1. The train leaves every morning at 8 AM.
Does he play tennis?
Present simple
He never forgets his California is in America.
wallet.
Does the Sun circle the Earth?
Cats like milk.
2. Present simple – bevestigend
Use?
-Als iets een feit is:
-> Water boils at 100 degrees.
-als iets regelmatig gebeurt:
-> Every week I buy an ice cream.
-als iets altijd of nooit zo is:
-> I never/always walk to school.
-als de tijdsduur niet belangrijk is:
-> I come from Spain.
Woordjes (signaalwoorden) waaraan je de present simple
kunt herkennen:
Always, usually, never, often, every day/week/year
3. Form?
-Hele werkwoord
-He/she/it -> shit rule -> hele ww + S!!!!
Present simple of ‘walk’– bevestigend
Onderwerp Present simple
I Walk
You Walk
He/she/it Walks
we Walk
You Walk
they Walk
4. Let op!!!
Regel Voorbeelden
Als het werkwoord eindigt op Kiss – kisses
een sisklank, wordt deze gevolgd Mix – mixes
met –es, als het werkwoord Catch – catches
eindigt op -e dan voeg je alleen
een -s toe.
Werkwoorden do + go krijgen Do – does
ook –es Go – goes
Als een werkwoord eindigt op Cry – cries
een medeklinker + y, dan Try – tries
verandert y in ‘ie’ (play wordt dus gewoon plays)
6. Present simple – ontkennend I
1. Wat is het werkwoord?
“He likes guitar hero.”
2. Het ww is ‘like’. Watvoor werkwoord is dit? HWW of ZWW?
3. Like is een ZWW. Hoe moet ik hem dan ontkennend maken?
4. Gebruik ‘to do’
5. Dus: He doesn’t like guitar hero.
!!! LET OP !!!!Na een vorm van ‘to do’ altijd het hele werkwoord!!!
7. !!! LET OP !!!!Na een vorm van ‘to do’ altijd het hele werkwoord!!!
Dus vormen van to do:
Do – don’t
Does – doesn’t
(Did – didn’t = past tense. We’re talking about the
present now)
He doesn’t pay attention.
They don’t work hard.
Does she listen?
8. Present simple – ontkennend II
1. Wat is het werkwoord? “They are over there”
2. Het ww is ‘are’. Watvoor ww is dit? Een HWW of een ZWW?
3. Are is een HWW. Hoe moet ik hem dan ontkennend maken?
4. Zet gewoon ‘not’ achter het werkwoord.
5. Dus: They are not over there / they aren’t over there.
9. Maak de volgende zinnen ontkennend:
1. John likes candy.
1. John doesn’t like candy
2. Sarah is at home.
2. Sarah isn’t at home.
3. Mike works a lot.
3. Mike doesn’t work a lot.
10. Present simple – vragend ?
1. Wat is het werkwoord? He loves candy.
2. Het ww is ‘loves’. Is dit een HWW of een ZWW?
3. Een ZWW. Hoe moet ik hem dan vragend maken?
4. Door ‘to do’ te gebruiken.
5. Dus: Does he love candy?
11. Maak de volgende zinnen vragend:
1. Donny leaves at six o’clock.
1. Does Donny leave at six
o’clock?
2. We are always late!
2. Are we always late?
3. The sun rises in the east.
3. Does the sun rise in the east?
12. Present simple – vragend ?
1. Wat is het werkwoord? They are at school.
2. Het ww is ‘are’. Watvoor soort ww is dit? HWW of ZWW?
3. ‘are’ is een HWW. Hoe moet ik de zin dan vragend maken?
4. Door ‘are’ vooraan te zetten.
5. Dus: “Are they at school?”
13. Dus….present simple:
Wat voor zin? Present simple
Bevestigend (met hww) He is a dancer.
Ontkennend He isn’t a dancer.
Vragend ? Is he a dancer?
Bevestigend (met zww) He works a lot.
Ontkennend He doesn’t work a lot.
Vragend ? Does he work a lot?
14. I am talking
You are listening
You are looking out of the window
You are sitting on a chair
Present contiNUous
17. Present simple Present continuous
Use? Altijd, nooit, Nu aan de gang
regelmatig
Form? Hele werkwoord Treintje!
He/she/it + s Vorm van ‘to be’ +
hele w.w. + -ing
Let op
uitzonderingen
Do – does
Love - loves
Signaalwoorden Always, never, every Now, at the
week/day/year, moment, look!,
usually, often listen!
