1. Opdracht 1:
We gaan naar het Must-museum en gebruiken hiervoor de door de leerlingen
uitgestippelde route.
De leerlingen krijgen per groepje van vier of vijf leerlingen een schrijfplankje, een
blauwe stift en een vel wit papier.
De bedoeling is dat de leerlingen aan de hand van dit gerief en hun
observatievermogen het gebouw vanuit de buitenkant gaan verkennen en alles
opschrijven wat bij ze opkomt. Dit doen ze onder de vorm van een woordspin. De
leerlingen krijgen hiervoor vijf minuten. Geziene de ligging van het gebouw is het als
leerkracht makkelijk om iedereen in de gaten te houden.
Eenmaal de leerlingen klaar zijn met hun observatieopdracht kunnen we ze als
leerkracht vragen hoeveel ingangen ze hebben gevonden. Het antwoord hiervoor is
twee. De vooringang die nu de ingang is geworden van het toerismecentrum van
Ronse en de achteringang die nu gebruikt wordt als ingang voor het museum.
Je vraagt de leerlingen naar de verschillen tussen beide ingangen (de ene is mooi,
groot en zichtbaar, de andere is klein, niet bijzonder mooi en minder zichtbaar).
o Als leerkracht kan je de leerlingen vragen of zij misschien een idee zouden
hebben van wie er vroeger de achteringang zou hebben gebruikt en wie de
vooringang. De leerlingen hoeven hier nog geen antwoord op te hebben,
maar op die manier kunnen zij straks de link legen met wat de gids hen vertelt
over de arbeiders in de fabriek en over de omstandigheden waarin zij leefden.
Het is belangrijk dat de leerlingen hun woordspin bijhouden zodat ze deze verder
kunnen aanvullen tijdens hun bezoek aan het museum.
Ingang 1: