SlideShare a Scribd company logo
1 of 28
Kingdom of Nirvoas – Koninklijke Familie ,[object Object],[object Object],[object Object],[object Object],Gezin nu: 2. Nicolaas II x Marie-Louisa 3. Nicolina en Nicolaas III Personeel: Helena Daesdonck    Thomas Brands
Koning Nicolaas de Tweede zat zonder iets te eten aan tafel. Het was nog vroeg in de morgen, maar hij voelde zich al doodmoe.
Zijn echtgenote, koningin Marie-Louisa kwam binnen. Diep in zijn hart was Nicolaas nog steeds verliefd op haar, hoewel hij haar even vaak vervloekte. Ze was egoïstisch, gemeen en soms leek het wel alsof ze alleen op pracht en praal belust was.
‘ Je bent zo stil. Problemen?’ vroeg Marie-Louisa opgewekt. Nicolaas knikte, maar zei niets. Als hij haar vertelde over de onrust en de armoede onder het volk, zou ze hem toch niet begrijpen.
Het leven van de koningin draaide om plezier. Haar hondje was alles voor haar, naast pianospelen en kleding showen op dure feesten. Marie-Louisa leerde haar poedeltje de gekste trucjes, waarmee ze dan op feesten kon opscheppen.
De jonge hofnar, Thomas Brands, had een moeilijke opdracht gekregen. Marie-Louisa wilde dat hij viool leerde spelen, zodat ze daarmee in de smaak kon vallen bij de adel.  Thomas zuchtte.
Vooruit, hij was muzikaal en creatief aangelegd – maar hij was nooit goed in leren geweest. Hij bleef immers een boerenjongen. Ach, wat dacht hij nu raar! Thomas glimlachte. Hij was een hofnar, zijn droom! Dan moest hij er ook wel 100% voor gaan. En het zou hem lukken!
‘ Moet die jongen uitgerekend nú gaan oefenen?’ bromde de koning in zijn werkkamer. Het valse vioolgejammer drong door het hele kasteel. Nicolaas haalde een hand door zijn ravenzwarte haar en concentreerde zich weer op de administratie van Nirvoas.
Snelle voetstappen klonken op de binnenplaats. Prins Nicolaas de Derde kon nog net op tijd het houten afvalgat bereiken, waar hij met dichtgeknepen ogen overgaf.
Trillend op zijn benen kwam hij overeind. Hij voelde zich vreselijk. Het leek wel of zijn maag in brand stond, en alles draaide om hem heen.
Thomas, die naast hofnar vooral een bediende was, bracht de prins naar zijn bed. Thomas kreeg de taak om voor de jongen te zorgen, tot morgen de dokter kwam. Al snel viel de jonge Nicolaas in slaap.
‘ Uwe hoogheid,’ zei Thomas beleefd. Hij wachtte tot de koning hem toestemming gaf om te spreken, en zei toen: ‘Uw zoon is ziek.’ De koning bleef onbeweeglijk zitten. Zijn vinger bleef steken bij een regel in het boek dat hij aan het lezen was. Langzaam knikte hij, en gebaarde dat Thomas weer kon vertrekken.
Die nacht moest ook Helena, de hofdame van de koningin, de wacht houden bij de zieke prins. Het hele kasteel was in rep en roer door de ziekte van de troonopvolger. ‘ Och, wat een chaos.’ verzuchtte Helena, terwijl ze zichzelf in de spiegel bekeek.
‘ Al die zorgen om niks.’ Helena glimlachte tegen zichzelf in de spiegel. Het leek wel alsof ze helemaal niet wist dat Thomas ook in de kamer was.  ‘ Het is wel de troonopvolger, Helena. Als hem iets overkomt, zit Nirvoas in de problemen.’ zei Thomas, maar het meisje negeerde hem.
Helena Daesdonck plofte naast hem neer op de bank. Ze staarde voor zich uit, duidelijk vastbesloten geen gesprek met hem te beginnen. Thomas bleef ook stil. Hij wilde graag met Helena praten, ze leek hem een interessant meisje. Helaas leek een vriendschap tussen hen er niet in te zitten.
