SlideShare a Scribd company logo
1 of 149
Download to read offline
Totstandkoming en werking
van continuroosters in het
basisonderwijs
F. Smit
J. Claessen
TOTSTANDKOMING EN WERKING VAN CONTINUROOSTERS
IN HET BASISONDERWIJS
Totstandkoming en werking van continuroosters
in het basisonderwijs
F. Smit
J. Claessen
INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN
UITGEVERIJ TANDEM FELIX - UBBERGEN
iv
De  particuliere  prijs  van  deze  uitgave  is  €  15,00
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.
Foto omslag: Nationale Beeldbank.
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Smit, F.
Totstandkoming en werking van continurooster in het basisonderwijs / F. Smit, J. Claessen –
Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen ; Ubbergen ; Tandem Felix.
ISBN 90 5750 005 1 (Tandem, Felix)
NUGI 722
Trefw.: basisonderwijs ; continuroosters
© 1997 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke
Universiteit te Nijmegen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave
worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen te Nijmegen (ITS) van de
Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other
means without written permission from the publisher.
v
Voorwoord
Het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) heeft op verzoek van het
Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) en met geld van het Insti-
tuut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) een onderzoek uitgevoerd naar de
totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs.
Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd binnen het thema Onderwijsbeleid, -
organisatie, -professionalisering en -ondersteuning van het ITS door dr. F. Smit en
prof. dr. J. Claessen.
Een deel van de interviews onder schoolleiders is uitgevoerd door drs. M. Stortelder.
Daarnaast hebben medewerk(st)ers van de afdelingen Research-Technische Dienst-
verlening en Tekstverwerking aan de uitvoering bijgedragen.
Het onderzoek startte in september 1995 en is afgesloten in juni 1996.
De onderzoekers zijn op een zeer constructieve wijze bij de opzet en rapportage bege-
leid door een resonansgroep bestaande uit:
- mevr. drs. R. Schenk, Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO);
- mevr. drs. C. van Paridon, Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO);
- mevr. A. Verhagen-Nobel, openbare afdeling van het Nederlands Genootschap van
Leraren (NGL/AVMO);
- dhr. R. Ballegooijen, directeur van een basisschool;
- dhr. J. Uitenhaag, directeur van een basisschool.
Een speciaal woord van dank richten we tot de schoolleiders en ouders van leerlingen
die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN
Nijmegen, september 1996
Directeur
Drs. A.J. Mens
vii
Inhoud
Voorwoord v
1 Achtergronden van het onderzoek 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Achtergronden  van  het  fenomeen  ‘continurooster’ 1
1.2.1 Formele en organisatorische aspecten 1
1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel 5
1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders 6
1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en
uitvoering 6
1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen 8
1.3.2 Casestudies 12
1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster 15
1.3.4 Onderzoek onder ouders 19
1.4 Verdere opbouw van het rapport 22
2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen 23
2.1 Inleiding 23
2.2 Duur van de middagpauze 23
2.3 Overblijven van leerlingen 27
2.4 Samenvatting 32
3 Ervaringen van scholen met een continurooster 35
3.1 Inleiding 35
3.2 Invoering van een continurooster 35
3.3 De organisatie van een continurooster 36
3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven 39
3.5 Toezicht houden 40
3.6 Ervaringen met het continurooster 42
3.7 Samenvatting 44
viii
4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters 45
4.1 Inleiding 45
4.2 Totstandkoming continurooster 45
4.3 Organisatie en toezicht 52
4.4 Financiële aspecten 63
4.5 Knelpunten 66
4.6 Beoordeling 69
4.7 Samenvatting 70
5 Ervaringen van de ouders met een continurooster 73
5.1 Inleiding 73
5.2 Gebruik van de overblijfvoorziening 73
5.3 Financiële aspecten 75
5.4 Functioneren continurooster 77
5.5 Voor- en nadelen 81
5.6 Beoordeling 83
5.7 Kritische opmerkingen 85
5.8 Samenvatting 86
6 Samenvatting en conclusies 93
6.1 Inleiding 93
6.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering 93
6.3 Conclusies 94
6.4 Aanbevelingen 98
Bijlagen 103
Geraadpleegde Literatuur 147
1
1 Achtergronden van het onderzoek
1.1 Inleiding
In dit rapport wordt een onderzoek beschreven naar de ervaringen van basisscholen
met het fenomeen ‘continurooster’. De term continurooster komt niet voor in de for-
mele wet- en regelgeving. In de onderwijsliteratuur wordt het begrip ook niet eendui-
dig gehanteerd, zodat er verschillende invullingen van dit begrip circuleren. Veelal
wordt er onder verstaan dat leerlingen een ononderbroken schooldag hebben, dat wil
zeggen een schooldag die niet onderbroken wordt om leerlingen in de gelegenheid te
stellen de pauze tussen de middag thuis te kunnen doorbrengen; een werkwijze die
gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs.
Het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) signaleerde dat scho-
len geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden van een continurooster waarbij alle leer-
lingen overblijven. Vragen van het CBOO naar de mate van voorkomen, ervaringen
en totstandkomingsprocedure van een continurooster vormden de directe aanleiding
tot het onderzoek.
Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van het continurooster. In
paragraaf 1.3 wordt de probleemstelling, de onderzoeksopzet, dataverzameling, -
verwerking en -analyse verantwoord. In paragraaf 1.4 geven we de verdere opbouw
van het rapport.
1.2 Achtergronden van het fenomeen ‘continurooster’
1.2.1 Formele en organisatorische aspecten
Er is een nauwe samenhang tussen de gehanteerde schooltijden en het werken met
een continurooster. Scholen zijn bevoegd, binnen de wettelijke grenzen, de eigen
schooltijden te regelen (artikel 11, zesde lid 6, WBO). De schooltijden van school-
gaande kinderen van 4 tot 12 jaar bepalen (ten dele) de behoefte aan opvang tussen de
middag.
Bij de stichting van een school kan men al afspreken om met een continurooster te
gaan werken. Het schoolteam kan ook op een later tijdstip met een continurooster
starten bijvoorbeeld om de leerlingenteruggang een halt toe te roepen. De school kan
zich zo in positief opzicht profileren.
2
Ouders kunnen ook met dit verzoek komen. Als ouders daartoe verzoeken, moet de
school een overblijfvoorziening mogelijk maken. De kosten die hieruit voortvloeien,
komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers (artikel 28 WBO). Er zijn
geen juridische belemmeringen voor scholen om een continurooster in te stellen. De
school kan de invoering van het continurooster beschouwen als een variant op het
‘traditionele’ overblijven en als een ‘nieuw’ rooster in het schoolwerk-
plan/activiteitenplan opnemen. Volgens artikel 11, vijfde lid WBO wordt het activitei-
tenplan zodanig ingericht dat de leerlingen in de eerste drie schooljaren ten minste
2240 uren, in het vierde schooljaar ten minste 880 uren en in de overige schooljaren
per schooljaar ten minste 1000 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat het
aantal uren in de eerste drie schooljaren per schooljaar minimaal 480 uur bedraagt.
Per dag ontvangen de leerlingen ten hoogste 5,5 uur onderwijs, waarbij een even-
wichtige verdeling van activiteiten in acht wordt genomen. Het bevoegd gezag stelt
op voorstel van het onderwijzend personeel ten minste eenmaal in de twee jaar het
schoolwerkplan en jaarlijks het activiteitenplan vast (artikel 13, eerste lid WBO).
De leerlingen nemen deel aan alle volgens het schoolwerkplan en het activiteitenplan
voor hen bestemde activiteiten (artikel 25, eerste lid WBO). Volgens artikel 25, twee-
de lid WBO kan het bevoegd gezag op verzoek van de ouders een leerling vrijstellen
van het deelnemen aan bepaalde activiteiten. Een vrijstelling kan slechts worden
verleend indien het schoolwerkplan daarin voorziet, en op gronden daarbij vermeld.
De invloed van ouders omtrent de beslissing over een continurooster loopt via de
medezeggenschapsraad (MR). De MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststel-
ling of wijziging van het schoolwerkplan en het activiteitenplan (artikel 6, lid a en b,
WMO 1992) waarin ook de schooltijden moeten worden vastgelegd. Het oudersdeel
van de MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van het
beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen (artikel 9, lid c,
WMO 1992). De wijze waarop het toezicht houden tijdens de middagpauze wordt
geregeld valt onder dit artikel1
. Ouders kunnen via de ouderraad de MR over de con-
crete invulling van deze aangelegenheid adviseren (artikel 26, lid c WMO 1992).
Het organiseren en het toezicht houden tijdens de middagpauze, ook bij een continu-
rooster, hoort niet specifiek tot de reguliere onderwijstaak van de school. Bevoegde
gezagen kunnen het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpauze en dus ook in
geval van een continurooster zelf organiseren. Zij kunnen de verantwoordelijkheid
voor de organisatie en uitvoering van deze activiteiten ook delegeren aan ouders,
andere vrijwilligers, overblijfkrachten en/of opdragen aan leerkrachten. Er zijn ver-
schillende juridische constructies om het dienstverband met ouders en overblijfkrach-
1 Mondelinge toelichting van mr. Klaas te Bos, secretaris van de Landelijke Geschillencommissie voor het
openbaar onderwijs.
3
ten vast te leggen (rechtstreeks onder bevoegd gezag, onder verantwoordelijkheid van
de ouderraad, aparte rechtspersoon).
Als leerkrachten niet belast worden met activiteiten in de middagpauze, kan de bij-
drage van de school aan het overblijven beperkt blijven tot datgene waarvoor men op
grond van de wet verantwoordelijk is: het beschikbaar stellen van een (verlichte en
verwarmde) ruimte en het afsluiten van een verzekering tegen wettelijke aansprake-
lijkheid voor allen die bij het overblijven van leerlingen op school betrokken zijn2
. De
organisatie van het overblijven, het werven en begeleiden van overblijfkrachten, het
verzorgen van de financiële administratie, de aanschaf van materiaal e.d. kan overge-
laten worden aan de ouderraad, een overblijfcommissie, een aparte stichting of vere-
niging voor het overblijven (Smit & Claessen, 1993; VOO, 1995). Er kunnen ook, al
dan niet in samenwerking met andere scholen of welzijnsinstellingen, opvangmoge-
lijkheden buiten het schoolgebouw worden gecreëerd. Over de initiatiefnemers van
een continurooster, de wijze waarop het georganiseerd wordt en of het wordt opge-
nomen in het schoolwerkplan en het activiteitenplan zijn geen landelijke gegevens
voor handen (vgl. Wolfgram & Meijvogel, 1981; Smit & Claessen, 1993).
De laatste jaren is er in ons land een toenemende behoefte aan kinderopvang tussen
de middag waar te nemen (VOO 1995). In forenzengemeenten en grote steden is er
bijvoorbeeld een grotere concentratie van tweeverdienende ouders en eenoudergezin-
nen. De werktijden van deze ouders lopen veelal niet parallel met de schooltijden. De
afstand huiswerk is vaak van dien aard dat ook bij parttime werken men behoefte
heeft aan overblijffaciliteiten voor kinderen (Meijvogel 1991, 128).
Modellen die scholen hanteren bij het rooster van de schooltijden zijn3
:
a. een gedeeld rooster: slechts een beperkt aantal leerlingen blijft tussen de middag
over op school, het overblijven van leerlingen vormt geen geïntegreerd onderdeel
van de schooldag, er is een duidelijk onderscheid tussen het ochtend- en het mid-
dagdeel;
b. een aansluitend rooster: niet alle kinderen blijven over, de middagpauze duurt
circa een uur zodat kinderen die dicht bij school wonen, thuis kunnen eten.
c. een continurooster: uitgangspunt is dat alle leerlingen de middagpauze op school
doorbrengen, de middagpauze duurt circa 45 minuten voor de bovenbouw en voor
de onderbouw vaak een uur: het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpau-
ze vormt een geïntegreerd onderdeel van de schooldag;
2 Het bevoegd gezag van een bijzondere school is, telkenmale voor de duur van een schooljaar, ontheven van de
verplichting tot verzekering indien: a. deze verplichting zich naar zijn oordeel niet verdraagt met de godsdien-
stige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt; en b. het bevoegd gezag van zijn
oordeel mededeling heeft gedaan aan de ouders. Van de ontheffing van de verplichting bedoeld in de vorige vol-
zin doet het bevoegd gezag tijdig mededeling aan de inspecteur (artikel 28 WBO).
Voorlichtingsbrochure schooltijden in het basisonderwijs, Afdeling Onderwijs, Gemeente Haarlem 1987.
4
Aan een continurooster wordt een aantal voordelen toegedicht, waaronder:
- het zou de nadelen van het ‘traditionele’ overblijven met een beperkte groep leerlin-
gen ondervangen: leerlingen ervaren het (soms) als een straf om over te moeten
blijven, terwijl de meeste kinderen naar huis mogen;
- sluit beter aan bij het dagritme van kinderen: het prestatiehoogtepunt ligt ‘s mor-
gens;
- een mogelijke verdieping van de relatie tussen kind en leerkracht;
- de vrije tijd van leerkrachten en leerlingen wordt niet zo verbrokkeld, waardoor zij
daar efficiënter gebruik van kunnen maken: leerlingen en leerkrachten hebben na
schooltijd meer tijd voor ontspanning/andere activiteiten;
- leerlingen zouden sociale vaardigheden kunnen leren (‘tafelmanieren’);
- leerlingen c.q. ouders hoeven zich minder vaak in het verkeer te begeven (verkeers-
veiligheid);
- energiebesparing, doordat het schoolgebouw minder uren per dag hoeft te worden
verwarmd en verlicht;
- scholen kunnen zich met een continurooster afficheren en mikken op een bepaalde
doelgroep;
- kan als een onmisbare voorwaarde worden beschouwd voor sociaaleconomische
participatie van vrouwen (Emancipatieraad 1990, 18).
Genoemde nadelen van een continurooster zijn:
- weerstand bij het schoolteam in verband met extra belasting voor de leerkracht;
- slecht voor sfeer binnen schoolteam in verband, omdat er tussen de middag minder
ontmoetingsmogelijkheden zijn ;
- extra belasting voor de schoolorganisatie;
- inspannend voor de (jongere) leerlingen;
- kostbaar voor de ouders;
- slecht voor sfeer binnen schoolteam;
- verloopt problematisch.
Op de overgrote meerderheid van de scholen maakt een deel van de ouders gebruik
van de mogelijkheid om hun kinderen onder toezicht de middagpauze op school te
laten doorbrengen. Scholen met een continurooster hebben in het lesprogramma veel-
al een kortere pauze opgenomen van ten hoogste een uur. In dat geval krijgt het over-
blijven een meer verplicht karakter dan wanneer het traditionele rooster met een lange
middagpauze gehandhaafd blijft (VOO 1995, 12-13).
5
1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel
De taakuitvoeringsaspecten ten aanzien van het continurooster betreffen in het bij-
zonder de gevolgen van de overschakeling van een regulier naar een continurooster,
de dagen waarop het continurooster geldt, het aantal leerlingen dat van de voorzie-
ningen gebruik (kan) maken, de ruimten om te pauzeren, het creëren van binnen-
schoolse opvangmogelijkheden als een apart overblijflokaal of tot tijdelijke pauze-
ruimtes ‘omgebouwde’ klaslokalen. Voor het onderwijzend personeel is verder van
belang de pauzetijden en de dagen waarop tussen de middag toezicht moet worden
gehouden, het aantal leerlingen waarvoor men verantwoordelijk is, de praktische
organisatie van het continurooster (toezicht houden, het innen van de ouderbijdrage,
de inkoop van dranken en spelmateriaal, het beheer van de kas, de financiële admini-
stratie e.d.).
De schooltaken worden verdeeld over de beschikbare personeelsleden en hun vastge-
stelde functies. Hierbij spelen de individuele wensen en deskundigheden een rol. De
individuele taakopvatting en de condities voor de taakvervulling bepalen in meer of
mindere mate hoe de taak feitelijk wordt vervuld en hoeveel tijd die persoon er aan-
besteedt (de feitelijke taakomvang). Leerkrachten kunnen zich te zwaar belast (gaan)
voelen doordat de balans tussen de taakomvang en de taakverdeling niet tot stand
komt of verstoord raakt (vgl. Remmers, Van Dongen & Raaijmakers 1992, 10).
Het verloop onder extra aangetrokken overblijfkrachten is vrij groot, hetgeen de op-
vang tussen de middag weinig continuïteit geeft. Andere factoren die debet zijn aan
het vinden en behouden van geschikte overblijfkrachten zijn: de ongunstige werktij-
den, de lage vergoeding, geen rechtspositie hebben om op terug te vallen. Het niet
kunnen vinden van vervanging bij ziekte of verhindering van de overblijfkracht geeft
de opvang tussen de middag een wankele basis. Een knelpunt vormt de deskundig-
heid en de pedagogische kwaliteiten van de overblijfkrachten waardoor de leerkrach-
ten geconfronteerd kunnen worden met wanorde, rommel, kapotgemaakte spullen
(VOO 1987, 1989).
De Arbeidstijdenwet wordt in 1996 gefaseerd ingevoerd. Kenmerkend voor deze wet
is, dat de werk- en rusttijden van de werknemers standaard worden voorgeschreven,
waarbij ruimte wordt geboden aan het overleg tussen werkgever en werknemers om
de standaard op te rekken tot een hogere norm. Het personeelsdeel van de MR krijgt
instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttij-
denregeling van het personeel (artikel 8, onderdeel f, WMO 1992). Het inzetten van
leerkrachten in het kader van overblijven tijdens de middagpauze zou daardoor wel
eens problematisch kunnen worden. Hoe worden de taken bij het overblijven ver-
deeld? Naar keuze of verplicht? Basisscholen zullen in dat kader aan de wettelijke
6
verplichtingen moeten voldoen en krijgen tevens tot taak een Arbobeleid te ontwikke-
len. De overheid legt in overleg wel enkele kaders vast waarbinnen scholen ruimte
krijgen voor het voeren van een zelfstandig personeelsbeleid. Een van die kaders
wordt gevormd door de normjaartaak. Alle leraarstaken moeten worden uitgevoerd
binnen een jaartaak van 1710 uur. De norm voor de lesgebonden taken komt te liggen
tussen 1250 en 1350 uur. En voor de overige taken blijft dan 460 tot 360 uur over.
1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders
Wat zijn mogelijke gevolgen van het continurooster voor het welbevinden van leer-
lingen en ouders? Bij een continurooster gaat de school ‘s-middags veelal eerder uit,
waardoor er voor leerlingen meer tijd overblijft voor andere activiteiten. De lunch-
pauze brengen de leerlingen met elkaar op school door. Dit kan heel gezellig, maar
ook heel vervelend zijn, met name als er geen deskundig toezicht wordt gehouden
(Spectrum, 1992). Voor sommige, met name jongere kinderen, kan het vermoeiend
zijn, of te weinig ontspanning bieden. Voor ouders bestaan er meer mogelijkheden om
hun eigen activiteiten gedurende een aaneengesloten periode van de dag te kunnen
uitoefenen. Voor ouders zal het overblijven ook extra kosten met zich meebrengen in
verband met de betaling/vergoeding van de personen die tussen de middag toezicht
houden. Voor sommige ouders zal - omdat de school eerder uitgaat - ook opvang na
schooltijd van hun kinderen nodig zijn, in verband met hun activiteiten buitenshuis
(VOO, 1995).
Het werken volgens een continurooster heeft dus op papier voor- en nadelen, zowel
voor leerkrachten, leerlingen als ouders. De vraag is of het continurooster voldoet aan
de verwachtingen van de betrokkenen .
1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en uit-
voering
Probleemstelling
De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen die de aanvrager van
het onderzoek, het CBOO, graag onderzocht zou zien. De vragen van het onderzoek
hebben betrekking op de ‘aanbieders’ van een continurooster, de scholen. Het gaat
daarbij enerzijds om vragen die te maken hebben met de invoering en het functione-
ren van een continurooster (opzet en uitvoering), anderzijds om te zien hoe de ‘afne-
mers’ van een continurooster, leerlingen en ouders, er tegen aankijken (ervaringen,
effecten, knelpunten en waardering).
7
De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd:
1. Hoeveel scholen werken met een continurooster?
2. Hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen?
3. Wat zijn de ervaringen van scholen en van ouders met een continurooster?
Met behulp van de kennis uit de vorige paragrafen zijn de volgende subvragen te
onderscheiden:
- welke criteria zijn indicatief voor een continurooster;
- hoeveel scholen werken met een continurooster;
- op wiens initiatief is het continurooster ingevoerd;
- wat waren de argumenten voor de invoering van een continurooster;
- hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen;
- wie zijn verantwoordelijk voor de organisatie en het toezicht bij het overblijven;
- hoe ziet het begeleidingsaanbod eruit;
- wie houden toezicht;
- hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling voor overblijfkrach-
ten;
- wat zijn de kosten voor de ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven
- wat zijn de ervaringen van scholen en ouders met een continurooster;
Nu is het mogelijk dat scholen met een continurooster aan bepaalde regio’s of provin-
cies gebonden zijn, dat binnen sommige richtingen meer scholen met een continu-
rooster worden aangetroffen en dat de grootte van de scholen een rol speelt. Daarom
zal in het onderzoek tevens nagegaan worden welke van deze schoolkenmerken sa-
menhangen met de antwoorden en welke verklaringen kunnen worden gevonden voor
de gevonden feiten/meningen.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek viel uiteen in vier deelonderzoeken:
1. een representatief survey bij basisscholen om onderzoeksvraag 1 te beantwoorden:
hoeveel scholen werken met een continurooster?;
2. casestudies voor basisscholen met een continurooster;
3. nader onderzoek bij basisscholen die een continurooster hebben;
4. onderzoek onder ouders afkomstig van de basisscholen in de casestudies.
De deelstudies 2, 3 en 4 waren gepland om antwoord te geven op onderzoeksvraag 3
(wat zijn de ervaringen van die scholen en van de ouders) en op onderzoeksvraag 2
(hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen).
8
Oriëntatiefase
Voorafgaande aan de uitvoering van de eigenlijke onderzoekswerkzaamheden was het
wenselijk een genuanceerder beeld te krijgen van de modaliteiten van het functione-
ren van een continurooster in de onderwijspraktijk. Er is een resonansgroep ingesteld
van 5 personen, bestaande uit een vertegenwoordiger van het CBOO, aangevuld met
inhoudelijke deskundigen die een goed beeld hebben van het overblijven en het om-
gaan met een continurooster op scholen. Met deze resonansgroep is een bijeenkomst
belegd waarin de onderzoeksopzet is besproken. Deze groep heeft in de loop van het
onderzoek bij het opstellen van de onderzoeksinstrumenten en het concept-rapport als
klankbord gediend en de onderzoekers met raad en daad bijgestaan.
De voorbereidingsfase gaf al enig zicht op ervaringen met een continurooster en op
de knelpunten in die praktijken die aanleiding waren voor het onderzoek. De aldus
verkregen informatie is gebruikt bij de verdere opzet en uitvoering van het onderzoek.
1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen
Na de oriëntatie is gestart met de ontwikkeling van een korte vragenlijst. Er is eind
oktober-begin november 1995 een telefonische enquête gehouden onder een gestrati-
ficeerde steekproef van 2156 schoolleiders van basisscholen (respons van 98%).
Het doel van de telefonische enquête bij scholen was kwantitatief inzicht te krijgen in
hoeveel scholen een continurooster hebben. Daarnaast zijn in dit deelonderzoek aan
de schoolleiders de namen van scholen met een continurooster gevraagd die zij ken-
nen. Deze vraag was ingegeven door de veronderstelling dat scholen met een continu-
rooster wel eens relatief zelden zouden kunnen voorkomen. Door extra adressen te
verzamelen zou in dat geval toch voldoende scholen hebben voor deelonderzoek 3.
Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk
Het onderzoek behoorde een representatief beeld op te leveren van het aantal scholen
dat met een continurooster werkt. Er zijn 2155 scholen a-select getrokken, verdeeld
over 571 openbaar (opb.)/578 rooms katholiek (r.k.)/ 565 protestants christelijk (p.c.)
en 450 overig bijzonder (o.b.). De omvang van deze steekproef is gebaseerd op de
verwachte ‘zeldzaamheid’ van scholen met een continurooster: naar schatting 200 tot
300 scholen in heel Nederland. Er is gekozen voor stratificatie naar denominatie,
omdat uit het ITS-overblijfonderzoek (Smit & Claessen, 1993) is gebleken dat de
omvang van het overblijven naar denominatie grote variaties vertoont. Per denomina-
tie was een steekproef beoogd van 500 scholen r.k./p.c./opb. en 450 o.b. Bij de uitein-
delijke steekproeftrekking zijn deze aantallen per cel iets opgehoogd (waar mogelijk)
in verband met te verwachten uitval. Het gevolg van deze stratificatie was dat bij de
9
analyse met wegingsfactoren moest worden gewerkt om weer te komen tot een repre-
sentatief beeld op landelijk niveau.
Wanneer er uitspraken over de totale groep scholen gedaan moeten worden zal met
deze disproportionaliteit rekening gehouden moeten worden. Door het hanteren van
wegingsfactoren in de analyse komen we aan dit bezwaar tegemoet. Bij een wegings-
factor wordt namelijk een correctie aangebracht voor de disproportionaliteit in de
responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in de populatie. Dit gaat als volgt:
mate van aanwezigheid in populatie
--------------------------------------------- = wegingsfactor
mate van aanwezigheid in steekproef
Afhankelijk van de grootte van de wegingsfactoren zal de relatieve bijdrage van de
groepsresultaten (=richtingen) af- of toenemen. Zie schema 1.1.
Schema 1.1 - Steekproeftrekking en respons van de telefonische enquête onder school-
leiders, in aantallen en procenten
Totaal opb. o.b. p.c. r.k.
populatie (september 1994) 7843 2688 483 2363 2308
steekproef (september 1995) 2156 569 448 563 576
deelname (okt-nov. 1995) 2108 559 435 551 563
wegingsfactor: populatie gedeeld door
deelname aan het onderzoek per richting
4.9 1.1 4.3 4.1
De medewerking van de schoolleiders aan de telefonische enquête was boven ver-
wachting: 98%.
Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten
over landelijke vergelijkingscijfers. We hebben de responderende scholen vergeleken
met de scholen uit de totale steekproef op de variabelen: urbanisatiegraad en regio.
Hier vonden we geen significante verschillen met de landelijke cijfers.
Onderzoeksinstrument:
Het grote probleem bij het maken van het onderzoeksinstrument voor dit deelonder-
zoek was de omschrijving van het begrip continurooster. Wanneer is sprake van een
continurooster? In algemene zin luidt het antwoord op deze vraag: er is sprake van
een continurooster als een schooldag als een ononderbroken geheel gezien wordt (dus
10
geen omvangrijke middagpauze) en de (overgrote) meerderheid van de leerlingen de
middagpauze op de school doorbrengt. In deze definitie zijn twee elementen aan de
orde: beperkte omvang van de middagpauze en (overgrote) meerderheid van de leer-
lingen blijft op school, overblijven als geïntegreerd onderdeel van de schooldag.
Beide elementen zijn nodig wil aan een continurooster voldaan zijn. De cijfermatige
precisering (een arbitraire keuze) bepaalt dan mede het resultaat van deze deelstudie.
Om deze arbitraire beslissing vooraf te vermijden, is gekozen voor de volgende opzet.
Aan de schoolleiders is telefonisch gevraagd naar:
- het aantal leerlingen op school (opgesplitst naar onderbouw: groep 1 tot en met 4;
bovenbouw: groep 5 tot en met 8);
- de omvang van de middagpauze, onderscheiden voor onder- en bovenbouw;
- het aantal leerlingen dat overblijft in de onder- en bovenbouw;
Daarnaast is gevraagd of men in de buurt een school kent waar meer dan driekwart
van de leerlingen in de middagpauze overblijft.
De keuze voor een telefonische enquête werd ingegeven door de eenvoud van de
vraagstelling en het streven naar een zo hoog mogelijke respons.
Scholen met overblijvers
Op bijna 90 procent van de scholen blijven leerlingen over. Ruim een tiende van de
scholen (12 procent bovenbouw, 11 procent onderbouw) heeft geen overblijvers. Deze
groep scholen is verder bij de analyses buiten beschouwing gebleven.
Op basis van de antwoorden van de schoolleiders van scholen met overblijvers is een
tweedimensionale tabel samengesteld (lengte van de middagpauze en percentage
overblijvers), onderscheiden voor onderbouw en bovenbouw. Uit dit schema (1.2)
kunnen enkele conclusies getrokken worden:
- het hoogste percentage overblijvers (kolom 76-100%) vinden we op de o.b.-scholen;
- een korte middagpauze (regel 10-45 minuten) komt veel bij dezelfde groep o.b.-
scholen voor;
- bij een korte middagpauze (10-45 minuten) blijven vrijwel alle leerlingen over;
- naarmate de duur in de middagpauze toeneemt, gaan meer leerlingen naar huis.
11
Schema 1.2 - De duur van de middagpauze van scholen met overblijvers enerzijds en anderzijds het percentage leerlingen dat
overblijft, per richting, in procenten
Bron: telefonische interviews onder schoolleiding.
onderbouw bovenbouw
opb. (n=489)=100% opb. (n=491)=100%
1-24% 25-51% 52-75% 76-100% 1-24% 25-51% 52-75% 76-100%
-10-45 minuten - - - 5 - - 1 7
-46-60 minuten 2 3 5 6 6 11 15 8
-61-80 minuten 7 10 9 3 8 16 13 2
-81-120 minuten 7 20 18 6 3 7 3 -
o.b. (n=407)=100% o.b. (n=414)=100%
-10-45 minuten - - - 30 - - 1 43
-46-60 minuten - 1 3 21 1 5 9 19
-61-80 minuten 1 3 3 11 1 5 6 5
-81-120 minuten 2 9 10 7 1 2 2 1
p.c. (n=475)=100% p.c. (n=477)=100%
-10-45 minuten - - - 2 - - - 6
-45-60 minuten 1 3 6 9 3 8 13 11
-61-80 minuten 10 13 8 4 12 17 14 2
-81-120 minuten 14 17 9 3 5 7 2 -
r.k. (n=527)=100% r.k. (n=527)=100%
-10-45 minuten - - - 2 - - - 3
-46-60 minuten - 3 4 4 5 10 13 6
-61-80 minuten 5 10 10 3 10 21 12 2
-81-120 minuten 14 24 18 4 8 7 3 -
12
Definiëring van het begrip continurooster
De telefonische enquête was er op gericht vast te stellen hoeveel scholen een continu-
rooster hebben.
In overleg met de resonanscommissie zijn op basis van het onderzoeksmateriaal
(schema 1.2) twee criteria vastgesteld die in dit onderzoek indicatief zijn voor een
continurooster:
- de duur van de middagpauze bedraagt maximaal 45 minuten in de bovenbouw;
- meer dan driekwart van de leerlingen blijft over.
Om het overblijven op een school als geïntegreerd onderdeel van de schooldag te
kunnen beschouwen, hebben we gesteld dat minimaal driekwart van de leerlingen in
de bovenbouw moet overblijven. Bij een beperkte duur van het overblijven, van
maximaal 45 minuten, blijkt dat op bijna alle scholen meer dan driekwart van de
leerlingen overblijft. Deze omschrijving van een continurooster is uiteraard van be-
lang voor de overige deelstudies van het onderzoek.
Er is bij de analyses van de telefonische interviews gebruik gemaakt van rechte tel-
lingen en kruistabellenanalyses. De resultaten van deze analyse komen in hoofdstuk 3
aan de orde.
1.3.2 Casestudies
Het doel van dit onderzoeksdeel was zicht krijgen hoe het in de praktijk er aan toe
gaat met een continurooster: wat zijn de ervaringen van leerkrachten, overblijfkrach-
ten, ouders en leerlingen met een continurooster.
Onderzoeksgroep:
Op 1898 scholen van de 2108 scholen (90%) die hebben deelgenomen aan de telefo-
nische enquête blijven leerlingen over. Op 257 scholen van deze 1898 scholen duurt
het overblijven maximaal 45 minuten en blijft meer dan driekwart van de leerlingen
over. Dit houdt in dat 14 procent van de scholen waar leerlingen overblijven een
continurooster hebben. De meeste van deze scholen (69%) vinden we in het overig
bijzonder onderwijs. Een veel kleiner aantal scholen heeft een continurooster in het
openbaar onderwijs (13%), het protestants christelijk onderwijs (11%) en het rooms-
katholiek onderwijs (6%).
Voor de uitvoering van deze onderzoeksfase zijn uit deze groep scholen (257) met een
continurooster in totaal 17 scholen geselecteerd (zie schema 1.3). Daarbij is rekening
gehouden met verschillen wat betreft: denominatie, regio, de mate van ervaring met
een continurooster.
13
Schema 1.3 - Steekproeftrekking casestudies van scholen met een continurooster, in
aantallen
opb. o.b. p.c. r.k.
Totaal n n n N
populatie scholen met een
continurooster1
257 34 178 29 16
geselecteerde scholen voor de
casestudies
17 5 7 3 2
1 Scholen uit deelonderzoek 1 waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer
dan driekwart van de leerlingen overblijft.
In de perioden oktober-november 1995 en januari-februari 1996 zijn (groeps)gesprek-
