19. 1) Vol van pracht, vol van pracht, -
schijnt een ster in d’oosternacht,
wijzen leidt zij, met haar gloren, -
dáár waar Jezus is geboren.
Hier is ‘t heil door hen verwacht.
20. 2) Bethlehem, Bethlehem,
hoort gij daar, die eng’lenstem !
Vrede op aarde, lof de Here,
’s mensen heil is Godes ere,
Alle heem’len loven Hem.
21. 5) ’t Is de Heer !, ’t Is de Heer!
laat ons zingen, Hem ter eer.
’t Kerstfeest moge ons vrolijk
maken,
’s Heren vriend’lijkheid doen smaken
dat Zijn Heil’ge Geest ’t ons leer.
22. 6) Zingt verblijd, zingt verblijd,
lied’ren aan de Heer gewijd.
Laat aanbiddend, ons herdenken,
wat Hij ons heeft willen schenken.
Wat Hij schenkt in eeuwigheid!
25. Er is een kindeke geboren op aard
er is een kindeke geboren op aard.
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal
’t kwam op de aarde voor ons allemaal.
26. Er is een kindeke geboren in ’t strooi
er is een kindeke geboren in ’t strooi,
‘t lag in een kribbe, bedekt met wat
hooi
’t lag in een kribbe, bedekt met wat
hooi.
27. ’t Kwam op de aarde en ’t had er geen
huis;
‘t kwam op de aarde en ;t had er geen
huis.
‘t kwam op de aarde en ’t droeg
al Zijn kruis;
’t kwam op de aarde en ’t droeg al Zijn
kruis.
30. Gods genade is gekomen,
in die stal van Bethlehem.
’t Vreed op aarde heeft geklonken,
door die schare Eng’lenstem.
Maar hoe zal het eenmaal wezen,
Als Hij straks dan we-der-komt
Als de tijden zijn voltrokken,
en des Satans stem verstomd.
31. Straks dan komt die dag der dagen,
hoort, Zijn voetstap komt nabij
Dan ook bij die schaar te horen, -
staande op de laatste rij.
Eenmaal daar te mogen juichen,
als Zijn kind’ren groot – en – klein
’t Zal een prachtig wonder wezen,
eeuwig bij de Heer’ te zijn.
35. 1 Het volk dat in duisternis ronddoolt
ziet een schitterend licht.
Zij die in het donker wonen
worden door een helder licht
beschenen.
2 U hebt het volk weer groot gemaakt,
diepe vreugde gaf u het,
blijdschap als de vreugde bij de oogst,
zij jubelen als bij het verdelen van de
buit.
36. 3 Het juk dat op hen drukte,
de stok op hun schouder, de zweep van
de drijver,
u hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan
destijds.
4 Iedere laars die dreunend stampte
en elke mantel waar bloed aan kleeft,
ze worden verbrand, een prooi van het
vuur.
37. 5 Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op zijn schouders.
Deze namen zal hij dragen: Wonderbare
raadsman,
Goddelijke held, Eeuwige vader,
Vredevorst.
6 Groot is zijn heerschappij,
aan de vrede zal geen einde komen.
38. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd,
ze staan vast, in recht en gerechtigheid,
van nu tot in eeuwigheid.
Daarvoor zal hij zich beijveren,
de HEER van de hemelse machten.
39. G 17 Herv. Bundel 1938
Een roze, fris ontloken
40. 1) Een roze, fris ontloken,
uit teren wortel kwam
want ‘d oudheid had gesproken:
‘Zij bloeit uit Jesse’s stam.”
Die heeft een bloem gebracht
al in de koude winter.
Te midden van de nacht.
41. 2) Die bloem van won’dre luister
waarvan Jesaja sprak,
bloei’d op, toen door het duister
het licht der wereld brak.
Toen is in stille nacht Maria’s Kind
geboren,
dat ons Gods Heilwoord
bracht.
43. 1 In die tijd kondigde keizer Augustus
een decreet af dat alle inwoners van
het rijk zich moesten laten
inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling
vond plaats tijdens het bewind van
Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op
weg om zich te laten inschrijven, ieder
naar de plaats waar hij vandaan kwam.
44. 4 Jozef ging van de stad Nazaret in
Galilea naar Judea, naar de stad van
David die Betlehem heet, aangezien hij
van David afstamde, 5 om zich te laten
inschrijven samen met Maria, zijn
aanstaande vrouw, die zwanger
was. 6 Terwijl ze daar waren, brak de
dag van haar bevalling aan,
45. 7 en ze bracht een zoon ter wereld,
haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem
in een doek en legde hem in een
voederbak, omdat er voor hen geen
plaats was in het nachtverblijf van de
stad.