Plots kwam de koning binnen, met een strak, emotieloos gezicht. Thomas en Helena sprongen overeind, in de houding, maar de koning zag hen niet eens. Hij wierp een blik op zijn zoon, en draaide zich toen weer om. ‘ Zorg goed voor hem.’ Na dit bevel verliet hij de kamer weer.
Toen koning Nicolaas de slaapkamer binnen kwam, hoorde hij zijn vrouw huilen. Ze lag verstopt onder de dekens te snikken. ‘ Als hij maar niet doodgaat, mijn prinsje! Hij moet blijven leven!’ ‘ Marie-Louisa, hij gaat niet dood.’
‘ Als hij doodgaat, dan is alles voor niets geweest! Dit hele huwelijk, al mijn moeite om koningin te worden… voor niets! Mijn zoon moet en zal koning van Nirvoas worden, dat móét!’ jammerde Marie-Louisa onder de dekens.
Nicolaas de Tweede hapte naar adem. Waar had zijn vrouw het in hemelsnaam over? Hun huwelijk voor niets?  Nu wist hij het zeker: ze had nooit van hem gehouden. Ze had hem voor de gek gehouden, al die jaren. Hij wist het. Het was zijn eigen stomme schuld.
De sterren flonkerden aan de hemel, en nog steeds zaten de twee bediendes bij de prins.  ‘ Als je wilt, mag je wel op de bank slapen.’ stelde Thomas voor. Hij stond op, en meteen liet Helena zich vallen. Zonder bedankje vouwde ze haar handen onder haar gezicht, en viel in slaap.
Een paar uur later ontwaakte de prins. Met zijn handen tegen zijn buik geklemd strompelde hij door de kamer. ‘ Nicolaas! Rustig, wat is er?’ Thomas hield hem tegen. ‘ Misselijk, ik…voel me zo raar.’
Nauwelijks was de prins uitgesproken, of hij duwde Thomas aan de kant en rende in vliegende vaart de binnenplaats op. Bezorgd wachtte Thomas tot hij weer terug kwam. Het was niet goed dat de prins steeds over moest geven. Als hij te sterk uitdroogde, zou hij snel sterven.
De volgende ochtend deed Thomas zijn verhaal bij de koning. Hij vertelde over het braken van de prins, en ook dat er nu koorts bij was gekomen.  De koning kreeg een vreemde uitdrukking op zijn gezicht.  ‘ J-je kunt gaan.’ stamelde hij, en Thomas vertrok.
Als in een boze droom ging de koning naar zijn zoon toe. De jongen lag te woelen en te draaien in zijn bed. Nicolaas keek naar de bruine krullen van zijn naamgenoot. De jongen leek veel op zijn moeder, de koningin.  Bij de gedachte aan Marie-Louisa rilde de koning. Hij moest steeds aan haar woorden denken.
Marie-Louisa maakte zich vreselijke zorgen. Tegen iedereen die ze zag, vertelde ze hoe bang ze was haar zoon te verliezen. Met haar hofdame en haar dochter Nicolina zat ze bij het haardvuur. ‘ Het is de troonopvolger, de kroonprins, hij mag niet sterven. Mijn zoon kan niet sterven!’
Marie-Louisa praatte alleen tegen haar hofdame. Nicolina zat er bij, maar zoals altijd had ze het gevoel niet te bestaan. Eigenlijk was dat altijd al zo. Haar ouders legden al hun aandacht bij haar broertje, de kroonprins.
‘ Gezellig, hè?’ grijnsde Helena even later. ‘Je moeder heeft niet bepaald veel aandacht voor je. Arm prinsesje! Je moeder houdt niet eens van je!’ ‘ Ga weg, Helena. Je weet niet waar je het over hebt.’ zei Nicolina, maar de woorden troffen haar recht in haar ziel.
Spottend lachend liet Helena de prinses alleen achter. Nicolina liet haar hoofd hangen. De hofdame had gelijk. Haar moeder, de koningin, hield niet van haar. Niemand hield van haar.