ken gevoerd met:
- schoolleiders;
- ouders, leerkrachten en ‘professionals’ die nauw betrokken zijn bij de organisatie en
de uitvoering van het overblijven;
- overblijfkrachten, leerkrachten;
- leerlingen uit de midden- en bovenbouw.
Alle benaderde personen wilden aan het onderzoek meedoen. De gesprekken zijn
door de onderzoekers zelf gehouden.
Onderzoeksinstrument:
Er werd gebruik gemaakt van een topiclijst. Deze lijst met aandachtspunten is eerst op
enkele scholen uitgeprobeerd en in concept voorgelegd aan de resonansgroep. Dit
leidde tot bijstellingen en aanvullingen in de topiclijst.
Te verzamelen informatie:
De te verzamelen informatie had betrekking op:
I Algemene aspecten
De ervaringen met een continurooster; de redenen waarom men gestart is met een
continurooster; veranderingen in de houding ten aanzien van het werken met zo’n
rooster; welke overlegmomenten er zijn; de betekenis van overleg voor de taakuitvoe-
ring van overblijfkrachten en de organisatie van het overblijven; de positieve en nega-
tieve ervaringen met een continurooster; wat de verwachtingen waren bij de invoering
van het continurooster en of deze verwachtingen zijn uitgekomen.
14
II Taakuitvoering voor leerkrachten
De betekenis van het continurooster voor de effectieve taakuitvoering van de leer-
krachten; het informeren van leerkrachten voorafgaande aan hun aanstelling over alle
aspecten rondom het continurooster; de informatieverstrekking bij wijzigingen van
het continurooster; welke vergoeding men krijgt in verband met het continurooster; de
meerwaarde van het continurooster.
III Taakuitvoering van ouders en ‘professionele’krachten
Bij wie de overblijfkrachten in dienst zijn en op welke basis; hoe ouders en ‘professi-
onele’ krachten geïnformeerd zijn over alle aspecten rondom het continurooster; de
betekenis van het continurooster voor de bijdragen van ouders en ‘professionele’
krachten; de verdeling van taken; welbevinden van ouders en ‘professionele’ krach-
ten; ervaringen met het overblijven; behoefte aan (bij)scholing.
IV Welbevinden van leerlingen
Ervaringen met vormen van toezicht; de betekenis van het continurooster voor de
dagindeling van de leerlingen; oordeel over de organisatie van het overblijven en het
functioneren van het continurooster; oordeel over de rol/inbreng van leerkrachten,
ouders en ‘professionele’ krachten tijdens de middagpauze.
V Beschrijving van overblijfbijeenkomsten
In wat voor locatie men toezicht houdt. De organisatie en de taakverdeling bij het
toezicht houden; hanteren van huisregels; hoe leerkrachten, ouders, overblijfkrachten
met de leerlingen omgaan; hoe leerlingen met elkaar omgaan; in wat voor sfeer het
eten, spelen en ontspannen verloopt; of er speel- en spelmateriaal wordt aangeboden
dat past bij de leeftijd en ontwikkeling van de leerlingen.
Analyses:
De analyses waren erop gericht om een goed beeld te verkrijgen hoe een continuroos-
ter functioneert, wat de effecten zijn voor leerkrachten, ouders en leerlingen en in
welke mate dat afhangt van schoolkenmerken. De feitelijke gang van zaken rond de
totstandkoming van een continurooster en het functioneren zijn geschetst. Daarbij is
ook beschreven hoe met elkaar wordt omgegaan in verband met opzet en uitvoering
van het overblijven en wat de ervaren knelpunten zijn en welke wensen er leven.
De analyses waren vooral kwalitatief van aard. Per school zijn de resultaten in tabel-
vorm gegroepeerd. De resultaten van de casestudies worden besproken in hoofdstuk
4. De verkregen inzichten zijn mede gebruikt ten behoeve van het opstellen van de
vragenlijsten voor deelonderzoek 3 en 4.
15
1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster
Het doel van het nadere onderzoek bij basisscholen met een continurooster, was om
vraag 2 en 3 te beantwoorden: hoe is het continurooster tot stand gekomen en wat zijn
de ervaringen van de betrokkenen?
Na de casestudies is gestart met de ontwikkeling van een schriftelijke vragenlijst. De
enquête is in april-mei 1996 uitgevoerd.
Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk
Het onderzoek behoorde een beeld op te leveren van de totstandkoming en werking
van het continurooster en wel zodanig dat onderscheid gemaakt kan worden naar
richting, schoolgrootte, onderwijskundige vormgeving en geografische ligging. Het
aantal in deelonderzoek 1 gevonden scholen met een continurooster hebben we aan-
gevuld tot het aantal van 300 met scholen waarvan via schoolleiders uit deelonder-
zoek 1 bekend was dat ze een continurooster hanteerden. Zie schema 1.4.
Schema 1.4 - Steekproeftrekking voor nader onderzoek bij scholen met een continu-
rooster, in aantallen
opb. o.b. p.c. r.k.
Totaal n n n n
a. scholen met een continurooster
op basis van deelonderzoek 11
257 34 178 29 16
b. aanvulling/uitbreiding scholen
met een continurooster2
43 13 11 9 10
c. steekproef (a+b) 300 47 189 38 26
d. respons in aantallen 184 40 109 18 17
e. respons in procenten 61 85 58 47 65
1 Scholen waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer dan driekwart van de
leerlingen overblijft.
2 Informatie verstrekt door schoolleiders in deelonderzoek 1.
De respons van de scholen was redelijk goed en lag in de orde van hetgeen verwacht
werd. 61 Procent van de aangeschreven scholen heeft meegewerkt. Meer openbare
scholen deden mee dan bijzondere scholen. Waarschijnlijk omdat in de begeleidende
brief aan de scholen vermeld stond dat het Contactcentrum Bevordering Openbaar
Onderwijs de aanvrager was. Een aantal van de scholen reageerde wel op de brief,
maar deelde mede dat ze niet konden/wilden medewerken aan het onderzoek. Veruit
16
de belangrijkste overweging om niet deel te nemen was tijdgebrek en dat men over-
vraagd werd met enquêtes.
Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten
over landelijke vergelijkingscijfers. De gemiddelde schoolgrootte is in ons onderzoek
nagenoeg gelijk aan de landelijke. De verdeling naar richting in ons onderzoek wijkt
af van de landelijke gegevens (gevolg van gestratificeerde steekproeftrekking). O.b.-
scholen zijn oververtegenwoordigd, confessionele scholen en openbare scholen zijn
ondervertegenwoordigd. Zie schema 1.5.
Schema 1.5 - Vergelijking respons met landelijke gegevens van basisscholen, in pro-
centen
o.b. p.c. r.k. opb.
respons1
scholen 22 25 27 26
scholen2
landelijk 6 30 30 34
1 Responspercentages zijn gebaseerd op de verhouding: respons schoolleiders en de verstuurde vragenlijsten.
2 Percentages op basis van de verhouding: scholenbestand van september 1995 en de richting per school-
soort.
Onderzoeksinstrument:
Er is gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst, voor het grootste deel met
gesloten antwoorden. Er was ook, indien nodig, ruimte geboden om zelf een ant-
woord te omschrijven. De schoolleiding is gevraagd de lijst in te vullen. De vragen-
lijst is eerst uitgeprobeerd bij een aantal directeuren en in concept voorgelegd aan de
resonansgroep voordat deze werd verstuurd.
Gegevens over de onderwijskundige inrichting
We hebben aan schoolleiders de vraag voorgelegd wat de onderwijskundige inrichting
van hun school is. Daarmee werd bedoeld zoals het officieel/formeel in de naam of de
statuten opgenomen en/of uitgewerkt in het schoolwerkplan. 90 Van de 184 scholen
(52%) heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Tweederde van de o.b.-
scholen heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Het is opvallend dat ook
relatief veel openbare scholen (ruim een vijfde) en confessionele scholen (ruim een
tiende) een specifieke onderwijskundige inrichting hebben. Dit betekent dat deze
scholen die deelnemen op dit punt geen ‘doorsnee’ openbare en confessionele scholen
zijn. Zie tabel 1.6.
17
Tabel 1.6 - De onderwijskundige inrichting van de school, per richting, in procenten
conf.1
o.b. opb.
(n=34) (n=105) (n=38)
% % %
-Vrije School - 33* -
-Montessori 3 26* 5
-Jenaplan 9 4 14
-Dalton - 2 3
Bron: vragenlijst schoolleiding.
* significant verschil (p< 0.05).
1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.).
Te verzamelen informatie:
In overleg met de resonansgroep is de volgende informatie gevraagd.
De vragenlijst voor de schoolleiding (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen.
I Initiatiefnemers/motieven
Aandeel van bevoegd gezag, schoolleiding, leerkrachten en ouders bij het initiatief tot
het invoeren van een continurooster; argumenten voor leerkrachten en ouders voor het
(mede) organiseren van een continurooster
II Besluitvorming
Tijdsduur van het continurooster; de juridische constructie van het overblijven; de
instelling van een overblijfcommissie; het peilen van de mening van de ouders; het
verloop van besluitvormingsprocedure en het aandeel van overlegorganen; afspraken
die zijn vastgelegd; wijzigingen in het rooster; het continurooster al dan niet opgeno-
men in het schoolwerkplan en het activiteitenplan; het beleid van het bevoegd ge-
zag/schoolleiding t.a.v. de totstandkoming van een continurooster; realisatie van
gelijke begin- en eindtijden voor de hele school.
III Attitude/meningsverschillen/conflicten
Houding van het schoolteam en ouders ten aanzien van het overblijven bij het conti-
nurooster; meningsverschillen tussen betrokkenen bij de totstandkomingsprocedure;
een eventueel geschil al dan niet is voorgelegd aan een geschillencommissie/rechter.
18
IV Vormgeving
Materieel: voor welke scholen het gebruikte continurooster geldt; of het schoolge-
bouw en -terrein geschikt zijn (gemaakt) voor een continurooster; uit welke inkom-
sten het overblijven wordt betaald; of er een controlesysteem voor de financiën is; in
welke ruimten men overblijft; de aanwezigheid van meubilair en spelmateriaal; uit
welke faciliteiten/componenten het continurooster bestaat; de zorg voor veilige en
hygiënische omstandigheden; de inpassing van activiteiten tijdens het overblijven in
het lesrooster; (informatie verstrekking over eetgewoonten, hygiëne, gezond gedrag
etc.); of er een reglement voor het continurooster is.
Personeel: wie verantwoordelijk zijn voor organisatie/invulling; wat het aandeel van
leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij de organisatie van de
opvang; hoe de aanstelling van de toezichthouders is geregeld; wat het aandeel van
leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij: de werving, inwerken
en begeleiding van ouders en andere overblijfkrachten, aanmelding, registratie en
administratie van leerlingen; hoeveel leerlingen er (incidenteel) gebruik maken van
het continurooster en of dit knelpunten en problemen oplevert; welke gedragsregels
leerkrachten hebben opgesteld; hoe de verhouding tussen leerkrachten, ouders en
andere toezichthouders is die bij het continurooster zijn betrokken; de personele in-
vulling van de regeling; welke eisen gesteld worden aan de overblijfkrachten; of er
een overleg van overblijfkrachten is; de honorering/compensatie voor personele in-
vulling; of het toezicht houden gaat in het kader van E-taken etc.; de kos-
ten/verplichtingen van deelnemende kinderen; afspraken hoe te handelen bij fric-
ties/problemen; voor welke opties is gekozen bij houden van toezicht; of er
vervangingspools zijn voor de opvang; hoe de opvang tussen de middag wordt gere-
geld bij onverwacht vrije dagen.
Tijd: hoe lang (de verschillende onderdelen van) de middagpauze duurt voor de leer-
lingen, de betrokken leerkrachten, de ouders en de ‘professionele’ overblijfkrachten;
welke tijdsinvestering voor betrokken personeel; of het bevoegd gezag of de school-
leiding duidelijke richtlijnen hebben opgesteld inzake de werktijden (waaronder les-
tijden), de pauzetijden en de verantwoordelijkheden van ouders, het onderwijzend
personeel en beroepskrachten bij het overblijven; of er een jaarlijks vast schoolrooster
is dat tijdig van te voren aan het onderwijzend personeel, de beroepskrachten en de
ouders bekend gemaakt wordt en waarvan niet mag worden afgeweken.
Analyses
De analyses waren er op gericht om de onderzoeksvragen te beantwoorden. De gege-
vens zijn gepresenteerd per richting. Eventuele samenhangen tussen variabelen zijn
op significantie getoetst. Waar zich significante verschillen voordoen, wordt dat ver-
19
meld in de tekst.4
De resultaten van deze analyses komen in hoofdstuk 3 en 4 aan de
orde. De bevindingen zijn gerelateerd aan de achtergrondgegevens van de scholen
wat betreft regio, schoolgrootte en stedelijkheid.
1.3.4 Onderzoek onder ouders
Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen hoe ouders het continurooster erva-
ren en wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of
dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders.
Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk
Deelonderzoek 4 was gericht op de ouders met kinderen op een basisschool met een
continurooster. Het ging hierbij om de 17 basisscholen uit de casestudies. De keuze
voor de ouders van juist deze scholen was gemaakt uit organisatorische overwegingen
alsmede om een zo hoog mogelijke respons te verkrijgen. We hadden op deze scholen
reeds geobserveerd hoe het overblijven verloopt en gesproken met de schoolleiding
en de personen die betrokken zijn bij het overblijven.
15 Scholen hebben uiteindelijk aan dit deelonderzoek meegedaan, omdat op 2 islami-
tische scholen was het voor de ouders niet mogelijk de schriftelijke vragenlijsten in te
vullen, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersten. Zie tabel 1.7.
4 In dit rapport vermelden we alleen significante verschillen indien de p-waarde 0.05 of minder is.
20
Schema 1.7 - Verstuurde vragenlijsten en respons van deelnemende ouders, in procen-
ten
verstuurde
vragenlijsten
naar gezinnen
respons gezinnen kenmerken van de ouders
vrouw man
Scholen n n % % %
school 1 (o.b.) 130 73 56 84 16
school 2 (opb.) 180 74 41 85 15
school 3 (opb.) 210 90 43 91 9
school 4 (conf.) 80 30 38 79 21
school 5 (o.b.) 155 76 49 81 19
school 6 (o.b.) 170 106 67 80 20
school 7 (o.b.) 80 16 20 75 25
school 8 (conf.) 100 58 58 90 10
school 9 (opb.) 100 48 48 87 13
school 10 (o.b.) 110 59 54 85 15
school 11 (o.b.) 200 101 51 86 14
school 12 (conf.) 230 81 35 95 5
school 13 (o.b.) 230 68 30 92 8
school 14 (conf.) 80 50 63 80 20
school 15 (opb.) 100 44 44 90 10
Totaal 2155 974 45 86 14
Bron: vragenlijst ouders.
De vragenlijst voor de ouders (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen.
I Functioneren continurooster
Of men op de hoogte is hoe het continurooster op school intern is geregeld; hoe men
aan deze informatie komt; of men op de hoogte wordt gesteld bij wijzigingen en bij
problemen die zich voordoen; of men het eens is met de wijze waarop het continu-
rooster geregeld is.
II Financiële aspecten
Op scholen waar ouders moeten betalen voor het overblijven is gevraagd naar: wat de
bijdrage aan de kosten van het continurooster is; of men dit er voor over heeft; of dit
voor ouders een reden is om hun kind niet (iedere dag) gebruik te laten maken van het
21
overblijven. (Zie vragenlijst A voor ouders in de bijlage). Op scholen waar het over-
blijven gratis is, is gevraagd naar de bereidheid om voor het overblijven te betalen en
of er financiële belemmeringen zouden zijn om iedere dag de kinderen te laten over-
blijven (Zie vragenlijst B voor ouders in de bijlage).
III Invloed ouders
Of de mening van ouders wel eens is gepeild om het gekozen continurooster bij te
stellen; de gepercipieerde invloed van ouders op de opzet en uitvoering van het conti-
nurooster.
IV Voor- en nadelen van een continurooster
Of ouders sinds een continurooster meer mogelijkheden hebben om activiteiten bui-
tenshuis te ondernemen; of de dag minder versnipperd is doordat de kinderen maar
één keer gehaald en gebracht hoeven worden.
V Waardering
Hoe het continurooster wordt gewaardeerd; of het aanwezig zijn van een continuroos-
ter een belangrijk motief was om voor deze school te kiezen; de gevolgen voor het
kind; de gevolgen van een kortere schooldag; of het belangrijk is dat er een continu-
rooster is.
VI Achtergrondkenmerken
Alleenstaand; werkzaam tijdens de schooluren.
Onderzoeksgroep en selectieprocedure en methoden van gegevens verzamelen
Voor de uitvoering van deze fase is bij de 15 scholen uit deelonderzoek 2 aan 2155
ouders (random getrokken) een schriftelijke vragenlijst voorgelegd die via de leerlin-
gen is verspreid. Op deze manier is voorkomen dat de school zelf bepaalde ouders
zou selecteren die deelnamen aan het onderzoek. Zoals verwacht deden bijna 1000
ouders (45%) deel aan het onderzoek.
Analyse
De analyses waren erop gericht op een beeld te krijgen hoe ouders tegen het continu-
rooster aan kijken, wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten
overblijven en of dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken
van de ouders.
22
1.4 Verdere opbouw van het rapport
In het volgende hoofdstuk komt de duur van de middagpauze en het overblijven van
leerlingen aan de orde. In hoofdstuk 3 beschrijven we de ervaringen van scholen met
een continurooster. In hoofdstuk 4 bespreken we de totstandkoming en het functione-
ren van continuroosters. In hoofdstuk 5 behandelen we de ervaringen van ouders. In
het laatste hoofdstuk geven we een samenvatting en conclusies.
Alvorens over te gaan naar hoofdstuk 2 willen we nog ingaan op de vraag hoeveel
basisscholen in Nederland een continurooster kennen volgens de eerder vastgestelde
criteria (tabel 1.8).
Tabel 1.8 – Schatting van het aantal basisscholen met een continurooster
Totaal opb. o.b. p.c. r.k.
a. populatie (september 1994) 7873 2688 483 2363 2308
b. aantal scholen dat deelneemt
aan het onderzoek
2108 559 735 551 563
c. aantal scholen met een
continurooster
257 34 178 29 16
d. idem in % (c:b) - 6,1 40,9 5,3 2,8
e. extrapolatie naar totaal van
scholen (d in relatie tot a)
552 164 198 125 65
Bron: vragenlijst schoolleiding
We verwachten dat circa 300 scholen een continurooster zouden hebben. Tabel 1.8
toont dat er naar schatting 552 zijn. Relatief veel o.b.-scholen hebben een continu-
rooster.
23
2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen
2.1 Inleiding
We bespreken in dit hoofdstuk eerst de duur van de middagpauze op basisscholen
(paragraaf 2.2). Daarna gaan we in op de aanwezigheid van leerlingen op school
tijdens de middagpauze (paragraaf 2.3) en geven tenslotte een samenvatting (para-
graaf 2.4).
2.2 Duur van de middagpauze
In paragraaf 2.2.1 is reeds de duur van het overblijven aangestipt in verband met
definiëring van het begrip continurooster. Op een aantal aspecten gaan we nader in.
Duur van de middagpauze
Aan de schoolleiding is de vraag voorgelegd hoe lang de middagpauze voor de on-
derbouw (groep 1 tot en met 4) en de bovenbouw (groep 5 tot en met 8) duurt. Op de
meeste scholen duurt de middagpauze langer dan een uur. Dit komt overeen met de
bevindingen van het ITS-onderzoek uit 1993 (Smit & Claessen, 1993). De middag-
pauze duurt in de onderbouw veelal langer dan in de bovenbouw. Dit is ook niet zo
verwonderlijk, omdat de leerlingen in de onderbouw veelal meer behoefte hebben om
tussen de middag te ontspannen. Bovendien zijn er (zie paragraaf 1.2.1) minder les-
uren in de onderbouw dan in de bovenbouw.
Tabel 2.1 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, lande-
lijk, in procenten, na weging
onderbouw Bovenbouw
(n= 2108) (n= 2108)
% %
-10-45 minuten 5 8
-46-60 minuten 15 34
-61-80 minuten 30 41
-81-120 minuten 50 17
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
24
Duur van de middagpauze naar richting
De middagpauze op o.b.-scholen verschilt aanzienlijk van die bij de andere richtin-
gen. Op meer dan de helft van de o.b.-scholen duurt de middagpauze in de onder-
bouw korter dan een uur, terwijl dat bij de andere richtingen bij minder dan een vijfde
van de scholen het geval is. De middagpauze in de bovenbouw duurt op ruim drie-
kwart van de o.b.-scholen korter dan een uur. Bij de scholen van andere richtingen
komt dit veel minder vaak voor. De langste middagpauzes treffen we aan bij de r.k.-
scholen.
Tabel 2.2 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, in pro-
centen, naar richting
onderbouw Bovenbouw
opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k.
(n=
559)
(n=
434)
(n=
551)
(n=
563)
(n=
559)
(n=
429)
(n=
551)
(n=
563)
% % % % % % % %
-10-45 minuten 5 31 2 2 8 43 5 3
-46-60 minuten 14 24 17 11 37 34 31 33
-61-80 minuten 29 18 35 28 39 18 46 44
-81-120 minuten 52 27 46 59 16 5 18 20
p= .00 p=.00
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
Duur van de middagpauze naar regio en provincie
Er zijn geen verschillen tussen de duur van de middagpauze op scholen per regio
(noord, oost, zuid en west) in Nederland. We hebben wel een paar verschillen gevon-
den in middagpauzes tussen de verschillende provincies. De middagpauze op scholen
in de provincies Utrecht en Flevoland duurt zowel voor de onderbouw als de boven-
bouw korter dan in de andere provincies. De pauzes in de onder- en de bovenbouw
duurt het langst op scholen in de provincie Friesland. Op meer dan 90 procent van de
scholen in deze provincie duurt de middagpauze langer dan een uur. Zie tabel 2.3.
25
Tabel 2.3 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar provincie, in procenten, na weging,
Onderbouw
D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH
(n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=308) (n=289) (n=140) (n=139) (n=82) (n=383)
% % % % % % % % % % % %
- 10-45 minuten 1 1 4 3 3 6 5 8 4 9 1 6
- 46-60 minuten 16 2 32 16 13 17 11 17 25 20 15 10
- 61-80 minuten 49 30 16 40 39 28 28 24 34 30 24 23
- 81-120 minuten 34 67 48 41 45 49 56 51 37 40 60 62
Bovenbouw
(n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=306) (n=288) (n=140) (n=138) (n=82) (n=382)
% % % % % % % % % % % %
- 10-45 minuten 4 1 4 4 3 10 9 12 5 11 6 12
- 46-60 minuten 23 5 51 31 19 31 29 37 44 51 41 41
- 61-80 minuten 57 42 28 48 42 36 49 35 34 30 45 41
- 81-120 minuten 17 52 17 17 36 23 14 16 18 8 9 7
p=.00 (onder- en bovenbouw)
Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland,
O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland.
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
26
Duur van de middagpauze naar stedelijkheid
De middagpauze duurt in de bovenbouw in (zeer) sterk en matig stedelijke gemeenten
korter dan in weinig en niet stedelijke gemeenten. Voor de onderbouw vinden we het
tegenovergestelde patroon. Zie tabel 2.4.
Tabel 2.4 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar
stedelijkheid, in procenten, na weging
onderbouw Bovenbouw
klasse
1
klasse
2
klasse
3
klasse
4
klasse
5
klasse
1
klasse
2
klasse
3
klasse
4
klasse
5
(n=
247)
(n=
411)
(n=
364)
(n=
457)
(n=
463)
(n=
245)
(n=
410)
(n=
362)
(n=
457)
(n=
463)
% % % % % % % % % %
-10-45 minuten 6 10 6 3 2 13 13 11 5 5
-46-60 minuten 14 11 16 18 18 53 41 36 31 31
-61-80 minuten 19 18 33 32 38 29 33 43 44 47
-81-120 minuten 61 61 45 47 42 5 13 10 20 17
p= .00 p=.00
Toelichting:
klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer
per km2;
klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per
km2;
klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per
km2;
klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per
km2;
klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per
km2.
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
27
Duur van de middagpauze naar schoolgrootte
De middagpauze in de onderbouw duurt op kleinere scholen korter dan op grotere
scholen. Bij de scholen in de bovenbouw zijn er nauwelijks verschillen in de middag-
pauze naar schoolgrootte.
Tabel 2.5 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw naar
schoolgrootte, in procenten, na weging
onderbouw Bovenbouw
< 121
lln.
122-194
lln.
195-259
lln.
> 260
lln.
< 121
lln.
122-194
lln.
195-259
lln.
> 260
lln.
(n=
524)
(n=
526)
(n=
497)
(n=
559)
(n=
522)
(n=
525)
(n=
495)
(n=
559)
% % % % % % % %
-10-45 minuten 10 7 9 8 13 11 14 13
-46-60 minuten 20 18 15 12 31 36 32 35
-61-80 minuten 29 31 29 23 36 36 40 39
-81-120 minuten 41 44 47 57 20 17 14 13
p=.00 p=.08
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
2.3 Overblijven van leerlingen
Overblijvers in de onder- en bovenbouw
Al eerder hebben we vastgesteld dat op circa 10 procent van de scholen geen over-
blijvers voorkomt. Deze scholen blijven in de analyse naar de omvang van het over-
blijven verder buiten beschouwing. Zowel in de onderbouw (range: 1-400 leerlingen)
als in de bovenbouw (range: 1-359 leerlingen) op scholen met overblijvers blijven
gemiddeld 25 leerlingen over: 50 leerlingen per school. Zie tabel 2.6. Als we deze
cijfers vergelijken met het onderzoek van het ITS uit 1993 naar het overblijven, dan
valt op dat de schoolleiders het overblijven ongeveer even hoog inschatten. Het aantal
overblijvers is vermoedelijk iets hoger, omdat in het onderzoek van 1993 de school-
leiders expliciet is gevraagd zowel de ‘vaste’ als de ‘incidentele’ overblijvers mee te
tellen. Waarschijnlijk hebben de schoolleiders nu alleen de groep die in de regel over-
blijft (de groep ‘vaste’ overblijvers) opgegeven en de ‘incidentele’ overblijvers niet
meegerekend.
28
Tabel 2.6 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de
onderbouw en de bovenbouw, in percentages, na weging
onderbouw Bovenbouw
(n=1899) (n=1909)
% %
-aantal leerlingen dat overblijft 25 25
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
Overblijven per richting
Het aantal overblijvers per school geeft grote verschillen tussen o.b.-scholen en de
overige richtingen te zien. Op o.b.-scholen blijven gemiddeld aanzienlijk meer leer-
lingen over dan bij de andere richtingen. Dit komt omdat op scholen met een speci-
fieke pedagogische inkleuring (Vrije School, Montessori) meer leerlingen overblij-
ven. Binnen het p.c.-onderwijs blijven op gereformeerde scholen meer leerlingen
over, omdat deze scholen doorgaans een regiofunctie vervullen. Bij alle richtingen
blijven meer leerlingen in de bovenbouw- dan in de onderbouw over. Zie tabel 2.7.
Tabel 2.7 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de
onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden, naar richting
onderbouw bovenbouw
opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k.
(n=
489)
(n=
408)
(n=
475)
(n=
527)
(n=
491)
(n=
414)
(n=
477)
(n=
527)
x x x x x X x x
- aantal leerlingen dat
overblijft
25 65 23 20 25 64 23 20
x = gemiddeld.
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
29
Overblijven per regio
In de regio west blijven gemiddeld de meeste leerlingen over (bijna een derde) en in
de regio noord vinden we gemiddeld het minste aantal overblijvers (een op de zeven).
De andere regio’s zitten er tussen in. Zie tabel 2.8.
Tabel 2.8 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de
onderbouw en de bovenbouw, naar regio, in gemiddelden, na weging
onderbouw bovenbouw
noord1
oost2
zuid3
west4
noord Oost zuid west
(n=
193)
(n=
427)
(n=
433)
(n=
846)
(n=
201)
(n=
426)
(n=
434)
(n=
848)
x x x x x X x x
- aantal leerlingen dat
overblijft
14 18 24 33 14 18 25 32
Toelichting:
1
= noord: Groningen, Friesland, Drenthe
2
= oost: Overijssel, Gelderland, Flevoland
3
= zuid: Zeeland, Noord-Brabant, Limburg
4
= west: Utrecht, Noord- en Zuid-Holland
x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie
Bron: interview schoolleiding.
Overblijven per provincie
Gemiddeld het grootste aantal leerlingen blijft over op scholen in de provincies
Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad). In de provincie Friesland
blijft gemiddeld het kleinste aantal leerlingen over. De andere provincies zitten er
tussen in. Zie tabel 2.9.
30
Tabel 2.9 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden,
naar provincie, na weging
onderbouw
D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH
(n=65) (n=63) (n=43) (n=263) (n=65) (n=139) (n=294) (n=274) (n=121) (n=133) (n=71) (n=368)
x x x x x X x x x x x x
- aantal leerlingen 16 9 25 17 15 23 25 36 19 31 16 34
bovenbouw
(n=69) (n=65) (n=43) (n=263) (n=67) (n=139) (n=295) (n=274) (n=120) (n=131) (n=71) (n=372)
x x x x x X x x x x x x
- aantal leerlingen 17 10 24 17 16 27 25 34 19 32 18 33
Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland,
O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland.
x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie.
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
31
Overblijven en stedelijkheid
Op scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten blijft een groter aantal leerlingen over
op scholen dan op scholen in gemeenten die minder stedelijk zijn. Zie tabel 2.10.
Tabel 2.10 - Het aantal leerlingen dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw,
naar stedelijkheid, in gemiddelden, na weging
onderbouw bovenbouw
klasse
1
klasse
2
klasse
3
klasse
4
klasse
5
klasse
1
klasse
2
klasse
3
klasse
4
klasse
5
(n=
(241)
(n=
405)
(n=
355)
(n=
449)
(n=
449)
(n=
241)
(n=
407)
(n=
356)
(n=
449)
(n=
456)
x x x x x x x X x x
- aantal
overblijvers
38 29 27 21 20 35 27 27 21 20
klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer
per km2;
klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per
km2;
klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per
km2;
klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per
km2;
klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per
km2.
x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie.
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
Percentage overblijvers en schoolgrootte
Hoe groot is de aanwezigheid van de leerlingen tijdens de middagpauzes in de onder-
en bovenbouw, gelet op het aantal leerlingen dat scholen hebben? De beste indicatie
voor het overblijven krijgen we door het totaal aantal leerlingen in de onderbouw en
de bovenbouw op alle scholen bij elkaar te tellen en tevens de som te berekenen van
alle leerlingen die in de onderbouw en bovenbouw volgens de schoolleiders overblij-
ven en de totalen op elkaar te delen. Deze gegevens zijn gewogen, om te corrigeren
voor de disproportionaliteit in de responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in
de populatie. Op deze manier is voor de onderbouw en de bovenbouw een overblijf-
percentage vastgesteld. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw blijft gemiddeld
24 procent van de leerlingen over. Kleinere scholen hebben hogere percentages over-
blijvers dan grotere scholen. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de percentages
32
leerlingen die overblijven in de onderbouw en de bovenbouw op scholen van onge-
veer dezelfde grootte. Zie tabel 2.11.
Tabel 2.11 - Percentage leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de
onderbouw en de bovenbouw, naar schoolgrootte, na weging
onderbouw bovenbouw
< 121
lln.
122-194
lln.
195-259
lln.
260-900
lln.
< 121
lln.
122-194
lln.
195-259
lln.
260-900
lln.
(n=
401)
(n=
485)
(n=
467)
(n=
546)
(n=
404)
(n=
490)
(n=
468)
(n=
547)
% % % % % % % %
- leerlingen die
overblijven op
scholen met
overblijvers
31 24 23 24 31 25 23 24
Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
2.4 Samenvatting
In dit hoofdstuk hebben we de duur van de middagpauze en het overblijven van leer-
lingen beschreven. De duur van het overblijven op scholen verschilt naar schoolgroot-
te, de richting van de school en de stedelijkheid van de gemeente waar de school is
gevestigd. Op bijna alle scholen in Nederland blijven leerlingen over. Op een relatief
klein aantal scholen waar leerlingen overblijven, heeft een continurooster. Dit zijn
vooral kleinere scholen met een specifiek onderwijskundige inrichting in de Rand-
stad.
35
3 Ervaringen van scholen met een continurooster
3.1 Inleiding
Er zijn 17 scholen bezocht waar meer dan driekwart van de leerlingen overblijft en de
middagpauze voor de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt. We hebben op deze
scholen gesprekken gevoerd met de schoolleider, overblijfkrachten (leerkrachten,
ouders, andere ingehuurde overblijfkrachten) en leerlingen.
Centraal stond de vraag welke ervaringen men heeft met de opzet en uitvoering van
een rooster waarbij bijna alle leerlingen overblijven. Aan de geïnterviewden is ge-
vraagd informatie te verschaffen over: de invoering van het continurooster, de organi-
satie van het overblijven, het overblijfaanbod, de kosten, de taakuitvoering van de
overblijfkrachten en de ervaringen met het overblijven. Voor detailinformatie zie
matrix 3.1 in de bijlage.
3.2 Invoering van een continurooster
Algemeen
De scholen hebben veelal een zo korte middagpauze dat het voor het grootste deel
van de leerlingen veelal niet mogelijk is om tussen de middag naar huis te gaan. De
meeste scholen met een specifieke pedagogisch-didactische inkleuring of inrichting
zoals Vrije scholen, Jenaplan scholen en Montessorischolen hebben sinds de oprich-
