1. Kingdom of Nirvoas –
Augustinus en Elanor van Nirvoas
Generatie 2:
Augustinus van Nirvoas & Elanor Daesdonck
2. Tinus rilde, hoewel het vuur in de haard brandde. Hij was onrustig door
de gebeurtenissen aan het hof van zijn broer, koning Nicolaas II.
De koning was niet goed voor het volk, en de koningin besteedde al
helemaal geen aandacht aan het land. Nu was hun zoontje ziek
geworden, en leek dat het belangrijkste van de hele wereld.
3. ‘Als ik koning was…’ mompelde Tinus en hij staarde in de verte.
Hij zou het totaal anders doen.
Maar ach, hij was de 2e zoon. Hij was altijd het buitenbeentje
geweest. Weer rilde Tinus toen hij dacht aan de regering van zijn
vader, de oude koning Nicolaas de Eerste.
4. ‘Waar denk je aan?’ vroeg Elanor, die zachtjes de kamer binnen
kwam.
‘Och, aan mijn vader.’ zei Tinus. Hij dacht aan het dienstmeisje wat
zijn vader in de kerker had laten gooien. Niemand wist er meer van,
behalve Tinus zelf. Dit drama moest voor altijd geheim blijven.
5. ‘Ik zat gewoon te denken dat…als ik koning was, Elanor, dan
zou ik zo veel beter voor dit land zorgen! Mijn broer, en mijn
vader daarvoor, dachten alleen aan zichzelf. Ze trekken de adel
voor, en laten de armen verhongeren. Het is niet eerlijk.’
6. ‘Je weet dat je mij kunt vertrouwen, hè, Tinus? Je kunt mij alles
vertellen. Al je geheimen zijn veilig bij mij.’
Tinus keek op. Merkte ze dat hij iets verzweeg?
Ach… hij zou nooit iemand vertellen van het meisje in de kerker,
en de oude man, en de baby.
7. ‘Ik vertrouw jou met heel mijn hart, lieve Elanor.’ knikte Tinus en
hij keek zijn vrouw teder aan.
Intussen dacht hij aan de dag dat hij het kleine kindje uit de
kerker redde, en naar het klooster bracht. Soms hoorde hij
verhalen, en daaruit maakte hij op dat het kind goed terecht
gekomen was. Gelukkig maar.
8. ‘Toch ben ik blij dat ik geen koning ben. Al dat gedoe!’ grinnikte
Tinus en hij stond op.
‘Ik zou dit leven niet willen missen, zoals we het nu hebben. Alleen
jij en ik, samen! Mooier kan ik me toch niet wensen!’
9. Zachtjes zingend stond Elanor die middag in de keuken. Ze maakte
een bessentaart, en dat was moeilijker dan ze dacht!
Maar het resultaat mocht er wezen. Een heerlijke geur verspreidde
zich door het huis en Elanor sloot genietend haar ogen.
Wat hield ze toch van koken en lekker eten!
10. Ze had de taart speciaal voor haar man gebakken, omdat ze hem een
beetje wilde opvrolijken. Hij had er toch wel zorgelijk uit gezien die
ochtend bij het haardvuur.
‘Het is een nieuw recept, ik ben benieuwd wat je ervan vindt!’ zei
Elanor opgewekt. Tinus lachte en nam een hap.
11. Augustinus kauwde langzaam, en toen betrok zijn gezicht. Met deze
uitdrukking leek hij precies op zijn vader. Onbeweeglijk bleef hij zitten,
en staarde nors in het niets.
‘Elanor, deze taart,’ begon hij streng. ‘Dit is…’
12. ‘Dit is de beste taart die ik ooit gegeten heb!’ jubelde Tinus en een
stralende lach brak door op zijn gezicht. ‘Natuurlijk liefste!’
Elanor begon nerveus te lachen. Daar had hij haar toch wel even
laten schrikken!
13. En terwijl aan het hof alle spanningen door gingen, leefden Tinus en
Elanor kalm in hun grote villa.
Allebei hadden ze veel hobby’s, en daar brachten ze hele dagen mee
door.
14. Op een avond was Tinus in zijn kabinet, waar hij een grote
verzameling had. Geïnteresseerd bestudeerde hij een antieke vaas.
Zachtjes kwam Elanor de kamer in.
‘Tinus, ik…Ons leven zo samen is heel mooi, maar…’
15. Ineens kneep ze haar ogen dicht en wierp zich in Tinus’ armen.
‘Vind je het niet erg dat we nog steeds geen kindje hebben, Tinus?’
vroeg ze benauwd.
Even was Tinus stil.
16. Toen duwde hij Elanor een beetje van zich af, zodat hij haar kon
aan kijken.
‘Elanor,’ zei hij liefdevol. ‘Een kindje van jou en mij lijkt me
prachtig, maar alles komt op zijn tijd. We zijn geduldig. Wat voor
mij het belangrijkste is, ben jij. Als ik jou maar heb, dan is alles
goed.’
Elanor zuchtte opgelucht. ‘Ik hou zielsveel van je, Tinus.’