Kingdom of Nirvoas - Koninklijke Familie

  • 1.
  • 2. Koning Nicolaas de Tweede zat zonder iets te eten aan tafel. Het was nog vroeg in de morgen, maar hij voelde zich al doodmoe.
  • 3. Zijn echtgenote, koningin Marie-Louisa kwam binnen. Diep in zijn hart was Nicolaas nog steeds verliefd op haar, hoewel hij haar even vaak vervloekte. Ze was egoïstisch, gemeen en soms leek het wel alsof ze alleen op pracht en praal belust was.
  • 4. ‘ Je bent zo stil. Problemen?’ vroeg Marie-Louisa opgewekt. Nicolaas knikte, maar zei niets. Als hij haar vertelde over de onrust en de armoede onder het volk, zou ze hem toch niet begrijpen.
  • 5. Het leven van de koningin draaide om plezier. Haar hondje was alles voor haar, naast pianospelen en kleding showen op dure feesten. Marie-Louisa leerde haar poedeltje de gekste trucjes, waarmee ze dan op feesten kon opscheppen.
  • 6. De jonge hofnar, Thomas Brands, had een moeilijke opdracht gekregen. Marie-Louisa wilde dat hij viool leerde spelen, zodat ze daarmee in de smaak kon vallen bij de adel. Thomas zuchtte.
  • 7. Vooruit, hij was muzikaal en creatief aangelegd – maar hij was nooit goed in leren geweest. Hij bleef immers een boerenjongen. Ach, wat dacht hij nu raar! Thomas glimlachte. Hij was een hofnar, zijn droom! Dan moest hij er ook wel 100% voor gaan. En het zou hem lukken!
  • 8. ‘ Moet die jongen uitgerekend nú gaan oefenen?’ bromde de koning in zijn werkkamer. Het valse vioolgejammer drong door het hele kasteel. Nicolaas haalde een hand door zijn ravenzwarte haar en concentreerde zich weer op de administratie van Nirvoas.
  • 9. Snelle voetstappen klonken op de binnenplaats. Prins Nicolaas de Derde kon nog net op tijd het houten afvalgat bereiken, waar hij met dichtgeknepen ogen overgaf.
  • 10. Trillend op zijn benen kwam hij overeind. Hij voelde zich vreselijk. Het leek wel of zijn maag in brand stond, en alles draaide om hem heen.
  • 11. Thomas, die naast hofnar vooral een bediende was, bracht de prins naar zijn bed. Thomas kreeg de taak om voor de jongen te zorgen, tot morgen de dokter kwam. Al snel viel de jonge Nicolaas in slaap.
  • 12. ‘ Uwe hoogheid,’ zei Thomas beleefd. Hij wachtte tot de koning hem toestemming gaf om te spreken, en zei toen: ‘Uw zoon is ziek.’ De koning bleef onbeweeglijk zitten. Zijn vinger bleef steken bij een regel in het boek dat hij aan het lezen was. Langzaam knikte hij, en gebaarde dat Thomas weer kon vertrekken.
  • 13. Die nacht moest ook Helena, de hofdame van de koningin, de wacht houden bij de zieke prins. Het hele kasteel was in rep en roer door de ziekte van de troonopvolger. ‘ Och, wat een chaos.’ verzuchtte Helena, terwijl ze zichzelf in de spiegel bekeek.
  • 14. ‘ Al die zorgen om niks.’ Helena glimlachte tegen zichzelf in de spiegel. Het leek wel alsof ze helemaal niet wist dat Thomas ook in de kamer was. ‘ Het is wel de troonopvolger, Helena. Als hem iets overkomt, zit Nirvoas in de problemen.’ zei Thomas, maar het meisje negeerde hem.
  • 15. Helena Daesdonck plofte naast hem neer op de bank. Ze staarde voor zich uit, duidelijk vastbesloten geen gesprek met hem te beginnen. Thomas bleef ook stil. Hij wilde graag met Helena praten, ze leek hem een interessant meisje. Helaas leek een vriendschap tussen hen er niet in te zitten.