ting van hun school een continurooster (o.b.-scholen en openbare scholen). Dit geldt
ook voor een paar p.c. scholen (gereformeerde scholen) met een regiofunctie. Een
aantal openbare scholen en r.k scholen zijn sinds de invoering van de WBO in 1985
begonnen met het beschikbaar stellen van overblijfmogelijkheden met een paar moe-
ders als overblijfkrachten (in de aula en/of hal van de school). Het aantal leerlingen
dat op deze scholen van de overblijfvoorzieningen gebruik maakte is het afgelopen
decennium sterk toegenomen.
Op één school vermijdt men het gebruik van de term continurooster, omdat het al te
verplichtend naar ouders zou overkomen: alsof hun kinderen in de middagpauze niet
naar huis zouden kunnen gaan. In overleg met de medezeggenschapsraad (MR) en de
ouderraad is de middagpauze veelal teruggebracht van twee uur naar minder dan een
uur. Een aantal scholen heeft in de afgelopen jaren geëxperimenteerd met verschillen-
de vormen van toezichthouden. Op een paar scholen heeft men eerst een periode
36
proefgedraaid, voordat men er definitief toe is over gegaan om met een continurooster
te werken.
Motieven voor een continurooster
Wat waren de motieven van de scholen voor de invoering van een continurooster?
De motieven verschillen per richting:
- bij openbare scholen gaat het met name om emancipatorische en concurrentiemo-
tieven: moeders willen ook overdag kunnen werken de profilering als school met
een lunchvoorziening;
- bij confessionele scholen gaat het vooral om de afstand tussen school en thuis:
een groot deel van de leerlingen woont op grote afstand van de school en wordt
met schoolbusjes gehaald en gebracht (p.c. scholen, islamitische scholen);
- bij overig bijzondere scholen spelen pedagogisch/onderwijskundig argumenten een
rol: het samen eten integreren binnen schoolactiviteiten als onderdeel van sociale
vorming.
De specifieke schoolsituatie bepaalt mede of de verkeersveiligheid: een motief is om
een continurooster te starten (bijvoorbeeld als leerlingen een paar drukke wegen
moeten oversteken voordat zij op school kunnen komen).
Schoolteams hebben veelal in nauw overleg met de ouderraad en de MR uitgebreid
gediscussieerd hoe het overblijven het beste aangepakt zou kunnen worden:
De belangrijkste vragen die daarbij aan de orde kwamen, waren:
- hoe kunnen we er voor zorgen dat we de leerkrachten niet extra belasten?
- hoe kunnen we de ouders inschakelen?
3.3 De organisatie van een continurooster
De wet biedt scholen de vrijheid een eigen invulling te geven aan het overblijven.
Het schoolteam organiseert het overblijven
Wanneer leerkrachten het overblijven organiseren (en uitvoeren) is de organisatie
doorgaans heel eenvoudig opgezet: de schoolleiding organiseert het overblijven en de
leerkrachten houden in hun klas toezicht op de eigen groep tijdens het eten. Na een
korte lunch gaan de leerlingen naar buiten en een of meer leerkrachten houden (roule-
rend) op het speelplein toezicht.
Wat zijn/waren van het schoolteam de motieven om zèlf de organisatie (en toezicht)
van het overblijven op zich te nemen?
37
- onderwijskundig: als professionals het overblijven zelf in de hand houden, als een
onderdeel van het onderwijs- en opvoedingsaanbod;
- behouden van autonomie: het overblijven op de eigen manier kunnen aanpakken en
regelen (‘We willen vast kunnen houden aan onze eigen werkwijze en hebben geen
behoefte aan de inbreng van ouders’);
- slechte ervaringen met ouders in de organisatie van het overblijven: de coördinator
van het overblijven of de ouderraad namen ondoordachte beslissingen (bijvoor-
beeld de aanschaf van dure materialen).
Op een paar (3) scholen is het onderwijsondersteunend personeel (conciërge, admini-
stratief medewerkster) intensief betrokken bij het overblijven. Op één school is de
conciërge de centrale figuur bij de organisatie van het overblijven.
Ouders organiseren het overblijven
Op de meeste scholen waar ouders het overblijven organiseren is een overblijfcom-
missie ingesteld waarin een of meer leden van het schoolteam en een paar ouders
zitting in hebben. De taken van de commissie zijn veelal: administratie voeren, de
financiën regelen, voor eventuele vervanging zorgen, de notulen onder de betrokke-
nen verspreiden, regels voor het overblijven doorspreken met (nieuwe) overblijf-
krachten, (half)jaarlijks evaluatie van het overblijven. Onderwerpen die tijdens verga-
deringen van de overblijfcommissie aan de orde komen zijn o.a.: het gedrag van de
leerlingen en het handelen van de overblijfkracht, de betaling, de omgang met kinde-
ren, de aanschaf en distributie van drinken, vergoedingen, taakverdeling. Op een
aantal grotere scholen (3) is een coördinatrice benoemd die verantwoordelijk is voor
de organisatie.
Twee scholen zijn aangesloten bij een Stichting die ouders begeleidt in het organise-
ren van het overblijven.
Voor de overblijfcommissie blijkt het in de praktijk nogal lastig te zijn om ouders
(bijna altijd moeders) te vinden die 4 dagen in de week toezicht willen houden. Ou-
ders ontvangen voor dit werk een beloning variërend van een bloemetje/boekenbon
tot een uurloon van f 20,- per uur. Dit hangt (mede) af van het aantal leerlingen dat
overblijft en de hoogte van de bijdragen die aan de ouders worden gevraagd. Nieuwe
overblijfkrachten worden meestal geworven via netwerken van kennissen, collega’s
en ouders van schoolgaande kinderen. De startende overblijfkrachten worden als het
even kan gekoppeld aan een personen met enige ervaring. Er zijn veelal mondelinge
afspraken tussen de overblijfcommissie en de overblijfkracht over de taken en de
beloning. Op maar een paar scholen is voor de overblijfkrachten een w.a. verzekering
afgesloten. Op één school zijn alle ouders verplicht te helpen en kan de bijdrage voor
f 12,50 per uur worden ‘afgekocht’. Slechts een paar ouders hebben wel eens een
cursus gevolgd ten behoeve van het overblijfwerk.
38
Voorwaarden voor een goede organisatie van een continurooster
Wat zijn de voorwaarden voor het opzetten van een goede organisatie ten behoeve
van een continurooster bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten? De
geïnterviewde personen in de casestudies noemen de volgende condities:
- een goed personeelsbeleid voeren:
. kunnen werken met een ‘vaste’ groep overblijfkrachten;
. de overblijfkrachten goed begeleiden: (‘Hoe kun je in plaats van tijdens het eten
achter over te leunen de leerlingen op een andere manier bezig houden met voorle-
zen, muziek luisteren etc.?’);
. het verloop onder overblijfkrachten klein houden door het creëren van een prettige
collegiale sfeer is;
. de overblijfkrachten binden aan school (met kerst of aan het eind van het school-
jaar samen koffie te drinken, ‘vakantiegeld’ geven);
. de beschikking hebben over een groep invallers, die als ze het goed doen, kunnen
doorstromen naar de vaste groep overblijfkrachten;
- de taakverdeling tussen overblijfkrachten aan de orde stellen:
. bijvoorbeeld afspraken maken hoe ouders die verhinderd zijn voor vervanging
kunnen zorgen;
. de consequenties bespreken als overblijfkrachten te laat komen (‘Wat te doen met
ouders die altijd 10 minuten te laat komen, waardoor anderen op de leerlingen
moeten letten?’).
-overlegsituaties inbouwen:
. overleg voeren tussen alle betrokkenen op school (bijvoorbeeld tussen overblijf-
krachten en leerkrachten over hoe de klas wordt overgedragen);
- over voldoende middelen beschikken:
. minder draagkrachtige ouders die het overblijven niet (meer) kunnen betalen via
de ouderraad of het bevoegd gezag korting van betaling kunnen geven;
. een ‘regenprogramma’ kunnen opzetten (gebruik van video, gezelschapsspelen);
- omgangsregels vaststellen:
. bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo-
venbouw;
. duidelijke regels stellen waarop iedereen elkaar kan aanspreken: gedrag in de klas
en op schoolplein.
. aandacht kunnen schenken aan specifieke leerlingen: ‘treuzelaars die een uur over
een boterham doen’, leerlingen die ‘kouwelijk’ zijn en niet naar buiten kunnen’;
- zorgen voor voldoende speelruimte:
. bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo-
venbouw.
39
3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven
Begeleidingsaanbod
Op scholen met een continurooster bestaat de begeleiding op de meeste scholen uit:
* voorbereidingen treffen op het eten (5-10 minuten)
- voorafgaande aan het eten wordt soms gezongen, gebeden, bijbelverhaaltje voor-
gelezen, leerlingen nemen plaats in de ‘vertelstoel’;
- leerlingen nemen eten en drinken voor zich:
. leerlingen kunnen op een aantal scholen (4) tegen een gering bedrag een keuze
maken uit diverse dranken;
. een paar scholen heeft bekers, borden, placemats of tafelkleden aangeschaft;
* de lunch (variërend van 10-15 minuten)
- het eten is doorgaans strak geregisseerd zo dat leerlingen op hun plaats blijven
zitten (met name in de onderbouw) :
. de leerlingen eten het meegebrachte brood/fruit en drinken er wat bij;
. op sommige scholen mogen de leerlingen tijdens de lunch lezen en /of spelle-
tjes doen;
. na het eten op confessionele scholen doorgaans gelegenheid tot bidden en daar-
na eventueel lezen/spelletjes doen;
* afronding (5-10 minuten)
- opruimen en naar buiten toe gaan:
. op weinig scholen poetsen kinderen hun tanden;
. als de meeste kinderen klaar zijn, gaat men naar buiten;
. kinderen die niet klaar zijn, blijven (soms onder toezicht) hun brood opeten;
. na het eten ruimen ouders op of wordt door degenen die de klassebeurt hebben
opgeruimd;
* buitenactiviteiten (variërend van 15-30 minuten)
- buiten spelen:
. de onderbouw- en de bovenbouw gaan veelal op verschillende tijden naar bui-
ten en spelen apart van elkaar;
. de meeste scholen hebben eigenlijk geen regenprogramma: de leerlingen gaan
veelal gewoon zoveel mogelijk onder alle omstandigheden buiten spelen (‘kin-
deren willen toch bewegen in de pauze’, ‘bij ons regent het nooit’).
De meeste leerkrachten en ouders stellen dat ze voldoende spelmaterialen hebben ten
behoeve van hun taakuitvoering. De gebruikte materialen zijn veelal gekocht op basis
van ouderbijdragen voor het overblijven, donaties van de gemeente (bijvoorbeeld f
500,- voor de aanschaf van aan ‘slecht weer spelletjes’) en schenkingen van bedrijven
(bijvoorbeeld een tafeltennistafel door een bouwbedrijf in ruil voor een advertentie in
het schoolblad).
40
Kosten van het overblijven
De meeste scholen hanteren als stelregel dat het overblijven toegankelijk moet zijn
voor alle leerlingen die de school bezoeken. Een school die het overblijven (bijna)
gratis aanbiedt aan de ouders heeft al slogan: ‘Overblijven gaat bij ons fatsoenlijk en
goedkoop’. Maar niet alle scholen slagen er in de kosten voor de ouders laag te hou-
den. Een aantal overig bijzondere scholen vraagt f 180, - per jaar per kind. De ge-
vraagde bijdrage van de ouders is afhankelijk van de:
- personele kosten: voor ouders en leerkrachten;
- materiële kosten: de kosten van (melk, thee) en materialen (spelletjes). Op de
meeste scholen nemen leerlingen van huis hun eigen drinken mee;
- subsidie van het bevoegd gezag: het bevoegd van een school geeft ouders een kor-
ting van f 1,- per dag als ze kunnen aantonen een ‘minimum inkomen zonder mar-
ge’ te hebben (loonstrookje kunnen tonen met daarop de handtekening van de
schoolleider);
- de bijdrage van de ouderraad: bijvoorbeeld voor de vergoeding de aanschaf van
servetten);
- de kortingen die scholen geven zijn als meer kinderen uit een gezin overblijven;
- gebruik kunnen maken van beschikbare voorzieningen: afwasmachine (scheelt
personele kosten), fax (bestellingen voor drinken naar de supermarkt faxen die het
de dag daarop aflevert).
3.5 Toezicht houden
Onderwijzend personeel houdt toezicht
Op 2 van de 17 bezochte scholen houden leerkrachten zonder assistentie van ouders
toezicht. Bij sollicitatiegesprekken/de aanstelling is het continurooster niet altijd aan
de orde gekomen. De overblijfregeling is veelal schriftelijk vastgelegd. Wijzigingen
worden doorgaans mondeling besproken. Leerkrachten eten in de regel samen met de
leerlingen en laten hen zoveel mogelijk zelf alle activiteiten doen (tafel dekken, af-
wassen, de klas aanvegen etc.).
Redenen waarom leerkrachten zelf toezicht houden tijdens het overblijven:
- geen beroep op ouders willen doen: zijn niet geschikt, kost veel overleg, ouders
stellen zich afhankelijk op;
- slechte ervaringen: de leerkrachten hebben het overblijven weer overgenomen van
de ouders, omdat het niet goed verliep;
- als tegenprestatie dat ouders gekozen hebben voor hun (christelijke) school;
- ouders worden reeds veelvuldig bij andere activiteiten ingeschakeld;
- geen beroep op ouders kunnen doen, omdat ouders zich niet aanbieden;
41
- principieel ouders niet willen inschakelen, omdat leerkrachten als professionals niet
afhankelijk willen zijn van ouders.
Leerkrachten houden toezicht met assistentie van ouders
Op ruim de helft van de bezochte scholen schakelt het schoolteam ouders in. Het
uitgangspunt is dat de leerkrachten tussen de middag de mogelijkheid moeten hebben
om zich te ontspannen. Ouders worden niet altijd goed geïnformeerd over wat hen
wordt verlangd. Bijvoorbeeld voor moeders in de onderbouw die maar een half uur
toezicht houden is het vaak onduidelijk welke extra taken zij moeten uitvoeren, zoals:
stofzuigen en schoonmaken van toiletten. Ouders verlenen dan veelal als assistenten
van de leerkrachten hand- en spandiensten.
Redenen waarom leerkrachten ouders laten assisteren:
- leerkrachten hebben ook recht op een (korte) pauze tussen de middag:
- ouders kunnen best zelf voor het overblijven zorgen;
- als ouders voor onze school kiezen dan weten zij dat van hen verwacht wordt dat
zij meedraaien bij het overblijven.
Motieven voor ouders om daadwerkelijk te helpen bij het overblijven:
- vanuit solidariteit met de schoolgemeenschap draagt ieder zijn/haar steentje bij;
- zorgen voor continuïteit van het continurooster;
- nieuwsgierigheid: het leuk vinden om te kijken hoe het toegaat en te kijken hoe hun
eigen kinderen functioneren op school;
- hun kinderen hebben er nadrukkelijk om gevraagd;
- als bijverdienste.
De hulp van ouders varieert van het assisteren bij een of meer activiteiten tot zelf-
standig bepaalde onderdelen van het overblijven overnemen van de leerkracht (bij-
voorbeeld toezicht houden bij het buiten spelen). Ouders kunnen zijn ingeroosterd om
een paar keer per jaar tot vier dagen in de week (met alle voor- en nadelen van dien).
In de onderbouw houden soms twee ouders per groep toezicht, omdat deze leerlingen
meer zorg nodig hebben. Huishoudelijke taken die ouders naast het toezicht houden
verrichten zijn: opruimen van de spullen, afwassen en schoonmaken (stofzuigen,
schoonmaken van toiletten).
Ouders als toezichthouders
Op bijna een derde van bezochte scholen houden ouders zelfstandig toezicht. De
meeste overblijfkrachten zijn ouders van leerlingen die de betreffende school bezoe-
ken. De ouders zijn op een aantal scholen w.a. verzekerd via de stichting waar zij bij
zijn aangesloten. Van ouders verwacht men vooral dat zij redelijk goed met een groep
kinderen kunnen omgaan. Het is veelal niet toegestaan dat ouders andere kinderen
42
meenemen naar het overblijven (bijvoorbeeld omdat ze geen oppas kunnen krijgen).
Op scholen met een hoog percentage allochtone leerlingen participeren veelal geen
allochtone ouders bij het overblijven, omdat zij zich veelal niet uit zichzelf beschik-
baar stellen. Leerkrachten nemen niet altijd het initiatief om allochtone ouders in te
schakelen, omdat zij de Nederlandse taal niet altijd goed beheersen .
De overblijfouders krijgen veelal schriftelijke en mondelinge informatie hoe zij het
overblijven moeten aanpakken (kinderen tijdens het eten op hun plaats laten blijven,
er op toezien dat kinderen daadwerkelijk hun brood opeten etc.). Een paar scholen
hanteren strakke voorschriften (‘tien minuten voor de aanvang aanwezig zijn, eerst
een emmer met sop klaar zetten en daarna ....’ etc.). Op enkele scholen heeft men een
‘overblijfschriftje’, een logboek, waarin leerkrachten en overblijfkrachten elkaar
relevante informatie doorspelen. De overblijfkrachten worden veelal via de overblijf-
commissie op de hoogte gesteld van bijzonderheden waar zij in hun werk rekening
mee moeten houden: bijvoorbeeld of leerlingen allergisch zijn voor koemelk, kleur-
stof, medicijnen gebruiken etc.).
De leerkrachten praten doorgaans ook nog met de ouders door welke eisen zij aan hun
toezichthouders kunnen stellen.
Externe overblijfkrachten als toezichthouders
Op één bezochte school houden studenten en bekenden/kennissen van de leerkrachten
toezicht.
3.6 Ervaringen met het continurooster
De sfeer tijdens het overblijven
De sfeer tijdens het overblijven verschilt per school nogal. Het varieert van gedisci-
plineerd stil zitten en niet mogen praten tot in groepjes bij elkaar gaan zitten/staan en
ontspannen keuvelen. In de regel hebben leerlingen in de bovenbouw meer vrijheid
zich door het lokaal te bewegen dan in de onderbouw.
Leerkrachten als toezichthouders
Wat zijn de ervaringen van leerkrachten als toezichthouders?
Positief
- kan tijdens het eten nog wat werk verrichten, omdat de leerlingen hun eigen gang
gaan (bovenbouw);
- ontspannend: een paar dagen per week buiten toezicht houden op het plein, omdat
er een ‘pleinrooster’ is;
- er is duidelijkheid en rust tussen de middag (in vgl. met de tijd dat ouders toezicht
hielden).
43
Negatief
- de overblijfuren worden met name door oudere leerkrachten en leerkrachten in de
kleuterklassen als zwaarder ervaren dan de ‘gewone’ uren;
- te weinig tijd om op adem te komen, geen moment voor jezelf;
- te weinig tijd voor (in)formeel contact;
- geen mogelijkheden om uit de sfeer van de school te komen;
- het overblijven is een oneigenlijke taak van de school (de school neemt de taak van
de ouders over);
- het zou beter zijn als ouders uit lagere jaargroepen met hun kinderen thuis zouden
eten.
Ouders als mede toezichthouders
Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als
toezichthouders?
Positief
- leerkrachten kunnen taken delegeren aan ouders.
Negatief
- veel tijd kwijt aan vergaderen met ouders ten behoeve van het overblijven;
- leerkrachten hebben geen behoefte aan ouders die zich nadrukkelijk als toezicht-
houders opstellen (en de leerkrachten controleren);
- leerkrachten willen niet afhankelijk zijn van goedwillende moeders waar de leer-
lingen geen ontzag voor hebben (ordeproblemen);
- ouders en leerkrachten houden zich niet aan de gemaakte afspraken (communica-
tie- en afstemmingsproblemen);
- onduidelijke taakverdeling: de extra taken voor ouders in de onderbouw zijn niet
duidelijk verdeeld;
- de ondeskundigheid van de overblijfmoeders;
- de problematische samenwerking tussen ouders onderling.
Ouders als toezichthouders
Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als
toezichthouders?
Positief
- als het goed gaat hebben leerkrachten er geen omkijken naar.
Negatief
- de ondeskundigheid van de overblijfmoeders;
- de problematische samenwerking tussen ouders onderling;
- de inning van het overblijfgeld.
44
Externe overblijfkrachten als toezichthouders
Wat zijn de bevindingen met externe overblijfkrachten als toezichthouders?
Positief
- hebben doorgaans affiniteit met kinderen;
- gaan in een ontspannen sfeer met elkaar en de leerlingen om.
Negatief
- de werving is soms tijdrovend.
Welbevinden van leerlingen
* Mening van schoolleiders, leerkrachten en ouders:
positief
- men heeft veelal het idee dat leerlingen het overblijven als prettig ervaren en de
pauze lang genoeg duurt;
negatief
- voor (jonge) kleuters duurt de schooldag soms te lang.
* Mening van leerlingen:
Positief
- het hoort er gewoon bij hoort (activiteiten met medeleerlingen)
- de gezelligheid;
- klachten worden serieus genomen.
Negatief
- voor de leerlingen is het soms niet zo duidelijk wat er van hen verlangd wordt;
- de verschillende aanpak van overblijfkrachten;
- overblijfkrachten soms niet kunnen accepteren als stand-in voor de eigen leer-
kracht;
- overblijfouders niet altijd (adequaat) optreden bij problemen en ruzies tussen
leerlingen.
3.7 Samenvatting
Op basis van gesprekken met direct betrokkenen bij het overblijven blijkt dat men
doorgaans goede ervaringen heeft een continurooster. De organisatie van het overblij-
ven is veelal in handen van het schoolteam. Het overblijven is op de meeste scholen
gratis en op scholen waar ouders of ingehuurde overblijfkrachten worden ingezet
betalen ouders een vergoeding. De hoogte van het bedrag varieert en is met name
afhankelijk van de personele kosten van het overblijven. Voorwaarden voor een goed
verloop van het overblijven bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten
zijn: een goed personeelsbeleid voeren, overlegsituaties inbouwen, over voldoende
kunnen middelen beschikken, omgangsregels vaststellen en zorgen voor voldoende
speelruimte.
45
4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken we op basis van de ervaringen van schoolleiders op scho-
len met een continurooster de totstandkoming en het functioneren van continuroos-
ters. Eerst geven we in paragraaf 4.2 een beeld hoe continuroosters zijn ingevoerd op
basisscholen. Vervolgens schetsen we in paragraaf 4.3 hoe het overblijven is georga-
niseerd en het toezicht is geregeld. In paragraaf 4.4 komen de financiële aspecten van
het overblijven aan de orde. In paragraaf 4.5 brengen we de ervaren knelpunten in
kaart. In paragraaf 4.6 geven we een beschrijving hoe schoolleiders het overblijven op
hun eigen school beoordelen. Het hoofdstuk sluiten we af met een samenvatting.
4.2 Totstandkoming continurooster
Aantal jaren met een continurooster
De scholen die de meeste ervaring hebben met een continuroosters zijn confessionele
scholen en o.b.-scholen. In het confessioneel onderwijs zijn het p.c.-scholen (met
name reformatorische scholen) die een lange traditie hebben. De meeste scholen
hebben 10 jaar of korter een continurooster. Meer openbare scholen zijn in het afge-
lopen decennium met een continuroosters gestart dan scholen in het bijzonder onder-
wijs.
Tabel 4.1 - Aantal jaren een continurooster, naar richting, in procenten
conf.1
o.b. opb.
(n=35) (n=109) (n=40)
% % %
- 1 - 5 jaar 20 19 25
- 6 - 10 jaar 40 34 47
- 11 jaar en meer 40 47 28
Bron: vragenlijst schoolleiding
1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.).
46
Vooral scholen in grotere gemeenten (zeer sterk en matig stedelijke gemeenten)5
zijn
als pioniers begonnen met een continurooster. In de loop der jaren hebben scholen in
kleinere gemeenten dit initiatief gevolgd. De laatste 5 jaar zijn weer meer scholen
zowel in zeer sterk stedelijke gemeenten en niet stedelijke gemeenten er toe over
gegaan een continurooster in te stellen.
Initiatief invoering continurooster
Het continurooster is op de overgrote meerderheid van de scholen ingevoerd op initia-
tief van de schoolleiding en de leerkrachten. De ouderraad en het bevoegd gezag zijn
op een kleiner aantal scholen (mede) initiatiefnemers geweest. Op openbare scholen
zijn de ouderraad, het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad (MR) en individuele
ouders vaker (mede) initiatiefnemers geweest om een continurooster te starten. Dit
betekent dat de invoering van een continurooster op deze scholen een wat breder
draagvlak had. In een enkel geval is het continurooster ingevoerd op initiatief van een
pr-deskundige. Zie tabel 4.2.
Tabel 4.2 - Op wiens initiatief het continurooster (destijds) is ingevoerd, naar rich-
ting, in procenten
conf. o.b. opb.
(n=35) (n=103) (n=39)
% % %
- schoolleiding 80 81 78
- leerkrachten 51 64 69
- ouderraad 37 34 51
- bevoegd gezag 31 8 57*
- MR 17 18 41*
- individuele ouders 17 18 41*
- gemeente 3 - 5
Bron: vragenlijst schoolleiding.
* significant verschil (p< 0,05).
5 Zeer sterk stedelijke gemeenten: met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; sterk
stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; matig stedelijke ge-
meenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; weinig stedelijke gemeenten: een
omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadres-
sendichtheid van minder dan 500 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van
minder dan 500 adressen per km2.
47
Schoolleiders en leerkrachten waren op kleine en middelgrote scholen6
relatief vaker
de initiators. Een aantal van deze schoolleiders merkt op dat zij met de rug de muur
stond: ‘We hadden geen keus, want de leerlingen komen uit alle windstreken. Een
continurooster hoort gewoon bij een school waar bijna alle leerlingen van ver ko-
men’.
Het bevoegd gezag van scholen in weinig stedelijke gemeenten nam vaker het initia-
tief voor het opzetten van een continurooster dan in gemeenten met een grotere adres-
sendichtheid.
Argumenten voor invoering van continurooster
Op de confessionele scholen waren het vooral praktische overwegingen: ‘wonen op
grote afstand’ en ‘veel leerlingen bleven al over’. Bij de o.b.-scholen speelden naast
het argument van de afstand vooral onderwijskundige overwegingen als ‘schooldag
beter structureren’, verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen’, ‘middagpauze is
deel van het schoolgebeuren’. Ook openbare scholen onderstrepen deze argumenten,
maar voegen er overwegingen als ‘meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leer-
lingen’, ‘meer ruimte voor ouders’, ‘meer ruimte voor leerkrachten’, ‘bevordering
van de sociale relaties’ aan toe.
In een aantal gevallen was een fusie (met een school die al een continurooster had) of
de start van een de nieuwbouwschool de aanleiding om met een continurooster te
starten. Zie tabel 4.3.
6 Gehanteerde indeling: kleine school: minder dan 121 leerlingen; middelgrote school: 122-194 leerlingen; grote
school: 199-259 leerlingen; zeer grote school: meer dan 260 leerlingen.
48
Tabel 4.3 - Argumenten voor invoering van een continurooster, naar richting, in pro-
centen
conf. o.b. opb.
(n=35) (n=108) (n=40)
% % %
- een (groot) deel van de leerlingen woonde op grote afstand van de
school
79 77 53*
- meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leerlingen 36 33 65*
- schooldag beter structureren 30 56* 32
- verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen 42 51 62
- in de visie van de school maakt de middagpauze deel uit van het
schoolgebeuren
30* 63 50
- bevordering van de sociale relaties tussen leerlingen 42 45 53
- veel leerlingen bleven al over tussen de middag 52 24* 63
- meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de ouders tussen de
middag
27 28 63*
- vergroten van verkeersveiligheid voor leerlingen 36 21 48*
- meer tijd voor leerkrachten voor andere werkzaamheden na einde
lessen
27 18 50*
- profilering van de school/concurrentieoverwegingen 24 11 40*
- vermijden van tweedeling tussen leerlingen: ‘overblijvers’ en ‘huis-
gangers’
27 19 25
- leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen 12 24 33
- verkorten van de onderwijsdag voor leerkrachten 6 6 25*
Bron: vragenlijst schoolleiding.
* significant verschil (p< 0,05).
Naar schoolgrootte werden geen verschillen in argumentatie gevonden.
Op scholen in weinig stedelijke gemeenten wordt het argument van de schooldag
beter te structureren vaker genoemd.
Totstandkoming van continurooster
Op welke wijze is de voorbereiding op het continurooster tot stand gekomen? De
overgrote meerderheid van de schoolleiders van confessionele scholen en openbare
scholen meldt dat men veelal eerst de mening van de ouders en de ouderraad heeft
gepeild. Op o.b.-scholen is dat veel minder het geval evenals het horen van de MR en
het een periode proefdraaien. Verwonderlijk is dat niet omdat o.b.-scholen al een veel
langere traditie kennen met een continurooster, een traditie die zelfs vooraf gaat aan
de invoering van de WMO 1981. Op meer openbare scholen heeft men relatief vaker
informatie ingewonnen bij andere scholen. Scholen in het bijzonder onderwijs hadden
niet altijd voorbeelden in de buurt waaraan zij zich konden spiegelen. Op circa de
49
helft van de openbare scholen en confessionele scholen is men vervolgens gaan
‘proefdraaien’ met een continurooster. Op o.b.-scholen vond men dit minder noodza-
kelijk en is men, zoals een schoolleider stelde, ‘maar gelijk in het diepe gesprongen’.
Zie tabel 4.4.
Tabel 4.4 - Op welke wijze de voorbereiding op het continurooster tot stand is geko-
men, naar richting, in procenten
conf. o.b. opb.
(n=33) (n=91) (n=39)
% % %
- de mening van de ouders is gepeild 82 44* 81
- de ouderraad is gehoord 72 37* 75
- er is informatie ingewonnen bij andere scholen 42 43 68*
- de medezeggenschapsraad is gehoord 50 29* 66
- er is een periode ‘proefgedraaid’ 49 15* 51
- er is een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld 24 33 39
- er is informatie ingewonnen bij landelijke organisaties voor ouders
in het onderwijs
10 13 28
- er is informatie ingewonnen bij een stichting t.b.v. het overblijven
(bijvoorbeeld Stichting Overblijven, Broodje Mee)
16 10 25
Bron: vragenlijst schoolleiding.
* significant verschil (p< 0,05).
Op grotere scholen heeft men relatief vaker de meningen ‘gepeild en gehoord’ (invoe-
ring heeft daar ook meer voeten in de aarde). Ook is op grotere scholen vaker een
overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld. Tenslotte heeft men op grotere scholen ook
vaker informatie ingewonnen bij een stichting. In niet stedelijke gemeenten en zeer
sterk stedelijke gemeenten zijn meer scholen omzichtig te werk gegaan en hebben
meer scholen eerst de tijd genomen een proefperiode in te lassen, voordat het rooster
definitief werd ingevoerd.
Houding van bevoegd gezag
Hoe was de houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van
een continurooster? Volgens schoolleiders stond het bevoegd op bijna alle scholen
van begin af aan positief ten opzichte van een continurooster. Het bevoegd gezag van
bijzondere scholen heeft vervolgens ook actief bijgedragen aan de totstandkoming.
50
Het bevoegd gezag van openbare scholen heeft zich veelal niet met de invoering van
het nieuwe rooster ingelaten. Waarschijnlijk komt dit omdat het bevoegd gezag van
openbare scholen veelal verder af staat van de scholen dan in het bijzonder onderwijs
(vergelijk Hofman, 1992).
Tabel 4.5 - De houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van
een continurooster, per richting, in procenten
conf. o.b. opb.
(n=28) (n=92) (n=29)
% % %
- bevoegd gezag stond van meet af aan positief t.o.v. een
continurooster
96 98 93
- heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van een
continurooster
50 62 6*
- heeft gezorgd voor materiële faciliteiten 24 28 5*
- heeft financiële middelen ter beschikking gesteld voor een
continurooster
9 15 5
Bron: vragenlijst schoolleiding.
* significant verschil (p< 0.05).
Houding van leerkrachten en ouders
Hoe stelden leerkrachten zich op tegenover de invoering van een continurooster?
Volgens de schoolleiders stonden leerkrachten veelal (zeer) positief ten aanzien van
de invoering van een continurooster. Dit antwoord verbaasde ons enigszins. De invoe-
ring van een continurooster zou immers voor (een deel van) de leerkrachten een uit-
breiding van taken met zich mee kunnen brengen, omdat zij de ‘opvangtaken’ van
ouders tussen de middag wellicht zouden moeten overnemen.
Volgens een paar schoolleiders van o.b.-scholen paste het overblijven mooi in hun
lesprogramma (het dagritme) en de visie van het schoolteam dat de school ook op-
voedingsgerichte taken heeft. De overblijftaken van de leerkrachten zijn soms ook al
bij de aanstelling vastgelegd. Opvallend is de enthousiaste opstelling van de ouders.
Zie tabel 4.6.
51
Tabel 4.6 - De houding van leerkrachten en ouders ten aanzien van de totstandko-
ming van een continurooster, per richting, in procenten
leerkrachten Ouders
conf. o.b. opb. conf. o.b. opb.
(n=32) (n=102) (n=39) (n=32) (n=98) (n=39)
% % % % % %
- hebben actief bijgedragen
aan de totstandkoming van
het continurooster
91 81 87 50 54 59
- meerderheid was
enthousiast
75 92 87 97 99 95
- meerderheid had weerstand 13 4 3 - 4 3
Bron: vragenlijst schoolleiding.
Andere scholen in omgeving met een continurooster
Kennen schoolleiders nog andere scholen in hun omgeving met een continurooster?
Circa de helft van de schoolleiders stelt dat er in de buurt geen andere school is met
een vergelijkbaar rooster. Zie tabel 4.7.
Tabel 4.7 - Andere scholen in de omgeving een continurooster hebben, per richting, in
procenten
conf. o.b. opb.
(n=28) (n=92) (n=29)
% % %
- alléén onze school, andere scholen niet 52 62 47
- ook een andere school in de wijk/dorp 37 36 50
- alle scholen in de wijk/dorp 7 1 -
- alle scholen binnen onze gemeente 4 1 3
Bron: vragenlijst schoolleiding.
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

