2. De -ing vorm
De -ing vorm
Een werkwoord dat eindigt op -ing is of een tegenwoordig deelwoord of
een gerundium. Deze twee vormen zien er precies hetzelfde uit. Het verschil
ligt in hun functies in een zin.
Tegenwoordige deelwoorden
Een tegenwoordig deelwoord wordt meestal gebruikt als onderdeel van de
duratieve vorm van een werkwoord, na werkwoorden van perceptie, na
werkwoorden van beweging of als een bijvoeglijk naamwoord.
3. Tegenwoordige deelwoorden als deel van
de duratieve vorm van een werkwoord
Tegenwoordige deelwoorden zijn een element in alle vormen van duratieve werkwoorden
(verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomstige tijd, voorwaardelijk, enz.). Het hulpwerkwoord zal
de tijd aangeven, terwijl het tegenwoordige deelwoord ongewijzigd blijft.
Voorbeelden
He is painting.
She was waiting.
They will be coming.
We would be staying.
I would have been leaving.
4. Present Continuous > gebruik
Wanneer iets NU aan de gang is
Vb: I am playing at the moment.
Je ergeren aan iets dat vaker gebeurt.
Vb: He's always smoking.
Afspraak in de nabije toekomst.
Vb: Tonight I'm meeting Jane.
5. Past Continuous > gebruik
De Past Continuous gebruik je om aan te
geven dat iets in het verleden een tijd
duurde of dat er iets op een bepaald
moment in het verleden aan de gang
was.
6.
7. Tegenwoordige deelwoorden zijn werkwoorden
van perceptie
Tegenwoordige deelwoorden kunnen gebruikt worden na werkwoorden van
perceptie in de constructie werkwoord + voorwerp + tegenwoordig
deelwoord om de waargenomen handeling aan te geven.
Voorbeelden
We saw him swimming across the pond.
I watched her painting Sarah's portrait.
I couldn't hear her singing because of the noise.
I would like to see you knitting sometime.
8. Tegenwoordige deelwoorden na
werkwoorden van beweging,
handeling of positie om een parallelle
handeling aan te geven.
Voorbeelden
She sat looking at the sea.
He walks reading his newspaper.
I cook listening to the radio.
Sally lay listening to the bugs in the grass.
10. Gerundium
De gerundium heeft altijd dezelfde
functie als een zelfstandig naamwoord,
hoewel het er als een werkwoord
uitziet. Het kan op dezelfde manier als
een zelfstandig naamwoord gebruikt
worden.
11. Een gerundium als het onderwerp van de
zin
Voorbeelden
Eating people is wrong.
Driving too fast is dangerous.
Walking is good for you.
Your knitting is beautiful.
12. Een gerundium na voorzetsels
Voorbeelden
• Can you sneeze without opening your mouth?
• She is good at painting.
• I was the fastest at climbing the rope.
• He learns music by listening to the chords.
13. Een gerundium na bepaalde specifieke
werkwoorden
Voorbeelden
I like cooking.
He enjoys walking.
They hate milking cows.
I can imagine drifting away in a balloon
14. Een gerundium in samengestelde
zelfstandige naamwoorden
Voorbeelden
I took her to her driving lessons.
We are going to the swimming pool.
My uncle does a lot of bird-watching.
I found this pie by dumpster-diving.