2. Het imperfectum
VORM
A. Regelmatig
Infinitief Imperfectum EV Imperfectum MV Imperfectum
= stam + -te(n)
maken maakte maakten [softketchup]
missen miste misten Imperfectum
bellen belde belden = stam + -de(n)
[geen softketchup]
leven leefde leefden
[z/s en v/f]
B. Onregelmatig
Infinitief Imperfectum EV Imperfectum MV MV = vaak EV + -en
staan stond stonden - speciaal MV
hangen hing hingen - lange a in MV
zijn was waren
breken brak braken
3. Het imperfectum
GEBRUIK
1. Gewoontes, herhaalde of permanente situaties:
Ik ging elke zaterdag dansen.
De passagiers deden vaak moeilijk.
Het was altijd mooi weer.
2. Chronologische acties en situaties:
Om 18u kwam ik thuis. Ik zette koffie en las een boek.
Net toen ik een bad wilde nemen, ging de telefoon.
ATTENTIE!
Imperfectum ACTIE [perspectief verleden]
Perfectum RESULTAAT [perspectief heden]
4. Refereren naar een zin
- Wat heeft Els aan Paolo verteld?
- Dat Peter Italiaans gaat studeren.
- Oh, heeft ze het hem verteld?
- Ja, dat heeft ze hem verteld.
ATTENTIE!
1. dat accentueert
2. het staat nooit in het begin van een zin
3. Zinsstructuur:
Ze heeft het hem verteld.
Ze heeft hem dat verteld.
Ze heeft het aan hem verteld.
Ze heeft dat aan hem verteld.