More Related Content

What's hot

Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden
 Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden
Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijdenDriessen Research
 
Praktische adviezen (1)
Praktische adviezen (1)Praktische adviezen (1)
Praktische adviezen (1)AndereTijden
 
Andere tijden2.kleur
Andere tijden2.kleurAndere tijden2.kleur
Andere tijden2.kleurAndereTijden
 
Andere tijdenkleur
Andere tijdenkleurAndere tijdenkleur
Andere tijdenkleurAndereTijden
 
Wij maken werk van kindcentra
Wij maken werk van kindcentraWij maken werk van kindcentra
Wij maken werk van kindcentraAndereTijden
 
Kind agenda da costa hilversum
Kind agenda da costa hilversumKind agenda da costa hilversum
Kind agenda da costa hilversumAndereTijden
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Schoolreglement 2013 - 2014
Schoolreglement 2013 - 2014Schoolreglement 2013 - 2014
Schoolreglement 2013 - 2014sintjozefeeklo
 
Visietekst thuiswerkbeleid
Visietekst thuiswerkbeleid Visietekst thuiswerkbeleid
Visietekst thuiswerkbeleid sintjozefeeklo
 
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Frederik Smit
 
Andere tijden slim personeelsbeleid
Andere tijden   slim personeelsbeleidAndere tijden   slim personeelsbeleid
Andere tijden slim personeelsbeleidAndereTijden
 
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Frederik Smit
 
Verlenging experiment flexibele onderwijstijd
Verlenging experiment flexibele onderwijstijdVerlenging experiment flexibele onderwijstijd
Verlenging experiment flexibele onderwijstijdAndereTijden
 
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118Eigen&Wijzer kinderopvang
 
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112Eigen&Wijzer kinderopvang
 
Okp de molenwerf meer kansen voor kinderen buurt en school
Okp de molenwerf   meer kansen voor kinderen buurt en schoolOkp de molenwerf   meer kansen voor kinderen buurt en school
Okp de molenwerf meer kansen voor kinderen buurt en schoolBert van der Neut
 

What's hot (20)

Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden
 Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden
Geert Driessen et al. (2010) Variatie in schooltijden
 
Praktische adviezen (1)
Praktische adviezen (1)Praktische adviezen (1)
Praktische adviezen (1)
 
Andere tijden2.kleur
Andere tijden2.kleurAndere tijden2.kleur
Andere tijden2.kleur
 
Andere tijdenkleur
Andere tijdenkleurAndere tijdenkleur
Andere tijdenkleur
 
Wij maken werk van kindcentra
Wij maken werk van kindcentraWij maken werk van kindcentra
Wij maken werk van kindcentra
 
Kind agenda da costa hilversum
Kind agenda da costa hilversumKind agenda da costa hilversum
Kind agenda da costa hilversum
 
10adviezen 1
10adviezen 110adviezen 1
10adviezen 1
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Infobrochure
InfobrochureInfobrochure
Infobrochure
 
Schoolreglement 2013 - 2014
Schoolreglement 2013 - 2014Schoolreglement 2013 - 2014
Schoolreglement 2013 - 2014
 
Visietekst thuiswerkbeleid
Visietekst thuiswerkbeleid Visietekst thuiswerkbeleid
Visietekst thuiswerkbeleid
 
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
Mondkapjes, spatmaskers en schermen. Veilig leren en werken in het voortgezet...
 
