enterprise-
architectuur
Gebruik van HORA
Competentie-
ontwikkeling
De drie onderdelen van HORA
Architectuurvisie
Referentiemodellen
Implementatie-
hulpmiddelen
6. Toepassingsmogelijkheden HORA
6
Algemene toepassingen architectuur:
• Het geven van inzicht in
verbetermogelijkheden
• Het geven van inzicht in de relevante
aspecten en complexiteit van een
verandergebied
• Het geven van inzicht in de scope van
projecten en de relaties met andere projecten
• Het geven van inzicht in koppelvlakken en
mogelijke samenwerking binnen een instelling
• Het faciliteren van discussie en
besluitvorming over eigenaarschap
Specifieke toepassingen HORA:
•Het vergelijken van de inrichting
van verschillende instellingen
•Het geven van inzicht in
mogelijkheden voor samenwerking
•Het versnellen van het opstellen
van een instellingsarchitectuur
•Eenduidiger communicatie naar
leveranciers
8. Business model
Wat is het?
• Een beschrijving van de waardeproposities van een
instelling, hoe zij daar geld mee verdient en wat zij
daarvoor moet inrichten
Waar kun je het voor gebruiken?
• Bepalen van de impact van veranderingen op de
business van een instelling
• Ondersteunen van strategische scenario-analyses,
bijvoorbeeld voor het verkennen van nieuwe
verdienmodellen
• Snel inzicht geven in de essentie van een hoger
onderwijs instelling
8
9. 9
Strategische partners
Toeleverende scholen
Organisaties in het
beroepenveld
Stagebedrijven
Andere hoger onderwijs
instellingen met wie wordt
samengewerkt
Inmediairs voor
onderzoeks-subsidies
(NWO, STW, EC)
Organisaties die een
bijdrage leveren aan
onderzoek
Regelgevende en
controlerende instanties
Alumni en andere
werkende professionals
Kernactiviteiten
Aanleren competenties
Certificeren competenties
Verwerven kennis
Creëren kennis
Borgen kennis
Overdragen kennis
Waardeproposities
Leveren van mensen met
aangetoonde
competenties
Bijdragen aan de
kennisontwikkeling van
de maatschappij
Bijdragen aan de
innovatie van bedrijven
Klantrelaties
Persoonlijke begeleiding
in leren, voortgang en
studieloopbaan
Bij elkaar brengen van
mensen met soortgelijke
leerbehoeften
Opbouwen partner-
ships met andere
organisaties
Klantsegmenten
Individuen (B2C)
Reguliere studenten
Buitenlandse studenten
Werkende professionals
Bedrijven (B2B)
Bedrijven die behoefte
hebben aan kennis
Bedrijven die
medewerkers kennis
willen laten ontwikkelen
Kernmiddelen
Campus als
ontmoetingsplek
Publicaties en
onderzoeks-gegevens
Onderwijsmateriaal
Docenten en
onderzoekers
Kanalen
Deelnemerwerving via
directe benadering,
toeleverende scholen,
alumni en agentschappen
in het buitenland
Kenniscreatie en
valorisatie via
samenwerkingen,
conferenties en
publicaties
Kostenstructuur
Medewerkers
Gebouwen
Onderwijs- en onderzoeksfaciliteiten
IT systemen
Inkomstenstromen
Overheid en deelnemers (1e geldstroom, deelnemergebonden)
Zelfstandige publieke organisaties (2e geldstroom, projectgebonden)
Bedrijfsleven (3e geldstroom, projectgebonden)
Donaties en giften
10. Bedrijfsfunctiemodel
Wat is het?
• Een beschrijving van wat de instelling doet.
Waar kun je het voor gebruiken?
• Bepalen van gewenste veranderingen op basis van bijv.
strategische keuzes, kosten, baten, risico’s en knelpunten
• Ondersteunen van projectportfoliomanagement
• Bepalen van impact van veranderingen op meerdere
aspecten
• Bepalen van eigenaarschap van bedrijfsfuncties
• Afbakenen van de scope van projecten
10
13. Bedrijfsprocesmodel
Wat is het?
• Een beschrijving van de ketens van activiteiten in de processen van
instellingen die een logische oorzaak-gevolg relatie hebben en daarmee aan
elkaar gekoppeld zijn in volgorde en tijd
Waar kun je het voor gebruiken?