54. 8 Niet ver daarvandaan brachten
herders de nacht door in het veld, ze
hielden de wacht bij hun
kudde. 9 Opeens stond er een engel van
de Heer bij hen en werden ze omgeven
door het stralende licht van de Heer,
zodat ze hevig schrokken. 10 De engel
zei tegen hen:
55. ‘Wees niet bang, want ik kom jullie
goed nieuws brengen, dat het hele volk
met grote vreugde zal
vervullen: 11 vandaag is in de stad van
David jullie redder geboren. Hij is de
messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie
het teken zijn: jullie zullen een
pasgeboren kind vinden dat in een
doek gewikkeld in een voederbak ligt.’
56. JdH 438 – 1, 2, 3, 4
‘t was nacht in Beth’lem dreven
57. 't Was nacht in Bethl'hems dreven,
een schone, stille nacht.
En trouwe herders bleven
bij hunne kudd' op wacht.
En trouwe herders bleven
bij hunne kudd' op wacht.
58. Zij hoopten saam, de vromen,
zij wachtten immer voort,
of Jacobs ster zou komen
naar 't oud profetisch woord.
of Jacobs ster zou komen
naar 't oud profetisch woord.
59. En ja, juist in die stonde,
in deze zelfde nacht
werd hun door eng'lenmonden
het blijde nieuws gebracht.
werd hun door eng'lenmonden
het blijde nieuws gebracht.
60. De Heiland is gekomen
in Bethl'hems kleine stal,
Die voor miljoenen vromen
een Herder wezen zal.
Die voor miljoenen vromen
een Herder wezen zal.
61. Lukas 2 : 13 t/m 20
Het Engelenkoor en de herders
gaan naar Bethlehem.
62. 13 En plotseling voegde zich bij de
engel een groot hemels leger dat God
prees met de woorden:
14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel
en vrede op aarde voor alle mensen die
hij liefheeft.’
63. 15 Toen de engelen waren teruggegaan
naar de hemel, zeiden de herders tegen
elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan
om met eigen ogen te zien wat er
gebeurd is en wat de Heer ons bekend
heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen
op weg, en troffen Maria aan en Jozef
en het kind dat in de voederbak lag.
64. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden ze
wat hun over dat kind was
gezegd. 18 Allen die het hoorden
stonden verbaasd over wat de herders
tegen hen zeiden, 19 maar Maria
bewaarde al deze woorden in haar hart
en bleef erover nadenken. 20 De
herders gingen terug, terwijl ze God
loofden en prezen om alles wat ze
gehoord en gezien hadden, precies
zoals het hun was gezegd.
65. JdH 70 – 1, 2, 4
Heerlijk klonk het lied der
Eng'len,
66. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
67. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
68. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
69. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
70. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
71. Heerlijk klonk het lied der eng’len (JdH 70) t. J. Hesta; m. J.C. de Puy
83. Er is een God die hoort
mel. Glorieklokken 208
84. Vreugde of blijdschap, droefheid of
smart,
er is een God, er is een God.
Stort bij Hem uit, o mens, toch uw hart.
Er is een God die hoort.
Ga steeds naar Hem, om hulp en om
raad
85. wacht niet te lang, ’t is spoedig te laat.
Dat niet door twijfel, ’t hart wordt
verstoord
Er is een God die hoort.
86. God schonk Zijn Zoon, in Bethlehems
stal.
Heer van het al, Heer van het al.
Hij droeg verneed’ring, smaad zonder
tal,
Heerser van ’t gans heelal.
Want onze Schepper, Koning der aard,
87. heeft zelfs Zijn Eigen, Zoon niet
gespaard.
Ga dan naar Hem, nu ’t morgenlicht
gloort.
Hij is een de God die hoort.
88. Van oost tot west, van zuid en tot
noord
mens, zegt het voort, mens zegt het
voort.
Wordt ’s Heren liefde al-om gehoord
Mensenkind, zegt het voort.
Dwaal niet in t’ duister, ga niet alleen,
89. maar zoek het heil, bij Jezus alleen.
Dat al uw hoop op Hem is gericht
Jezus is ’t eeuwig licht.
90. Zegenbede
Amen, Amen, Amen !
Dat wij niet beschamen.
Jezus Christus onze Heer,
Amen, God, Uw Naam ter eer !
92. Ere zij God, ere zij God,
in de hoge, in de hoge, in de hoge!
Vrede op aarde, vrede op aarde,
in de mensen een welbehagen.
Ere zij God in de hoge,
ere zij God in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde,
vrede op aarde, vrede op aarde,
93. in de mensen, in de mensen een
welbehagen,
in de mensen een welbehagen, een
welbehagen.
Ere zij God, ere zij God
in de hoge, in de hoge, in de hoge!
Vrede op aarde, vrede op aarde,
in de mensen een welbehagen.
Amen. Amen.