Andere tijden slim personeelsbeleid
Andere tijden   slim personeelsbeleidAndere tijden   slim personeelsbeleid
Andere tijden slim personeelsbeleid
 
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...
Samenwerking ouders en (voor)school. Eerste meting ouderbetrokkenheid bij de ...
 
Verlenging experiment flexibele onderwijstijd
Verlenging experiment flexibele onderwijstijdVerlenging experiment flexibele onderwijstijd
Verlenging experiment flexibele onderwijstijd
 
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118
Ls v&amp;g locatie 't werkel heerde - 191118
 
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112
Ls ped.werkplan ko 't werkel heerde - 191112
 
Kdv 't werkel jaarlijks onderzoek 090320
Kdv 't werkel jaarlijks onderzoek 090320Kdv 't werkel jaarlijks onderzoek 090320
Kdv 't werkel jaarlijks onderzoek 090320
 
Andere Tijden
Andere TijdenAndere Tijden
Andere Tijden
 
Okp de molenwerf meer kansen voor kinderen buurt en school
Okp de molenwerf   meer kansen voor kinderen buurt en schoolOkp de molenwerf   meer kansen voor kinderen buurt en school
Okp de molenwerf meer kansen voor kinderen buurt en school
 

Similar to Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...Driessen Research
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...Frederik Smit
 
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)MWM2
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Driessen Research
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Driessen Research
 
Oberon nieuwe tijden mei 2013
Oberon nieuwe tijden mei 2013Oberon nieuwe tijden mei 2013
Oberon nieuwe tijden mei 2013AndereTijden
 
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs sofiekdg1
 
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...Driessen Research
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijsDriessen Research
 
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijsDeel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijsbernaertsw
 
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...Driessen Research
 
De Gezonde Basisschool van de Toekomst
De Gezonde Basisschool van de ToekomstDe Gezonde Basisschool van de Toekomst
De Gezonde Basisschool van de ToekomstDeVerwonderingVoorne
 
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 

Similar to Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit (20)

Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1994). Het functioneren van het voortg...
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
 
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...
Geert Driessen, Adrie Claassen, & Frederik Smit (2010). Variatie in schooltij...
 
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...
Geert Driessen, Kees de Bot & Paul Jungbluth (1989) De effectiviteit van het ...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...
Geert Driessen, Paul Jungbluth & Jo Louvenberg (1987) Onderwijs in Eigen Taal...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)
Rapportage uitkomsten evaluatie tussenschoolse opvang (tso)
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
 
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk & Cees de Wit (2009) VVE en oude...
 
Oberon nieuwe tijden mei 2013
Oberon nieuwe tijden mei 2013Oberon nieuwe tijden mei 2013
Oberon nieuwe tijden mei 2013
 
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
 
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...
Paul Jungbluth, Theo Buis, Geert Driessen & Arie Mens (1985) De evaluatie van...
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
Geert Driessen et al. (2005) Van basis- naar voortgezet onderwijs
 
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijsDeel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
Deel 2 structuur van het vlaamse onderwijs
 
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...
Geert Driessen & Hetty Dekkers (1997) Voortijdig schoolverlaten en de overgan...
 
De Gezonde Basisschool van de Toekomst
De Gezonde Basisschool van de ToekomstDe Gezonde Basisschool van de Toekomst
De Gezonde Basisschool van de Toekomst
 
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
Greetje van der Werf & Geert Driessen (1993) Het functioneren van het voortge...
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 

More from Frederik Smit

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolFrederik Smit
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfFrederik Smit
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfFrederik Smit
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdfFrederik Smit
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerFrederik Smit
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfFrederik Smit
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Frederik Smit
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Frederik Smit
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Frederik Smit
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Frederik Smit
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Frederik Smit
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Frederik Smit
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Frederik Smit
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Frederik Smit
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
 
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en lerenDe leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en lerenFrederik Smit
 

More from Frederik Smit (20)

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
 
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en lerenDe leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
De leraar of de leerling centraal? Concepten voor gelukkig werken en leren
 

Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit

  • 1. Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs F. Smit J. Claessen
  • 2. TOTSTANDKOMING EN WERKING VAN CONTINUROOSTERS IN HET BASISONDERWIJS
  • 3. Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs F. Smit J. Claessen INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN UITGEVERIJ TANDEM FELIX - UBBERGEN
  • 4. iv De  particuliere  prijs  van  deze  uitgave  is  €  15,00 Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. Foto omslag: Nationale Beeldbank. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Smit, F. Totstandkoming en werking van continurooster in het basisonderwijs / F. Smit, J. Claessen – Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen ; Ubbergen ; Tandem Felix. ISBN 90 5750 005 1 (Tandem, Felix) NUGI 722 Trefw.: basisonderwijs ; continuroosters © 1997 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen te Nijmegen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  • 5. v Voorwoord Het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) heeft op verzoek van het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) en met geld van het Insti- tuut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) een onderzoek uitgevoerd naar de totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd binnen het thema Onderwijsbeleid, - organisatie, -professionalisering en -ondersteuning van het ITS door dr. F. Smit en prof. dr. J. Claessen. Een deel van de interviews onder schoolleiders is uitgevoerd door drs. M. Stortelder. Daarnaast hebben medewerk(st)ers van de afdelingen Research-Technische Dienst- verlening en Tekstverwerking aan de uitvoering bijgedragen. Het onderzoek startte in september 1995 en is afgesloten in juni 1996. De onderzoekers zijn op een zeer constructieve wijze bij de opzet en rapportage bege- leid door een resonansgroep bestaande uit: - mevr. drs. R. Schenk, Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO); - mevr. drs. C. van Paridon, Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO); - mevr. A. Verhagen-Nobel, openbare afdeling van het Nederlands Genootschap van Leraren (NGL/AVMO); - dhr. R. Ballegooijen, directeur van een basisschool; - dhr. J. Uitenhaag, directeur van een basisschool. Een speciaal woord van dank richten we tot de schoolleiders en ouders van leerlingen die aan het onderzoek hebben meegewerkt. INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN Nijmegen, september 1996 Directeur Drs. A.J. Mens
  • 6.
  • 7. vii Inhoud Voorwoord v 1 Achtergronden van het onderzoek 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Achtergronden  van  het  fenomeen  ‘continurooster’ 1 1.2.1 Formele en organisatorische aspecten 1 1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel 5 1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders 6 1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en uitvoering 6 1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen 8 1.3.2 Casestudies 12 1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster 15 1.3.4 Onderzoek onder ouders 19 1.4 Verdere opbouw van het rapport 22 2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen 23 2.1 Inleiding 23 2.2 Duur van de middagpauze 23 2.3 Overblijven van leerlingen 27 2.4 Samenvatting 32 3 Ervaringen van scholen met een continurooster 35 3.1 Inleiding 35 3.2 Invoering van een continurooster 35 3.3 De organisatie van een continurooster 36 3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven 39 3.5 Toezicht houden 40 3.6 Ervaringen met het continurooster 42 3.7 Samenvatting 44
  • 8. viii 4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters 45 4.1 Inleiding 45 4.2 Totstandkoming continurooster 45 4.3 Organisatie en toezicht 52 4.4 Financiële aspecten 63 4.5 Knelpunten 66 4.6 Beoordeling 69 4.7 Samenvatting 70 5 Ervaringen van de ouders met een continurooster 73 5.1 Inleiding 73 5.2 Gebruik van de overblijfvoorziening 73 5.3 Financiële aspecten 75 5.4 Functioneren continurooster 77 5.5 Voor- en nadelen 81 5.6 Beoordeling 83 5.7 Kritische opmerkingen 85 5.8 Samenvatting 86 6 Samenvatting en conclusies 93 6.1 Inleiding 93 6.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering 93 6.3 Conclusies 94 6.4 Aanbevelingen 98 Bijlagen 103 Geraadpleegde Literatuur 147
  • 9. 1 1 Achtergronden van het onderzoek 1.1 Inleiding In dit rapport wordt een onderzoek beschreven naar de ervaringen van basisscholen met het fenomeen ‘continurooster’. De term continurooster komt niet voor in de for- mele wet- en regelgeving. In de onderwijsliteratuur wordt het begrip ook niet eendui- dig gehanteerd, zodat er verschillende invullingen van dit begrip circuleren. Veelal wordt er onder verstaan dat leerlingen een ononderbroken schooldag hebben, dat wil zeggen een schooldag die niet onderbroken wordt om leerlingen in de gelegenheid te stellen de pauze tussen de middag thuis te kunnen doorbrengen; een werkwijze die gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) signaleerde dat scho- len geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden van een continurooster waarbij alle leer- lingen overblijven. Vragen van het CBOO naar de mate van voorkomen, ervaringen en totstandkomingsprocedure van een continurooster vormden de directe aanleiding tot het onderzoek. Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van het continurooster. In paragraaf 1.3 wordt de probleemstelling, de onderzoeksopzet, dataverzameling, - verwerking en -analyse verantwoord. In paragraaf 1.4 geven we de verdere opbouw van het rapport. 1.2 Achtergronden van het fenomeen ‘continurooster’ 1.2.1 Formele en organisatorische aspecten Er is een nauwe samenhang tussen de gehanteerde schooltijden en het werken met een continurooster. Scholen zijn bevoegd, binnen de wettelijke grenzen, de eigen schooltijden te regelen (artikel 11, zesde lid 6, WBO). De schooltijden van school- gaande kinderen van 4 tot 12 jaar bepalen (ten dele) de behoefte aan opvang tussen de middag. Bij de stichting van een school kan men al afspreken om met een continurooster te gaan werken. Het schoolteam kan ook op een later tijdstip met een continurooster starten bijvoorbeeld om de leerlingenteruggang een halt toe te roepen. De school kan zich zo in positief opzicht profileren.
  • 10. 2 Ouders kunnen ook met dit verzoek komen. Als ouders daartoe verzoeken, moet de school een overblijfvoorziening mogelijk maken. De kosten die hieruit voortvloeien, komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers (artikel 28 WBO). Er zijn geen juridische belemmeringen voor scholen om een continurooster in te stellen. De school kan de invoering van het continurooster beschouwen als een variant op het ‘traditionele’ overblijven en als een ‘nieuw’ rooster in het schoolwerk- plan/activiteitenplan opnemen. Volgens artikel 11, vijfde lid WBO wordt het activitei- tenplan zodanig ingericht dat de leerlingen in de eerste drie schooljaren ten minste 2240 uren, in het vierde schooljaar ten minste 880 uren en in de overige schooljaren per schooljaar ten minste 1000 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat het aantal uren in de eerste drie schooljaren per schooljaar minimaal 480 uur bedraagt. Per dag ontvangen de leerlingen ten hoogste 5,5 uur onderwijs, waarbij een even- wichtige verdeling van activiteiten in acht wordt genomen. Het bevoegd gezag stelt op voorstel van het onderwijzend personeel ten minste eenmaal in de twee jaar het schoolwerkplan en jaarlijks het activiteitenplan vast (artikel 13, eerste lid WBO). De leerlingen nemen deel aan alle volgens het schoolwerkplan en het activiteitenplan voor hen bestemde activiteiten (artikel 25, eerste lid WBO). Volgens artikel 25, twee- de lid WBO kan het bevoegd gezag op verzoek van de ouders een leerling vrijstellen van het deelnemen aan bepaalde activiteiten. Een vrijstelling kan slechts worden verleend indien het schoolwerkplan daarin voorziet, en op gronden daarbij vermeld. De invloed van ouders omtrent de beslissing over een continurooster loopt via de medezeggenschapsraad (MR). De MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststel- ling of wijziging van het schoolwerkplan en het activiteitenplan (artikel 6, lid a en b, WMO 1992) waarin ook de schooltijden moeten worden vastgelegd. Het oudersdeel van de MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen (artikel 9, lid c, WMO 1992). De wijze waarop het toezicht houden tijdens de middagpauze wordt geregeld valt onder dit artikel1 . Ouders kunnen via de ouderraad de MR over de con- crete invulling van deze aangelegenheid adviseren (artikel 26, lid c WMO 1992). Het organiseren en het toezicht houden tijdens de middagpauze, ook bij een continu- rooster, hoort niet specifiek tot de reguliere onderwijstaak van de school. Bevoegde gezagen kunnen het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpauze en dus ook in geval van een continurooster zelf organiseren. Zij kunnen de verantwoordelijkheid voor de organisatie en uitvoering van deze activiteiten ook delegeren aan ouders, andere vrijwilligers, overblijfkrachten en/of opdragen aan leerkrachten. Er zijn ver- schillende juridische constructies om het dienstverband met ouders en overblijfkrach- 1 Mondelinge toelichting van mr. Klaas te Bos, secretaris van de Landelijke Geschillencommissie voor het openbaar onderwijs.
  • 11. 3 ten vast te leggen (rechtstreeks onder bevoegd gezag, onder verantwoordelijkheid van de ouderraad, aparte rechtspersoon). Als leerkrachten niet belast worden met activiteiten in de middagpauze, kan de bij- drage van de school aan het overblijven beperkt blijven tot datgene waarvoor men op grond van de wet verantwoordelijk is: het beschikbaar stellen van een (verlichte en verwarmde) ruimte en het afsluiten van een verzekering tegen wettelijke aansprake- lijkheid voor allen die bij het overblijven van leerlingen op school betrokken zijn2 . De organisatie van het overblijven, het werven en begeleiden van overblijfkrachten, het verzorgen van de financiële administratie, de aanschaf van materiaal e.d. kan overge- laten worden aan de ouderraad, een overblijfcommissie, een aparte stichting of vere- niging voor het overblijven (Smit & Claessen, 1993; VOO, 1995). Er kunnen ook, al dan niet in samenwerking met andere scholen of welzijnsinstellingen, opvangmoge- lijkheden buiten het schoolgebouw worden gecreëerd. Over de initiatiefnemers van een continurooster, de wijze waarop het georganiseerd wordt en of het wordt opge- nomen in het schoolwerkplan en het activiteitenplan zijn geen landelijke gegevens voor handen (vgl. Wolfgram & Meijvogel, 1981; Smit & Claessen, 1993). De laatste jaren is er in ons land een toenemende behoefte aan kinderopvang tussen de middag waar te nemen (VOO 1995). In forenzengemeenten en grote steden is er bijvoorbeeld een grotere concentratie van tweeverdienende ouders en eenoudergezin- nen. De werktijden van deze ouders lopen veelal niet parallel met de schooltijden. De afstand huiswerk is vaak van dien aard dat ook bij parttime werken men behoefte heeft aan overblijffaciliteiten voor kinderen (Meijvogel 1991, 128). Modellen die scholen hanteren bij het rooster van de schooltijden zijn3 : a. een gedeeld rooster: slechts een beperkt aantal leerlingen blijft tussen de middag over op school, het overblijven van leerlingen vormt geen geïntegreerd onderdeel van de schooldag, er is een duidelijk onderscheid tussen het ochtend- en het mid- dagdeel; b. een aansluitend rooster: niet alle kinderen blijven over, de middagpauze duurt circa een uur zodat kinderen die dicht bij school wonen, thuis kunnen eten. c. een continurooster: uitgangspunt is dat alle leerlingen de middagpauze op school doorbrengen, de middagpauze duurt circa 45 minuten voor de bovenbouw en voor de onderbouw vaak een uur: het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpau- ze vormt een geïntegreerd onderdeel van de schooldag; 2 Het bevoegd gezag van een bijzondere school is, telkenmale voor de duur van een schooljaar, ontheven van de verplichting tot verzekering indien: a. deze verplichting zich naar zijn oordeel niet verdraagt met de godsdien- stige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt; en b. het bevoegd gezag van zijn oordeel mededeling heeft gedaan aan de ouders. Van de ontheffing van de verplichting bedoeld in de vorige vol- zin doet het bevoegd gezag tijdig mededeling aan de inspecteur (artikel 28 WBO). Voorlichtingsbrochure schooltijden in het basisonderwijs, Afdeling Onderwijs, Gemeente Haarlem 1987.
  • 12. 4 Aan een continurooster wordt een aantal voordelen toegedicht, waaronder: - het zou de nadelen van het ‘traditionele’ overblijven met een beperkte groep leerlin- gen ondervangen: leerlingen ervaren het (soms) als een straf om over te moeten blijven, terwijl de meeste kinderen naar huis mogen; - sluit beter aan bij het dagritme van kinderen: het prestatiehoogtepunt ligt ‘s mor- gens; - een mogelijke verdieping van de relatie tussen kind en leerkracht; - de vrije tijd van leerkrachten en leerlingen wordt niet zo verbrokkeld, waardoor zij daar efficiënter gebruik van kunnen maken: leerlingen en leerkrachten hebben na schooltijd meer tijd voor ontspanning/andere activiteiten; - leerlingen zouden sociale vaardigheden kunnen leren (‘tafelmanieren’); - leerlingen c.q. ouders hoeven zich minder vaak in het verkeer te begeven (verkeers- veiligheid); - energiebesparing, doordat het schoolgebouw minder uren per dag hoeft te worden verwarmd en verlicht; - scholen kunnen zich met een continurooster afficheren en mikken op een bepaalde doelgroep; - kan als een onmisbare voorwaarde worden beschouwd voor sociaaleconomische participatie van vrouwen (Emancipatieraad 1990, 18). Genoemde nadelen van een continurooster zijn: - weerstand bij het schoolteam in verband met extra belasting voor de leerkracht; - slecht voor sfeer binnen schoolteam in verband, omdat er tussen de middag minder ontmoetingsmogelijkheden zijn ; - extra belasting voor de schoolorganisatie; - inspannend voor de (jongere) leerlingen; - kostbaar voor de ouders; - slecht voor sfeer binnen schoolteam; - verloopt problematisch. Op de overgrote meerderheid van de scholen maakt een deel van de ouders gebruik van de mogelijkheid om hun kinderen onder toezicht de middagpauze op school te laten doorbrengen. Scholen met een continurooster hebben in het lesprogramma veel- al een kortere pauze opgenomen van ten hoogste een uur. In dat geval krijgt het over- blijven een meer verplicht karakter dan wanneer het traditionele rooster met een lange middagpauze gehandhaafd blijft (VOO 1995, 12-13).
  • 13. 5 1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel De taakuitvoeringsaspecten ten aanzien van het continurooster betreffen in het bij- zonder de gevolgen van de overschakeling van een regulier naar een continurooster, de dagen waarop het continurooster geldt, het aantal leerlingen dat van de voorzie- ningen gebruik (kan) maken, de ruimten om te pauzeren, het creëren van binnen- schoolse opvangmogelijkheden als een apart overblijflokaal of tot tijdelijke pauze- ruimtes ‘omgebouwde’ klaslokalen. Voor het onderwijzend personeel is verder van belang de pauzetijden en de dagen waarop tussen de middag toezicht moet worden gehouden, het aantal leerlingen waarvoor men verantwoordelijk is, de praktische organisatie van het continurooster (toezicht houden, het innen van de ouderbijdrage, de inkoop van dranken en spelmateriaal, het beheer van de kas, de financiële admini- stratie e.d.). De schooltaken worden verdeeld over de beschikbare personeelsleden en hun vastge- stelde functies. Hierbij spelen de individuele wensen en deskundigheden een rol. De individuele taakopvatting en de condities voor de taakvervulling bepalen in meer of mindere mate hoe de taak feitelijk wordt vervuld en hoeveel tijd die persoon er aan- besteedt (de feitelijke taakomvang). Leerkrachten kunnen zich te zwaar belast (gaan) voelen doordat de balans tussen de taakomvang en de taakverdeling niet tot stand komt of verstoord raakt (vgl. Remmers, Van Dongen & Raaijmakers 1992, 10). Het verloop onder extra aangetrokken overblijfkrachten is vrij groot, hetgeen de op- vang tussen de middag weinig continuïteit geeft. Andere factoren die debet zijn aan het vinden en behouden van geschikte overblijfkrachten zijn: de ongunstige werktij- den, de lage vergoeding, geen rechtspositie hebben om op terug te vallen. Het niet kunnen vinden van vervanging bij ziekte of verhindering van de overblijfkracht geeft de opvang tussen de middag een wankele basis. Een knelpunt vormt de deskundig- heid en de pedagogische kwaliteiten van de overblijfkrachten waardoor de leerkrach- ten geconfronteerd kunnen worden met wanorde, rommel, kapotgemaakte spullen (VOO 1987, 1989). De Arbeidstijdenwet wordt in 1996 gefaseerd ingevoerd. Kenmerkend voor deze wet is, dat de werk- en rusttijden van de werknemers standaard worden voorgeschreven, waarbij ruimte wordt geboden aan het overleg tussen werkgever en werknemers om de standaard op te rekken tot een hogere norm. Het personeelsdeel van de MR krijgt instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttij- denregeling van het personeel (artikel 8, onderdeel f, WMO 1992). Het inzetten van leerkrachten in het kader van overblijven tijdens de middagpauze zou daardoor wel eens problematisch kunnen worden. Hoe worden de taken bij het overblijven ver- deeld? Naar keuze of verplicht? Basisscholen zullen in dat kader aan de wettelijke
  • 14. 6 verplichtingen moeten voldoen en krijgen tevens tot taak een Arbobeleid te ontwikke- len. De overheid legt in overleg wel enkele kaders vast waarbinnen scholen ruimte krijgen voor het voeren van een zelfstandig personeelsbeleid. Een van die kaders wordt gevormd door de normjaartaak. Alle leraarstaken moeten worden uitgevoerd binnen een jaartaak van 1710 uur. De norm voor de lesgebonden taken komt te liggen tussen 1250 en 1350 uur. En voor de overige taken blijft dan 460 tot 360 uur over. 1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders Wat zijn mogelijke gevolgen van het continurooster voor het welbevinden van leer- lingen en ouders? Bij een continurooster gaat de school ‘s-middags veelal eerder uit, waardoor er voor leerlingen meer tijd overblijft voor andere activiteiten. De lunch- pauze brengen de leerlingen met elkaar op school door. Dit kan heel gezellig, maar ook heel vervelend zijn, met name als er geen deskundig toezicht wordt gehouden (Spectrum, 1992). Voor sommige, met name jongere kinderen, kan het vermoeiend zijn, of te weinig ontspanning bieden. Voor ouders bestaan er meer mogelijkheden om hun eigen activiteiten gedurende een aaneengesloten periode van de dag te kunnen uitoefenen. Voor ouders zal het overblijven ook extra kosten met zich meebrengen in verband met de betaling/vergoeding van de personen die tussen de middag toezicht houden. Voor sommige ouders zal - omdat de school eerder uitgaat - ook opvang na schooltijd van hun kinderen nodig zijn, in verband met hun activiteiten buitenshuis (VOO, 1995). Het werken volgens een continurooster heeft dus op papier voor- en nadelen, zowel voor leerkrachten, leerlingen als ouders. De vraag is of het continurooster voldoet aan de verwachtingen van de betrokkenen . 1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en uit- voering Probleemstelling De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen die de aanvrager van het onderzoek, het CBOO, graag onderzocht zou zien. De vragen van het onderzoek hebben betrekking op de ‘aanbieders’ van een continurooster, de scholen. Het gaat daarbij enerzijds om vragen die te maken hebben met de invoering en het functione- ren van een continurooster (opzet en uitvoering), anderzijds om te zien hoe de ‘afne- mers’ van een continurooster, leerlingen en ouders, er tegen aankijken (ervaringen, effecten, knelpunten en waardering).
  • 15. 7 De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: 1. Hoeveel scholen werken met een continurooster? 2. Hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen? 3. Wat zijn de ervaringen van scholen en van ouders met een continurooster? Met behulp van de kennis uit de vorige paragrafen zijn de volgende subvragen te onderscheiden: - welke criteria zijn indicatief voor een continurooster; - hoeveel scholen werken met een continurooster; - op wiens initiatief is het continurooster ingevoerd; - wat waren de argumenten voor de invoering van een continurooster; - hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen; - wie zijn verantwoordelijk voor de organisatie en het toezicht bij het overblijven; - hoe ziet het begeleidingsaanbod eruit; - wie houden toezicht; - hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling voor overblijfkrach- ten; - wat zijn de kosten voor de ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven - wat zijn de ervaringen van scholen en ouders met een continurooster; Nu is het mogelijk dat scholen met een continurooster aan bepaalde regio’s of provin- cies gebonden zijn, dat binnen sommige richtingen meer scholen met een continu- rooster worden aangetroffen en dat de grootte van de scholen een rol speelt. Daarom zal in het onderzoek tevens nagegaan worden welke van deze schoolkenmerken sa- menhangen met de antwoorden en welke verklaringen kunnen worden gevonden voor de gevonden feiten/meningen. Onderzoeksopzet Het onderzoek viel uiteen in vier deelonderzoeken: 1. een representatief survey bij basisscholen om onderzoeksvraag 1 te beantwoorden: hoeveel scholen werken met een continurooster?; 2. casestudies voor basisscholen met een continurooster; 3. nader onderzoek bij basisscholen die een continurooster hebben; 4. onderzoek onder ouders afkomstig van de basisscholen in de casestudies. De deelstudies 2, 3 en 4 waren gepland om antwoord te geven op onderzoeksvraag 3 (wat zijn de ervaringen van die scholen en van de ouders) en op onderzoeksvraag 2 (hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen).
  • 16. 8 Oriëntatiefase Voorafgaande aan de uitvoering van de eigenlijke onderzoekswerkzaamheden was het wenselijk een genuanceerder beeld te krijgen van de modaliteiten van het functione- ren van een continurooster in de onderwijspraktijk. Er is een resonansgroep ingesteld van 5 personen, bestaande uit een vertegenwoordiger van het CBOO, aangevuld met inhoudelijke deskundigen die een goed beeld hebben van het overblijven en het om- gaan met een continurooster op scholen. Met deze resonansgroep is een bijeenkomst belegd waarin de onderzoeksopzet is besproken. Deze groep heeft in de loop van het onderzoek bij het opstellen van de onderzoeksinstrumenten en het concept-rapport als klankbord gediend en de onderzoekers met raad en daad bijgestaan. De voorbereidingsfase gaf al enig zicht op ervaringen met een continurooster en op de knelpunten in die praktijken die aanleiding waren voor het onderzoek. De aldus verkregen informatie is gebruikt bij de verdere opzet en uitvoering van het onderzoek. 1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen Na de oriëntatie is gestart met de ontwikkeling van een korte vragenlijst. Er is eind oktober-begin november 1995 een telefonische enquête gehouden onder een gestrati- ficeerde steekproef van 2156 schoolleiders van basisscholen (respons van 98%). Het doel van de telefonische enquête bij scholen was kwantitatief inzicht te krijgen in hoeveel scholen een continurooster hebben. Daarnaast zijn in dit deelonderzoek aan de schoolleiders de namen van scholen met een continurooster gevraagd die zij ken- nen. Deze vraag was ingegeven door de veronderstelling dat scholen met een continu- rooster wel eens relatief zelden zouden kunnen voorkomen. Door extra adressen te verzamelen zou in dat geval toch voldoende scholen hebben voor deelonderzoek 3. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Het onderzoek behoorde een representatief beeld op te leveren van het aantal scholen dat met een continurooster werkt. Er zijn 2155 scholen a-select getrokken, verdeeld over 571 openbaar (opb.)/578 rooms katholiek (r.k.)/ 565 protestants christelijk (p.c.) en 450 overig bijzonder (o.b.). De omvang van deze steekproef is gebaseerd op de verwachte ‘zeldzaamheid’ van scholen met een continurooster: naar schatting 200 tot 300 scholen in heel Nederland. Er is gekozen voor stratificatie naar denominatie, omdat uit het ITS-overblijfonderzoek (Smit & Claessen, 1993) is gebleken dat de omvang van het overblijven naar denominatie grote variaties vertoont. Per denomina- tie was een steekproef beoogd van 500 scholen r.k./p.c./opb. en 450 o.b. Bij de uitein- delijke steekproeftrekking zijn deze aantallen per cel iets opgehoogd (waar mogelijk) in verband met te verwachten uitval. Het gevolg van deze stratificatie was dat bij de
  • 17. 9 analyse met wegingsfactoren moest worden gewerkt om weer te komen tot een repre- sentatief beeld op landelijk niveau. Wanneer er uitspraken over de totale groep scholen gedaan moeten worden zal met deze disproportionaliteit rekening gehouden moeten worden. Door het hanteren van wegingsfactoren in de analyse komen we aan dit bezwaar tegemoet. Bij een wegings- factor wordt namelijk een correctie aangebracht voor de disproportionaliteit in de responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in de populatie. Dit gaat als volgt: mate van aanwezigheid in populatie --------------------------------------------- = wegingsfactor mate van aanwezigheid in steekproef Afhankelijk van de grootte van de wegingsfactoren zal de relatieve bijdrage van de groepsresultaten (=richtingen) af- of toenemen. Zie schema 1.1. Schema 1.1 - Steekproeftrekking en respons van de telefonische enquête onder school- leiders, in aantallen en procenten Totaal opb. o.b. p.c. r.k. populatie (september 1994) 7843 2688 483 2363 2308 steekproef (september 1995) 2156 569 448 563 576 deelname (okt-nov. 1995) 2108 559 435 551 563 wegingsfactor: populatie gedeeld door deelname aan het onderzoek per richting 4.9 1.1 4.3 4.1 De medewerking van de schoolleiders aan de telefonische enquête was boven ver- wachting: 98%. Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten over landelijke vergelijkingscijfers. We hebben de responderende scholen vergeleken met de scholen uit de totale steekproef op de variabelen: urbanisatiegraad en regio. Hier vonden we geen significante verschillen met de landelijke cijfers. Onderzoeksinstrument: Het grote probleem bij het maken van het onderzoeksinstrument voor dit deelonder- zoek was de omschrijving van het begrip continurooster. Wanneer is sprake van een continurooster? In algemene zin luidt het antwoord op deze vraag: er is sprake van een continurooster als een schooldag als een ononderbroken geheel gezien wordt (dus
  • 18. 10 geen omvangrijke middagpauze) en de (overgrote) meerderheid van de leerlingen de middagpauze op de school doorbrengt. In deze definitie zijn twee elementen aan de orde: beperkte omvang van de middagpauze en (overgrote) meerderheid van de leer- lingen blijft op school, overblijven als geïntegreerd onderdeel van de schooldag. Beide elementen zijn nodig wil aan een continurooster voldaan zijn. De cijfermatige precisering (een arbitraire keuze) bepaalt dan mede het resultaat van deze deelstudie. Om deze arbitraire beslissing vooraf te vermijden, is gekozen voor de volgende opzet. Aan de schoolleiders is telefonisch gevraagd naar: - het aantal leerlingen op school (opgesplitst naar onderbouw: groep 1 tot en met 4; bovenbouw: groep 5 tot en met 8); - de omvang van de middagpauze, onderscheiden voor onder- en bovenbouw; - het aantal leerlingen dat overblijft in de onder- en bovenbouw; Daarnaast is gevraagd of men in de buurt een school kent waar meer dan driekwart van de leerlingen in de middagpauze overblijft. De keuze voor een telefonische enquête werd ingegeven door de eenvoud van de vraagstelling en het streven naar een zo hoog mogelijke respons. Scholen met overblijvers Op bijna 90 procent van de scholen blijven leerlingen over. Ruim een tiende van de scholen (12 procent bovenbouw, 11 procent onderbouw) heeft geen overblijvers. Deze groep scholen is verder bij de analyses buiten beschouwing gebleven. Op basis van de antwoorden van de schoolleiders van scholen met overblijvers is een tweedimensionale tabel samengesteld (lengte van de middagpauze en percentage overblijvers), onderscheiden voor onderbouw en bovenbouw. Uit dit schema (1.2) kunnen enkele conclusies getrokken worden: - het hoogste percentage overblijvers (kolom 76-100%) vinden we op de o.b.-scholen; - een korte middagpauze (regel 10-45 minuten) komt veel bij dezelfde groep o.b.- scholen voor; - bij een korte middagpauze (10-45 minuten) blijven vrijwel alle leerlingen over; - naarmate de duur in de middagpauze toeneemt, gaan meer leerlingen naar huis.
  • 19. 11 Schema 1.2 - De duur van de middagpauze van scholen met overblijvers enerzijds en anderzijds het percentage leerlingen dat overblijft, per richting, in procenten Bron: telefonische interviews onder schoolleiding. onderbouw bovenbouw opb. (n=489)=100% opb. (n=491)=100% 1-24% 25-51% 52-75% 76-100% 1-24% 25-51% 52-75% 76-100% -10-45 minuten - - - 5 - - 1 7 -46-60 minuten 2 3 5 6 6 11 15 8 -61-80 minuten 7 10 9 3 8 16 13 2 -81-120 minuten 7 20 18 6 3 7 3 - o.b. (n=407)=100% o.b. (n=414)=100% -10-45 minuten - - - 30 - - 1 43 -46-60 minuten - 1 3 21 1 5 9 19 -61-80 minuten 1 3 3 11 1 5 6 5 -81-120 minuten 2 9 10 7 1 2 2 1 p.c. (n=475)=100% p.c. (n=477)=100% -10-45 minuten - - - 2 - - - 6 -45-60 minuten 1 3 6 9 3 8 13 11 -61-80 minuten 10 13 8 4 12 17 14 2 -81-120 minuten 14 17 9 3 5 7 2 - r.k. (n=527)=100% r.k. (n=527)=100% -10-45 minuten - - - 2 - - - 3 -46-60 minuten - 3 4 4 5 10 13 6 -61-80 minuten 5 10 10 3 10 21 12 2 -81-120 minuten 14 24 18 4 8 7 3 -
  • 20. 12 Definiëring van het begrip continurooster De telefonische enquête was er op gericht vast te stellen hoeveel scholen een continu- rooster hebben. In overleg met de resonanscommissie zijn op basis van het onderzoeksmateriaal (schema 1.2) twee criteria vastgesteld die in dit onderzoek indicatief zijn voor een continurooster: - de duur van de middagpauze bedraagt maximaal 45 minuten in de bovenbouw; - meer dan driekwart van de leerlingen blijft over. Om het overblijven op een school als geïntegreerd onderdeel van de schooldag te kunnen beschouwen, hebben we gesteld dat minimaal driekwart van de leerlingen in de bovenbouw moet overblijven. Bij een beperkte duur van het overblijven, van maximaal 45 minuten, blijkt dat op bijna alle scholen meer dan driekwart van de leerlingen overblijft. Deze omschrijving van een continurooster is uiteraard van be- lang voor de overige deelstudies van het onderzoek. Er is bij de analyses van de telefonische interviews gebruik gemaakt van rechte tel- lingen en kruistabellenanalyses. De resultaten van deze analyse komen in hoofdstuk 3 aan de orde. 1.3.2 Casestudies Het doel van dit onderzoeksdeel was zicht krijgen hoe het in de praktijk er aan toe gaat met een continurooster: wat zijn de ervaringen van leerkrachten, overblijfkrach- ten, ouders en leerlingen met een continurooster. Onderzoeksgroep: Op 1898 scholen van de 2108 scholen (90%) die hebben deelgenomen aan de telefo- nische enquête blijven leerlingen over. Op 257 scholen van deze 1898 scholen duurt het overblijven maximaal 45 minuten en blijft meer dan driekwart van de leerlingen over. Dit houdt in dat 14 procent van de scholen waar leerlingen overblijven een continurooster hebben. De meeste van deze scholen (69%) vinden we in het overig bijzonder onderwijs. Een veel kleiner aantal scholen heeft een continurooster in het openbaar onderwijs (13%), het protestants christelijk onderwijs (11%) en het rooms- katholiek onderwijs (6%). Voor de uitvoering van deze onderzoeksfase zijn uit deze groep scholen (257) met een continurooster in totaal 17 scholen geselecteerd (zie schema 1.3). Daarbij is rekening gehouden met verschillen wat betreft: denominatie, regio, de mate van ervaring met een continurooster.