  • 16. Plots kwam de koning binnen, met een strak, emotieloos gezicht. Thomas en Helena sprongen overeind, in de houding, maar de koning zag hen niet eens. Hij wierp een blik op zijn zoon, en draaide zich toen weer om. ‘ Zorg goed voor hem.’ Na dit bevel verliet hij de kamer weer.
  • 17. Toen koning Nicolaas de slaapkamer binnen kwam, hoorde hij zijn vrouw huilen. Ze lag verstopt onder de dekens te snikken. ‘ Als hij maar niet doodgaat, mijn prinsje! Hij moet blijven leven!’ ‘ Marie-Louisa, hij gaat niet dood.’
  • 18. ‘ Als hij doodgaat, dan is alles voor niets geweest! Dit hele huwelijk, al mijn moeite om koningin te worden… voor niets! Mijn zoon moet en zal koning van Nirvoas worden, dat móét!’ jammerde Marie-Louisa onder de dekens.
  • 19. Nicolaas de Tweede hapte naar adem. Waar had zijn vrouw het in hemelsnaam over? Hun huwelijk voor niets? Nu wist hij het zeker: ze had nooit van hem gehouden. Ze had hem voor de gek gehouden, al die jaren. Hij wist het. Het was zijn eigen stomme schuld.
  • 20. De sterren flonkerden aan de hemel, en nog steeds zaten de twee bediendes bij de prins. ‘ Als je wilt, mag je wel op de bank slapen.’ stelde Thomas voor. Hij stond op, en meteen liet Helena zich vallen. Zonder bedankje vouwde ze haar handen onder haar gezicht, en viel in slaap.
  • 21. Een paar uur later ontwaakte de prins. Met zijn handen tegen zijn buik geklemd strompelde hij door de kamer. ‘ Nicolaas! Rustig, wat is er?’ Thomas hield hem tegen. ‘ Misselijk, ik…voel me zo raar.’
  • 22. Nauwelijks was de prins uitgesproken, of hij duwde Thomas aan de kant en rende in vliegende vaart de binnenplaats op. Bezorgd wachtte Thomas tot hij weer terug kwam. Het was niet goed dat de prins steeds over moest geven. Als hij te sterk uitdroogde, zou hij snel sterven.
  • 23. De volgende ochtend deed Thomas zijn verhaal bij de koning. Hij vertelde over het braken van de prins, en ook dat er nu koorts bij was gekomen. De koning kreeg een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. ‘ J-je kunt gaan.’ stamelde hij, en Thomas vertrok.
  • 24. Als in een boze droom ging de koning naar zijn zoon toe. De jongen lag te woelen en te draaien in zijn bed. Nicolaas keek naar de bruine krullen van zijn naamgenoot. De jongen leek veel op zijn moeder, de koningin. Bij de gedachte aan Marie-Louisa rilde de koning. Hij moest steeds aan haar woorden denken.
  • 25. Marie-Louisa maakte zich vreselijke zorgen. Tegen iedereen die ze zag, vertelde ze hoe bang ze was haar zoon te verliezen. Met haar hofdame en haar dochter Nicolina zat ze bij het haardvuur. ‘ Het is de troonopvolger, de kroonprins, hij mag niet sterven. Mijn zoon kan niet sterven!’
  • 26. Marie-Louisa praatte alleen tegen haar hofdame. Nicolina zat er bij, maar zoals altijd had ze het gevoel niet te bestaan. Eigenlijk was dat altijd al zo. Haar ouders legden al hun aandacht bij haar broertje, de kroonprins.
  • 27. ‘ Gezellig, hè?’ grijnsde Helena even later. ‘Je moeder heeft niet bepaald veel aandacht voor je. Arm prinsesje! Je moeder houdt niet eens van je!’ ‘ Ga weg, Helena. Je weet niet waar je het over hebt.’ zei Nicolina, maar de woorden troffen haar recht in haar ziel.
  • 28. Spottend lachend liet Helena de prinses alleen achter. Nicolina liet haar hoofd hangen. De hofdame had gelijk. Haar moeder, de koningin, hield niet van haar. Niemand hield van haar.