• Bepalen van gewenste veranderingen op basis van bijv. strategische
keuzen, kosten, baten, risico’s en knelpunten
• Inzicht krijgen in de afhankelijkheden tussen mensen, afdelingen en
activiteiten en daarmee in ketens van samenwerking, overdrachts-punten
tussen afdelingen en doorlooptijden
• Startpunt voor gedetailleerde procesbeschrijvingen
• Bepalen van eigenaarschap van processen
• Afbakenen van de scope van projecten
13
15. Informatiemodel
Wat is het?
• Een conceptueel model van de bedrijfsobjecten waarover
gestructureerde gegevens worden vastgelegd
Waar kun je het voor gebruiken?
• Verhogen van de kwaliteit van gegevens door
• Bepalen van verantwoordelijk eigenaar en beheerder (data steward) van gegevens
• Bepalen van verantwoordelijke applicatie en noodzakelijke gegevenstromen tussen
applicaties
• Als begrippenkader voor definities van processen,
managementinformatie, applicaties en applicatie-integratie
• Voor classificatie van gegevens voor informatiebeveiliging
• Afbakenen van de scope van projecten
15
21. Applicatiemodel
Wat is het?
• Een model van de idealiter aanwezige applicaties in een instelling,
afgestemd op wat verkrijgbaar is in de markt
Waar kun je het voor gebruiken?
• Als lijst van eenheden waarvan moet worden bepaald of wel
wel/niet gesourced zouden moeten worden uit de community of
public cloud
• Als bron van inspiratie voor het bepalen van verbeteringen in het
eigen applicatielandschap van instellingen
• Voor het bepalen van de gewenste gegevensuitwisselingen en
services tussen applicaties
• Bepalen van eigenaarschap van applicaties
• Afbakenen van de scope van projecten
21
24. Studentmobiliteit
•Studentgestuurde mobiliteit: studenten kiezen onderwijseenheden
buiten de instelling waar zij voor de opleiding ingeschreven staan of
afstuderen. De student maakt daarbij gebruik van onderwijs (zowel on-
als offline) dat al wordt aangeboden door een andere instelling. Dit
(externe) onderwijs wordt geaccepteerd door de instelling waar de
student afstudeert.
•Georganiseerde mobiliteit: een aantal instellingen heeft voor een of
meerdere opleidingen een gezamenlijk (deel van het) curriculum
ontwikkeld, waarbij de verschillende onderdelen van het gezamenlijke
deel telkens door een van de deelnemende instellingen wordt gegeven.
De studenten van de deelnemende instellingen volgen het
gezamenlijke deel van het programma bij de betreffende
onderwijsgevende instelling, maar studeren af bij de eigen instelling. 24
27. Studentmobiliteit – essentiële vragen
Studentgestuurde mobiliteit Georganiseerde mobiliteit
•Welke minoren of onderwijseenheden worden extern
aangeboden?
•Hoe wordt informatie over het externe onderwijsaanbod kenbaar
gemaakt?
•Worden er voor externe studenten separate onderwijsactiviteiten
ingepland?
•Wordt uitwisseling van studenten financieel verrekend met
andere instellingen?
•Welke middelen krijgen externe studenten beschikbaar? (bijv.
bibliotheek, printen)
•Wordt de bestaande identiteit van de externe student gebruikt of
krijgt hij een extra identiteit bij de gastinstelling?
•Welke impact heeft studentmobiliteit op de benodigde capaciteit
van voorzieningen?
•Voert de gastinstelling of thuisinstelling de toets uit?
•Stelt de gastinstelling of thuisinstelling het resultaat vast?
•Welke eisen worden gesteld aan het externe onderwijs en de
resultaten daaruit?
•Welke instelling is verantwoordelijk voor het
onderwijsprogramma?
•Welke onderwijseenheden worden door de betrokken instellingen
verzorgd?
•Hoe wordt kwaliteitszorg van het totale onderwijsprogramma
geborgd?
•Hoe worden kosten onderling verdeeld en verrekend?
•Bij welke instelling schrijft een student zich in?
•Welke digitale leer en werkomgevingen worden gebruikt?
•Hoe worden de roosters over de instellingen heen op elkaar
afgestemd?
•Op welke lokatie wordt het onderwijs verzorgd?
•Welke instelling voert de toets uit?
•Welke instelling stelt het resultaat vast?
•Welke instelling bewaart de werkproducten van studenten?
•Welke instelling bewaart het waardedocument?
27
28. Bedankt voor de aandacht!
www.wikixl.nl/wiki/hora
Tine de Mik: t.de.mik@hva.nl
28