  • 21. 13 Schema 1.3 - Steekproeftrekking casestudies van scholen met een continurooster, in aantallen opb. o.b. p.c. r.k. Totaal n n n N populatie scholen met een continurooster1 257 34 178 29 16 geselecteerde scholen voor de casestudies 17 5 7 3 2 1 Scholen uit deelonderzoek 1 waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer dan driekwart van de leerlingen overblijft. In de perioden oktober-november 1995 en januari-februari 1996 zijn (groeps)gesprek- ken gevoerd met: - schoolleiders; - ouders, leerkrachten en ‘professionals’ die nauw betrokken zijn bij de organisatie en de uitvoering van het overblijven; - overblijfkrachten, leerkrachten; - leerlingen uit de midden- en bovenbouw. Alle benaderde personen wilden aan het onderzoek meedoen. De gesprekken zijn door de onderzoekers zelf gehouden. Onderzoeksinstrument: Er werd gebruik gemaakt van een topiclijst. Deze lijst met aandachtspunten is eerst op enkele scholen uitgeprobeerd en in concept voorgelegd aan de resonansgroep. Dit leidde tot bijstellingen en aanvullingen in de topiclijst. Te verzamelen informatie: De te verzamelen informatie had betrekking op: I Algemene aspecten De ervaringen met een continurooster; de redenen waarom men gestart is met een continurooster; veranderingen in de houding ten aanzien van het werken met zo’n rooster; welke overlegmomenten er zijn; de betekenis van overleg voor de taakuitvoe- ring van overblijfkrachten en de organisatie van het overblijven; de positieve en nega- tieve ervaringen met een continurooster; wat de verwachtingen waren bij de invoering van het continurooster en of deze verwachtingen zijn uitgekomen.
  • 22. 14 II Taakuitvoering voor leerkrachten De betekenis van het continurooster voor de effectieve taakuitvoering van de leer- krachten; het informeren van leerkrachten voorafgaande aan hun aanstelling over alle aspecten rondom het continurooster; de informatieverstrekking bij wijzigingen van het continurooster; welke vergoeding men krijgt in verband met het continurooster; de meerwaarde van het continurooster. III Taakuitvoering van ouders en ‘professionele’krachten Bij wie de overblijfkrachten in dienst zijn en op welke basis; hoe ouders en ‘professi- onele’ krachten geïnformeerd zijn over alle aspecten rondom het continurooster; de betekenis van het continurooster voor de bijdragen van ouders en ‘professionele’ krachten; de verdeling van taken; welbevinden van ouders en ‘professionele’ krach- ten; ervaringen met het overblijven; behoefte aan (bij)scholing. IV Welbevinden van leerlingen Ervaringen met vormen van toezicht; de betekenis van het continurooster voor de dagindeling van de leerlingen; oordeel over de organisatie van het overblijven en het functioneren van het continurooster; oordeel over de rol/inbreng van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ krachten tijdens de middagpauze. V Beschrijving van overblijfbijeenkomsten In wat voor locatie men toezicht houdt. De organisatie en de taakverdeling bij het toezicht houden; hanteren van huisregels; hoe leerkrachten, ouders, overblijfkrachten met de leerlingen omgaan; hoe leerlingen met elkaar omgaan; in wat voor sfeer het eten, spelen en ontspannen verloopt; of er speel- en spelmateriaal wordt aangeboden dat past bij de leeftijd en ontwikkeling van de leerlingen. Analyses: De analyses waren erop gericht om een goed beeld te verkrijgen hoe een continuroos- ter functioneert, wat de effecten zijn voor leerkrachten, ouders en leerlingen en in welke mate dat afhangt van schoolkenmerken. De feitelijke gang van zaken rond de totstandkoming van een continurooster en het functioneren zijn geschetst. Daarbij is ook beschreven hoe met elkaar wordt omgegaan in verband met opzet en uitvoering van het overblijven en wat de ervaren knelpunten zijn en welke wensen er leven. De analyses waren vooral kwalitatief van aard. Per school zijn de resultaten in tabel- vorm gegroepeerd. De resultaten van de casestudies worden besproken in hoofdstuk 4. De verkregen inzichten zijn mede gebruikt ten behoeve van het opstellen van de vragenlijsten voor deelonderzoek 3 en 4.
  • 23. 15 1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster Het doel van het nadere onderzoek bij basisscholen met een continurooster, was om vraag 2 en 3 te beantwoorden: hoe is het continurooster tot stand gekomen en wat zijn de ervaringen van de betrokkenen? Na de casestudies is gestart met de ontwikkeling van een schriftelijke vragenlijst. De enquête is in april-mei 1996 uitgevoerd. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Het onderzoek behoorde een beeld op te leveren van de totstandkoming en werking van het continurooster en wel zodanig dat onderscheid gemaakt kan worden naar richting, schoolgrootte, onderwijskundige vormgeving en geografische ligging. Het aantal in deelonderzoek 1 gevonden scholen met een continurooster hebben we aan- gevuld tot het aantal van 300 met scholen waarvan via schoolleiders uit deelonder- zoek 1 bekend was dat ze een continurooster hanteerden. Zie schema 1.4. Schema 1.4 - Steekproeftrekking voor nader onderzoek bij scholen met een continu- rooster, in aantallen opb. o.b. p.c. r.k. Totaal n n n n a. scholen met een continurooster op basis van deelonderzoek 11 257 34 178 29 16 b. aanvulling/uitbreiding scholen met een continurooster2 43 13 11 9 10 c. steekproef (a+b) 300 47 189 38 26 d. respons in aantallen 184 40 109 18 17 e. respons in procenten 61 85 58 47 65 1 Scholen waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer dan driekwart van de leerlingen overblijft. 2 Informatie verstrekt door schoolleiders in deelonderzoek 1. De respons van de scholen was redelijk goed en lag in de orde van hetgeen verwacht werd. 61 Procent van de aangeschreven scholen heeft meegewerkt. Meer openbare scholen deden mee dan bijzondere scholen. Waarschijnlijk omdat in de begeleidende brief aan de scholen vermeld stond dat het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs de aanvrager was. Een aantal van de scholen reageerde wel op de brief, maar deelde mede dat ze niet konden/wilden medewerken aan het onderzoek. Veruit
  • 24. 16 de belangrijkste overweging om niet deel te nemen was tijdgebrek en dat men over- vraagd werd met enquêtes. Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten over landelijke vergelijkingscijfers. De gemiddelde schoolgrootte is in ons onderzoek nagenoeg gelijk aan de landelijke. De verdeling naar richting in ons onderzoek wijkt af van de landelijke gegevens (gevolg van gestratificeerde steekproeftrekking). O.b.- scholen zijn oververtegenwoordigd, confessionele scholen en openbare scholen zijn ondervertegenwoordigd. Zie schema 1.5. Schema 1.5 - Vergelijking respons met landelijke gegevens van basisscholen, in pro- centen o.b. p.c. r.k. opb. respons1 scholen 22 25 27 26 scholen2 landelijk 6 30 30 34 1 Responspercentages zijn gebaseerd op de verhouding: respons schoolleiders en de verstuurde vragenlijsten. 2 Percentages op basis van de verhouding: scholenbestand van september 1995 en de richting per school- soort. Onderzoeksinstrument: Er is gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst, voor het grootste deel met gesloten antwoorden. Er was ook, indien nodig, ruimte geboden om zelf een ant- woord te omschrijven. De schoolleiding is gevraagd de lijst in te vullen. De vragen- lijst is eerst uitgeprobeerd bij een aantal directeuren en in concept voorgelegd aan de resonansgroep voordat deze werd verstuurd. Gegevens over de onderwijskundige inrichting We hebben aan schoolleiders de vraag voorgelegd wat de onderwijskundige inrichting van hun school is. Daarmee werd bedoeld zoals het officieel/formeel in de naam of de statuten opgenomen en/of uitgewerkt in het schoolwerkplan. 90 Van de 184 scholen (52%) heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Tweederde van de o.b.- scholen heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Het is opvallend dat ook relatief veel openbare scholen (ruim een vijfde) en confessionele scholen (ruim een tiende) een specifieke onderwijskundige inrichting hebben. Dit betekent dat deze scholen die deelnemen op dit punt geen ‘doorsnee’ openbare en confessionele scholen zijn. Zie tabel 1.6.
  • 25. 17 Tabel 1.6 - De onderwijskundige inrichting van de school, per richting, in procenten conf.1 o.b. opb. (n=34) (n=105) (n=38) % % % -Vrije School - 33* - -Montessori 3 26* 5 -Jenaplan 9 4 14 -Dalton - 2 3 Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). 1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.). Te verzamelen informatie: In overleg met de resonansgroep is de volgende informatie gevraagd. De vragenlijst voor de schoolleiding (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen. I Initiatiefnemers/motieven Aandeel van bevoegd gezag, schoolleiding, leerkrachten en ouders bij het initiatief tot het invoeren van een continurooster; argumenten voor leerkrachten en ouders voor het (mede) organiseren van een continurooster II Besluitvorming Tijdsduur van het continurooster; de juridische constructie van het overblijven; de instelling van een overblijfcommissie; het peilen van de mening van de ouders; het verloop van besluitvormingsprocedure en het aandeel van overlegorganen; afspraken die zijn vastgelegd; wijzigingen in het rooster; het continurooster al dan niet opgeno- men in het schoolwerkplan en het activiteitenplan; het beleid van het bevoegd ge- zag/schoolleiding t.a.v. de totstandkoming van een continurooster; realisatie van gelijke begin- en eindtijden voor de hele school. III Attitude/meningsverschillen/conflicten Houding van het schoolteam en ouders ten aanzien van het overblijven bij het conti- nurooster; meningsverschillen tussen betrokkenen bij de totstandkomingsprocedure; een eventueel geschil al dan niet is voorgelegd aan een geschillencommissie/rechter.
  • 26. 18 IV Vormgeving Materieel: voor welke scholen het gebruikte continurooster geldt; of het schoolge- bouw en -terrein geschikt zijn (gemaakt) voor een continurooster; uit welke inkom- sten het overblijven wordt betaald; of er een controlesysteem voor de financiën is; in welke ruimten men overblijft; de aanwezigheid van meubilair en spelmateriaal; uit welke faciliteiten/componenten het continurooster bestaat; de zorg voor veilige en hygiënische omstandigheden; de inpassing van activiteiten tijdens het overblijven in het lesrooster; (informatie verstrekking over eetgewoonten, hygiëne, gezond gedrag etc.); of er een reglement voor het continurooster is. Personeel: wie verantwoordelijk zijn voor organisatie/invulling; wat het aandeel van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij de organisatie van de opvang; hoe de aanstelling van de toezichthouders is geregeld; wat het aandeel van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij: de werving, inwerken en begeleiding van ouders en andere overblijfkrachten, aanmelding, registratie en administratie van leerlingen; hoeveel leerlingen er (incidenteel) gebruik maken van het continurooster en of dit knelpunten en problemen oplevert; welke gedragsregels leerkrachten hebben opgesteld; hoe de verhouding tussen leerkrachten, ouders en andere toezichthouders is die bij het continurooster zijn betrokken; de personele in- vulling van de regeling; welke eisen gesteld worden aan de overblijfkrachten; of er een overleg van overblijfkrachten is; de honorering/compensatie voor personele in- vulling; of het toezicht houden gaat in het kader van E-taken etc.; de kos- ten/verplichtingen van deelnemende kinderen; afspraken hoe te handelen bij fric- ties/problemen; voor welke opties is gekozen bij houden van toezicht; of er vervangingspools zijn voor de opvang; hoe de opvang tussen de middag wordt gere- geld bij onverwacht vrije dagen. Tijd: hoe lang (de verschillende onderdelen van) de middagpauze duurt voor de leer- lingen, de betrokken leerkrachten, de ouders en de ‘professionele’ overblijfkrachten; welke tijdsinvestering voor betrokken personeel; of het bevoegd gezag of de school- leiding duidelijke richtlijnen hebben opgesteld inzake de werktijden (waaronder les- tijden), de pauzetijden en de verantwoordelijkheden van ouders, het onderwijzend personeel en beroepskrachten bij het overblijven; of er een jaarlijks vast schoolrooster is dat tijdig van te voren aan het onderwijzend personeel, de beroepskrachten en de ouders bekend gemaakt wordt en waarvan niet mag worden afgeweken. Analyses De analyses waren er op gericht om de onderzoeksvragen te beantwoorden. De gege- vens zijn gepresenteerd per richting. Eventuele samenhangen tussen variabelen zijn op significantie getoetst. Waar zich significante verschillen voordoen, wordt dat ver-
  • 27. 19 meld in de tekst.4 De resultaten van deze analyses komen in hoofdstuk 3 en 4 aan de orde. De bevindingen zijn gerelateerd aan de achtergrondgegevens van de scholen wat betreft regio, schoolgrootte en stedelijkheid. 1.3.4 Onderzoek onder ouders Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen hoe ouders het continurooster erva- ren en wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Deelonderzoek 4 was gericht op de ouders met kinderen op een basisschool met een continurooster. Het ging hierbij om de 17 basisscholen uit de casestudies. De keuze voor de ouders van juist deze scholen was gemaakt uit organisatorische overwegingen alsmede om een zo hoog mogelijke respons te verkrijgen. We hadden op deze scholen reeds geobserveerd hoe het overblijven verloopt en gesproken met de schoolleiding en de personen die betrokken zijn bij het overblijven. 15 Scholen hebben uiteindelijk aan dit deelonderzoek meegedaan, omdat op 2 islami- tische scholen was het voor de ouders niet mogelijk de schriftelijke vragenlijsten in te vullen, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersten. Zie tabel 1.7. 4 In dit rapport vermelden we alleen significante verschillen indien de p-waarde 0.05 of minder is.
  • 28. 20 Schema 1.7 - Verstuurde vragenlijsten en respons van deelnemende ouders, in procen- ten verstuurde vragenlijsten naar gezinnen respons gezinnen kenmerken van de ouders vrouw man Scholen n n % % % school 1 (o.b.) 130 73 56 84 16 school 2 (opb.) 180 74 41 85 15 school 3 (opb.) 210 90 43 91 9 school 4 (conf.) 80 30 38 79 21 school 5 (o.b.) 155 76 49 81 19 school 6 (o.b.) 170 106 67 80 20 school 7 (o.b.) 80 16 20 75 25 school 8 (conf.) 100 58 58 90 10 school 9 (opb.) 100 48 48 87 13 school 10 (o.b.) 110 59 54 85 15 school 11 (o.b.) 200 101 51 86 14 school 12 (conf.) 230 81 35 95 5 school 13 (o.b.) 230 68 30 92 8 school 14 (conf.) 80 50 63 80 20 school 15 (opb.) 100 44 44 90 10 Totaal 2155 974 45 86 14 Bron: vragenlijst ouders. De vragenlijst voor de ouders (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen. I Functioneren continurooster Of men op de hoogte is hoe het continurooster op school intern is geregeld; hoe men aan deze informatie komt; of men op de hoogte wordt gesteld bij wijzigingen en bij problemen die zich voordoen; of men het eens is met de wijze waarop het continu- rooster geregeld is. II Financiële aspecten Op scholen waar ouders moeten betalen voor het overblijven is gevraagd naar: wat de bijdrage aan de kosten van het continurooster is; of men dit er voor over heeft; of dit voor ouders een reden is om hun kind niet (iedere dag) gebruik te laten maken van het
  • 29. 21 overblijven. (Zie vragenlijst A voor ouders in de bijlage). Op scholen waar het over- blijven gratis is, is gevraagd naar de bereidheid om voor het overblijven te betalen en of er financiële belemmeringen zouden zijn om iedere dag de kinderen te laten over- blijven (Zie vragenlijst B voor ouders in de bijlage). III Invloed ouders Of de mening van ouders wel eens is gepeild om het gekozen continurooster bij te stellen; de gepercipieerde invloed van ouders op de opzet en uitvoering van het conti- nurooster. IV Voor- en nadelen van een continurooster Of ouders sinds een continurooster meer mogelijkheden hebben om activiteiten bui- tenshuis te ondernemen; of de dag minder versnipperd is doordat de kinderen maar één keer gehaald en gebracht hoeven worden. V Waardering Hoe het continurooster wordt gewaardeerd; of het aanwezig zijn van een continuroos- ter een belangrijk motief was om voor deze school te kiezen; de gevolgen voor het kind; de gevolgen van een kortere schooldag; of het belangrijk is dat er een continu- rooster is. VI Achtergrondkenmerken Alleenstaand; werkzaam tijdens de schooluren. Onderzoeksgroep en selectieprocedure en methoden van gegevens verzamelen Voor de uitvoering van deze fase is bij de 15 scholen uit deelonderzoek 2 aan 2155 ouders (random getrokken) een schriftelijke vragenlijst voorgelegd die via de leerlin- gen is verspreid. Op deze manier is voorkomen dat de school zelf bepaalde ouders zou selecteren die deelnamen aan het onderzoek. Zoals verwacht deden bijna 1000 ouders (45%) deel aan het onderzoek. Analyse De analyses waren erop gericht op een beeld te krijgen hoe ouders tegen het continu- rooster aan kijken, wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders.
  • 30. 22 1.4 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk komt de duur van de middagpauze en het overblijven van leerlingen aan de orde. In hoofdstuk 3 beschrijven we de ervaringen van scholen met een continurooster. In hoofdstuk 4 bespreken we de totstandkoming en het functione- ren van continuroosters. In hoofdstuk 5 behandelen we de ervaringen van ouders. In het laatste hoofdstuk geven we een samenvatting en conclusies. Alvorens over te gaan naar hoofdstuk 2 willen we nog ingaan op de vraag hoeveel basisscholen in Nederland een continurooster kennen volgens de eerder vastgestelde criteria (tabel 1.8). Tabel 1.8 – Schatting van het aantal basisscholen met een continurooster Totaal opb. o.b. p.c. r.k. a. populatie (september 1994) 7873 2688 483 2363 2308 b. aantal scholen dat deelneemt aan het onderzoek 2108 559 735 551 563 c. aantal scholen met een continurooster 257 34 178 29 16 d. idem in % (c:b) - 6,1 40,9 5,3 2,8 e. extrapolatie naar totaal van scholen (d in relatie tot a) 552 164 198 125 65 Bron: vragenlijst schoolleiding We verwachten dat circa 300 scholen een continurooster zouden hebben. Tabel 1.8 toont dat er naar schatting 552 zijn. Relatief veel o.b.-scholen hebben een continu- rooster.
  • 31. 23 2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen 2.1 Inleiding We bespreken in dit hoofdstuk eerst de duur van de middagpauze op basisscholen (paragraaf 2.2). Daarna gaan we in op de aanwezigheid van leerlingen op school tijdens de middagpauze (paragraaf 2.3) en geven tenslotte een samenvatting (para- graaf 2.4). 2.2 Duur van de middagpauze In paragraaf 2.2.1 is reeds de duur van het overblijven aangestipt in verband met definiëring van het begrip continurooster. Op een aantal aspecten gaan we nader in. Duur van de middagpauze Aan de schoolleiding is de vraag voorgelegd hoe lang de middagpauze voor de on- derbouw (groep 1 tot en met 4) en de bovenbouw (groep 5 tot en met 8) duurt. Op de meeste scholen duurt de middagpauze langer dan een uur. Dit komt overeen met de bevindingen van het ITS-onderzoek uit 1993 (Smit & Claessen, 1993). De middag- pauze duurt in de onderbouw veelal langer dan in de bovenbouw. Dit is ook niet zo verwonderlijk, omdat de leerlingen in de onderbouw veelal meer behoefte hebben om tussen de middag te ontspannen. Bovendien zijn er (zie paragraaf 1.2.1) minder les- uren in de onderbouw dan in de bovenbouw. Tabel 2.1 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, lande- lijk, in procenten, na weging onderbouw Bovenbouw (n= 2108) (n= 2108) % % -10-45 minuten 5 8 -46-60 minuten 15 34 -61-80 minuten 30 41 -81-120 minuten 50 17 Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
  • 32. 24 Duur van de middagpauze naar richting De middagpauze op o.b.-scholen verschilt aanzienlijk van die bij de andere richtin- gen. Op meer dan de helft van de o.b.-scholen duurt de middagpauze in de onder- bouw korter dan een uur, terwijl dat bij de andere richtingen bij minder dan een vijfde van de scholen het geval is. De middagpauze in de bovenbouw duurt op ruim drie- kwart van de o.b.-scholen korter dan een uur. Bij de scholen van andere richtingen komt dit veel minder vaak voor. De langste middagpauzes treffen we aan bij de r.k.- scholen. Tabel 2.2 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, in pro- centen, naar richting onderbouw Bovenbouw opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k. (n= 559) (n= 434) (n= 551) (n= 563) (n= 559) (n= 429) (n= 551) (n= 563) % % % % % % % % -10-45 minuten 5 31 2 2 8 43 5 3 -46-60 minuten 14 24 17 11 37 34 31 33 -61-80 minuten 29 18 35 28 39 18 46 44 -81-120 minuten 52 27 46 59 16 5 18 20 p= .00 p=.00 Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Duur van de middagpauze naar regio en provincie Er zijn geen verschillen tussen de duur van de middagpauze op scholen per regio (noord, oost, zuid en west) in Nederland. We hebben wel een paar verschillen gevon- den in middagpauzes tussen de verschillende provincies. De middagpauze op scholen in de provincies Utrecht en Flevoland duurt zowel voor de onderbouw als de boven- bouw korter dan in de andere provincies. De pauzes in de onder- en de bovenbouw duurt het langst op scholen in de provincie Friesland. Op meer dan 90 procent van de scholen in deze provincie duurt de middagpauze langer dan een uur. Zie tabel 2.3.
  • 33. 25 Tabel 2.3 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar provincie, in procenten, na weging, Onderbouw D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH (n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=308) (n=289) (n=140) (n=139) (n=82) (n=383) % % % % % % % % % % % % - 10-45 minuten 1 1 4 3 3 6 5 8 4 9 1 6 - 46-60 minuten 16 2 32 16 13 17 11 17 25 20 15 10 - 61-80 minuten 49 30 16 40 39 28 28 24 34 30 24 23 - 81-120 minuten 34 67 48 41 45 49 56 51 37 40 60 62 Bovenbouw (n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=306) (n=288) (n=140) (n=138) (n=82) (n=382) % % % % % % % % % % % % - 10-45 minuten 4 1 4 4 3 10 9 12 5 11 6 12 - 46-60 minuten 23 5 51 31 19 31 29 37 44 51 41 41 - 61-80 minuten 57 42 28 48 42 36 49 35 34 30 45 41 - 81-120 minuten 17 52 17 17 36 23 14 16 18 8 9 7 p=.00 (onder- en bovenbouw) Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland, O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
  • 34. 26 Duur van de middagpauze naar stedelijkheid De middagpauze duurt in de bovenbouw in (zeer) sterk en matig stedelijke gemeenten korter dan in weinig en niet stedelijke gemeenten. Voor de onderbouw vinden we het tegenovergestelde patroon. Zie tabel 2.4. Tabel 2.4 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar stedelijkheid, in procenten, na weging onderbouw Bovenbouw klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 (n= 247) (n= 411) (n= 364) (n= 457) (n= 463) (n= 245) (n= 410) (n= 362) (n= 457) (n= 463) % % % % % % % % % % -10-45 minuten 6 10 6 3 2 13 13 11 5 5 -46-60 minuten 14 11 16 18 18 53 41 36 31 31 -61-80 minuten 19 18 33 32 38 29 33 43 44 47 -81-120 minuten 61 61 45 47 42 5 13 10 20 17 p= .00 p=.00 Toelichting: klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
  • 35. 27 Duur van de middagpauze naar schoolgrootte De middagpauze in de onderbouw duurt op kleinere scholen korter dan op grotere scholen. Bij de scholen in de bovenbouw zijn er nauwelijks verschillen in de middag- pauze naar schoolgrootte. Tabel 2.5 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw naar schoolgrootte, in procenten, na weging onderbouw Bovenbouw < 121 lln. 122-194 lln. 195-259 lln. > 260 lln. < 121 lln. 122-194 lln. 195-259 lln. > 260 lln. (n= 524) (n= 526) (n= 497) (n= 559) (n= 522) (n= 525) (n= 495) (n= 559) % % % % % % % % -10-45 minuten 10 7 9 8 13 11 14 13 -46-60 minuten 20 18 15 12 31 36 32 35 -61-80 minuten 29 31 29 23 36 36 40 39 -81-120 minuten 41 44 47 57 20 17 14 13 p=.00 p=.08 Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. 2.3 Overblijven van leerlingen Overblijvers in de onder- en bovenbouw Al eerder hebben we vastgesteld dat op circa 10 procent van de scholen geen over- blijvers voorkomt. Deze scholen blijven in de analyse naar de omvang van het over- blijven verder buiten beschouwing. Zowel in de onderbouw (range: 1-400 leerlingen) als in de bovenbouw (range: 1-359 leerlingen) op scholen met overblijvers blijven gemiddeld 25 leerlingen over: 50 leerlingen per school. Zie tabel 2.6. Als we deze cijfers vergelijken met het onderzoek van het ITS uit 1993 naar het overblijven, dan valt op dat de schoolleiders het overblijven ongeveer even hoog inschatten. Het aantal overblijvers is vermoedelijk iets hoger, omdat in het onderzoek van 1993 de school- leiders expliciet is gevraagd zowel de ‘vaste’ als de ‘incidentele’ overblijvers mee te tellen. Waarschijnlijk hebben de schoolleiders nu alleen de groep die in de regel over- blijft (de groep ‘vaste’ overblijvers) opgegeven en de ‘incidentele’ overblijvers niet meegerekend.
  • 36. 28 Tabel 2.6 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in percentages, na weging onderbouw Bovenbouw (n=1899) (n=1909) % % -aantal leerlingen dat overblijft 25 25 Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Overblijven per richting Het aantal overblijvers per school geeft grote verschillen tussen o.b.-scholen en de overige richtingen te zien. Op o.b.-scholen blijven gemiddeld aanzienlijk meer leer- lingen over dan bij de andere richtingen. Dit komt omdat op scholen met een speci- fieke pedagogische inkleuring (Vrije School, Montessori) meer leerlingen overblij- ven. Binnen het p.c.-onderwijs blijven op gereformeerde scholen meer leerlingen over, omdat deze scholen doorgaans een regiofunctie vervullen. Bij alle richtingen blijven meer leerlingen in de bovenbouw- dan in de onderbouw over. Zie tabel 2.7. Tabel 2.7 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden, naar richting onderbouw bovenbouw opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k. (n= 489) (n= 408) (n= 475) (n= 527) (n= 491) (n= 414) (n= 477) (n= 527) x x x x x X x x - aantal leerlingen dat overblijft 25 65 23 20 25 64 23 20 x = gemiddeld. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
  • 37. 29 Overblijven per regio In de regio west blijven gemiddeld de meeste leerlingen over (bijna een derde) en in de regio noord vinden we gemiddeld het minste aantal overblijvers (een op de zeven). De andere regio’s zitten er tussen in. Zie tabel 2.8. Tabel 2.8 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar regio, in gemiddelden, na weging onderbouw bovenbouw noord1 oost2 zuid3 west4 noord Oost zuid west (n= 193) (n= 427) (n= 433) (n= 846) (n= 201) (n= 426) (n= 434) (n= 848) x x x x x X x x - aantal leerlingen dat overblijft 14 18 24 33 14 18 25 32 Toelichting: 1 = noord: Groningen, Friesland, Drenthe 2 = oost: Overijssel, Gelderland, Flevoland 3 = zuid: Zeeland, Noord-Brabant, Limburg 4 = west: Utrecht, Noord- en Zuid-Holland x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie Bron: interview schoolleiding. Overblijven per provincie Gemiddeld het grootste aantal leerlingen blijft over op scholen in de provincies Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad). In de provincie Friesland blijft gemiddeld het kleinste aantal leerlingen over. De andere provincies zitten er tussen in. Zie tabel 2.9.
  • 38. 30 Tabel 2.9 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden, naar provincie, na weging onderbouw D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH (n=65) (n=63) (n=43) (n=263) (n=65) (n=139) (n=294) (n=274) (n=121) (n=133) (n=71) (n=368) x x x x x X x x x x x x - aantal leerlingen 16 9 25 17 15 23 25 36 19 31 16 34 bovenbouw (n=69) (n=65) (n=43) (n=263) (n=67) (n=139) (n=295) (n=274) (n=120) (n=131) (n=71) (n=372) x x x x x X x x x x x x - aantal leerlingen 17 10 24 17 16 27 25 34 19 32 18 33 Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland, O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland. x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.
  • 39. 31 Overblijven en stedelijkheid Op scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten blijft een groter aantal leerlingen over op scholen dan op scholen in gemeenten die minder stedelijk zijn. Zie tabel 2.10. Tabel 2.10 - Het aantal leerlingen dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar stedelijkheid, in gemiddelden, na weging onderbouw bovenbouw klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 (n= (241) (n= 405) (n= 355) (n= 449) (n= 449) (n= 241) (n= 407) (n= 356) (n= 449) (n= 456) x x x x x x x X x x - aantal overblijvers 38 29 27 21 20 35 27 27 21 20 klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2. x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Percentage overblijvers en schoolgrootte Hoe groot is de aanwezigheid van de leerlingen tijdens de middagpauzes in de onder- en bovenbouw, gelet op het aantal leerlingen dat scholen hebben? De beste indicatie voor het overblijven krijgen we door het totaal aantal leerlingen in de onderbouw en de bovenbouw op alle scholen bij elkaar te tellen en tevens de som te berekenen van alle leerlingen die in de onderbouw en bovenbouw volgens de schoolleiders overblij- ven en de totalen op elkaar te delen. Deze gegevens zijn gewogen, om te corrigeren voor de disproportionaliteit in de responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in de populatie. Op deze manier is voor de onderbouw en de bovenbouw een overblijf- percentage vastgesteld. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw blijft gemiddeld 24 procent van de leerlingen over. Kleinere scholen hebben hogere percentages over- blijvers dan grotere scholen. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de percentages
  • 40. 32 leerlingen die overblijven in de onderbouw en de bovenbouw op scholen van onge- veer dezelfde grootte. Zie tabel 2.11. Tabel 2.11 - Percentage leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar schoolgrootte, na weging onderbouw bovenbouw < 121 lln. 122-194 lln. 195-259 lln. 260-900 lln. < 121 lln. 122-194 lln. 195-259 lln. 260-900 lln. (n= 401) (n= 485) (n= 467) (n= 546) (n= 404) (n= 490) (n= 468) (n= 547) % % % % % % % % - leerlingen die overblijven op scholen met overblijvers 31 24 23 24 31 25 23 24 Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. 2.4 Samenvatting In dit hoofdstuk hebben we de duur van de middagpauze en het overblijven van leer- lingen beschreven. De duur van het overblijven op scholen verschilt naar schoolgroot- te, de richting van de school en de stedelijkheid van de gemeente waar de school is gevestigd. Op bijna alle scholen in Nederland blijven leerlingen over. Op een relatief klein aantal scholen waar leerlingen overblijven, heeft een continurooster. Dit zijn vooral kleinere scholen met een specifiek onderwijskundige inrichting in de Rand- stad.
  • 41. 35 3 Ervaringen van scholen met een continurooster 3.1 Inleiding Er zijn 17 scholen bezocht waar meer dan driekwart van de leerlingen overblijft en de middagpauze voor de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt. We hebben op deze scholen gesprekken gevoerd met de schoolleider, overblijfkrachten (leerkrachten, ouders, andere ingehuurde overblijfkrachten) en leerlingen. Centraal stond de vraag welke ervaringen men heeft met de opzet en uitvoering van een rooster waarbij bijna alle leerlingen overblijven. Aan de geïnterviewden is ge- vraagd informatie te verschaffen over: de invoering van het continurooster, de organi- satie van het overblijven, het overblijfaanbod, de kosten, de taakuitvoering van de overblijfkrachten en de ervaringen met het overblijven. Voor detailinformatie zie matrix 3.1 in de bijlage. 3.2 Invoering van een continurooster Algemeen De scholen hebben veelal een zo korte middagpauze dat het voor het grootste deel van de leerlingen veelal niet mogelijk is om tussen de middag naar huis te gaan. De meeste scholen met een specifieke pedagogisch-didactische inkleuring of inrichting zoals Vrije scholen, Jenaplan scholen en Montessorischolen hebben sinds de oprich- ting van hun school een continurooster (o.b.-scholen en openbare scholen). Dit geldt ook voor een paar p.c. scholen (gereformeerde scholen) met een regiofunctie. Een aantal openbare scholen en r.k scholen zijn sinds de invoering van de WBO in 1985 begonnen met het beschikbaar stellen van overblijfmogelijkheden met een paar moe- ders als overblijfkrachten (in de aula en/of hal van de school). Het aantal leerlingen dat op deze scholen van de overblijfvoorzieningen gebruik maakte is het afgelopen decennium sterk toegenomen. Op één school vermijdt men het gebruik van de term continurooster, omdat het al te verplichtend naar ouders zou overkomen: alsof hun kinderen in de middagpauze niet naar huis zouden kunnen gaan. In overleg met de medezeggenschapsraad (MR) en de ouderraad is de middagpauze veelal teruggebracht van twee uur naar minder dan een uur. Een aantal scholen heeft in de afgelopen jaren geëxperimenteerd met verschillen- de vormen van toezichthouden. Op een paar scholen heeft men eerst een periode
  • 42. 36 proefgedraaid, voordat men er definitief toe is over gegaan om met een continurooster te werken. Motieven voor een continurooster Wat waren de motieven van de scholen voor de invoering van een continurooster? De motieven verschillen per richting: - bij openbare scholen gaat het met name om emancipatorische en concurrentiemo- tieven: moeders willen ook overdag kunnen werken de profilering als school met een lunchvoorziening; - bij confessionele scholen gaat het vooral om de afstand tussen school en thuis: een groot deel van de leerlingen woont op grote afstand van de school en wordt met schoolbusjes gehaald en gebracht (p.c. scholen, islamitische scholen); - bij overig bijzondere scholen spelen pedagogisch/onderwijskundig argumenten een rol: het samen eten integreren binnen schoolactiviteiten als onderdeel van sociale vorming. De specifieke schoolsituatie bepaalt mede of de verkeersveiligheid: een motief is om een continurooster te starten (bijvoorbeeld als leerlingen een paar drukke wegen moeten oversteken voordat zij op school kunnen komen). Schoolteams hebben veelal in nauw overleg met de ouderraad en de MR uitgebreid gediscussieerd hoe het overblijven het beste aangepakt zou kunnen worden: De belangrijkste vragen die daarbij aan de orde kwamen, waren: - hoe kunnen we er voor zorgen dat we de leerkrachten niet extra belasten? - hoe kunnen we de ouders inschakelen? 3.3 De organisatie van een continurooster De wet biedt scholen de vrijheid een eigen invulling te geven aan het overblijven. Het schoolteam organiseert het overblijven Wanneer leerkrachten het overblijven organiseren (en uitvoeren) is de organisatie doorgaans heel eenvoudig opgezet: de schoolleiding organiseert het overblijven en de leerkrachten houden in hun klas toezicht op de eigen groep tijdens het eten. Na een korte lunch gaan de leerlingen naar buiten en een of meer leerkrachten houden (roule- rend) op het speelplein toezicht. Wat zijn/waren van het schoolteam de motieven om zèlf de organisatie (en toezicht) van het overblijven op zich te nemen?
  • 43. 37 - onderwijskundig: als professionals het overblijven zelf in de hand houden, als een onderdeel van het onderwijs- en opvoedingsaanbod; - behouden van autonomie: het overblijven op de eigen manier kunnen aanpakken en regelen (‘We willen vast kunnen houden aan onze eigen werkwijze en hebben geen behoefte aan de inbreng van ouders’); - slechte ervaringen met ouders in de organisatie van het overblijven: de coördinator van het overblijven of de ouderraad namen ondoordachte beslissingen (bijvoor- beeld de aanschaf van dure materialen). Op een paar (3) scholen is het onderwijsondersteunend personeel (conciërge, admini- stratief medewerkster) intensief betrokken bij het overblijven. Op één school is de conciërge de centrale figuur bij de organisatie van het overblijven. Ouders organiseren het overblijven Op de meeste scholen waar ouders het overblijven organiseren is een overblijfcom- missie ingesteld waarin een of meer leden van het schoolteam en een paar ouders zitting in hebben. De taken van de commissie zijn veelal: administratie voeren, de financiën regelen, voor eventuele vervanging zorgen, de notulen onder de betrokke- nen verspreiden, regels voor het overblijven doorspreken met (nieuwe) overblijf- krachten, (half)jaarlijks evaluatie van het overblijven. Onderwerpen die tijdens verga- deringen van de overblijfcommissie aan de orde komen zijn o.a.: het gedrag van de leerlingen en het handelen van de overblijfkracht, de betaling, de omgang met kinde- ren, de aanschaf en distributie van drinken, vergoedingen, taakverdeling. Op een aantal grotere scholen (3) is een coördinatrice benoemd die verantwoordelijk is voor de organisatie. Twee scholen zijn aangesloten bij een Stichting die ouders begeleidt in het organise- ren van het overblijven. Voor de overblijfcommissie blijkt het in de praktijk nogal lastig te zijn om ouders (bijna altijd moeders) te vinden die 4 dagen in de week toezicht willen houden. Ou- ders ontvangen voor dit werk een beloning variërend van een bloemetje/boekenbon tot een uurloon van f 20,- per uur. Dit hangt (mede) af van het aantal leerlingen dat overblijft en de hoogte van de bijdragen die aan de ouders worden gevraagd. Nieuwe overblijfkrachten worden meestal geworven via netwerken van kennissen, collega’s en ouders van schoolgaande kinderen. De startende overblijfkrachten worden als het even kan gekoppeld aan een personen met enige ervaring. Er zijn veelal mondelinge afspraken tussen de overblijfcommissie en de overblijfkracht over de taken en de beloning. Op maar een paar scholen is voor de overblijfkrachten een w.a. verzekering afgesloten. Op één school zijn alle ouders verplicht te helpen en kan de bijdrage voor f 12,50 per uur worden ‘afgekocht’. Slechts een paar ouders hebben wel eens een cursus gevolgd ten behoeve van het overblijfwerk.
  • 44. 38 Voorwaarden voor een goede organisatie van een continurooster Wat zijn de voorwaarden voor het opzetten van een goede organisatie ten behoeve van een continurooster bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten? De geïnterviewde personen in de casestudies noemen de volgende condities: - een goed personeelsbeleid voeren: . kunnen werken met een ‘vaste’ groep overblijfkrachten; . de overblijfkrachten goed begeleiden: (‘Hoe kun je in plaats van tijdens het eten achter over te leunen de leerlingen op een andere manier bezig houden met voorle- zen, muziek luisteren etc.?’); . het verloop onder overblijfkrachten klein houden door het creëren van een prettige collegiale sfeer is; . de overblijfkrachten binden aan school (met kerst of aan het eind van het school- jaar samen koffie te drinken, ‘vakantiegeld’ geven); . de beschikking hebben over een groep invallers, die als ze het goed doen, kunnen doorstromen naar de vaste groep overblijfkrachten; - de taakverdeling tussen overblijfkrachten aan de orde stellen: . bijvoorbeeld afspraken maken hoe ouders die verhinderd zijn voor vervanging kunnen zorgen; . de consequenties bespreken als overblijfkrachten te laat komen (‘Wat te doen met ouders die altijd 10 minuten te laat komen, waardoor anderen op de leerlingen moeten letten?’). -overlegsituaties inbouwen: . overleg voeren tussen alle betrokkenen op school (bijvoorbeeld tussen overblijf- krachten en leerkrachten over hoe de klas wordt overgedragen); - over voldoende middelen beschikken: . minder draagkrachtige ouders die het overblijven niet (meer) kunnen betalen via de ouderraad of het bevoegd gezag korting van betaling kunnen geven; . een ‘regenprogramma’ kunnen opzetten (gebruik van video, gezelschapsspelen); - omgangsregels vaststellen: . bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo- venbouw; . duidelijke regels stellen waarop iedereen elkaar kan aanspreken: gedrag in de klas en op schoolplein. . aandacht kunnen schenken aan specifieke leerlingen: ‘treuzelaars die een uur over een boterham doen’, leerlingen die ‘kouwelijk’ zijn en niet naar buiten kunnen’; - zorgen voor voldoende speelruimte: . bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo- venbouw.
  • 45. 39 3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven Begeleidingsaanbod Op scholen met een continurooster bestaat de begeleiding op de meeste scholen uit: * voorbereidingen treffen op het eten (5-10 minuten) - voorafgaande aan het eten wordt soms gezongen, gebeden, bijbelverhaaltje voor- gelezen, leerlingen nemen plaats in de ‘vertelstoel’; - leerlingen nemen eten en drinken voor zich: . leerlingen kunnen op een aantal scholen (4) tegen een gering bedrag een keuze maken uit diverse dranken; . een paar scholen heeft bekers, borden, placemats of tafelkleden aangeschaft; * de lunch (variërend van 10-15 minuten) - het eten is doorgaans strak geregisseerd zo dat leerlingen op hun plaats blijven zitten (met name in de onderbouw) : . de leerlingen eten het meegebrachte brood/fruit en drinken er wat bij; . op sommige scholen mogen de leerlingen tijdens de lunch lezen en /of spelle- tjes doen; . na het eten op confessionele scholen doorgaans gelegenheid tot bidden en daar- na eventueel lezen/spelletjes doen; * afronding (5-10 minuten) - opruimen en naar buiten toe gaan: . op weinig scholen poetsen kinderen hun tanden; . als de meeste kinderen klaar zijn, gaat men naar buiten; . kinderen die niet klaar zijn, blijven (soms onder toezicht) hun brood opeten; . na het eten ruimen ouders op of wordt door degenen die de klassebeurt hebben opgeruimd; * buitenactiviteiten (variërend van 15-30 minuten) - buiten spelen: . de onderbouw- en de bovenbouw gaan veelal op verschillende tijden naar bui- ten en spelen apart van elkaar; . de meeste scholen hebben eigenlijk geen regenprogramma: de leerlingen gaan veelal gewoon zoveel mogelijk onder alle omstandigheden buiten spelen (‘kin- deren willen toch bewegen in de pauze’, ‘bij ons regent het nooit’). De meeste leerkrachten en ouders stellen dat ze voldoende spelmaterialen hebben ten behoeve van hun taakuitvoering. De gebruikte materialen zijn veelal gekocht op basis van ouderbijdragen voor het overblijven, donaties van de gemeente (bijvoorbeeld f 500,- voor de aanschaf van aan ‘slecht weer spelletjes’) en schenkingen van bedrijven (bijvoorbeeld een tafeltennistafel door een bouwbedrijf in ruil voor een advertentie in het schoolblad).
  • 46. 40 Kosten van het overblijven De meeste scholen hanteren als stelregel dat het overblijven toegankelijk moet zijn voor alle leerlingen die de school bezoeken. Een school die het overblijven (bijna) gratis aanbiedt aan de ouders heeft al slogan: ‘Overblijven gaat bij ons fatsoenlijk en goedkoop’. Maar niet alle scholen slagen er in de kosten voor de ouders laag te hou- den. Een aantal overig bijzondere scholen vraagt f 180, - per jaar per kind. De ge- vraagde bijdrage van de ouders is afhankelijk van de: - personele kosten: voor ouders en leerkrachten; - materiële kosten: de kosten van (melk, thee) en materialen (spelletjes). Op de meeste scholen nemen leerlingen van huis hun eigen drinken mee; - subsidie van het bevoegd gezag: het bevoegd van een school geeft ouders een kor- ting van f 1,- per dag als ze kunnen aantonen een ‘minimum inkomen zonder mar- ge’ te hebben (loonstrookje kunnen tonen met daarop de handtekening van de schoolleider); - de bijdrage van de ouderraad: bijvoorbeeld voor de vergoeding de aanschaf van servetten); - de kortingen die scholen geven zijn als meer kinderen uit een gezin overblijven; - gebruik kunnen maken van beschikbare voorzieningen: afwasmachine (scheelt personele kosten), fax (bestellingen voor drinken naar de supermarkt faxen die het de dag daarop aflevert). 3.5 Toezicht houden Onderwijzend personeel houdt toezicht Op 2 van de 17 bezochte scholen houden leerkrachten zonder assistentie van ouders toezicht. Bij sollicitatiegesprekken/de aanstelling is het continurooster niet altijd aan de orde gekomen. De overblijfregeling is veelal schriftelijk vastgelegd. Wijzigingen worden doorgaans mondeling besproken. Leerkrachten eten in de regel samen met de leerlingen en laten hen zoveel mogelijk zelf alle activiteiten doen (tafel dekken, af- wassen, de klas aanvegen etc.). Redenen waarom leerkrachten zelf toezicht houden tijdens het overblijven: - geen beroep op ouders willen doen: zijn niet geschikt, kost veel overleg, ouders stellen zich afhankelijk op; - slechte ervaringen: de leerkrachten hebben het overblijven weer overgenomen van de ouders, omdat het niet goed verliep; - als tegenprestatie dat ouders gekozen hebben voor hun (christelijke) school; - ouders worden reeds veelvuldig bij andere activiteiten ingeschakeld; - geen beroep op ouders kunnen doen, omdat ouders zich niet aanbieden;
  • 47. 41 - principieel ouders niet willen inschakelen, omdat leerkrachten als professionals niet afhankelijk willen zijn van ouders. Leerkrachten houden toezicht met assistentie van ouders Op ruim de helft van de bezochte scholen schakelt het schoolteam ouders in. Het uitgangspunt is dat de leerkrachten tussen de middag de mogelijkheid moeten hebben om zich te ontspannen. Ouders worden niet altijd goed geïnformeerd over wat hen wordt verlangd. Bijvoorbeeld voor moeders in de onderbouw die maar een half uur toezicht houden is het vaak onduidelijk welke extra taken zij moeten uitvoeren, zoals: stofzuigen en schoonmaken van toiletten. Ouders verlenen dan veelal als assistenten van de leerkrachten hand- en spandiensten. Redenen waarom leerkrachten ouders laten assisteren: - leerkrachten hebben ook recht op een (korte) pauze tussen de middag: - ouders kunnen best zelf voor het overblijven zorgen; - als ouders voor onze school kiezen dan weten zij dat van hen verwacht wordt dat zij meedraaien bij het overblijven. Motieven voor ouders om daadwerkelijk te helpen bij het overblijven: - vanuit solidariteit met de schoolgemeenschap draagt ieder zijn/haar steentje bij; - zorgen voor continuïteit van het continurooster; - nieuwsgierigheid: het leuk vinden om te kijken hoe het toegaat en te kijken hoe hun eigen kinderen functioneren op school; - hun kinderen hebben er nadrukkelijk om gevraagd; - als bijverdienste. De hulp van ouders varieert van het assisteren bij een of meer activiteiten tot zelf- standig bepaalde onderdelen van het overblijven overnemen van de leerkracht (bij- voorbeeld toezicht houden bij het buiten spelen). Ouders kunnen zijn ingeroosterd om een paar keer per jaar tot vier dagen in de week (met alle voor- en nadelen van dien). In de onderbouw houden soms twee ouders per groep toezicht, omdat deze leerlingen meer zorg nodig hebben. Huishoudelijke taken die ouders naast het toezicht houden verrichten zijn: opruimen van de spullen, afwassen en schoonmaken (stofzuigen, schoonmaken van toiletten). Ouders als toezichthouders Op bijna een derde van bezochte scholen houden ouders zelfstandig toezicht. De meeste overblijfkrachten zijn ouders van leerlingen die de betreffende school bezoe- ken. De ouders zijn op een aantal scholen w.a. verzekerd via de stichting waar zij bij zijn aangesloten. Van ouders verwacht men vooral dat zij redelijk goed met een groep kinderen kunnen omgaan. Het is veelal niet toegestaan dat ouders andere kinderen
  • 48. 42 meenemen naar het overblijven (bijvoorbeeld omdat ze geen oppas kunnen krijgen). Op scholen met een hoog percentage allochtone leerlingen participeren veelal geen allochtone ouders bij het overblijven, omdat zij zich veelal niet uit zichzelf beschik- baar stellen. Leerkrachten nemen niet altijd het initiatief om allochtone ouders in te schakelen, omdat zij de Nederlandse taal niet altijd goed beheersen . De overblijfouders krijgen veelal schriftelijke en mondelinge informatie hoe zij het overblijven moeten aanpakken (kinderen tijdens het eten op hun plaats laten blijven, er op toezien dat kinderen daadwerkelijk hun brood opeten etc.). Een paar scholen hanteren strakke voorschriften (‘tien minuten voor de aanvang aanwezig zijn, eerst een emmer met sop klaar zetten en daarna ....’ etc.). Op enkele scholen heeft men een ‘overblijfschriftje’, een logboek, waarin leerkrachten en overblijfkrachten elkaar relevante informatie doorspelen. De overblijfkrachten worden veelal via de overblijf- commissie op de hoogte gesteld van bijzonderheden waar zij in hun werk rekening mee moeten houden: bijvoorbeeld of leerlingen allergisch zijn voor koemelk, kleur- stof, medicijnen gebruiken etc.). De leerkrachten praten doorgaans ook nog met de ouders door welke eisen zij aan hun toezichthouders kunnen stellen. Externe overblijfkrachten als toezichthouders Op één bezochte school houden studenten en bekenden/kennissen van de leerkrachten toezicht. 3.6 Ervaringen met het continurooster De sfeer tijdens het overblijven De sfeer tijdens het overblijven verschilt per school nogal. Het varieert van gedisci- plineerd stil zitten en niet mogen praten tot in groepjes bij elkaar gaan zitten/staan en ontspannen keuvelen. In de regel hebben leerlingen in de bovenbouw meer vrijheid zich door het lokaal te bewegen dan in de onderbouw. Leerkrachten als toezichthouders Wat zijn de ervaringen van leerkrachten als toezichthouders? Positief - kan tijdens het eten nog wat werk verrichten, omdat de leerlingen hun eigen gang gaan (bovenbouw); - ontspannend: een paar dagen per week buiten toezicht houden op het plein, omdat er een ‘pleinrooster’ is; - er is duidelijkheid en rust tussen de middag (in vgl. met de tijd dat ouders toezicht hielden).
  • 49. 43 Negatief - de overblijfuren worden met name door oudere leerkrachten en leerkrachten in de kleuterklassen als zwaarder ervaren dan de ‘gewone’ uren; - te weinig tijd om op adem te komen, geen moment voor jezelf; - te weinig tijd voor (in)formeel contact; - geen mogelijkheden om uit de sfeer van de school te komen; - het overblijven is een oneigenlijke taak van de school (de school neemt de taak van de ouders over); - het zou beter zijn als ouders uit lagere jaargroepen met hun kinderen thuis zouden eten. Ouders als mede toezichthouders Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als toezichthouders? Positief - leerkrachten kunnen taken delegeren aan ouders. Negatief - veel tijd kwijt aan vergaderen met ouders ten behoeve van het overblijven; - leerkrachten hebben geen behoefte aan ouders die zich nadrukkelijk als toezicht- houders opstellen (en de leerkrachten controleren); - leerkrachten willen niet afhankelijk zijn van goedwillende moeders waar de leer- lingen geen ontzag voor hebben (ordeproblemen); - ouders en leerkrachten houden zich niet aan de gemaakte afspraken (communica- tie- en afstemmingsproblemen); - onduidelijke taakverdeling: de extra taken voor ouders in de onderbouw zijn niet duidelijk verdeeld; - de ondeskundigheid van de overblijfmoeders; - de problematische samenwerking tussen ouders onderling. Ouders als toezichthouders Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als toezichthouders? Positief - als het goed gaat hebben leerkrachten er geen omkijken naar. Negatief - de ondeskundigheid van de overblijfmoeders; - de problematische samenwerking tussen ouders onderling; - de inning van het overblijfgeld.
  • 50. 44 Externe overblijfkrachten als toezichthouders Wat zijn de bevindingen met externe overblijfkrachten als toezichthouders? Positief - hebben doorgaans affiniteit met kinderen; - gaan in een ontspannen sfeer met elkaar en de leerlingen om. Negatief - de werving is soms tijdrovend. Welbevinden van leerlingen * Mening van schoolleiders, leerkrachten en ouders: positief - men heeft veelal het idee dat leerlingen het overblijven als prettig ervaren en de pauze lang genoeg duurt; negatief - voor (jonge) kleuters duurt de schooldag soms te lang. * Mening van leerlingen: Positief - het hoort er gewoon bij hoort (activiteiten met medeleerlingen) - de gezelligheid; - klachten worden serieus genomen. Negatief - voor de leerlingen is het soms niet zo duidelijk wat er van hen verlangd wordt; - de verschillende aanpak van overblijfkrachten; - overblijfkrachten soms niet kunnen accepteren als stand-in voor de eigen leer- kracht; - overblijfouders niet altijd (adequaat) optreden bij problemen en ruzies tussen leerlingen. 3.7 Samenvatting Op basis van gesprekken met direct betrokkenen bij het overblijven blijkt dat men doorgaans goede ervaringen heeft een continurooster. De organisatie van het overblij- ven is veelal in handen van het schoolteam. Het overblijven is op de meeste scholen gratis en op scholen waar ouders of ingehuurde overblijfkrachten worden ingezet betalen ouders een vergoeding. De hoogte van het bedrag varieert en is met name afhankelijk van de personele kosten van het overblijven. Voorwaarden voor een goed verloop van het overblijven bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten zijn: een goed personeelsbeleid voeren, overlegsituaties inbouwen, over voldoende kunnen middelen beschikken, omgangsregels vaststellen en zorgen voor voldoende speelruimte.
  • 51. 45 4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we op basis van de ervaringen van schoolleiders op scho- len met een continurooster de totstandkoming en het functioneren van continuroos- ters. Eerst geven we in paragraaf 4.2 een beeld hoe continuroosters zijn ingevoerd op basisscholen. Vervolgens schetsen we in paragraaf 4.3 hoe het overblijven is georga- niseerd en het toezicht is geregeld. In paragraaf 4.4 komen de financiële aspecten van het overblijven aan de orde. In paragraaf 4.5 brengen we de ervaren knelpunten in kaart. In paragraaf 4.6 geven we een beschrijving hoe schoolleiders het overblijven op hun eigen school beoordelen. Het hoofdstuk sluiten we af met een samenvatting. 4.2 Totstandkoming continurooster Aantal jaren met een continurooster De scholen die de meeste ervaring hebben met een continuroosters zijn confessionele scholen en o.b.-scholen. In het confessioneel onderwijs zijn het p.c.-scholen (met name reformatorische scholen) die een lange traditie hebben. De meeste scholen hebben 10 jaar of korter een continurooster. Meer openbare scholen zijn in het afge- lopen decennium met een continuroosters gestart dan scholen in het bijzonder onder- wijs. Tabel 4.1 - Aantal jaren een continurooster, naar richting, in procenten conf.1 o.b. opb. (n=35) (n=109) (n=40) % % % - 1 - 5 jaar 20 19 25 - 6 - 10 jaar 40 34 47 - 11 jaar en meer 40 47 28 Bron: vragenlijst schoolleiding 1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.).
  • 52. 46 Vooral scholen in grotere gemeenten (zeer sterk en matig stedelijke gemeenten)5 zijn als pioniers begonnen met een continurooster. In de loop der jaren hebben scholen in kleinere gemeenten dit initiatief gevolgd. De laatste 5 jaar zijn weer meer scholen zowel in zeer sterk stedelijke gemeenten en niet stedelijke gemeenten er toe over gegaan een continurooster in te stellen. Initiatief invoering continurooster Het continurooster is op de overgrote meerderheid van de scholen ingevoerd op initia- tief van de schoolleiding en de leerkrachten. De ouderraad en het bevoegd gezag zijn op een kleiner aantal scholen (mede) initiatiefnemers geweest. Op openbare scholen zijn de ouderraad, het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad (MR) en individuele ouders vaker (mede) initiatiefnemers geweest om een continurooster te starten. Dit betekent dat de invoering van een continurooster op deze scholen een wat breder draagvlak had. In een enkel geval is het continurooster ingevoerd op initiatief van een pr-deskundige. Zie tabel 4.2. Tabel 4.2 - Op wiens initiatief het continurooster (destijds) is ingevoerd, naar rich- ting, in procenten conf. o.b. opb. (n=35) (n=103) (n=39) % % % - schoolleiding 80 81 78 - leerkrachten 51 64 69 - ouderraad 37 34 51 - bevoegd gezag 31 8 57* - MR 17 18 41* - individuele ouders 17 18 41* - gemeente 3 - 5 Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05). 5 Zeer sterk stedelijke gemeenten: met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; sterk stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; matig stedelijke ge- meenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; weinig stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadres- sendichtheid van minder dan 500 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2.
  • 53. 47 Schoolleiders en leerkrachten waren op kleine en middelgrote scholen6 relatief vaker de initiators. Een aantal van deze schoolleiders merkt op dat zij met de rug de muur stond: ‘We hadden geen keus, want de leerlingen komen uit alle windstreken. Een continurooster hoort gewoon bij een school waar bijna alle leerlingen van ver ko- men’. Het bevoegd gezag van scholen in weinig stedelijke gemeenten nam vaker het initia- tief voor het opzetten van een continurooster dan in gemeenten met een grotere adres- sendichtheid. Argumenten voor invoering van continurooster Op de confessionele scholen waren het vooral praktische overwegingen: ‘wonen op grote afstand’ en ‘veel leerlingen bleven al over’. Bij de o.b.-scholen speelden naast het argument van de afstand vooral onderwijskundige overwegingen als ‘schooldag beter structureren’, verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen’, ‘middagpauze is deel van het schoolgebeuren’. Ook openbare scholen onderstrepen deze argumenten, maar voegen er overwegingen als ‘meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leer- lingen’, ‘meer ruimte voor ouders’, ‘meer ruimte voor leerkrachten’, ‘bevordering van de sociale relaties’ aan toe. In een aantal gevallen was een fusie (met een school die al een continurooster had) of de start van een de nieuwbouwschool de aanleiding om met een continurooster te starten. Zie tabel 4.3. 6 Gehanteerde indeling: kleine school: minder dan 121 leerlingen; middelgrote school: 122-194 leerlingen; grote school: 199-259 leerlingen; zeer grote school: meer dan 260 leerlingen.
  • 54. 48 Tabel 4.3 - Argumenten voor invoering van een continurooster, naar richting, in pro- centen conf. o.b. opb. (n=35) (n=108) (n=40) % % % - een (groot) deel van de leerlingen woonde op grote afstand van de school 79 77 53* - meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leerlingen 36 33 65* - schooldag beter structureren 30 56* 32 - verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen 42 51 62 - in de visie van de school maakt de middagpauze deel uit van het schoolgebeuren 30* 63 50 - bevordering van de sociale relaties tussen leerlingen 42 45 53 - veel leerlingen bleven al over tussen de middag 52 24* 63 - meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de ouders tussen de middag 27 28 63* - vergroten van verkeersveiligheid voor leerlingen 36 21 48* - meer tijd voor leerkrachten voor andere werkzaamheden na einde lessen 27 18 50* - profilering van de school/concurrentieoverwegingen 24 11 40* - vermijden van tweedeling tussen leerlingen: ‘overblijvers’ en ‘huis- gangers’ 27 19 25 - leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen 12 24 33 - verkorten van de onderwijsdag voor leerkrachten 6 6 25* Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05). Naar schoolgrootte werden geen verschillen in argumentatie gevonden. Op scholen in weinig stedelijke gemeenten wordt het argument van de schooldag beter te structureren vaker genoemd. Totstandkoming van continurooster Op welke wijze is de voorbereiding op het continurooster tot stand gekomen? De overgrote meerderheid van de schoolleiders van confessionele scholen en openbare scholen meldt dat men veelal eerst de mening van de ouders en de ouderraad heeft gepeild. Op o.b.-scholen is dat veel minder het geval evenals het horen van de MR en het een periode proefdraaien. Verwonderlijk is dat niet omdat o.b.-scholen al een veel langere traditie kennen met een continurooster, een traditie die zelfs vooraf gaat aan de invoering van de WMO 1981. Op meer openbare scholen heeft men relatief vaker informatie ingewonnen bij andere scholen. Scholen in het bijzonder onderwijs hadden niet altijd voorbeelden in de buurt waaraan zij zich konden spiegelen. Op circa de
  • 55. 49 helft van de openbare scholen en confessionele scholen is men vervolgens gaan ‘proefdraaien’ met een continurooster. Op o.b.-scholen vond men dit minder noodza- kelijk en is men, zoals een schoolleider stelde, ‘maar gelijk in het diepe gesprongen’. Zie tabel 4.4. Tabel 4.4 - Op welke wijze de voorbereiding op het continurooster tot stand is geko- men, naar richting, in procenten conf. o.b. opb. (n=33) (n=91) (n=39) % % % - de mening van de ouders is gepeild 82 44* 81 - de ouderraad is gehoord 72 37* 75 - er is informatie ingewonnen bij andere scholen 42 43 68* - de medezeggenschapsraad is gehoord 50 29* 66 - er is een periode ‘proefgedraaid’ 49 15* 51 - er is een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld 24 33 39 - er is informatie ingewonnen bij landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs 10 13 28 - er is informatie ingewonnen bij een stichting t.b.v. het overblijven (bijvoorbeeld Stichting Overblijven, Broodje Mee) 16 10 25 Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05). Op grotere scholen heeft men relatief vaker de meningen ‘gepeild en gehoord’ (invoe- ring heeft daar ook meer voeten in de aarde). Ook is op grotere scholen vaker een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld. Tenslotte heeft men op grotere scholen ook vaker informatie ingewonnen bij een stichting. In niet stedelijke gemeenten en zeer sterk stedelijke gemeenten zijn meer scholen omzichtig te werk gegaan en hebben meer scholen eerst de tijd genomen een proefperiode in te lassen, voordat het rooster definitief werd ingevoerd. Houding van bevoegd gezag Hoe was de houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van een continurooster? Volgens schoolleiders stond het bevoegd op bijna alle scholen van begin af aan positief ten opzichte van een continurooster. Het bevoegd gezag van bijzondere scholen heeft vervolgens ook actief bijgedragen aan de totstandkoming.
  • 56. 50 Het bevoegd gezag van openbare scholen heeft zich veelal niet met de invoering van het nieuwe rooster ingelaten. Waarschijnlijk komt dit omdat het bevoegd gezag van openbare scholen veelal verder af staat van de scholen dan in het bijzonder onderwijs (vergelijk Hofman, 1992). Tabel 4.5 - De houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van een continurooster, per richting, in procenten conf. o.b. opb. (n=28) (n=92) (n=29) % % % - bevoegd gezag stond van meet af aan positief t.o.v. een continurooster 96 98 93 - heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van een continurooster 50 62 6* - heeft gezorgd voor materiële faciliteiten 24 28 5* - heeft financiële middelen ter beschikking gesteld voor een continurooster 9 15 5 Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). Houding van leerkrachten en ouders Hoe stelden leerkrachten zich op tegenover de invoering van een continurooster? Volgens de schoolleiders stonden leerkrachten veelal (zeer) positief ten aanzien van de invoering van een continurooster. Dit antwoord verbaasde ons enigszins. De invoe- ring van een continurooster zou immers voor (een deel van) de leerkrachten een uit- breiding van taken met zich mee kunnen brengen, omdat zij de ‘opvangtaken’ van ouders tussen de middag wellicht zouden moeten overnemen. Volgens een paar schoolleiders van o.b.-scholen paste het overblijven mooi in hun lesprogramma (het dagritme) en de visie van het schoolteam dat de school ook op- voedingsgerichte taken heeft. De overblijftaken van de leerkrachten zijn soms ook al bij de aanstelling vastgelegd. Opvallend is de enthousiaste opstelling van de ouders. Zie tabel 4.6.
  • 57. 51 Tabel 4.6 - De houding van leerkrachten en ouders ten aanzien van de totstandko- ming van een continurooster, per richting, in procenten leerkrachten Ouders conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. (n=32) (n=102) (n=39) (n=32) (n=98) (n=39) % % % % % % - hebben actief bijgedragen aan de totstandkoming van het continurooster 91 81 87 50 54 59 - meerderheid was enthousiast 75 92 87 97 99 95 - meerderheid had weerstand 13 4 3 - 4 3 Bron: vragenlijst schoolleiding. Andere scholen in omgeving met een continurooster Kennen schoolleiders nog andere scholen in hun omgeving met een continurooster? Circa de helft van de schoolleiders stelt dat er in de buurt geen andere school is met een vergelijkbaar rooster. Zie tabel 4.7. Tabel 4.7 - Andere scholen in de omgeving een continurooster hebben, per richting, in procenten conf. o.b. opb. (n=28) (n=92) (n=29) % % % - alléén onze school, andere scholen niet 52 62 47 - ook een andere school in de wijk/dorp 37 36 50 - alle scholen in de wijk/dorp 7 1 - - alle scholen binnen onze gemeente 4 1 3 Bron: vragenlijst schoolleiding.